De participatiedemocratie Jeroen Zandberg Schrijver: Jeroen Zandberg ISBN: 9789462544130 Mijnbestseller.nl December 2014 2 Inhoudsopgave 1. DE PARTICIPATIEDEMOCRATIE ......................................................... 6 2. DE MENSELIJKE NATUUR ................................................................ 11 3. HET CONFLICTMODEL ..................................................................... 18 Het conflictmodel ........................................................................... 18 Politieke energie creëren met behulp van conflicten .................... 24 Een succesvolle gelijkwaardige reactie vereist het verlaten van het conflictmodel .................................................................................. 28 De negatieve spiraal van ambitie in het conflictmodel .................. 34 De ideologie van een tweedeling is de oorzaak ervan ............... 35 Een progressieve identiteit ontkent de progressieve waarden . 38 De maakbare samenleving ondermijnt de solidariteit en rechtvaardigheid......................................................................... 39 Het VMR-model en de kracht van zelforganisatie...................... 41 De progressieve erecode ............................................................ 45 Van ideologisch verenkleed tot vaal vodje ................................. 46 De sterkste schouders dragen vaak de lichtste lasten ............... 47 Kosmopolitische kleinburgerlijkheid .......................................... 48 Onteigening door migratie en het herwinnen van de populistische stem ................................................................................................ 50 4. VEILIGHEID EN DE STAAT ................................................................ 57 De Europese Unie en de bescherming tegen externe vijanden ..... 59 Bescherming door en tegen de staat ............................................. 64 3 Bescherming tegen interne vijanden en het vergroten van maatschappelijk vertrouwen .......................................................... 67 Geestelijke veiligheid ...................................................................... 74 5. INCLUSIVITEIT EN DE DEMOCRATIE ................................................ 79 De democratie als zoektocht naar de beste adaptieve waarheid .. 79 Verkiezingskoorts om ons te genezen van maatschappelijke kwalen en loting en quota’s om een open samenleving te krijgen ............ 84 Loting om het democratische tekort te verkleinen .................... 84 Verkiezingskoorts verwijdert polarisatie .................................... 87 Het democratische en ondemocratische middenveld ............... 88 Hoe democratische middelen een dictatuur kunnen steunen ... 90 De democratische waarden bepalen het democratische gehalte van een land ............................................................................... 93 Doorstroming en het democratische gebruik van quota’s ......... 95 De scheiding tussen activisme en politiek bestuur .................. 977 De desintegratie van de middenklasse, het einde van de liberale democratie en het begin van de participatiedemocratie ............. 100 Het gebrekkige democratische gehalte van een liberale democratie................................................................................ 100 Investeren in vertrouwen bevordert innovatie en verhoogt het onderwijsniveau ....................................................................... 103 De massamens en de consumptiemaatschappij ...................... 106 Het democratische midden ...................................................... 112 Het verwijderen van de kloof tussen burger en bestuurder door de ambities gelijk te trekken ............................................................. 114 4 Constructief populisme probeert de belangen van de bevolking weer centraal te krijgen............................................................ 114 Openheid moet leiden tot vertrouwen en niet tot oppervlakkigheid ...................................................................... 120 Een burger is een partner terwijl een klant een potentiële klager is................................................................................................ 124 6. RECHTVAARDIGHEID EN DE RULE OF LAW ................................... 126 De moraal van rechtvaardigheid .................................................. 126 Juridisch activisme ondermijnt de democratische zelfbeschikking ...................................................................................................... 127 De decentralisatie van de soevereiniteit en de gevolgen voor de rechtsstaat .................................................................................... 133 De Rule of Law en de terugkeer van religie .................................. 135 Een recht heeft altijd een prijs ..................................................... 137 7. ZELFVERWERKELIJKING EN DE HEELHEID VAN ONS ZIJN ............. 140 De gebrekkige zelfverwerkelijking in de westerse ideologie ....... 141 De heelheid van ons zijn ............................................................... 153 De waarden in verbanden en vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen ................................................................... 158 De politiek als het verbinden van mensen die denken divergerende belangen te hebben...................................................................... 164 5 1. DE PARTICIPATIEDEMOCRATIE Politici zijn maatschappelijke leiders die als belangrijkste taak hebben om de waarden in de samenleving goed te krijgen. Een manager in een groot bedrijf kan niet micro-managen, laat staan een politicus die al gauw verantwoordelijk is voor het welzijn van een stad of provincie of zelfs voor de gehele samenleving. Wanneer politici echter zelf geen idealen hebben, lukt het hen zeker ook niet om de waarden in de maatschappij goed te krijgen. Politici zijn geen consultants die worden ingehuurd om een taak uit te voeren, want een consultant heeft de waarden hoe een rechtvaardige samenleving zou moeten worden ingericht niet geïnternaliseerd. Een consultant is een procesmanager die de ideeën van anderen uitvoert. Als je de waarden niet duidelijk hebt, is het niet mogelijk om eerlijk tegen jezelf te zijn en waai je met alle winden mee. Helaas komt het voor dat politici hun idealen zijn verloren en het hebben vervangen door persoonlijke ambitie. Dit is onder andere te merken aan het veelvuldige gebruik van gemeenplaatsen zonder dat men werkelijke strategieën heeft om deze te verwezenlijken. Zo zijn uitspraken als: werken aan een rechtvaardige maatschappij, het verhogen van vertrouwen in de medemens, het wegnemen van angst en zorgen dat de mensen trots kunnen zijn, nietszeggend omdat iedereen het daar mee eens is. Het is alsof je pleit voor vrede op aarde. Iedereen wil dat ook. Het gaat er echter om hoe je dat bereikt en wat de betekenis ervan precies is. De volgende hoofdstukken hebben als doel om inhoud te geven aan deze begrippen. Dit boek heeft als doelstelling om een model te bieden van een maatschappelijk ideaal dat de politiek weer van de burgers maakt en dat leidt tot een progressieve en tegelijkertijd duurzame politiek. Hiertoe wordt een onderscheid gemaakt tussen het conflictmodel en het