Bestand downloaden - Samenvattingen en nog veel meer!

advertisement
Samenvatting GS
1 DE KOMST VAN DE F ABRIEK .
In Engeland waren verkiezingen voor het parlement en in het parlement werden de wetten gemaakt.
Dus op papier stond dat het een democratie was, dat was het ook alleen nog steeds niet helemaal
eerlijk want alleen de rijken konden stemmen.
James Hargereaves is niet rijk geworden door zijn uitvinding. Want de Spinning Jenny is zo’n
eenvoudig na te maken apparaat, dat dit nooit geheim te houden is.
2 OVERLEVEN IN EEN INDUSTRIESTAD.
Als er een overschot is van producten dan wordt de prijs van het product goedkoper want:
De vraag is minder dan het aanbod. Wordt de vraag hoger? Dan wordt natuurlijk de prijs duurder. De
gunstigste tijd van het starten van een fabriek voor de fabriekant is in een tijd van stijgende vraag.
Als het aanbod van de werknemers hoger is dan de vraag ontstaat er werkloosheid. In het begin van
de negentiende eeuw in Engeland was het aanbod van de werknemers hoog. En daardoor gingen de
fabriekanten de lonen omlaag halen, want iedereen wilde toch wel werken. En als je de situatie wil
veranderen voor de arbeiders moet er vraag komen voor arbeiders (van de fabriekant).
Door de industrialisatie komen er meer fabrieken. In die fabrieken moeten arbeiders werken. En die
mensen gaan natuurlijk zo dicht mogelijk bij de fabriek wonen dus komen daar allemaal huizen. De
grote industiegebieden ontstonden in de buurt van de steenkoolmijnen zodat de fabriek niet veel
kosten had aan het vervoeren van de grondstof.
3 EUROPA OP ZOEK NAAR MARKTEN
Veel grondstoffen die in de Engelse fabrieken verwerkt werden, kwamen uit de (sub-)tropische
gebieden.De meest zekere manier om de (liefst dichtbevolkte) delen van Afrika en Azië als
grondstoffenleverancier of als afzetgebied veilig te stellen, is het gebied te veroveren. Na 1850
gingen de Europeanen, de Engelsen voorop, zich meer met de inrichting van het lokale bestuur in de
overzeese gebieden bemoeien. De veroverde delen van Azië en Afrika werden kolonies van een
Europees land. Deze tweede golf van kolonisatie wordt het modern imperialisme genoemd.
In de loop van de negentiende eeuw was in Europa het nationalisme een belangrijke factor
geworden. Veel mensen in Europa leefden apart in een land/staat/gebied en wilden graag samen
gaan. In 1884 was de Conferentie van Berlijn, hier werd Afrika in stukken gedeeld en verdeeld onder
de Europese landen.
4 WESTERS SUPERIORITEITSGEVOEL
Volgens de blanken waren zij de besten en als de koloniën ook beter wilden worden moesten ze wel
worden geholpen door de Europeanen. Volgens Darwin: De beste overleven (en moet dan nog veel
moeite doen om dan te blijven leven). Friedrich Nietzsche was een filosoof in de negentiende eeuw.
Maar wat hem anders maakten van de andere filosofen was dat hij niet voor de westerse cultuur
was. Nietzsche heeft ook het begrip ‘Übermenschen’ gebruikt, later is hij daar erg berucht om
geworden omdat Hitler ook met het begrip aan de haal ging.
5 JAGERS, BOEREN EN ARBEIDERS
De vier maatschappijtypen
In een jager-verzamelaarsamenleving leefde men in groepjes van ongeveer 50 personen van de
Jachten en van het bij elkaar zoeken van eetbare planten in het gebied waar men woonde. Zij kenden
geen vaste woonplaats. Deze leefwijze kende veel gevaren en risico’s, zoals hongersnood als het
weer tegenzat.
In een agrarische samenleving leefde men in dorpen van ongeveer 200 personen bij elkaar. De
boeren hadden zich permanent op één vaste plek gevestigd. Zij leefden van de opbrengsten van wat
ze op hun akkers verbouwden en van de producten van hun vee, zoals melk, vlees en huiden. In
vergelijking met de jagers-verzamelaars was bij de boeren de afhankelijkheid van de natuur minder
groot.
In een agrarisch-urbane samenleving leefde het grootste deel van de bevolking nog steeds in dorpen.
Maar doordat men de landbouw steeds beter onder de knie had, ontstonden er overschotten. Een
deel van de boeren kon daardoor ander werk gaan doen. Zij specialiseerden zich in nijverheid en
handel. Om die activiteiten goed te kunnen uitvoeren ging een klein deel van de bevolking (ongeveer
15%) in steden bij elkaar wonen.
In de industriële samenleving is niet langer de landbouw de belangrijkste bron van bestaan. Door
verbetering van de productietechnieken en de bouw van grotere machines, werd het handig om de
nijverheidsactiviteiten te concentreren op één plaats, de fabriek. Rondom deze nieuwe gebouwen,
waar vaak honderden arbeiders werkten, werden nieuwe woonwijken gebouwd. Hierdoor gingen
industrie en urbanisatie hand in hand.
Download