Rechtsstaat: een staat waarin burgers met

advertisement
Hoofdstuk 4, Rechtsstaat
§1, idee en oorsprong van de rechtsstaa.
Begrippen:
Democratische rechtsstaat: burgers mogen meedoen aan vrije verkiezingen, en beslissen daardoor
indirect mee over politieke kwesties. Verder bied het eventuele bescherming tegen machthebbers,
zelfs gekozen machthebbers.
Rechtsstaat: een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen macht en
willekeur door de overheid.
Sociaal contract: zolang je de democratisch vastgestelde regels volgt, ben je verzekerd dat allen die
regels – en geen andere- worden toegepast op je gedrag. (leerplicht, belastingplicht enz.)
Absolute macht: een machthebber heeft in zijn eentje alle macht, er is geen scheiding van machten.
Montesquieu: Franse filosoof, bedacht de Trias Politica (zie§ 3)
Constutitionele monarchie: Een erfelijk vorst, is gebonden aan een grondwet.
Grondrechten: rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de ontplooiing , het welzijn en de
bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de grondwet zijn vastgelegd.
Legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die
beperkingen in wetten zijn vastgelegd en voor iedereen gelden.
Dictatuur: één machthebber of één partij bepaalt, vaak heel willekeurig, wat de regels zijn.
Maat en regel: bestuurders zijn gebonden aan wetten (regels) en kunnen geen straffen opleggen
zonder tussenkomst van onafhankelijke rechters (maat)
UVRM:Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, hierin staan alle mensenrechten, (VN)
EVRM:Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, hierin staan alle mensenrechten (Europa)
Rechtstaat wordt gevormd door:
1. Trias politica
2. Grondrechten
3. Legaliteitsbeginsel
§2 Grondwet en grondrechten
Begrippen:
Ministeriele verantwoordelijkheid: niet de vorst, maar de ministers zijn politiek verantwoordelijk
Censuskiesrecht:alleen een bepaalde groep mensen mag stemmen
Het kiesrecht: 1917: alle mannen. 1922: alle vrouwen en mannen.
De grondwet is in willekeurige volgorde opgeschreven, alle wetten zijn even belangrijk.
Om een grondwet te wijzigen/toe te voegen, moet er
 Een keer door de Eerste en Tweede Kamer
 Met 2/3 meerderheid aangenomen worden
 Na een verkiezing nog eens door de Eerste en Tweede kamer
 Ook nu met 2/3 meerderheid aangenomen worden
Horizontale werking wet/grondrechten: burgers onderling.
Verticale werking wet/grondrechten: tussen burgers en overheid.
Botsende grondrechten: als het ene grondrecht in tegenspraak is met het andere
 Vrijheid van meningsuiting  bescherming tegen discriminatie
 Vrije pers privacyrecht
Klassieke grondrechten (vrijheid van…)
 Vrijheid van meningsuiting
 Vrijheid van godsdienst
 Vrijheid van vereniging en vergadering
Sociale grondrechten (recht op…) > hierbij moet de overheid zelf actief optreden!
 Recht op onderwijs
 Recht op bestaanszekerheid
 Recht op woongelegenheid
Doel van de grondwet
 De begrenzing van de macht van de staat aangeven > vrijheden van burgers garanderen.
 De eenheid van de staat uitdrukken
 Fundamentele recht van burgers vastleggen
§3 Trias Politica
Trias Politica: er is een scheiding van de 3 machten
 Wetgevende macht: maakt, wijzigt of trekt wetten in. Parlement. Gekozen
 Uitvoerende macht: past wetten toe. Ministers
 Rechterlijke macht :Spreekt recht en oordeelt over conflicten. Rechters
Checks and balances: de drie machten weerhouden elkaar van te veel macht veroveren (checks) en
houden elkaar daardoor in balans.
Vierde macht: de ambtenaren, maken vaak zelfstandig beslissingen, kan onmogelijk altijd
gecontroleerd worden.
Jurisprudentie: het geheel van uitspraken door rechters door de tijd (rechters kunnen uitspraken van
vergelijkbare zaken uit het verleden dus bij hun oordeel betrekken)
Dualistisch stelsel: verschillende rechtsbevoegdheden worden door verschillende personen
uitgevoerd.
