Katholieke Hogeschool Kempen – Departement Lerarenopleiding Vorselaar Bachelor in het onderwijs: Secundair Onderwijs Lepelstraat 2 – B 2290 Vorselaar Tel +32 (0)14 50 81 60 - Fax +32 (0)14 50 81 61 - E-mail: [email protected] Lesvoorbereiding Student: Jessica Luyckx 1 Baso tel. 03/313.0337 E-mail: [email protected] Datum stage: School: Klassengroep: Lokaal: Mentor: 2009-02-17 Kardinaal van Roey-Instituut 2 STV 2 ZO001 Gios Gerd Stage-oefenles Proefles Observatie Uur: 8:25-9:15 Aantal lln.: 21 Vak: Biologie Docent: Josée Van Eeckhoudt Lesonderwerp Inleiding van een nieuw hoofdstuk: Hoe gebeurt de ademhaling bij de mens? * Hoeveel lucht ademen we in- en uit? (Hb p. 80-81) * Hoe verschilt in- en uitgeademde lucht? (Hb p 82) * Welke betekenis heeft ademhaling? (Hb p 89) Bronnen - Op welke bronnen heb je je gebaseerd? Geef duidelijke referenties zodat je ze vlot kan terugvinden. Bio voor jou 2T leerboek; Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2005 Auteurs: L. Evens, A. Deltour, K. Gabriël, J. Rombouts,… Bio voor jou 2T Werkschrift; Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2005 Auteurs: L. Evens, A. Deltour, K. Gabriël, J. Rombouts,… Werkblaadjes www.vvkso.be: leerplan 1997/025 Beginsituatie - Welke voorervaring en –kennis over het lesonderwerp of de gebruikte werkvorm, hebben de leerlingen al? Hoe hou je hiermee rekening in je les? Zijn er leerlingen die bijzondere aandacht nodig hebben? Hoe ga je hiermee om in je les? Dit is de eerste les over de ademhaling. Vakoverschrijdende eindtermen - Welke VOET wil je in deze les nastreven? Selecteer één VOET en formuleer daarbij maximum 2 doelen die effectief aan bod komen in je les. Markeer in je lesvoorbereiding waar deze VOET aan bod komt. 2 De beheersing van het communicatieve handelen of het omgaan met elkaar De leerlingen 12 beheersen elementen van het communicatieve handelen: Anderen de kans geven om te reageren anderen de kans geven om te reageren Vormingsdoelen - - Wat wil je in essentie met deze les bij de leerlingen bereiken? Wat wil je dat de leerlingen essentieel bijblijft? Formuleer maximaal twee vormingsdoelen. Denk aan aspecten als fundamenteel leren, oriëntatie op de leef- en belevingswereld van de leerling, maatschappelijke aspecten, aansluiting bij opvattingen over mens en maatschappij, opvoeding en onderwijs. Hoe zijn ze herkenbaar in je les? De lln beseffen dat ademhaling een noodzaak is in het leven en kunnen dit ook aantonen met verschillende experimenten. Leerplan & Concrete doelen - Welke leerplandoelen komen in deze les aan bod? Welke concrete kennis, inzichten, vaardigheden, attitudes, gelinkt aan het leerplan, wil je realiseren? Beperk het aantal concrete doelen, denk eraan dat concrete doelen evalueerbaar/observeerbaar zijn. Leerplan: 108 De uitzetting en inkrimping van de borstkas kunnen demonstreren en in- en uitademen kunnen omschrijven als een proces waarbij lucht in en uit de longen gepompt wordt. Bij de ademhaling nemen de leerlingen de uitzetting en de inkrimping van de borstkas waar op het eigen lichaam. Deze waarnemingen worden in verband gebracht met het veranderen van het volume van de borstholte waardoor lucht uit de longen wordt gepompt (uitademen) of in de longen wordt gezogen (inademen). 109 De vitale capaciteit experimenteel kunnen bepalen. Een op meerdere leerlingen demonstreren met een spirometer hoe de vitale capaciteit wordt bepaald. Restlucht en totale longinhoud kunnen hier omschreven worden. 