5.1 Industrie en samenleving 1 Voorkennis landbouwrevolutie 2 De

advertisement
5.1 Industrie en samenleving
1
Voorkennis
landbouwrevolutie
2
a
b/c
De industriële revolutie
Bijvoorbeeld: Ze zorgden voor veel licht in huizen en stadscentra.
Van de Romeinse tijd
tot in de 19e eeuw
1 Mensen reisden te
Vanaf de 19e eeuw
5 Mensen reisden met
voet, te paard of met de trein of het
stoomschip.
een zeilschip.
2 De meeste mensen
werkten op het land.
3 Mensen werkten
meestal met de hand.
d
e
6 De meeste mensen
woonden in de stad.
7 Veel mensen werkten
in fabrieken met
stoommachines.
Bijvoorbeeld: Handarbeid werd vervangen door machines.
Lucifers, blikvoedsel, telefoons
f
B
3
a
b
4
a
►
D
►
A
►
C
Spinnen en weven V
1 op afbeelding 29 (bladzijde 45) wordt aangedreven met de hand / stoom
2 op afbeelding 14 (bladzijde 110) wordt aangedreven met de hand / stoom.
1 op afbeelding 29 (bladzijde 45) wordt aangedreven met de hand / stoom.
2 op afbeelding 10 (bladzijde 83) wordt aangedreven met de hand / stoom.
3 op afbeelding 6 (bladzijde 105) wordt aangedreven met de hand / stoom.
b
c
d
Sneller en meer
1 Feit E is oorzaak / gevolg van feit C.
2 Feit A is oorzaak / gevolg van feit B.
3 Feit D is oorzaak / gevolg van feit A.
Bijvoorbeeld: De stoommachine zorgde voor veel veranderingen in de industrie.
Het land voorzag de hele wereld van industrieproducten.
Plastic, kunstmest
5
Stoommachines V
a
b
Bijvoorbeeld: In beide landen was groeiende industrie, in Nederland later dan in België.
6
a
b
c
d
Elkaar versterken
1A,D 2B,C
A, C, E
De industriesector
De dienstensector
e
]
7
Arbeidssectoren V
a
b
Bijvoorbeeld: De 3e sector bleef groter dan de 2e.
8
Baas en knecht
a
d
Bijvoorbeeld: Burgers leverden de meeste ondernemers en kregen steeds meer
invloed op de maatschappij.
Bijvoorbeeld: Voor de industrialisatie kenden bazen en knechten elkaar. Daarna werd de
verhouding onpersoonlijk.
Bijvoorbeeld: Concurreren met nieuwe producten, arbeiders hard laten werken, lonen laag
houden.
Milieuvervuiling
9
Boodschappen doen
b
c
kopen bij:
koopwaar
gemaakt door:
verhouding
koperverkoper:
Voor de
industrialisatie
producent
verkoper
kleine afstand
Na de
industrialisatie
winkel
industrie
grotere
afstand
10
a
b
11
a
Grote steden V
1 Groot-Brittannië
2 Duitsland
3 Italië
4 Frankrijk
Bevolkingsgroei V
1500: 80 miljoen
1600: 100 miljoen
1700: 120 miljoen
1800: 180 miljoen
1900: 390 miljoen
2000: 730 miljoen
b
1 De dip vanaf 200 was een gevolg van de volksverhuizingen.
2 De dip omstreeks 1400 was een gevolg van de zwarte dood (pest).
3 De groei vanaf 1800 was een gevolg van de industriële revolutie.
4 De dip omstreeks 1945 was een gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
12
Online
• Bekijk Theorie en bronnen.
• Maak de oefentoets.
5.2 De sociale kwestie
1
Voorkennis
1 onjuist
2 juist
3 juist
4 onjuist
2
a
b
Kinderarbeid
Bijvoorbeeld: Vier lopen en twee draaien een wiel.
Bijvoorbeeld: Zes arbeiders (twee mannen, twee vrouwen, twee kinderen) en drie hogere
burgers.
Bijvoorbeeld: Ongeveer tien.
Bijvoorbeeld: Arbeid door kinderen tot twaalf in fabrieken en werkplaatsen werd verboden.
Bijvoorbeeld: De Leerplichtwet (1900).
Bijvoorbeeld: De lonen stegen. Meer mensen begrepen dat school belangrijk was.
c
d
e
f
3
a
b
Een fabrikant vertelt V
Bijvoorbeeld: Hij vond het wel oké, want kinderen werkten volgens hem spelend.
Bijvoorbeeld: Ja, want het is een letterlijk verslag van een onderzoek door het parlement.
4
a
b
Een Belgisch gedicht
Vuylsteke, 1860, Gent
Bijvoorbeeld: Een jongen moet voor het gezinsinkomen hard werken in een fabriek. Een
gevaarlijke machine doodt hem.
Bijvoorbeeld: kinderarbeid
Bijvoorbeeld: Kinderarbeid in fabrieken is slecht.
c
d
5
a
b
c
d
6
a
b
c
d
e
f
Een Nederlandse prent V
Hahn, omstreeks 1910, Amsterdam
Bijvoorbeeld: Een dikke man ligt met een geldzak te slapen. Hij wordt gedragen door
zwetende mannen (arbeiders).
Bijvoorbeeld: de sociale kwestie
Bijvoorbeeld: Fabrikanten worden slapend rijk van het harde werken van hun arbeiders.
Armoede
Het probleem van de slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders
Bijvoorbeeld: In industriesteden viel de ellende van arbeiders meer op dan vroeger. Burgers
gingen armoede zien als groot probleem.
Kerkelijke armenzorg, sociale wetten
Bijvoorbeeld: door het oprichten vakbonden
een achturige werkdag
1 Er kwam een verbod op nachtarbeid voor vrouwen en jongeren onder de zestien.
2 Er kwam een uitkering voor arbeiders die door een ongeluk op het werk invalide waren
geworden.
3 Er kwamen minimumeisen voor woningen.
g
1 Arbeiders werkten vaak vanaf jonge
leeftijd lange dagen onder slechte
omstandigheden voor een laag loon.
2 De levensomstandigheden van
arbeiders waren vaak ellendig en
onzeker.
3 In de jaren 1880 waren er sociale
spanningen.
4 De ergste misstanden waren rond
1900 verdwenen.
12
15
2
14
7
a
b
Tippelen V
Bijvoorbeeld: Neel Doff heeft haar eigen leven beschreven.
Bijvoorbeeld: Ze was een volksvrouw die omstreeks 1870 met een werkloze man en acht
kinderen in Amsterdam leefde in bittere armoede. Prostitutie door Keetje was de enige manier
om aan geld te komen.
8
Kinderarbeid nu V
Bijvoorbeeld: In beide landen wordt kinderarbeid veroorzaakt door armoede. In denk dat er in
Nederland ook schuldslavernij was.
Download