3 Industrialisatie en Ismen Par 2 Snelle groei van steden en fabrieken • In de middeleeuwen was 90 procent van de bevolking boer – Dit was geen keuze, maar noodzaak – De opbrengt van de grond lag laag! • Ondanks de middeleeuwse verbeteringen – Nieuwe ploeg, nieuwe gereedschappen, nieuw zaaigoed en de introductie van het drieslagstelsel (zie volgende sheet) • Men leefde in dorpsgemeenschappen – Naast de akkerbouwgrond had men ook gemene gronden waar men het vee liet scharrelen (common fields in Engeland) – Daarnaast maakte men ook gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in de omgeving • Vanaf ongeveer 1700 ontstaat de zogenaamde enclosure movement • Grootgrondbezitters willen meer land hebben omdat de verkoop van handelsgewassen steeds lucratiever werd • Hoe kwamen zij aan dit land? • Afpakken van de common fields • Uitkopen kleine boertjes • Op de grotere aaneengesloten stukken land gingen deze boeren • Efficiënter (laten) werken & experimenteren met nieuwe gereedschappen en gewassen; specialiseren in een gewas • Hoe ontstaat deze? • Waar ligt de grens/het plafond? • Kan je daar doorheen? • De economische macht in de steden lag bij de gilden; zij bepaalde wat/hoe er geproduceerd werd. • Eind 15e eeuw komt de huisnijverheid op – Op het platteland; uit de greep van de gilden – De (koopman-)handelaar speelde een centrale rol • Hij voorzag de boeren van grondstoffen • Hij haalde het (eind-)product weer op – Voor de boeren was dit heel nuttig • Ze konden het werk naast het boerenwerk doen voor het noodzakelijke (extra) geld Belangrijkste werk • Spinnen van draad • Weven van stof • Verven van stof Probleem • 7-8 spinners nodig om de wever van draad (garen) te voorzien! • John Kay’s schietspoel vergrootte dit probleem nog verder (1733) Spinnen Weven • James Hargreaves vindt een machine (engine = jenny) uit die meerdere draden tegelijk kan spinnen: Spinning Jenny (1764) – Dankzij deze uitvinding kan er beter aan de vraag naar garen worden voldaan • Ondanks de komst van de schietspoel en de Spinning Jenny bleef het werk van de boeren – en het ritme van het werk – hetzelfde! • Dit verandert met de uitvinding van Richard Arkwright: the water frame (1769) – Een zware spinmachine die op waterkracht werkt – Het werk gaat zich verplaatsen van het huis naar een hal naast stromend water water frame • Met de waterframe en andere grote machines zoeken ondernemers gebouwen bij stromend water voor waterkracht aandrijving • Eén machine loonde niet, maar meerdere wel – Schaalvergroting – Arbeiders worden naar het werk • Gehaald • Gelokt; of • hadden weinig anders – De fabriek ontstaat! Wat huisnijverheid fabriek tempo; werkdruk zelf opzichter; hoog duur zelf directeur; 12-16u output – hoeveel maak je genoeg om te eten steeds meer en meer drukte rustig herrie omgevingsatmosfeer schoon vies; benauwd; donker gevaarlijk beperkt oncontroleerbaar & gevaarlijk • Principe stoommachine al paar duizend jaar oud! • Begin 18e eeuw veel gebruikt als pomp in de mijnbouw • James Watt maakt van de pomp een machine om kracht over te brengen op een draaiende as Werking stoommachine • Fabrieken zijn vrij van snelstromend water • Maar waar gaan ze zich vestigen? – Zij vestigen zich van eind 18e eeuw daar waar de arbeiders zijn, en/of – daar waar de afzetmarkt is – of daar waar de meeste brandstof te vinden was (op de mijn) • Explosieve groei van de productie in de fabrieken – Er ontstaat een industriële samenleving – Er ontstaat zeer grote behoefde aan de import van grondstoffen • Geen; volgende les AVO