1 Geschiedenis. Met de loep op Lancashire 1750- 1850 1750 Agrarisch- stedelijke samenleving E Ambachtslieden/ gilden Huisnijverheid door boeren (mannen: weven, vrouwen: spinnen, kinderen: overig werk) Manufactuur --- arbeidsdeling, grote ruimte met werkers 75%- 90% is boer Regionale markten (stadje omringd door platteland). Klant en producent kennen elkaar. S P C/ M Standenmaatschappij, met adel, geestelijkheid, burgers/boeren. Je geboorte bepaalt je plaats in de maatschappij Weinig sociale mobiliteit Sterk paternalisme, sociale controle, zorg voor elkaar Geleidelijke bevolkingsgroei Plaatselijke politiek Weinig invloed van buitenaf Plaatselijke notabelen(de aanzienlijkste: adel, geestelijke etc.) maken de dienst uit Gesloten samenleving Weinig contact met de buitenwereld. Tradities zijn belangrijk (oud = goed) Kerk en geloof hebben een centrale rol in de dorpse cultuur 1850 Industriële samenleving Fabrieken 60% is fabrieksarbeider en 15% werkt in handel en diensten Ontstaan wereldmarkten--- globalisering. Klanten en producenten kennen elkaar niet Betalingsverkeer en kapitaalverschaffing steeds ingewikkelder arbeidsmigratie Klassenmaatschappij Beroep, inkomen en opleiding bepalen je plaats in de maatschappij Meer sociale mobiliteit (succesvolle ondernemers, sociale stijgers) Vaak weinig sociale controle(veel individualisme, weinig onderlinge zorg Ruimtelijke scheiding tussen sociale groepen, getto’s Snelle bevolkingsgroei Steeds meer landelijke politiek bijv. invoering sociale wetten (1825). De Public Health Act, voor betere huizen, rioleringen en waterleidingen democratiseringsbewegingen: Reform Bill, Chartisme, AntiCornlaw League Open samenleving Veel meer contact met de buitenwereld. (door handel en arbeidsmigratie). Open voor vernieuwingen (dynamische samenleving en nieuw = goed). Secularisatie = ontkerkelijking (de kerk heeft minder politiek invloed) 2 Gunstige omstandigheden voor het ontstaan van industrie Open-field-sytem Common fields Peasants > productie voor eigen gebruik Huisnijverheid of putting-out-system Mannen: weven Vrouwen: spinnen Kinderen: helpen Koopman (drapers): ondernemer financier Groei handweven (mannen) In Lancashire geen Weaver’s Acts 1825 powerloom Enclosure-acts Groter aanbod garens Farmers > productie voor de markt Vierslagstelsel Edelen: schapen Kennis, ervaring, Technische verbeteringen Kay: schietspoel/flying shuttle 1733 Hargreaves: spinning jenny 1761 Meer//beter voedsel Groei textielproductie Katoen goedkoop, veelzijdig, goed wasbaar, geschikt voor machinale productie Hygiëne bevolkingsgroei Vraag naar textiel Spinfabrieken (‘mills’) met vooral vrouwen Arkwright: waterframe 1769 Crompton: spinning mule 1779 Watt: stoommachine verbeterd 1778 (eerst vooral als aanvullende energiebron) Aanbod van arbeidskrachten 3 De trage revolutie - Hoe snel ging de Industriële Revolutie? ‘Traag’ en ‘snel’ zijn subjectieve begrippen; standplaatsgebondenheid van de persoon die het zegt/schrijft is belangrijk!! De snelheid van technische veranderingen werd afgeremd door: 1. kosten: oude technieken en systemen werden niet vervangen zolang ze nog concurrerend waren; door (bijv. waterframes – gratis energie uit stromend water! – werden niet zomaar door stoommachines vervangen) 2. kwaliteit; oude technieken werden als betrouwbaarder en beter beschouwd dan nieuwe (bijv. powerloom – kwaliteit van de weefsels kon tot ca. 1825 niet op tegen handwerk) 3. de concurrentie van goedkope arbeid; in perioden waarin de lonen laag waren, waren arbeidsbesparende investeringen minder rendabel (bijv. de spinning jenny in de huisindustrie hield het lang vol naast de spinfabrieken) 4. kapitaal; vaak ontbrak het kapitaal voor grote investeringen; pas na ca. 1810 functionele banken 5. protesten; acties tegen nieuwe machines (bijv. de Luddieten) Gevolg: oude en nieuwe technieken komen vaak gelijktijdig voor. Het gevoel van snelheid werd bepaald door standplaatsgebondenheid: 1. tijd; tot ca. 1800 lijken de veranderingen niet zo ingrijpend; hier en daar een fabriek in het landschap, na 1800 zet de urbanisatie door; de maatschappelijke veranderingen worden duidelijk (slums!) 