Catharsis i. Catharsis vervult een brugfunctie in de kennistheorie van de drie stabiliteitslagen in de cultuur; het is een emotionele bevrijding uit een verouderd kennissysteem en de nesteling der emoties in een nieuwe stabiliteitslaag in de cultuur die het mogelijk maakt om te denken wat tevoren niet kon worden gedacht, noch gezegd. Catharsis past meer dan ooit in onze tijd, in de culturele kennistheorie van de drie stabiliteitslagen in de cultuur, die van het natuurlijk systeem, van het sociaal regelsysteem en van het communicatieve zelfsturingssysteem. Als er geen verschillende stabiliteitslagen zijn in de cultuur, als fundamentele filosofische stelsels, dan valt er niets te kiezen, dan zitten de emoties vast. Catharsis werkt met behulp van communicatie en produceert een nieuw zelfbeeld en wereldbeeld. De omwenteling in de geest gaat vergezeld van het inzicht dat de wereld niet bestaat uit feiten, de werkelijkheid is een systeem van mogelijkheden. Maar niet alles wat mogelijk is wordt gewenst, de zelfkennis is een luisteren naar de verborgen logische boodschap van het menselijk verlangen. De zuiverende en bevrijdende werking van de catharsis bestaat als het inzicht in fouten, die we herkennen achteraf, zoals Oedipus. Het zijn fouten die we zelf hebben gemaakt in het verleden of die anderen hebben gemaakt. Het stuursysteem van de zelfcorrectie is de grondslag van intelligentie, de grondslag van onze intelligentie is emotioneel en de verdwaling der intelligentie eveneens. Een catharsis is een wijsgerige omwenteling, de overgang naar een nieuwe stabiliteitslaag in de cultuur, een revolutie in het hoofd met sociale betekenis, die door mensen individueel wordt doorleefd. Er zijn drie vormen van catharsis. De eerste verdwijnt in de nacht der tijden, maar ooit hebben mensen ontdekt dat ze mens waren, dat was toen de taal werd uitgevonden als denksysteem, de natuurlijke taal die we aanduiden als moedertaal. In de taal werd voor het eerst de wereld beschreven als systeem van mogelijkheden, meer bepaald als filosofie wat er kon gebeuren in het natuurlijk systeem. Voor alle dingen werd een woord bedacht en naarmate er meer woorden kwamen kreeg het logisch portret van mens zijn voor de eerste maal contour. Zo werden de emoties gestabiliseerd doordat ze werden herkend en thuisgebracht in de moedertaal. In ieder kind kunnen we het proces weer aan het werk zien, cultureel versneld in de opvoeding ‘mama wat is dit, mama wat is dat?’. Alleen door te leren spreken ordent en stabiliseert een kind zijn geest, er is geen andere weg. Het gevoel is aangeboren, de ordening niet. Daarom hebben mensen de vorming als opvoeding nodig, de sociale vorming van onderwijs en de ontwikkeling van sturingsinzicht via communicatie. Een mens is een wezen dat de dingen kan denken ook als die niet te zien zijn. In de wereld van de moedertaal werd voor het eerst vastgelegd wat mogelijk is in de wereld , maar ook wat mag en wat niet mocht en waar men naar verlangt. De tekeningen in de grotten van Lascaux zijn het bewijs voor het werkelijkheidskarakter van de mogelijkheden die door mensen zijn bedacht en verwoord. Wat niet te zien is wordt in beelden zichtbaar gemaakt, het is de weg die de kunst in zal slaan als expressie van de menselijke geest die een interne logica toont en vasthoudt, ook als de omgeving die uit zichzelf niet toont. Kunst draait de logica van de waarneming om en produceert, als communicatieve feiten, wat we als natuurlijke feiten niet zien, de aanpassing maakt plaats voor creativiteit, vanaf dat moment weten we dat we met mensen van doen hebben. Het begrip ‘catharsis’ komt uit de theorie van de tragedie in de Griekse Oudheid. ‘Catharsis’ betekent ‘zuivering’ in het Grieks, het begrip werd gebruikt door Aristoteles om de paradox te verklaren dat mensen huilden bij het aanschouwen van een tragedie, terwijl ze toch voor hun plezier naar het toneelstuk gingen kijken. Hoe kan een mens aan tranen geluk ontlenen? Het begrip ‘catharsis’ wordt hier gebruikt in een ruimere betekenis, maar zonder de oorspronkelijke tragische betekenis los te laten, als een zelfherkenning van de logisch onbewuste sturing, het betreft een ‘kenniszuivering’. Want een tragedie is een kunstwerk waarin mensen zichzelf herkennen, het gaat om de loop van hun eigen leven. Als Sophocles de tragedie van Oedipus niet had geschreven, dan bestond de levenservaring van mensen die zich er in hadden kunnen herkennen toch, maar dan zou hun zelfsturing onbewust zijn gebleven. In zekere zin houdt het bestaan van ieder mens de ervaring in van de spanning tussen wat we zijn en wat we willen zijn, over ieder leven zou men een tragedie kunnen schrijven. Maar we dragen het verhaal van ons bestaan verborgen met ons mee, het wordt meestal niet uitgeschreven, alleen maar beleefd, door