participatiemodel. Het eerste is een systeem waarbij mensen tegenover elkaar staan en het samenleven van bovenaf moet worden opgelegd. In het participatiemodel liggen de 6 waarden zodanig dat de menselijke vaardigheden om samen te werken en daarbij het maximale uit het eigen leven te halen worden bevorderd. Dit participatiemodel heeft vier fundamentele politiek-maatschappelijke waarden: veiligheid, inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking. Al deze vier waarden dienen op de juiste manier te worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de samenwerking vanuit de burgers kan komen in plaats van dat het moet worden opgelegd. Een volgend model, het Verantwoordelijkheid-Macht-Risico (VMR) model, geeft een leidraad om ervoor te zorgen dat deze zelforganisatie van mensen in goede banen kan worden geleid. Als mensen door de bestuurselite zijn onteigend van hun mogelijkheden voor werkelijke inspraak en participatie in de politiek dan willen ze alles zonder dat ze vinden dat ze hoeven te kiezen. Dit wordt veroorzaakt doordat het VMR-model uit balans is. Mensen hebben dan geen werkelijke macht en het is dan niet rationeel om wel de verantwoordelijkheid te nemen. Door mensen weer burgers te maken, dus hen de macht te geven om weer deel te nemen aan het politiek-maatschappelijk debat, zal de verantwoordelijkheid vanzelf komen mits men het conflictmodel verlaat. In het conflictmodel zal iedereen streven naar zoveel mogelijk macht en tegelijkertijd proberen de verantwoordelijkheden en risico’s op anderen af te schuiven. Dit levert in het conflictmodel het meeste individuele voordeel op, maar is ook een uiting van onvolwassenheid en hedonisme omdat het op lange termijn iedereen schaadt. Machtsposities in het conflictmodel worden beschermd door middel van verschillende vormen van discriminatie, snobisme en gedelegeerde terreur. In het participatiemodel worden de verantwoordelijkheden, macht en risico’s zoveel mogelijk aan elkaar gekoppeld waardoor het niet mogelijk is om succes te behalen ten koste van anderen, maar juist met anderen. Deze visie op mens en maatschappij zorgt voor wederzijds vertrouwen tussen mensen wat cruciaal is voor de veiligheid. Dankzij dit vertrouwen kan men voldoende open zijn 7 tegen anderen en zo samenwerken in het creëren van innovatieve organisaties waardoor de samenleving zich vernieuwd en duurzaam succes binnen bereik ligt. Het participatiemodel Naast veiligheid is inclusiviteit een voorwaarde om een gezonde gemeenschap te laten functioneren. Democratie is een goed, maar ook kwetsbaar, mechanisme om deze inclusiviteit te bereiken. Het gaat er namelijk om de samenleving zodanig in te richten dat iedereen zichzelf maximaal kan ontplooien zonder dat dit succes gebouwd is op het falen van anderen. De overgrote meerderheid van de bevolking dient in een democratie te bestaan uit burgers en niet uit klanten. Burgers zijn partners in de samenwerking om de toekomstige (in)richting van de samenleving te bepalen. De burgers vormen tezamen de middenklasse. Deze kijkt niet omhoog of omlaag maar vooruit. Dit is het grootste verschil met een elite en een onderklasse, zij kijken wel omhoog en omlaag, in de betekenis dat succes ten koste gaat van anderen en dat een hiërarchische positie doorslaggevend is voor persoonlijk succes, maar niet vooruit. In de politiek van het participatiemodel is het democratische midden geen machtspositie of een links-rechts indeling, maar een visie op de samenleving om ervoor te zorgen dat de bevolking bestaat uit 8 burgers die als partner van de overheid en van elkaar, werken aan succes zonder dat dit gebouwd is op het ongeluk van anderen. Het democratische midden bevordert de democratische waarden. Net zoals tolerantie-uit-principe machtsdenken is in plaats van samenleven, en denken niet los kan staan van doen, is alleen de participatiedemocratie waar de burger een partner is werkelijk democratisch. Een liberale democratie waar het politieke bestuur de inwoners als klanten in plaats van burgers beschouwt, is ondemocratisch. In dat geval is er alleen sprake van democratie in naam, maar zijn de structuren zodanig gemanipuleerd dat de democratische waarden waardeloos zijn geworden. Constructief populisme heeft als doelstelling om de belangen van de burger weer centraal te krijgen. Het is onmogelijk om een participatiesamenleving te hebben als dit gebaseerd is op het ongeluk van anderen. Participatie is niet hetzelfde als een feestje bouwen, want dat is meestal hedonistisch plezier van de winnaars in het conflictmodel. De uitgeslotenen doen dan niet mee. De derde waarde in het participatiemodel is rechtvaardigheid. Het rechtvaardigheidsprincipe is een aangeboren morele eigenschap die gezien kan worden als een sociaal evenwichtsorgaan waarmee we ons staande kunnen houden in een sociale omgeving. Als dit verstoord wordt door onrechtvaardig handelen van anderen dan is het niet meer mogelijk om samen te werken en desintegreert de maatschappij. In het conflictmodel grijpt men in zo’n geval terug op het recht als veiligheidsgordel om mensen bij elkaar te houden. In het participatiemodel worden rechten echter tot het minimum beperkt vanuit het inzicht dat elk recht een prijs heeft. Elk recht dat je krijgt bovenop het minimaal vereiste om deel te kunnen nemen aan een rechtvaardige gemeenschap dat je vrijheid biedt, is een afname van diezelfde vrijheid. Door onrechtvaardigheid te borgen door middel van een toename van rechten wordt de onrechtvaardigheid niet aangepakt maar juist geïnstitutionaliseerd. De meest effectieve wijze om 9 onrechtvaardigheid te bestrijden is ervoor zorgen dat het niet mogelijk is om succes te krijgen door anderen te benadelen. Geprivilegieerde personen en groepen mogen niet de macht krijgen om door middel van juridisch activisme de samenleving zodanig vorm te geven dat het de bestaansvoorwaarden van de middenklasse ondermijnt. De vierde waarde van het participatiemodel is de zelfverwerkelijking. Dit is zowel het sluitstuk als het begin van het model want zonder zingeving heerst nihilisme en is er geen veiligheid. Het is in het participatiemodel niet de taak van de politiek om een leef- en denkstijl op te leggen. Het is echter wel een taak om te zorgen dat mensen in staat zijn om een leef- en denkstijl te ontwikkelen die in hun belang is waarmee ze volwaardige burgers kunnen worden. De overheid heeft daarom ook een taak om te voorkomen dat ideologieën de maatschappij gaan domineren die de samenwerking tussen mensen onmogelijk maken en daarmee het burgerschap ondermijnen. Elke ideologie is echter relatief en kan zodanig uitgelegd worden dat het participatie bevordert of juist belemmert. Christelijke politiek kan bijvoorbeeld worden gezien als identiteitspolitiek of kan de Bijbel als blauwdruk gebruiken om de samenleving mee in te delen. Het kan echter ook een politieke visie zijn die gericht is op een samenleving waar men intermenselijke conflicten overstijgt en men mensen niet beoordeelt op hun sociale positie, maar ze ziet als gelijkwaardig ‘in het oog van God’. Het klassieke humanisme is bijvoorbeeld een vechtmodel waar trots, daadkracht en de hiërarchische posities in de maatschappij centraal staan, terwijl het christendom juist probeert de intermenselijke conflicten te overstijgen door nederigheid, contemplatie en gerichtheid op de andere wereld centraal te stellen. Christelijke politiek kan in deze vorm dus zeer geschikt zijn voor de uitvoering van het participatiemodel omdat het gericht is op rechtvaardige verbinding tussen mensen en de creatie van het democratische midden. 