110 Verschillen tussen ingeademde en uitgeademde lucht experimenteel kunnen aantonen. Door demonstratieproeven wordt aangetoond dat uitgeademde lucht minder zuurstofgas, meer koolstofdioxide en meer waterdamp bevat en een hogere temperatuur heeft dan ingeademde lucht. Concrete doelen: De lln kunnen de vier verschillen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht opsommen. De lln kunnen aantonen dat er waterdamp zit in uitgeademde lucht door gewoon uit te ademen op een raam. De lln kunnen verklaren dat als kalkwater troebel wordt, dit in contact is gekomen met koolstofdioxide. De lln kunnen aantonen dat er koolstofdioxide in uitgeademde lucht zit met een potje kalkwater en een rietje. De lln Werkpunten - Formuleer hier max. 2 werkpunten waaraan je in deze les wil werken. Leg uit op welke manier je hieraan werkt. Ik houd mijn zenuwen onder controle! Inhoud Methode Materiaal Oriëntatiefase: Kennismaking Lk: Goedemorgen, ik ben Jessica Luyckx en ga jullie vandaag een lesje biologie geven. Kan iedereen een naamkaartje maken en dit van voor op je bank zetten? Ademen Lk: Leg allemaal jullie handen op jullie borst. ( Voordoen voor de klas) Lk: Wat voel je? Lln: … Lk: Wat gebeurt er met onze borstkas als we inademen. Lln: deze zet uit. Lk: Wat gebeurt met onze borstkas als we uitademen? Lln: Deze wordt terug kleiner. Lk: hoe noemt dit proces. Lln: Dit is de ademhaling. Agenda Lk: Neem allemaal jullie agenda en schrijf in: Hoe gebeurt de ademhaling bij de mens? Agenda Uitvoeringsfase: Verschil ingeademde en uitgeademde lucht Lk: Is ingeademde lucht hetzelfde als uitgeademde lucht? Lln: … Lk: Dit gaan we onderzoeken aan de hand van een paar experimenten. Aantonen dat er meer zuurstof zit in ingeademde lucht. Experiment a: Lk: Jullie mogen allemaal rond deze bureau komen staan, zorg ervoor dat iedereen kan zien. Lk: Ik heb hier 2 brandende kaarsjes staan en twee glazen (confituurpotten). In de ene pot zit gewone lucht, en in 2 bekerglazen 2 kaarsjes Aansteker of lucifers de andere zit uitgeademde lucht. Lk: Zou jij een paar keer diep in deze pot willen uitademen tot ik stop zeg. (iemand aanduiden) Lk: Wat zou er met de kaarsjes gebeuren als ik op elk kaarsje een bekerglas zou zetten? Lln: Deze gaan uit Lk: Zouden deze allebei tegelijk uitgaan? Lln: … Werkblaadjes invullen Waarneming: Lk: We gaan deze proef uitvoeren en kijken of jullie hypothese juist is. Ik tel van een tot drie. En op drie zetten we beiden het bekerglas met lucht die we inademen op dit kaarsje en de pot met uitgeademde lucht op het andere kaarsje. 1 2 3 … Wachten tot beide kaarsjes uit zijn. Lk: wat is er gebeurd met de beide kaarsjes? Lln: Deze zijn uitgegaan. Lk: Onder welke pot is de kaars als eerste uitgegaan. Lln: De kaars onder de pot met uitgeademde lucht. Lk: Heeft iemand een idee hoe dit komt? Lln: … Lk: Een brandend kaarsje heeft zuurstof nodig om te blijven branden. Lk: Onder welke pot bleef het kaarsje het kortst branden? Lln: Onder de pot met uitgeademde lucht. Lk: Hoe zou dit komen? Lln: omdat hier minder zuurstofgas in zit? Lk: Inderdaad, uitgeademde lucht bevat minder zuurstofgas dan ingeademde lucht. Lk: Ga allemaal maar terug op je plaats zitten Werkblaadjes invullen Lk: wat hebben we dus juist waargenomen bij de proef? Lln: Het kaarsje onder het bekerglas met uitgeademde lucht gaat sneller uit dan het kaarsje onder de beker met lucht die we inademen. Lk: Waarom ging het kaarsje onder het bekerglas met Besluit: uitgeademde lucht eerder uit? Lln: Omdat in uitgeademde lucht minder zuurstofgas zit dan in ingeademde lucht. Extra Expertiment: (Zo kunnen we experiment b veel beter uitleggen.) Aantonen dat kalkwater een indicator is voor koolstofdioxide. Lk: Ik heb hier een flesje spuitwater bij. We zien dat er in spuitwater belletjes zitten. Dit is koolstofdioxide. 