onszelf. De kenniszuivering maakt ons bewust van de mogelijkheid om vergissingen te vermijden. De verstarring in menselijke zelfsturing wordt doorbroken. Dat een mens zich kan vergissen is uitgangspunt van alle filosofie, dat we de vergissing herkennen die we niet hebben gewild is de inhoud van alle tragiek. De vreugde die met inzicht gepaard gaat is net als in de tragedie van de Oudheid verbonden met het bewustzijn als inzicht dat ons in staat stelt andere wegen in te slaan, het is de lust van de zelfsturing van het leren, kennis als levenslust, die de grondslag is van de vreugde achter de tranen. De mythe van Oedipus wordt veralgemeend tot een visie op de menselijke cultuur als geheel. Bij een dier komt het niet tot een catharsis, omdat mogelijkheden door een dier niet kunnen worden gedacht, dieren hebben geen cultuur in de betekenis van symbolensystemen die los staan van de waarneming. Voor een mens ligt dat dus anders, een mens verlaat de onbewuste logica van de droom via de poort van de moedertaal. Ons taalsysteem, om te beginnen het natuurlijke taalsysteem van de moedertaal, brengt orde in onze geest omdat wat we waarnemen een plaats krijgt in het systeem van mogelijkheden dat in de taal is uitgewerkt. Alleen al door te leren spreken ordent een kind zijn geest. Vanwege de opvoeding is de eerste stabiliteitslaag in de cultuur en de eerste beschaving door vrouwen aangelegd en als een logica van geborgenheid en van thuis zijn doorgegeven. Eva is een logisch type van denken, over wat waardevol is en belangrijk. Ze had appels, hetgeen symboliseert dat ze vegetarisch was, haar dieren waren huisdieren, ze werden niet gedood, zoals een hond en een kat nu nog niet. Adam kwam kijken of het eten klaar stond, dat hoor je nu nog wel. Voor een kind herhaalt het natuurlijk systeem, de eerste laag van culturele stabiliteit, op symbolische wijze, in mythen en in godsdienst, de geborgenheid van de moederschoot. Eerst wordt het logisch onbewuste systeem van de droom verlaten voor het mythisch spreken in het natuurlijk systeem, dan worden boodschappen doorgegeven, zonder dat dragers van de boodschap de betekenis van de boodschap zelf doorzien. We kunnen niet verder zien dan de logica van het kind zijn toelaat en een kind herhaalt in versnelde vorm de geschiedenis van de cultuur. Er is een logische opbouw van het mensbeeld en wereldbeeld in lagen van culturele stabiliteit, de voorgaande is voorondersteld om nieuwe ontwikkelingen toe te laten. Zo is leren zien van wat mogelijk is , volgens de eerste laag van culturele stabiliteit van het natuurlijk systeem, voorondersteld om de volgende stabiliteitslaag van het sociaal regelsysteem toe te laten. Het is een interne ontwikkeling van de verborgen logica van ons gevoel, het menselijk verlangen naar zelfontplooiing van de eigen identiteit stuurt logisch onbewust onze belangstelling. Achteraf zien we waarom de wereld van de taal een grotere aantrekkingskracht heeft dan de wereld van de waarneming, het is juist omdat de taal het systeem van de mogelijkheden bespeelt, terwijl de waarneming afhangt van de feitelijkheid. We begrijpen dan waarom Plato de waarneming zag als een gevaar en als een vorm van misleiding. De waarneming maakt de geest tot slaaf, pint ons vast op feiten en staat de catharsis in de weg die de overgang is naar het inzicht dat de werkelijkheid niet uit feiten bestaat, maar uit mogelijkheden, die we in het handelen en in de techniek leren realiseren. Want een mens maakt de feiten zelf, dat doet een ondernemer, iedereen die iets onderneemt, dat doen we als technicus, architect, beleidsvoerder, wetenschapper en kunstenaar, als opvoeder, als computerprogrammeur en communicator. Als je de feiten zelf maakt en dat ook weet, dan kijk je anders, want dan heb je ook de fouten gemaakt en je staat open voor het inzicht om ze zelfsturend te corrigeren, dat is de grondslag van alle intelligentie. Dan komt de vraag waarom je iets deed en waarom zo, dat is de vraag naar de filosofie die er achter zit. Vanuit welk terrein we ook vertrekken, vanuit ieder specialisme, ontwikkelen we altijd een filosofie, of we hebben niet als mens geleefd, maar gesluimerd. De filosofie van een mens is het product van de catharsis. In het perspectief van de kennistheorie van de stabiliteitslagen in de cultuur en gesitueerd in onze eigen tijd bestaat de catharsis in de overgang van de stabiliteitslaag van een sociaal regelsysteem naar de stabiliteitslaag van communicatieve zelfsturing. De regelgeleide maatschappij wordt geïntegreerd en zelfcorrigerend opgenomen in een communicatiegestuurde wereldcultuur. Dat proces verloopt via bewustwording van de eigen filosofie en de betrokkenheid van mensen. De beste manier om informatie af te stemmen op communicatie is vragen te laten stellen en te overleggen