Antwoorden op vragen 1.1 t/m 1.9

advertisement
Vragen 1.1
a. nee, geen ruimte om te liggen. Zitten ruw in de haren, dus het zal waarschijnlijk niet het juiste
klimaat hebben.
b. onprettig
c. Houding, vacht, gedrag
Vragen 1.2
a. zorgen dat het dier zijn warmte kwijt kan.
b. die hebben zij geen op de huid, raken warmte kwijt via de tong/longen.
c. soepel houden van de huid.
d. beschermen van gevaren van buitenaf. De eerste verdedigingslinie
e. is nodig voor de spierfuncties
f. ogen, mond, neus, kling
g. tegenhouden van vuil, (zorgen dat je gaat niezen)
h. Die geven nog meer slijm af om zo de vreemde stoffen af te voeren/tegen te houden.
i. roze, egaal.
j. roze.
k. Bloedarmoede.
l. zuurstof te kort
vragen 1.3
a. binnenste van de beenderen: bekken, het borstbeen, de ribben en de ruggenwervels.
b. Calcium
c. Zorgt voor beweging.
d. Scharnier-, rol-, zadelgewricht
e. Kraakbeen kan grote druk weerstaan (stootkussenfunctie). Is te vinden: oppervlak van de botten, de
ribbenkast, het oor, de neus, de bronchiale buizen en de tussenwervelschijven.
f.
g. Pezen.
Vragen 1.4
a. Door de uitademing
b. Zodat ze soepel kunnen bewegen en niet kunnen beschadigen.
c. Worden opgenomen en bestreden in het lichaam
d. koe – 10 tot 30 ademhalingen per minuut.
Kalf – 30 tot 40 ademhalingen per minuut
e. Stress in de omgeving, activiteit
f. longontsteking
g. beweging buik, rustig en synchroon.
h. stress, ziekte, gedrag
vragen 1.5
a. Vanuit de linkerkamer gaat het bloed naar de aorta. Van de aorta komt het in de slagaders. Die
voeren het bloed naar de organen en vertakken daar tot haarvaten. In de haarvaten worden zuurstof
en voedingstoffen afgegeven en afvalstoffen opgenomen. Vanuit de haarvaten gaat het bloed verder
door aders en vervolgens in de onderste holle ader. Die komt ten slotte uit in de rechterboezem van
het hart.
b. De kleine bloedsomloop brengt het zuurstofarm/koolstofdioxiderijk bloed van de rechterkamer naar
de longslagader, daar komt het bloed in de longhaarvaten en nemen zuurstofrijk bloed mee naar de
longaders. Daar komt het in de linkerboezem.
c. Doormiddel van transport.
d. 7%
e. 65 keer per minuut
f. Activiteit
g. Bloedverlies, stress
h. Een zwelling is letterlijk het plaatselijk dikker worden van het huidweefsel. Dit komt door een
onderhuidse ophoping van vocht, bloed, etter of pus.
i. Zorgen dat het vocht gezuiverd wordt.
j. Via de urine
k. Of het lichaam goed functioneert, goed doorstroomt.
Vragen 1.6
a. Zuiveren van het bloed.
b. Urineleider
c. Bijvoorbeeld een overschot aan water en zouten of een teveel aan vitamine C dat via het voedsel in
het bloed is gekomen. Of (resten van) medicijnen en hormonen die het lichaam heeft aangemaakt.
Vragen 1.7
a. Zorgt dat het lichaam reageert of handelt zonder dat je er erg in het, dus onbewust. Zoals:
Ademhaling, vertering, werking van het hart.
b. Prikkel aan de huid, reactie wordt doorgegeven aan de hersenen via het zenuwstelsel, hersenen
geven een reactie terug, terug trekken van hand of dergelijke.
c. een onderbreking in de zenuw in de rug
d. Klier in de hersenen dat hormonen afgeeft aan het lichaam.
e. Als het dicht wordt gebrand, is er geen gevaar voor infectie. Of dat het dier gevoelloos is in de staart
is niet bewezen.
f. verlamming
g. horen, zien, voelen, proeven,
Vragen 1.9
A: Symptomen
Tommelzucht: een opgelopen, pijnlijke buik, erg onrustig of juist apathisch, niet eten, tandenknarsen
(pijn), in ernstige gevallen uitdroging, shock, benauwdheid en sterfte
Longontsteking: Hoesten, snelle ademhaling, ademhaling niet synchroon, slijm
Uierontsteking: Stroppen, hard en rood uier, pijnlijk uier.
B: Nee
C:
1. De tong heeft geen reliëf, zitten geen smaakpapillen op.
2. Nee, het is een erfelijke afwijking. Kan wel ziekte tot gevolg hebben.
3. Spreidbenen, vergroeiing, dwerg, ect.
Download