2 potjes voor de helft gevuld met kalkwater Gewoon water Spuitwater Lk: Ik heb hier voor mij 2 bekerglazen staan die voor de helft gevuld zijn met kalkwater. Ik ga in het ene bekerglas een beetje spuitwater bij doen, en in het andere glas een beetje gewoon water. Lk: wat zien we als ik een beetje spuitwater bij potje 1 doe? Lln: Het water wordt troebel Lk: Ik doe nu gewoon water in potje 2. Wat zie je? Lln: Het water blijft gewoon doorzichtig. Lk: Heeft iemand een idee waardoor dit kan komen? Lln: … Lk: Het water wordt troebel als dit wordt gemengd met koolstofdioxide. Lk: Met wat kunnen we dan gemakkelijk koolstofdioxide aantonen? Lln: Met kalkwater. Lk: We noemen ons kalkwater dan een indicator. Experiment b: Er zit koolstofdioxide in uitgeademde lucht Lk: Ik heb hier terug 2 bekerglazen met vers bereid kalkwater. Lk: Ik doe potje 1 dicht, in dit potje zit nu kalkwater en gewone lucht die wij inademen. Lk: Wat zou er gebeuren als we dit zouden mengen? 2 potjes gevuld met kalkwater Rietje Deksel Lln: … Lk: We zullen dit nu ook is doen…, wat zien we? Lln: Het water blijft helder. Lk: In de lucht die we inademen zit dus geen koolstofdioxide. Werkblaadjes invullen: Waarneming Besluit Lk: In het andere potje gaan we proberen uitgeademde lucht te laten mengen met uitgeademde lucht. Lk: Kan iemand is eventjes op dit rietje blazen? Lln: Blaast op het rietje. Lk: Wat gebeurt er? Lln: Het water wordt troebel. Lk: Wanneer werd kalkwater troebel. Lln: Als het in contact kwam met koolstofdioxide. Lk: Dus wat bevat uitgeademde lucht? Lln: Koolstofdioxide. Lk: We vullen even samen de werkblaadjes in? Lk: Wat gebeurde er als je kalkwater mengt met gewoon lucht. Lln: Het water blijft helder. Lk: Wat gebeurde er als we met een rietje in het kalkwater uitademen. Lln: Het water werd troebel. Lk: Kan iemand het besluit proberen aan te vullen? Lln: Uitgeademde lucht bevat meer koolstofdioxide dan ingeademde lucht. Lk: antwoorden tegelijk tonen via ppt als ze deze juist hebben. Experiment c: (een leerling komt naar voren) Uitgeademde lucht is vochtiger en bevat waterdamp Lk: Wat denken jullie dat er zou gebeuren als ik blaas het raam? Lln: … Lk: Wie wilt dit even voordoen? Steek je hand maar op. Raam kobaltchloridepapier Kom maar eventjes naar voren. Lln: ademt een paar keer uit tegen het raam. Lk: Wat zie je op het raam? Lln: Er zit damp op de raam. Lk: heeft iemand nog een idee wat we kunnen aantonen met kobalt papier? Lln: Water Lk: Als ik een beetje kobaltchloridepapier tegen het raam houd, wat gebeurt er dan met dit papiertje? Lln: Dit wordt roze. Lk: Heeft iemand een idee waarom dit roze wordt? Lln: Omdat dit papier verkleurt als het in contact komt met water. Lk: Dus wat bevat uitgeademde lucht? Lln: waterdamp Lk: we kunnen dus besluiten dat uitgeademde lucht … is dan ingeademde lucht. Lln: vochtiger Experiment d: Uitgeademde lucht is warmer Waarneming besluit Lk: houd je hand gewoon in de lucht, voel je dan iets speciaal. Lln: neen Lk: Adem is allemaal goed uit op je hand, blijft dit dan hetzelfde? Lln: Neen Lk: Wat voel je dan precies? Lln: De lucht die tegen mijn hand komt, voelt warmer aan. Werkblaadjes invullen Lk: Wat nemen we waargenomen? Lln: Als we uitademen op ons hand, voelen we warme wind. Lk: Wat kunnen we hieruit besluiten? Lln: Uitgeademde lucht is warmer dan ingeademde lucht. Algemeen besluit Lk: Wat is nu juist het verschil tussen ingeademde en uitgeademde lucht? Lln: … Dus we kunnen een besluit nemen. LK: Uitgeademde lucht bevat meer koolstofdioxide, minder zuurstofgas, is vochtiger en warmer dan ingeademde lucht. Ppt Wat heeft een kachel nodig om te branden? Lk: Als we een kachel hebben wat heeft deze dan nodig om te branden? Lln: Hout of kolen Lk: Heeft ze nog iets nodig? Lln: … Lk: Wat gebeurde er nu weer met het kaarsje onder het potje? Lln: Dit ging uit. LK: Dus wat heeft vuur nog nodig om te branden? Lln: Zuurstofgas