§4 Het Legaliteitsbeginsel
Legaliteitsbeginsel: je kunt alleen gestraft worden op iets dat strafbaar is gesteld.
Rechtsregels.: gedragsregels die wettelijk zijn vastgelegd. Belangrijk hierbij:
1.Doelmatigheid voor duidelijkheid
2. Zedelijkheid zodat de waarden worden weerspiegeld die we delen.
Sociale regels: “houd ik rekening met anderen” ‘niet met voeten op de bank zitten’
Morele regels: “ben ik goed of slecht” (zwaarder dan sociaal) ‘help vrienden in nood’
Rechtsgebieden:
- Privaat/burgerlijk/civiel recht.
o Burgers onderling
 Personen- en familierecht
 Huwelijken, scheidingen, geboorte, overlijden etc.


Ondernemingsrecht
 Zaken over het opzetten/besturen van een onderneming
Vermogensrecht
 Zaken over iemand vermogen/bezit
-
Publiekrecht
o Tussen burgers en de overheid
 Staatsrecht
 Regelt de inrichting van de Nederlandse Staat
 Bestuursrecht
 Regelt bestuursactiviteiten van de overheid, belasting, ruimtelijke
ordening
 Strafrecht
 Wettelijk strafbare bepalingen
Organisatie van het recht
In nederland is de organisatie van het recht geregeld van ‘laag naar hoog’
1)
a. Kantonrechter: (overtredingen)
b. Arrondissementrechtbank
i. Politierechtbank:
1. Lichte misdrijven, straf van max. 10 maanden
ii. Meervoudige kamer
1. Zware misdrijven, 3/5 rechters
iii. Jeugd/jongerenrechter
1. 12 tot 18-jarigen, kinderrechter
a. Zittingen zijn niet openbaar
b. Speciale rechter aangesteld
c. Max straf 2 jaar jeugddetentie
d. Bij zware feiten word volwassenenrecht toegepast
2) Hof, Gerechtshof
a. Als je in hoger beroep gaat
3) Hoge raad
a. Neemt zelf geen beslissingen, controleert rechtsgang, kan terugverwijzen naar Hof
Bij hoge uitzondering, kun je gratie krijgen van de Koningin je vraagt aan de minister van Justitie
om een strafvermindering /verzwakking
§5 het strafproces
Onschuldvermoeden: een verdachte is onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
Legaliteitsbeginsel: niemand mag zonder vorm van proces in de gevangenis worden gestopt.
De 6 fasen van het strafproces:
1. Aanhouding
2. Opsporing (het onderzoek van het misdrijf) onder leiding van een officier van justitie.
3. De vervolging door het Openbaar Ministerie
4. De berechting (door één of meer rechters tijdens een openbare terechtzitting)
5. Eventueel hoger beroep en cassatie
6. De uitvoering van de opgelegde straf
Aanhouding, als je verdachte bent mag de politie:
1. Je staande houden: ‘laten stilstaan en je vragen naar je personalia.’
2. Je aanhouden: ‘arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor.’
Dwangmiddelen: fouilleren, inbeslagname van bewijsmateriaal.
Toestemming nodig voor:
- Het binnen treden van een woning
- Woning doorzoeken (huiszoekingsbevel)
- Persoonsgegevens (banknummer etc.)
Verdachte in voorarrest:
Officier van justitie: kan twee keer verlengen met 3 dagen
Rechter-commissaris: nog een keer verlengen voor max. 110 dagen en eventueel daarna langer.
De officier van justitie: vertegenwoordigt het Openbaar Ministerie. Beslist of een zaak voor de
rechter wordt gebracht: vervolgingsmonopolie.
Het OM kan een transactie voorstellen: iemand gaat dan akkoord met een geldboete of taakstraf.
Of seponeren: het besluit om niet verder iemand te vervolgen.