10 Dit boek is ingedeeld in zeven hoofdstukken. Hoofdstuk twee bespreekt de menselijke natuur die als basis dient voor de modellen om de samenleving mee vorm te geven. In hoofdstuk drie komt het conflictmodel aan de orde. Hier worden veel van de problemen met de huidige politiek besproken. Ook komt het Verantwoordelijkheid-Macht-Risico-model aan bod. In de overige hoofdstukken staan de vier waarden van het participatiemodel centraal. 2. DE MENSELIJKE NATUUR De vrijheid van mensen hangt voor een belangrijk deel af van de wijze waarop interactie met anderen plaatsvindt. De mens is van nature een sociaal wezen die alleen kan overleven als onderdeel van een gemeenschap. De menselijke evolutie heeft ervoor gezorgd dat we als mens uitstekend in een groep kunnen functioneren. Om goed te functioneren in een groep is onderlinge afstemming tussen de deelnemers noodzakelijk. Dit gebeurt onder andere door middel van regels en procedures. Een belangrijker onderdeel is echter de herkenning van de ander als onderdeel van de eigen belangengroep. Een belangrijke eigenschap van de mens is de mogelijkheid om de gedachten van anderen te lezen. Hierbij gaat het niet om telepathie, maar om het inlevingsvermogen en het interpreteren van emoties bij anderen om zo de belangen van de ander inzichtelijk te maken. Mensen moeten de geest van de ander kunnen ‘lezen’ want als het geestelijk leven van een persoon enkel toegankelijk zou zijn voor die specifieke persoon, dan is het niet mogelijk om te communiceren met een ander want er zou nooit overeenstemming over ervaringen en hun betekenis kunnen bestaan. Zo zou iedere persoon volledig afgesloten zijn van de ander. Dat er een aangeboren mogelijkheid tot het lezen van andermans geest bestaat, is onder andere af te leiden uit de aangeboren mogelijkheid voor taalverwerving die elk mens bezit. 11 De menselijke taal is een exclusief sociaal fenomeen en heeft geen betekenis als je enkel het individu als maat neemt. De vraag is dan ook niet zozeer òf we andere geesten kunnen lezen, maar hoe we dat doen. Hierbij is het grote probleem dat er geen directe verbinding tussen de ander en ons is. De gedachten van de ander zijn niet direct waarneembaar. Het gedrag daarentegen is wel direct waarneembaar en hierin ligt dan ook de sleutel tot het herkennen van de ander als deel van onszelf. Het gedrag dat we waarnemen bij de ander wordt geïnterpreteerd en zo ‘weten’ we wat de ander voelt en denkt en hoe de belangen liggen. Dit gebeurt naar analogie van ons eigen bewustzijn; we beelden ons in wat wij in die situatie zouden doen en wat dus onze belangen zijn. Dit proces wordt de simulatie-theorie genoemd, waarbij we de situatie waarin de ander zich bevindt in onze geest simuleren. Deze neuropsychologische theorie heeft veel empirische ondersteuning gekregen. Zo is het bestaan van spiegelneuronen aangetoond, wat inhoudt dat de hersencellen zowel actief zijn als de persoon een taak zelf uitvoert als wanneer hij een ander die activiteit ziet verrichten. Dezelfde hersendelen worden geactiveerd bij het zien van een emotie als wanneer zij werkelijk wordt gevoeld. Op deze wijze voelen we wat een ander voelt en denken we wat een ander denkt. Dit zijn aangeboren en automatische processen die ervoor zorgen dat onze hersenen bij wijze van spreken in direct contact staan met die van anderen zonder dat er sprake is van een fysieke verbondenheid of van paranormale gaven. Dankzij deze mechanismen zijn we in staat om samen te werken met personen die gelijke belangen hebben, waardoor we onze overlevingskansen sterk vergroten. Doordat de gevoelens verbonden aan belangen van de anderen gedeeltelijk ook onze gevoelens en belangen worden, zorgt dit ervoor dat men bij wijze van spreken deel is van eenzelfde entiteit. Het is dan ook zo dat het zelfbewustzijn zich uitstrekt buiten ons biologische wezen. Het gedrag, de gevoelens en belangen van anderen waarmee 12 herkenning bestaat worden deel van ons zelfbewustzijn. Aangezien de zelfbeschikking betrekking heeft op het zelfbewustzijn dienen we deze ‘anderen’ er ook bij te betrekken. In een goed functionerende individualistische samenleving is dit inderdaad het geval en neemt men de sociale omgeving die gelijke belangen aan onszelf heeft altijd mee in de afweging. We redeneren altijd vanuit het zelfbewustzijn, en de rede dient dan ook dit als uitgangspunt te nemen en niet een visie van de mens waarbij hij afgesloten is van de sociale interactie. Hierin ligt een belangrijk verschil tussen individualisme en egoïsme. Bij deze laatste wordt er geen rekening gehouden met belangen van anderen en kijkt men enkel naar het ‘eigenbelang’. Het probleem is echter dat het egoïstische eigenbelang de eigen belangen helemaal niet goed dient als men moet deelnemen aan een sociale omgeving. Ieder ander wordt dan namelijk afgestoten waardoor de gehele samenleving wordt geclassificeerd als vijand. Zo komt men alleen te staan en nemen de mogelijkheden sterk af. Het egoïsme vermindert de vrijheid van iedereen. Egoïsme is vaak het gevolg van de onmogelijkheid om deel te nemen aan een sociale omgeving die het beste met een persoon voor heeft. De mens is geen atomair individu dat vanuit die hoedanigheid de wereld bekijkt. In plaats daarvan is de mens een integraal onderdeel van de sociale omgeving waarmee hij zich identificeert. Dit ‘Zelf’ is de basis waarmee men de wereld tegemoet treedt en men zichzelf ziet. Er is een aangeboren neiging om anderen te (h)erkennen als onderdeel van het Zelf, maar afwijkingen zoals autisme kunnen deze (h)erkenning blokkeren waardoor men afgesloten wordt van de ander en daardoor automatisch ook afgesloten is van zichzelf. De behoefte aan (h)erkenning is zo groot dat het onbewust voorrang heeft op de andere levensbehoeften, zodat een gebrek aan (h)erkenning grote gevaren oplevert doordat men andere levensbehoeften opzij zal zetten en men kwetsbaarder is voor misbruik. Het is dan zelfs zo dat geïsoleerde mensen bewust conflicten opzoeken om niet weg 13 te kwijnen in isolatie. Er is immers ook (h)erkenning tussen mensen in een conflict. Een intrinsieke goedheid van de mens zorgt voor een totaal andere samenleving die een veel grotere vrijheid biedt dan een maatschappij gebaseerd op de intrinsieke slechtheid van zijn bestanddelen. De mens is van nature goed tegen zichzelf en alles en iedereen waarmee hij zich identificeert. Het doel van het leven is om uiteindelijk succesvol te overleven. Iets is dan goed als het behulpzaam is voor het overleven van de persoon. De essentie van goedheid en geluk ligt dan in overleving. De mens is van nature goed tegen zichzelf en anderen, maar geweld uit de samenleving kan zich in de persoon nestelen en hem zo te gronde richten. Geweld leidt ertoe dat men zich moet afsluiten voor de wereld, maar omdat de mens van nature gericht is op de buitenwereld en alleen zo een volledig mens kan worden, beperkt geweld het zelfbewustzijn. Eigenaarschap is onmogelijk bij misbruik Het zelfbewustzijn van de mens is het gevolg van het je eigen maken van de