Lk: Als ons vuurtje goed brandt, wat voelen we dan? Lln: Warmte Lk: Dit is de energie die het vuur afgeeft. Lk: Als ons vuurtje uit is. Blijft er dan nog iets over van de kolen en het hout? Lln: Ja, de assen Lk: Dit zijn de afvalstoffen Lk: Dus als onze kachel willen laten branden heeft het zuurstofgas en hout nodig. Wat geeft ons vuurtje af? Lln: energie onder de vorm van warmte en afvalstoffen. Wat heeft de mens nodig om te leven? Lk: Als we dit vergelijken met een gewone mens. Wat hebben wij nodig om in leven te blijven? Lln: voedsel en zuurstofgas Lk: Wat vormen we hiermee? Lln: energie en afvalstoffen Lk: Wat zijn de afvalstoffen die we terug uitademen? Lln: Water en koolstofdioxide Lk: We zullen samen het besluit is proberen in te vullen. Besluit: Ademlucht Vitale capaciteit Ademhaling is een proces van gaswisseling waarbij: zuurstofgas en voedingsstoffen verbruikt worden en koolstofdioxide en water afgegeven worden en energie vrijkomt. Lk: zou iedereen dezelfde hoeveelheid lucht uitademen? Lln: … Lk: Als we gewoon ademhalen, adem je ongeveer een halve liter lucht in. Deze lucht noemen we gewone ademlucht. Lk: Met dit toestel kunnen we meten hoeveel lucht we kunnen uitademen. Lk: Kom allemaal naar voren, rond deze grote bak met water staan. (een jongen en een meisje van ongeveer dezelfde grootte aanduiden) Lln: Adem heel diep in en blaas goed uit in dit slangetje. Lk: Zoals je ziet ademt … veel meer lucht uit dan 0.5 liter. Lk: hoeveel liter ademt hij exact uit? Lln: … Lk: nu bij de andere persoon. Lk: Hoeveel ademt … ongeveer uit? Lln: … liter Lk: We meten nu de vitale capaciteit. Dit is de grootste hoeveelheid lucht die iemand kan uitademen. Lk: IS dit bij iedereen hetzelfde? Lln: Neen Lk: Zouden we alle lucht uit onze longen kunnen blazen? Lln: … Lk: Ook al proberen we alle lucht uit onze longen te Grote bak Water Fles Ontsmettende doekjes slangetje Restlucht Besluit: Vitale capaciteit Vitale capaciteit is afhankelijk van: Grafiek ademen, er blijft altijd nog lucht inzitten. Dit noemen we de restlucht Lk: Ga allemaal maar trug eventjes zitten en probeer het werkblaadje eventjes in te vullen. … Lk: OKe we gaan dit samen verbeteren. Lk: Kan iemand het besluit is eventjes aanvullen? Lln: De grootste hoeveelheid lucht die iemand na heel diep in te ademen, in een keer kan uitademen = de vitale capaciteit. Lk: Was dit hetzelfde bij deze 2 personen? Lln: Neen Lk: Van wat zou dit afhankelijk kunnen zijn. Lln: De leeftijd, het geslacht, de gestalte, de lichaamsconditie. (bijvraagjes stellen als ze dit niet weten De leeftijd: denken jullie dat een pasgeboren baby’tje evenveel lucht kan uitademen als een meisje of jongen van jullie leeftijd? Het geslacht: zoals jullie terjuist bij de proef hebben kunnen zien, heeft de jongen evenveel lucht kunnen uitademen als het meisje? De gestalte: De lichaamsconditie: zou iemand die elke dag in zijn zetel alleen maar tv kijkt, een evengrote vitale capaciteit hebben als een topvoetballer? ) Lk: Heeft iemand een idee wat nummer 1 is bij de onderstaande grafiek? Lln: Dit is de gewone ademlucht. Lk: Kan iemand mij vertellen wat nummer 2 zou kunen zijn? Lln: … Lk: Dit is dus de lucht die je bij een diepe inademing kunt uitblazen. Hoe noemen we die ook weer? Lln: de vitale capaciteit. Lk: heeft iemand een idee wat nummer 3 kan zijn? Lln: De restlucht. Lk: En heeft iemand nummer 4 kunnen invullen? Lln: … Lk: Dit is de vitale capaciteit en de restlucht te samen. Als we die bij een nemen, hebben we de hele inhoud van de longen. Dus de long inhoud. Afrondingsfase: Fles Bak Lk: Oke omdat jullie zo goed hebben meegewerkt gaan we Water de laatste proef bij nog meer verschillende Slangetje leerlingen afnemen. Ontsmettende doekjes