- Hoger beroep is mogelijk bij het gerechtshof
- Eventueel cassatie bij de Hoge Raad
Waarvan een verdachte beschuldigd wordt = de tenlastelegging
Aan het eind van de zitting:
- officier van justitie: requisitoir
- de advocaat: pleidooi
Gedetineerden hebben recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten van 2/3 van de
straf. Ex-gedetineerden hebben recht op reclassering bij terugkeer naar de maatschappij.
§6 het strafrecht
Legaliteitsbeginsel: je kunt niet veroordeeld worden voor iets wat volgens de wet niet strafbaar is
gesteld.
Ne bis in idem-regel = je kan nooit 2 keer veroordeeld worden voor hetzelfde vergrijp. (soms lastig
met DNA)
Wetboek van strafrecht:
1. Algemene bepalingen (wanneer is iets een misdrijf)
2. Opsomming van alle misdrijven
3. Opsomming van alle overtredingen
Het materiële strafrecht = de inhoud van alle strafbepalingen (hij die…), hier staat de maximale straf
bij aangegeven. De rechter mag alleen naar beneden afwijken.
Ook aparte wetten: - Opiumwet, Wegenverkeerswet en de Wet economische delicten.
Geen straf door strafuitsluitingsgronden:
- Rechtvaardigingsgronden:
1. Noodweer > je verdedigt jezelf of een ander
2. Overmachtnoodtoestand > je negeert het bordje ‘verboden toegang’ om een kind te
redden.
3. Ambtelijk bevel > je wordt door de ene agent de vluchtstrook op gestuurd en een ander
bekeurt je.
-
Schulduitsluitingsgronden:
1. Psychische overmacht > wanneer je psychisch niet meer in staat bent om goed te
handelen (je man doodsteken na jarenlang mishandeling)
2. Noodweerexces > je verkeert in een hevige gemoedstoestand die het gevolg is van de
aanval. (door paniek)
3. Ontoerekeningsvatbaarheid > bij een geestelijke stoornis of als de dader psychisch
volledig buiten zinnen was > TBS kliniek.
4. Afwezigheid van schuld > je verkoopt gestolen goederen maar weet dit niet.
Soorten straffen:
1. Geldboete
2. Taakstraf > opvoedend karakter
3. Vrijheidsstraf > hechtenis bij overtredingen, gevangenis bij misdrijven.
Bijkomende straffen: intrekking rijbewijs, stadionverbod, verbod op het uitoefenen van je beroep.
Strafrechtelijke maatregelen: schadevergoeding aan slachtoffers, behandeling in kliniek, tbs.
5 functies van straf:
1. Wraak en vergelding > misdaad mag niet lonen
2. Afschrikking > zo voorkomen dat burgers misdaden plegen
3. Voorkomen van eigenrichting > als de overheid niet zou straffen doen mensen het zelf.
4. Resocialisatie > straf moet ervoor zorgen dat iemand zijn leven betert.
5. Beveiliging van de samenleving
Jeugdstraffen (<12)
- Raad voor de Kinderbescherming
- Haltbureau
- Kinderrechter
- Jeugddetentie > jeugdgevangenis
- Sterk gericht op resocialisatie
§9 grenzen aan de rechtsstaat
-
Vrijheid van meningsuiting <> discriminatie
Vrijheid van godsdienst <> discriminatie
Georganiseerde misdaden
- Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (Wet BOB)
- Politie meer bevoegdheden
- Inkijkoperaties > doorzoeken stiekem een pand
- Doen dingen die normaal verboden zijn
- Kan je zien als schending van het recht op privacy (afluisteren, camera’s etc.)
Tegen terrorisme:
- Verruiming van begrippen zoals ‘een aanslag voorbereiden’
- Uitgebreide opsporingsbevoegdheden (de AIVD, (algemene inlichtingen en veiligheidsdienst)
kunnen over landgrenzen heen nauwer samenwerken)
- Verruiming strafbepaling en verruiming van voorarrest
- De Wet terroristische misdrijven
- Terreurverdachte (voorbereiden is genoeg om strafbaar te zijn)
- Wet afgeschermde getuigen > er wordt informatie van de AIVD gebruikt
- ‘lone wolfs’ > mensen die alleen een enorme misdaad plegen
Download