voorstellingen die je creëert van de wereld en jezelf op basis van de prikkels die je krijgt via de verschillende zintuigen. Dit ‘eigen maken van voorstellingen’ gebeurt door ze te voorzien van een emotioneel stempel dat aangeeft in hoeverre ze van belang voor jou zijn. Het tot de onze maken van objecten en gebeurtenissen in de wereld is daarmee essentieel voor een volwaardig zelfbewustzijn. De mens is van nature goed tegen zichzelf en iedereen waarmee men zich identificeert. Anderen (mensen, objecten, ideeën, de natuur) tot eigendom maken is dan positief want op die manier worden zij deel van onszelf en gelijkgesteld aan onze belangen. Desalniettemin is er vaak de claim dat als we mensen of de natuur als eigendom zien we hen ‘ontmenselijken’ en daarmee benadelen. Discriminatie en de verwoesting van de natuur zijn hier direct mee geassocieerd. Het misbruiken van anderen is echter niet hetzelfde als eigendom 14 worden van hen. In plaats daarvan is het een corruptie van de mens dat veroorzaakt wordt doordat we ons in het conflictmodel bevinden in plaats van het participatiemodel. De mens is van nature goed tegen zichzelf en eigenaarschap van anderen betekent in wezen de uitbreiding van deze goedheid naar deze anderen. Als mensen anderen misbruiken als gebruiksvoorwerpen die zelf geen waarde hebben dan is men geen eigenaar van hen en is het zelfs zo dat men een deel van zichzelf verliest. Men verliest een deel van zijn zelfbewustzijn. Dit wordt veroorzaakt doordat men zich afsluit van de werkelijkheid en dit opnieuw interpreteert om zodoende de ander te benadelen. Men creëert dus zowel illusies als dat men de waargenomen prikkels niet meer toe-eigent als behorend tot onszelf doordat ze niet meer van een emotioneel stempel worden voorzien. Ontmenselijking gaat dan ook altijd gepaard met een verlies van emotionele verbondenheid met de wereld, maar daarmee ook een verlies van verbondenheid met onszelf. Ontmenselijking van anderen is dan per definitie ook de ontmenselijking van jezelf. Doordat men de waargenomen wereld niet meer tot eigendom kan maken zorgt dit ervoor dat men ook het eigenaarschap van zichzelf verliest. Hierdoor staat men bloot aan vele bedreigingen die een steeds grotere inbreuk maken op de kans om een succesvol leven te leiden. Deze bedreigingen zullen steeds meer in hevigheid toenemen doordat degenen die ontmenselijkt zijn vijandig zullen worden tegenover de dader die hen heeft benadeeld en er zodoende belang bij hebben om die persoon te ondermijnen. De mens als potentie De kenmerken die ons menselijk maken zijn weliswaar bij ieder mens aanwezig maar de mate van ontwikkeling ervan is niet gelijk. De invulling van, en interactie tussen, de menselijke kenmerken bepalen het individuele karakter van mensen. Hierin ligt het grote belang van de cultuur, aangezien de meeste 15 kenmerken slechts mogelijkheden bieden en geen vanzelfsprekendheid zijn. Alle dieren hebben aangeboren instincten die hen in staat stellen om zich staande te houden in de wereld en succesvol te overleven, maar waar een insect voldoende heeft aan deze instincten moet de mens een jarenlang leerproces ondergaan. Dit leerproces gaat het gehele leven door. De kenmerken van de mens zijn in wezen slechts mogelijkheden die ontwikkeld moeten worden en zijn zonder deze ontwikkeling niet voldoende gevormd om overleving mogelijk te maken. De persoonlijkheid, de persoonlijke cultuur, wordt gevormd door de aangeboren kenmerken verder te ontwikkelen zodat ze de persoon in staat stellen om voor de eigen overleving zorg te dragen. De mens is geen atomaire onveranderende entiteit. In plaats daarvan wordt de mens continu gevormd en is hij afhankelijk van sociale interacties voor zijn ontwikkeling. Een persoon kan pas werkelijk een mens worden als hij of zij de mogelijkheden heeft om zichzelf volwaardig te ontwikkelen. Het zijn daarom deze mogelijkheden die het uitgangspunt van een rechtvaardige ethiek zouden moeten zijn. Wanneer je dat niet doet dan accepteer je een systeem dat enkel de machtigen steunt, want zij bezitten al de mogelijkheden die anderen worden onthouden. De ideologieën die de mens als enkelvoudige, atomaire entiteit beschouwen zijn daarom onmenselijk omdat ze niet ‘de mens’ als uitgangspunt nemen en daarmee de zwakkeren in de steek laten die nooit uit hun benarde positie kunnen komen. Zij zitten gevangen in een gebrek aan mogelijkheden. Een rechtvaardig systeem moet daarom gericht zijn op het bieden van kansen op een volwaardig leven. Slechts dan kan iemand werkelijk mens worden. Een cruciaal element van mensenrechten is vrijheid. Een mens is pas werkelijk vrij als hij de mogelijkheid heeft om zorg te dragen voor zijn succesvolle overleving. Het beste dat iemand kan worden is zichzelf. Hierbij is het noodzakelijk dat je accepteert dat 16 het ontplooien van je menselijke kenmerken het hoogst mogelijke doel is en dat je niet probeert iets anders te worden. De menselijke vrijheid Werkelijke vrijheid betekent dat men in staat is om die keuze te maken die ons belang zo goed mogelijk dient. Als we iets willen dat niet in ons belang is dan zijn we niet vrij. Een keuze voor het kwade is dan ook geen vrijheid want het betekent dat men besluit iets te doen dat niet in het eigen belang is. Kiezen voor het kwade betekent dat je jezelf verloochent en vervreemd raakt van je menselijkheid en daardoor minder goed in staat bent om te reageren op de dreigingen van de wereld. Je neemt dan als het ware niet de verantwoordelijkheid om het goede te doen en laat je leiden door externe machten. Kiezen voor het goede is dan synoniem met vrijheid. De vrije wil is enkel vrij als men beslissingen neemt die in het belang zijn van de eigen overleving. Wanneer men misleid of gedwongen wordt om besluiten te nemen die tegen de eigen belangen ingaan dan is men niet echt vrij. Wanneer we ons afsluiten voor anderen om hen te ontmenselijken met als doel hen te benadelen, ontmenselijken we tegelijkertijd ook onszelf. Als gevolg hiervan vermindert ons zelfbewustzijn en zijn we minder goed in staat om correct te reageren op potentiële bedreigingen. Hierdoor wordt de kans zeer groot dat we verkeerde keuzes maken die ons op termijn in het ongeluk storten. Het Kwaad is dan ook een vervreemding van onszelf waarbij we de eigen menselijkheid verloochenen en onszelf voor de gek houden dat dit ons beter maakt en meer oplevert. Dit is echter een illusie want je kunt nooit meer bereiken dan een volledige ontplooiing van je eigen menselijkheid. De grijns van het kwaad is een grimas die minachting, incompetentie en een verlies van zelfbewustzijn toont. ‘Jezelf zijn’ betekent niet dat je moet zijn zoals je nu bent of zoals anderen of zelfs jezelf je op dit moment ziet, maar om dat te worden dat zorgt voor een succesvol overleven. Er is pas een vrije wil als men besluiten neemt die de 17 eigen overleving ten goede komen. De beperkte rationele capaciteiten van elk individueel mens impliceren dat men afhankelijk is van de omgeving om zijn rationaliteit in te grondvesten als men werkelijk vrij wil zijn. Een groot deel van het rationele denken moet in wezen buiten de individuele persoon plaatsvinden. Hiertoe is het noodzakelijk dat de sociale omgeving hetzelfde doel voor overleven heeft als het individu. Als de belangen te ver uiteenlopen, gaat men tegen elkaar werken en is er geen rationaliteit meer mogelijk waardoor men ten onder gaat aan illusies. De gemeenschap moet eenzelfde doel voor overleving nastreven waarmee er sprake is van een bezield verband. 