2. plaats: in de stad waren de veranderingen eerder/duidelijker zichtbaar dan op het platteland 3. maatschappelijke rol: ondernemers juichten over de vernieuwingen, kerk en plattelandsadel waren somber (denk aan de strijd om de Corn Laws!) 4. economisch belang: handwevers vonden snellere spinmachines prima, maar ondernamen actie tegen stoomweefgetouwen 4 Het ‘standard of living’-debate – Hoe slecht hadden de arbeiders het tijdens de Industriële Revolutie? visie Klassieke of pessimistische visie De arbeiders konden nauwelijks overleven; de bestaanszekerheid was klein methode en bronnen Kwalitatieve analyse van beschrijvingen, die vaak erg gekleurd/overdreven zijn; bijv. Friedrich Engels: De toestand van de arbeidersklasse in Engeland argumenten: Zichtbare sociale ellende: woonomstandigheden, ziekten, milieuvervuiling Arbeidsmarkt: Ijzeren loonwet (Ricardo); loonpeil schommelt, maar keert altijd terug naar het bestaansminimum Arbeidsomstandigheden: lange werktijden; stoffig/vochtig/gevaarlijk werk Arbeidsverhoudingen: tegenstelling fabrikantenarbeiders, weinig solidariteit tussen arbeiders; tegenstelling mannen-vrouwen Beschrijvingen zijn afkomstig van mensen uit de hogere klassen die schrikken van hun waarnemingen Oudere generaties historici ook vaak van burgerlijke komaf standplaats Moderne of realistische visie De levensstandaard schommelde sterk met de economische conjunctuur; groepen beleefden soms gouden tijden (handwevers!); toch veel diepe crises en ellende Kwantitatieve analyse van cijfermateriaal gericht op koopkracht (wat kost een brood); cijfers zijn vaak plaatselijk dus misschien niet representatief; cijfers van prijzen en lonen op dezelfde plaats in dezelfde tijd zijn schaars Beginnende sociale wetgeving; Public Health Act 1835 Vooral gezinnen met jonge kinderen waren armlastig, andere gezinnen minder Arbeidsmarkt: marktwerking op de arbeidsmarkt zorgde voor schommeling van de lonen; arbeiders verdienden soms ook goed; zelfstandige handwerkslieden bleven meestal redelijk verdienen; vooral gezinnen van ongeschoolde arbeiders hadden het moeilijk Nieuwe generaties historici zijn minder sociaal standplaatsgebonden (komen uit alle lagen van de bevolking) Woonomstandigheden: opeengepakte bouw (slums), snel gebouwd en daardoor slecht, geen onderhoud, nauwelijks sanitair, geen ventilatie, weinig daglicht, varkenshokken op binnen plaatsjes, riviertjes open riolen, rook en stof plus mist vormt de gevreesde smog. Besmettelijke ziekten (cholera) ; artsen slaan alarm – ook de rijken voelen zich bedreigd door de cholera > trekken weg naar landelijke gebieden (bijv. ten zuiden van Manchester; de zuidwestenwind blaast de fabrieksrook naar het noordoosten; 1835 Public Halt Act hygiëne en openbare gezondheid, quarantaine van besmette mensen. 5 Huisindustrie en fabriek techniek Werken in de huisnijverheid Handwerk Werken met werktuigen omgeving bouw Je richt je eigen werkplek in Op de boerderij logistiek Veel transport nodig Weinig aandacht voor efficiency; tijd is niet kostbaar werktijden Werker bepaalt eigen werktijden. Werker bepaalt eigen tempo beloning Arbeidsvreugde Stukloon (je krijgt per geproduceerd goed betaald). Beroeps- of gezinstrots; verbondenheid met het product discipline Geen toezicht nodig veilig- / gezondheid man/vrouw Zelf te bepalen Aantrekkelijk voor mannen, eigen baas Werken in de fabriek Machines (van water naar stoom. Water rond 1770, stoom rond 1795 (het begin, pas na 1825 echt op gang). Water werd ook nog na het invoeren van stoom gebruikt.) Werken bij een machine Eerst boerengebouwen 1780-1830 grote stenen gebouwen met kleine ramen Na 1830: gietijzer, glas (de sheds) Geconcentreerd op één plek. (wel gevolgen, geen oorzaak!