en dan zitten we in een ander systeem. Want het systeem dat regels uitvaardigt toont zich vaak onbereikbaar als de communicatiestroom in omgekeerde richting gaat. Het inzicht in het grotere communicatieve systeem, vergeleken met de kooi van het sociale regelsysteem, noemde ik een culturele catharsis, dat als kennistheoretisch begrip verschilt van het begrip psychoanalyse. In de psychoanalyse, in zijn traditionele vorm, gaan we terug naar het verleden van individuen, naar wat er met een mens is gebeurd. terwijl het begrip catharsis teruggaat op wat er juist niet is gebeurd, als gemis, maar wat als mogelijkheid kan worden aangestuurd. De catharsis is cultureel, gaat niet terug op de individuele herinnering, maar op de oorsprong en de culturele uitingsvormen van menselijk verlangen, richt zich op communicatie met anderen en met andere systemen en geeft zin aan de toekomst. Sturingsvragen behandelen de problemen van de toekomst en niet de causale vragen, die passen in de filosofie van de externe sturing uit de fysica en in het denken volgens het natuurlijke systeem in termen van traditie. De beelden van de toekomst worden door anderen communicatief aangereikt, ter herkenning van de oneindige diversiteit van de menselijke capaciteit in de wereld. Mensen zoeken hun unieke logische vinger afdruk waar te maken, de mogelijkheden daartoe zijn groter, nu en zeker in de toekomst, dan ze ooit in het verleden zijn geweest. Daarom is de culturele stabiliteitslaag van de communicatieve zelfsturing de filosofie en het kennismodel van de komende eeuw. Terwijl onze eeuw slechts de filosofie van de blinde centralistische sturing heeft uitgewerkt. Dat de wereld niet bestaat uit feiten, maar uit mogelijkheden, waaruit we kiezen, betekent dat we communicatief en gezamenlijk een oneindige diversiteit schetsen van mogelijke logische portretten van wat mens zijn is. De kennistheorie van de stabiliteitslagen in de cultuur vertelt dus een ander verhaal dan dat van het determinisme. Er zit systeem in de collectie van vergissingen, die begint bij religieus determinisme geformuleerd als predestinatie, vervolgens was er een fysische determinisme, een biologisch determinisme, een economisch determinisme en een structureel determinisme. De tralies van de kooi zijn vervaardigd in vele vormen van siervlechtwerk. Het systeem dat er achter zat, de stabiliteitslaag van het sociale regelsysteem, bleef nog logisch onbewust voor de positivistische wetenschappers van de negentiende eeuw. Sociale wetenschap was er nog niet, op enkele voorlopers na, en dan nog was het een causaal gerichte sociale fysica. Het begrip onbewust was evenmin gedacht, ik wijs naar de negentiende eeuw, maar ook Popper kon het begrip onbewust nog niet verwerken, je moet in de twintigste eeuw altijd kijken of je niet een negentiende eeuwer voor je hebt die het zelf niet weet. De begrippen zelfsturing en communicatie werden nog lange tijd niet gedacht. Dus had de stabiliteitslaag van rationaliteit, die niets anders was dan de logica van het sociale regelsysteem vrij spel. De maatschappij had de plaats van het denken ingenomen, de wetenschap en rationaliteit vielen samen, men kon het niet anders denken. De logica van het sociale regelsysteem produceerde logisch onbewust de idee van het determinisme. Maar het verhaal klopt niet, want het is heel goed mogelijk gedetermineerd te zijn op het niveau van het natuurlijke systeem, maar al minder op het niveau van het sociale regelsysteem en nog minder op het niveau van het communicatieve zelfsturingssysteem. De discussies over determinisme of vrijheid weerspiegelen slechts de cultuur van de verdwaling. De catharsis geeft ons een ander beeld, het logisch onbewuste verlangt naar bevrijding en die moet cultureel worden gerealiseerd omdat we afhankelijk zijn van onze menselijke omgeving. Onze vrijheid neemt toe naarmate het logisch onbewuste zich herkent in de bewuste beelden van de menselijke capaciteit. Communicatieve zelfsturing ontstaat naarmate in de cultuur het beeld wordt gewekt van wat mens zijn is. Want mens zijn is een oneindige verzameling van mogelijkheden, de maatschappij moet zo zijn ingericht dat we die kennen en dat we uit die mogelijkheden kunnen kiezen. De logische portretten zijn beelden, die worden geladen met betekenis. De geluiden ontwikkelen zich tot spreken en informatie. Communicatie blijft als vertrekpunt non verbaal en bestaat erin te laten zien wat een mens kan. Beelden van mensen en hun wereld zijn de dragers van communicatie. Het menselijk gelaat met de expressie van de blik is de onbewuste sleutel, terwijl woorden de uitleg zijn, als de beslissing om te luisteren al is genomen. i Uit: Logica van het Gevoel Filosofie van de stabiliteitslagen in de cultuur als nesteling van emoties Arnold Cornelis Negende druk 2000