3. HET CONFLICTMODEL Het conflictmodel Een conflict ontstaat wanneer mensen een verschil van mening hebben en men er niet in harmonie uit kan of wil komen. Mensen hebben dan tegengestelde belangen en zijn niet bereid tot het doen van compromissen. In plaats daarvan volgen ze hun persoonlijke, individuele ambitie. De wijze waarop het moderne westerse systeem van de kapitalistische, liberale democratie dergelijke conflicten probeert op te lossen is door middel van verwijdering. Wanneer er een conflict tussen mensen ontstaat worden ze allen in de gelegenheid gesteld om voor zichzelf, zonder inmenging van de ander, hun belangen na te streven. De handboeken voor conflicthantering laten zien dat een conflict alleen kan bestaan als er aan vier voorwaarden wordt voldaan. Wanneer één van deze voorwaarden wordt verwijderd zal het conflict ophouden te bestaan. De voorwaarden voor het bestaan van een conflict zijn: 1. Mensen moeten samenwerken 2. Er is een belangrijk verschil van mening tussen hen 18 3. Er zijn irritaties omdat men niet gehoord wordt 4. Er is onwil om de ander te horen doordat men emotioneel beschadigd is. Ons politieke en maatschappelijke systeem is zodanig ingericht dat men voornamelijk probeert om de eerste voorwaarde voor het bestaan van een conflict eruit te halen. Als men niet hoeft samen te werken dan is er ook geen conflict meer. Het grote probleem is natuurlijk dat we in ieders belang wel degelijk moeten samenwerken. Het is een illusie om te denken dat mensen een volwaardig leven kunnen leiden en geluk kunnen vinden zonder samenwerking. Vrijheid is alleen mogelijk in een gemeenschap en als men geïsoleerd is van ieder ander mens dan houdt de vrijheid op te bestaan. Het liberalisme heeft er desondanks wel significant toe bijgedragen dat het Westen materiële welvaart heeft gewonnen in de laatste paar eeuwen. De voordelen van een systeem dat ieder individu zijn ambitie laat nastreven, is dat mensen niet worden tegengehouden door de gevestigde orde die probeert om verandering tegen te houden. De nadelen zijn echter steeds zwaarder gaan wegen, ook omdat de waarden die de gemeenschap bijeenhielden zijn geërodeerd. Het kale liberalisme dat niet is ingebed in een communautaire ideologie als het nationalisme of het christendom zorgt voor een onmenselijke en onleefbare omgeving waar mensen steeds verder van elkaar vervreemd raken. Een intrinsiek probleem van het liberale systeem is dat het mensen als atomaire individuen ziet die vanuit die hoedanigheid de wereld benaderen. De mens is echter een sociaal wezen die onderdeel is van de omgeving. Zoals in het tweede hoofdstuk aan de orde kwam kan je de rationaliteit van de mens niet herleiden tot het atomaire individu. Het liberalisme en socialisme hebben beiden een model voor de samenleving en de mens. Dit model gaat echter uit van individuen die geestelijk en lichamelijk geïsoleerd 19 zijn van anderen. Veel menselijk gedrag past niet goed in de modellen van het socialisme en liberalisme. Dit wordt echter toegeschreven aan de irrationaliteit van de mens, terwijl het veel logischer zou zijn om het toe te schrijven aan de gebrekkige modellen die het socialisme en liberalisme van de mens en maatschappij hebben. Het verkeerde mensbeeld van het liberalisme tezamen met de onbalans in het oplossen van conflicten door alle kaarten te zetten op verwijdering, zorgt ervoor dat een liberaal-democratische samenleving een aantal fasen van escalatie doorloopt die uiteindelijk desastreus zijn voor de bevolking. Een conflict kent de volgende drie fasen: 1. De rationele fase 2. De emotionele fase 3. De strijdfase De rationele fase is het ideaalbeeld van een goed functionerende liberaal-democratische maatschappij. Hierin is er sprake van competitie tussen individuele mensen, waarbij men niet op de persoon maar op de zaak speelt en er een win-win situatie kan ontstaan. Er is nog steeds samenwerking mogelijk omdat men uitgaat van de mogelijkheid dat er plaats is voor de belangen van iedereen. Mensen zijn dan niet gericht op de positie van anderen maar proberen persoonlijk succes te behalen door middel van verwijdering van anderen. Conflicten in de rationele fase kunnen nuttig zijn omdat ze mensen dwingen om de eigen belangen duidelijker te krijgen en om vooruitgang te forceren wanneer de gevestigde orde verandering tegen houdt. Echter, de rationele fase kent ook minder idealistische kanten. Zo praat men bijvoorbeeld niet meer met elkaar maar tegen elkaar en worden argumenten afgewogen met als doel om tegenargumenten te verzinnen in plaats van dat men gezamenlijk zoekt naar de beste oplossing. Intellectueel geweld wordt zodoende ingezet om de competitie te 20 winnen. Dit zorgt ervoor dat het beeld van de win-win situatie langzaam maar zeker verandert naar een win-verlies situatie. Als gevolg van de competitie waarbij men tegenover elkaar staat zullen sommigen er als winnaar en anderen als verliezer uit komen. De winnaars zullen zich vervolgens superieur voelen aan anderen en de belangen van de verliezers als onbelangrijk wegzetten, wat de mogelijke samenwerking nog verder bemoeilijkt. De volgende fase is de emotionele fase waarbij het uitgangspunt is dat één het conflict wint terwijl de ander het verliest. De ‘samenwerking’ blijft nog behouden omdat velen denken dat zij een kans hebben om de ander te verslaan vanuit het door het individualisme gecreëerde zelfbedrog. Wanneer mensen emotioneel geïsoleerd worden van anderen en met hen in competitie zijn, zullen zij zichzelf beter achten dan de ander. Een vorm van onrealistisch optimisme en het hooghouden van de zelfwaarde door anderen als minder te beschouwen is cruciaal voor een geïsoleerd persoon omdat hij anders de competitie niet meer aandurft en zodoende al verloren heeft zonder dat hij een gevecht heeft geleverd. In de emotionele fase wil iedereen winnen ongeacht de gevolgen voor de ander. Er heerst, terecht, wantrouwen dat de ander niet het beste met je voor heeft. Mensen zullen proberen om de ander te ontmaskeren en de integriteit in twijfel te trekken zodat men zelf sterker komt te staan in de competitie. In deze fase is het al vrijwel onmogelijk om er samen uit te komen en blijven mensen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het is noodzakelijk dat alle partijen gaan inzien dat samenwerking noodzakelijk is voor ieders succes. Als de conflicten echter nu niet worden aangepakt zal men vanzelf afdalen naar de volgende, en laatste, fase. De derde en laatste fase is de strijdfase. Deze fase wordt gekenmerkt door een verlies-verlies uitgangspunt. Er is geen samenwerking meer omdat men de hoop heeft opgegeven om het conflict te winnen. In plaats daarvan is iedereen erop gericht de 21 ander te laten verliezen. Het bestaansrecht van de ander wordt dan ontkend en alles wordt in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de ander wordt vernietigd. In deze fase spreekt men niet meer met of zelfs tegen elkaar, maar voornamelijk over elkaar met de slechtst mogelijke intenties. Een dergelijke situatie is te vergelijken met een oorlog van allen tegen allen en dit is alleen op te lossen door