(de oorzaak om daar te werken is dat daar de machines staan)). Een efficiënt productieproces. Goed doordachte logistiek in de fabriek Vaste lange werktijden (met vastgestelde pauzes) zo lang er daglicht is Machine bepaalt het werktempo Na 1850 ook nachtwerk Stukloon en soms uurloon Door vergaande arbeidsdeling geen band met het product meer Arbeider wordt deel van de machine Toezicht Leiding Discipline Straffen (boetes) Onveilige machines Rondzwevend stof (vooral in de spinnerijen) Vrouwen/kinderen gemakkelijker te disciplineren Fabrieksarbeid tijdelijke fase; later ander beroep of kinderen 6 Lancashire en de wereld Grondstoffen Vóór 1800: West-Indië, India, Egypte: Lange aanvoerlijnen Problemen met betaling en levering Politieke onrust Oplossing: grote pakhuizen Na 1800: Zuidelijke VS; 1703 cotton gin>prijsdaling ruwe katoen Eigen plantages voor Engelse fabrikanten Politiek en economisch stabiel Nieuw probleem: VS start eigen katoenindustrie (na ca. 1830) Kapitaal Tot ca. 1810 financiering via eigen vermogen, netwerken; privé-financiers Vanaf ca. 1830 banken gericht op dienstverlening aan de katoenindustrie (betaling, financiering) Vanaf ca. 1835 Buitenlandse investeerders nemen de banken over Londense beurs en pond sterling leidend in de wereld Infrastructuur Aanleg kanalen als aanvulling op rivierennet (Pas) Na ca. 1820 spoorwegen Katoenbeurs Manchester>handel Na 1800 Haven Liverpool steeds belangrijker Lancashire Katoenindustrie: Toenemende afhankelijkheid van de buitenwereld Ondernemersactiviteit Tot ca. 1780: Draper (koopman in de huisindustrie; vervoer, logistiek, werktuigen; eerste fabrikanten Vanaf ca. 1780: Fabrikanten ontwikkelen zich tot koopmanfrabrikanten (willen de hele lijn van grondstof tot gebruik in handen hebben Vanaf ca. 1830 Financiers nemen de macht over Afzet Tot 1750: Regio, binnenland en NW-Europa (bombazijnen) Concurrentie Indiase huisindustrie; buiten Lancashire verhinderd door de Calico Acts 1721) Tot 1830: Enorme expansie binnenl;and en NW-Europa Na 1830” NW-Europa industrialiseert zelf Huisindustrie India kapotgemaakt via dumping Trage loonontwikkeling remt groei binnenlandse markt Arbeid Tot 1750: Huisindustrie is bijverdienste naast landbouw Na 1770: Vrouwen naar spinfabrieken Fulltime thuiswerkers, vooral handwevers Na 1830 Steeds meer processen gemechaniseerd; steeds meer ongeschoold werk 7 Reacties op de industrialisatie – politieke aspecten Malthus: bevolkiong groeit sneller dan het beschikbare voedsel > oorlogen, rampen Adam Smith: vrije concurrentie helpt de industrialisatie vooruit Ricardo: leerling van Smith begon te twijfelen aan de positieve effecten van de industrialisatie door de ijzeren loonwet Andrew Ure: ontkende de negatieve effecten van de induustrialisatie Robert Owen: utopist, wilde communes oprichten (New Lanark) Sommige ondernemers toonden een sociial gezicht zoals Henry Ashwort: Richard Gardner en Thomas Bazley stichtten Barrow Bridge, een fabrieksdorp met allerlei voorzieningen voor de arbeiders, in de buurt van Bolton. Sociaal protest Vakbonden al sinds 1792 met als actiemiddel staking en zelfs estafettestaking; tegengewerkt via de Combination Acts 1800 en uitsluiting, stakers werden ontslagen en kregen nergens meer werk. Luddieten: oorsprong bij de handwevers die het steeds slechter kregen; massabijeenkomsten leidden tot tijdelijke loonsverhoging; in 1811 acties in de vorm van machine-breaking –smashing –bashing. Regering: 1812 doodstraf door ophanging voor machine-breaking; regering trad harhandig op tegen protesten in 1819 Echter zorgden de romans van Charles Dickens en Mrs. Gaskell voor een schrijnend beeld van het leven van de arbeidersklasse; dit opende de ogen van de hogere sociale klassen. In 1833 de Factory Acts – verbond op kinderarbeid beneden 9 jaar; inspectie liet te wensen over; veel ontduiking Politiek protest Arbeiders: zonder stem in het parlement komen we niet verder Zomer 1819 (roerig jaar, onthouden) Peterloo Massacre (associatie van St.Peter’s Fields met Waterloo Conclusie hervormingen worden niet op straat bereikt!!! Engels kiesstelsel sterk verouderd (bijna lege kiesdistricten, Manchester bijv. geen zetel) > Reform Bill 1832: nieuwe kiesdistricten en uitbreiding kiesrecht naar 20% van de Britse mannen. Chartisme: wilde algemeen mannenkiesrecht, lagere drempel passief kiesrecht, salaris voor parlementsleden, geheime verkiezingen Anti-Cornlaw-League: confrontatie tussen boeren/plattelandsadel en fabrikanten/arbeiders om de beperkingen op graaninvoer (een vorm van protectionisme) af te schaffen (vrijhandel in graan) De Manchester fabrikant Richard Cobden oefent grote druk uit op de regering-Peel en deze zwicht; het eerste grote politieke succes van de ondernemers. 8