de vernietiging van één of beide partijen of door een machtsgreep. In het conflictmodel ga je van verwijdering naar onderdrukking naar desintegratie. In de huidige westerse samenlevingen zijn al deze drie fasen zichtbaar. De meest succesvolle maatschappijen bevinden zich in fase één, terwijl anderen zich in fase twee bevinden. Geen enkele samenleving bevindt zich op dit moment in fase drie, hoewel sommige lokale gemeenschappen zich wel in deze strijdfase bevinden. Hoe is het mogelijk dat geen enkele westerse samenleving op dit moment het gehele conflictmodel heeft doorlopen? Eén reden hiervoor is dat westerse samenlevingen 22 niet volledig gebaseerd zijn op liberale uitgangspunten maar dat er nog een sterk communautaire ideologie in de vorm van nationalisme en christendom aanwezig is, of was. Nu deze communautaire ideologieën snel terrein verliezen neemt de druk van de onderlinge conflicten toe en daalt de samenleving snel verder af in het conflictmodel. Een andere reden voor het uitblijven van een degeneratie van de samenleving als gevolg van de escalatie van conflicten is de export van deze conflicten naar niet-westerse gebieden. Dankzij deze export van conflicten is het decennialang mogelijk geweest om de verliezers buiten de grenzen te houden. Op deze manier was het mogelijk een façade van een win-win model op te houden, tenminste voor diegenen die niet-westerlingen ontmenselijkten. Nu het niet-Westen zichzelf in de laatste decennia sterk heeft ontwikkeld en conflicten niet meer eenvoudig kunnen worden geëxporteerd is ook dit ventiel verdwenen. Voor de levensvatbaarheid van westerse samenlevingen is het daarom van groot belang dat het conflictmodel wordt aangepast opdat we niet allen ten onder gaan. In het conflictmodel probeert men de ander te beperken zodat hij niets voortbrengt. De sterksten zijn zij die wel iets voortbrengen, onder andere kinderen, bedrijven, culturele uitingen en dergelijke. Het beperken van anderen strekt zich echter niet alleen uit tot de zwakkeren maar ook tot degenen met een groot potentieel, om er zo voor te zorgen dat het niet opvalt hoe slecht de rest eigenlijk is. Een maatschappij waarin iedereen gericht is op egoïstisch eigengewin en men de belangen van anderen niet erkent als deel van de eigen belangen zal uiteindelijk polariseren. De competitie leidt er namelijk toe dat sommigen winnen, maar anderen verliezen. Dit leidt tot polarisatie en een afdaling naar de emotionele fase van het conflictmodel. Het uitgangspunt is hierbij dat men wil winnen en dat dit ten koste gaat van anderen. Dit geldt zowel in de politiek als in de maatschappij als geheel. In de 23 politiek is de emotionele fase het moment waarop populistische partijen opkomen als stem van de benadeelden. Door de toenemende hardheid van de conflicten ontstaan er coalities van personen en groepen om zo sterker te staan tegenover anderen en zo de kans op winst te verhogen. Ook de gevestigde politieke klasse heeft de neiging om een grote coalitie te vormen die in het nadeel is van een significant deel van de bevolking. In een conflict is het bezit van machtsposities cruciaal om een dergelijk conflict te winnen. Mensen zullen dan ook sterk gehecht zijn aan het voortbestaan van de groep die de machtspositie belichaamt en daarmee hun veiligheid garandeert. Als gevolg hiervan ontstaan er sterke vijandbeelden tegen iedereen die deze veiligheid bedreigt. Deze vijandbeelden zorgen er vervolgens voor dat men nog minder rekening houdt met de belangen van de ander en er geen werkelijke dialoog meer is tussen bevolking enerzijds en gekozenen en bestuurders anderzijds. Een reactie op deze situatie is de opkomst van populistische partijen die als gladiatoren van de benadeelden de gevestigde orde bestrijden in de politieke arena. Zij gebruiken dezelfde uitgangspunten als de gevestigde orde, namelijk winst voor mij en verlies voor jou. In deze situatie is het noodzakelijk dat beide partijen met elkaar gaan praten en de belangen van iedereen afwegen zonder elkaar tekort te doen. Wanneer een populistische beweging niet succesvol is in het verbeteren van het politieke lot van de benadeelden dan zullen de standpunten verharden en zal men afdalen naar de laatste fase. In de strijdfase is men enkel geïnteresseerd in het verlies van de ander. Dit geldt zowel voor de gevestigde orde als voor de populisten. Uiteindelijk leidt dit tot de desintegratie van het systeem en van de maatschappij. Politieke energie creëren met behulp van conflicten De onderhandelingspositie van degenen die niet aan de macht zijn, is altijd moeilijker dan die van de machthebbers. Dit voordeel wordt veroorzaakt doordat men de machtspositie kan inzetten in 24 de competitie met anderen maar ook omdat men eenvoudigweg overheidsbeleid kan uitvoeren. Deze uitvoering van beleid zorgt ervoor dat de ideeën van de machthebbers worden geïmplementeerd en deze daarmee de samenleving vormgeven. Het zorgt tevens voor een voortdurende beweging en het leven moet altijd bewegen wil het overleven. Denken kan niet zonder doen want anders verlies je het contact met de werkelijkheid en jezelf. Een groot gevaar voor al degenen die niet deelnemen, geestelijk en lichamelijk, aan dit uitvoerende beleid is dat men al gauw niets doet en daarmee afglijdt naar lethargie en een depressie. Stilstand is afsterving. De isolatie en machteloosheid van degenen die door de gevestigde orde zijn buitengesloten leidt tevens tot frustratie. Een groot gevaar van frustratie is dat men niet meer goed in staat is de eigen belangen te overzien waardoor men de verkeerde gevechten gaat leveren. Zoals in het eerste hoofdstuk aan de orde kwam, is de mens een intrinsiek sociaal dier die gericht is op, en deel van, de sociale omgeving. Frustratie wordt veroorzaakt doordat men niet zichzelf kan zijn en men geen vrijheid heeft. Als iemand gefrustreerd is en hij wordt geconfronteerd met een competitie voor een specifiek doel dan vecht hij niet tegen deze tegenstander om dat doel te bereiken maar vecht hij om zijn frustratie te laten verdwijnen. Je vecht dan het verkeerde gevecht en bent sterk in het nadeel. De onmacht wordt dan vergroot terwijl men zichzelf voor de gek houdt dat men juist meer macht krijgt. Een populistische partij kan enkel een duurzame (tegen)macht zijn als het erin slaagt om zichzelf en de achterban in beweging te brengen en te houden. Aangezien populisten geen bestuursmacht hebben is er een andere bewegingsmotor nodig. Elke politieke partij is in essentie een zendingsorganisatie die, net als de Jehova’s Getuigen, probeert de mensen te overtuigen van hun wereldbeeld, aangevuld met een bestuurscomponent nadat men deelname aan de macht heeft veroverd. De primaire doelstelling van de populisten is de politieke emancipatie van de 25 uitgeslotenen en ervoor zorgen dat zij weer kunnen deelnemen aan de politiek. Deze doelstelling wordt meestal ideologisch gesteund door een religieuze of nationalistische component. Er is echter meer nodig dan een abstracte, lange termijn visie. Wanneer een populistische partij er niet in slaagt om op korte termijn de macht te veroveren raakt het zijn momentum kwijt en kan het even snel weer ten onder gaan als dat het is opgekomen. De onvrede blijft dan nog wel bestaan, maar de actie om deze onvrede aan te pakken verdwijnt. Dit leidt tot frustratie, onmacht, depressie en een algeheel gevoel van een ongelukkig leven bij de politieke verliezers. Een populistische partij heeft te maken met een inherent energiegebrek wat ervoor zorgt dat het zeer moeilijk is om een politieke koers te varen die zich uitstrekt over een langere periode. De wijze waarop succesvolle populisten dit aanpakken is door het creëren van conflicten. Conflicten genereren energie en kunnen daarom als vliegwiel dienen om de lange termijn doelstellingen van de populisten te behalen. Hoe minder geestesenergie men heeft hoe meer kleine conflictjes er nodig zijn om vooruit te komen en niet weg te zinken in lethargie. In een populistische partij moet je daarom energie-verhogende conflicten inbouwen die tegelijkertijd de samenhang van de beweging niet in gevaar brengen. Het conflict moet daarom naar buiten gericht zijn. De natuurlijke reactie van mensen in een onderdrukte situatie is om het conflict op te zoeken maar omdat men bang is voor de machthebbers zoekt men het conflict met elkaar. Ruziezoekers proberen conflicten uit te lokken om in een strijd de baas over de ander te kunnen worden omdat men niet in staat is om zichzelf onder controle te krijgen en vervolgens de juiste strijd tegen de werkelijke vijand te voeren. Dergelijke conflicten zijn contraproductief omdat ze niet gericht zijn op het winnen van het politieke doel maar op het wegnemen van de persoonlijke frustratie. Wanneer dergelijke conflicten zich voordoen vermindert de levensvatbaarheid van de populistische 26 beweging doordat men elkaar benadeelt, de werkelijke strijd vergeet en omdat mensen bang voor elkaar worden en de groep uit elkaar valt. Even belangrijk is dat potentiële medestanders en stemmers een hekel hebben aan ruziezoekers omdat men instinctief weet dat zij niet de belangen van de bevolking vertegenwoordigen maar emotioneel gevangen zitten in hun frustratie en enkel de eigen ambitie volgen. Iemand die het niet kan opbrengen om over zijn eigen schaduw heen te stappen zal uiteindelijk altijd over de belangen van anderen heen stappen. Wie zit er te wachten op nog een ruziemaker in de politiek? Uitgesloten en onderdrukte mensen willen geen ruzie maar verlossing. Dit vereist een juiste toepassing van (een reactie op) conflicten en het verlaten van het conflictmodel. De gevestigde orde reageert vaak sterk op de opkomst van een populistische partij waarbij de laatste op alle mogelijke manieren wordt zwartgemaakt. Als men overgaat tot dreigen en probeert om macht over de ander te krijgen dan is dat altijd een teken van zwakte en dat men geen controle meer heeft over de situatie en zichzelf. Dit geeft kansen aan de bedreigde. De luide afkeer van populisten door de gevestigde orde is dus voor een belangrijk deel angst dat de macht verloren gaat. Agressie als teken van zwakte. Politieke correctheid is geen uiting van een morele hoogstaandheid, maar van machtspolitiek om tegenstanders buiten te sluiten. Wanneer je uit angst of onverschilligheid geen actie onderneemt tegen onrecht keur je het goed omdat het dan ongehinderd kan voortbestaan en wordt je zodoende een mededader. Sommige populisten raken gefrustreerd door een gebrek aan resultaten en nemen hun toevlucht tot geweld. Mensen hebben weliswaar een hekel aan geweld maar nog meer aan slachtoffers. Mensen hebben de neiging om het slachtoffer dat zich niet verzet de schuld te geven van zijn slechte situatie. Daarom is het noodzakelijk dat populisten nooit passief mogen worden want dan verliezen ze de strijd om de hearts and minds en is de 27 politieke strijd verloren. Welke actie er moet worden ondernomen om het conflict te winnen hangt af van de machtsverhoudingen en dient altijd proportioneel te zijn. Een succesvolle gelijkwaardige reactie vereist het verlaten van het conflictmodel Een automatische reactie van mensen die worden uitgesloten en wier kansen worden opgeofferd aan een andere groep is om zelf ook een uitsluitende houding aan te nemen. Nu is het weliswaar verstandig om de eenheid te bewaren wanneer men probeert de mensen tegen elkaar op te zetten, maar het is cruciaal dat men geen exclusieve, uitsluitende houding aanneemt. Dit is belangrijk omdat men dan niet alleen de veroorzaker van de onderdrukker uitsluit maar ook ieder ander. Het is namelijk zo dat een dief niet alleen van anderen, maar ook van jou steelt. Wanneer de sociale beweging gebaseerd is op uitsluiting dan zal deze waarde zich tegen iedereen in de groep keren en zal iedereen elkaar benadelen. Dit principe geldt voor de groep met de minste macht maar ook voor de elite die de wereld snobistisch bekijkt. Zij zullen uiteindelijk ook elkaar minderwaardig gaan vinden. Gladiatoren zijn geen verlossers Het grootste probleem met Wilders’ politiek is niet dat hij ageert tegen beleid dat voornamelijk goed is voor de elite maar dat hij niet uit het conflictmodel stapt en in plaats daarvan het spel meespeelt dat zorgt voor de instandhouding van de onderdrukte situatie. Wilders kan zich goed staande houden als politiek debater, maar dit verandert weinig aan de positie van anderen. Hij is een gladiator, maar geen verlosser. Mensen blijven bang om deel te nemen aan het publieke debat, omdat het verbale geweld er nog steeds is. Het is zelfs toegenomen doordat de gevestigde orde keihard terugvecht en zij in hun kracht staan. Geweld, zowel militair als verbaal, zorgt ervoor dat normale mensen niet meer mee kunnen doen aan het conflict 28 omdat zij niet de middelen daarvoor hebben. Het debat en de publieke ruimte worden op deze manier gezuiverd van normale mensen en alleen professionals die langdurig hebben getraind voor ‘de oorlog’ kunnen zich staande houden. De normale mensen worden zodoende buitengesloten waardoor de populistische beweging aan kracht inboet want de ‘normale mensen’ zijn de natuurlijke achterban van de populisten. De gevestigde orde heeft de middelen om mensen op te leiden en te laten functioneren als professionals in het publieke domein, terwijl normale mensen ook nog een baan hebben en zich daarom niet fulltime bezig kunnen houden met het behartigen van hun belangen in het publieke domein. Hierdoor zal de gevestigde orde uiteindelijk het publieke domein volledig beheersen. Het is daarom van belang dat het (verbale) geweld zoveel mogelijk wordt uitgebannen. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de gevestigde orde, omdat zij in grote mate het publieke domein vormgeven, maar ook de populisten moeten hier rekening mee houden als ze hun agenda willen bereiken. Dit betekent overigens niet dat men geen taboes mag aankaarten. Taboes zijn namelijk niet sociale afspraken die de zwakkeren beschermen, maar constructies die de machtsposities legitimeren en zo in het voordeel van de machthebbers zijn. Alleen de gevestigde orde heeft er belang bij dat problemen worden verzwegen. Het kost veel intellectuele moed om de taboes werkelijk te doorgronden en te doorbreken omdat ze zo zijn opgebouwd dat het ter discussie stellen ervan de zwaksten het eerst en hardst raakt. Het lijkt dan ook vaak alsof de taboes er zijn om de zwaksten te beschermen maar in werkelijkheid zijn zij een menselijk schild die de belangen van de gevestigde orde beschermen. Als we een duurzame open samenleving voor allen willen hebben dan is het noodzakelijk dat de taboes continu worden doorbroken en dat we daarbij de directe schade voor de zwakkeren zoveel mogelijk beperken. Uiteindelijk zijn zij het die van het verwijderen van taboes de grootste voordelen zullen genieten. Het gaat er niet alleen om wat 29 populisten zeggen maar ook op welke wijze dit gebeurt. De vorm en inhoud van de argumenten van de populisten moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de populisten, namelijk het herwinnen van het publieke domein door de bevolking. De professionele gladiatoren van de gevestigde orde moet je niet bestrijden door elk individu om te vormen tot een gladiator maar door de regels van het spel te veranderen en uit het conflictmodel te stappen. Hoewel mensen allergisch zijn voor passiviteit, betekent dit niet dat men dan maar terug moet slaan met een zelfde mate van geweld. Als kleinere, minder machtige groep moet je niet de kracht van de sterkste proberen te evenaren, maar moet je gebruik maken van je eigen kracht en van de zwaktes van de machtigen. Dit principe is zeer duidelijk te zien in het gebruik van mensenrechten als politieke strategie. Minderheden hebben vrijwel nooit de militaire, politieke en sociaaleconomische capaciteit om een overheid die hen militair onderdrukt te weerstaan. Als ze dit toch proberen geeft dit het regime de kans om nog harder in te grijpen en vergroot dit de macht van de staat ten koste van de minderheden. In plaats daarvan is het verstandiger om gebruik te maken van internationale afspraken over de rechten en plichten van staten en burgers. Op deze wijze is het mogelijk om de machtsverschillen tussen de staat en de minderheden te verkleinen en op een gelijkwaardiger niveau te onderhandelen. Je kan pas werkelijk machtig worden als je een gelijkwaardige reactie kan geven op een aanval zonder dat het gelijk is. Om als individu de competitie in het conflictmodel te winnen is het niet alleen belangrijk om te investeren in de eigen capaciteiten maar is het van even groot belang om de ander te beperken in zijn persoonlijke ontwikkeling. Mensen zijn namelijk van nature in hoge mate aan elkaar gelijk. Ze zijn echter ook zeer beïnvloedbaar door de sociale omgeving. Machtsposities kunnen daarom gebruikt worden om anderen steeds verder omlaag te 30 duwen. Het is een automatische reactie om terug te duwen maar dit leidt meestal niet tot een sterke verbetering van de eigen positie als de machtsverhoudingen te ver uiteenlopen. De gelijkwaardigheid in capaciteiten van mensen zorgt er tevens voor dat het alleen mogelijk is om via coalities duurzame macht te veroveren want een individueel mens heeft onvoldoende capaciteiten om machtsposities te veroveren en te behouden. Een coalitie heeft identiteitsmarkeringen nodig om te bepalen wie deel is van de coalitie van de macht en wie niet. Roddel speelt hierin een belangrijke informele rol. Het is echter wel zo dat net zoals volwassenheid niet bepaald wordt door leeftijd, ook roddel niet bepaalt wie je bent. Er is altijd een keuze of je de beperkende situatie accepteert of je heil ergens anders zoekt. In het volgende hoofdstuk komt het Verantwoordelijkheid-Macht-Risico-model aan de orde waarbij duidelijk wordt dat wanneer je de macht is ontnomen het irrationeel is om wel de verantwoordelijkheden en risico’s te dragen. In plaats daarvan kan je alleen voor jezelf opkomen en daarmee je belangen dienen door uit het conflictmodel en in het participatiemodel te stappen. Werkelijke participatie is alleen mogelijk als de vier waarden van het participatiemodel voldoende worden geïmplementeerd. Wanneer deze waarden aan de basis van de samenwerking staan komt dit iedereen ten goede. Populisten als de duivel die het paradijs van de bestuurselite bedreigt De reden dat de gevestigde politieke orde fel gekant is tegen populisten ter linker- en rechterzijde ligt niet in een objectieve moraal maar in het feit dat het de fundamenten van hun machtsposities bedreigt. Daarom accepteren ze geen actie van mensen in een politiek ondergeschikte positie. Populisten als de duivel zien is daarbij wel een grove belediging van het kwaad. De duivel is dan ook niet meer wat hij geweest is. De meeste populisten hebben als doelstelling om de burger weer een partner 31 in het bestuur te krijgen in plaats van dat hij wordt weggezet als klant. Populisten streven daarbij meestal naar een minder invasieve overheid omdat de middelen ervan worden gebruikt om de machtsposities van de gevestigde orde te behouden en uit te breiden. De soevereiniteit moet weer naar de burger toe waarbij hij geen geïsoleerd individu is maar een partner in een democratische omgeving. Elke politieke partij die langdurig aan de macht is wordt een machtspartij. De grote kennis van de procedures en het uitgebreide netwerk geven dan een oneerlijke voorsprong bij het bedrijven van politiek. Het doel van een machtspartij is de macht te behouden. Dit is het effectiefst als je de ander angst aanjaagt en hem beperkt in zijn mogelijkheden. Het politieke bedrijf wordt zodoende een gevaarlijke omgeving waar enkel ons-soort-mensen nog aan mee kan doen. De gewone man wordt hierdoor uitgesloten en verliest daarmee in feite zijn burgerrechten om een partner in de vorming van het politieke bestuur te zijn. De elite legitimeert deze uitsluiting onder andere door te claimen dat mensen geen interesse voor politiek hebben. Mensen zijn echter geïnteresseerd in de politiek als ze er belang bij hebben en het kunnen beïnvloeden. Mensen keren zich af van de politiek als het niet in hun directe belang is en ze er geen invloed op kunnen uitoefenen. Het tweede uitsluitingsmechanisme van de bestuurselite is om van politiek een levensstijl te maken die een identiteit en sociale positie markeert. Politiek die in het belang is van de elite is dan goed terwijl al het andere slecht is. Het neemt voornamelijk de volgende vorm aan: de SP en de PVV zijn slecht, het volk is dom en wordt gemanipuleerd door de populisten en de elite is goed en heeft als taak de onbeschaafden buiten de deur te houden. Dergelijke complottheorieën worden gemaakt om de eigen rol en verantwoordelijkheid voor machtsmisbruik te ontkennen. Door zelfbedrog geloof je de eigen leugens waardoor je de minste kans loopt dat je bedrog uitkomt. Aangezien de meeste mensen en populistische politici in het conflictmodel blijven zitten, zullen ook 32 zij complottheorieën ontwikkelen en daarbij impliciet de machtsposities erkennen. Bureaucratie als almachtige onmacht Een veelvoorkomende reactie op machtsverschillen in een conflict is dat men zich gaat verbergen achter regels. Bureaucratie lijkt een effectieve en voor de hand liggende bescherming tegen willekeur en misbruik door een machtiger groep of persoon. Een populistische partij mag echter nooit bureaucratisch worden. Ten eerste kan een bureaucratie alleen effectief zijn als het ondersteunend is voor een organisatie. Wanneer een organisatie volledig zou worden gebureaucratiseerd dan stokt elke vooruitgaande beweging. Het enige wat een bureaucratie dan doet is de circulatie van documenten binnen de bureaucratie. Een populistische partij heeft daar de middelen niet voor en heeft ook geen behoefte om papier rond te schuiven. Het gaat immers om het veranderen van de politieke situatie. Populisme heeft een zendingsmissie en geen archiveringsmissie. Ten tweede is de bescherming slechts schijn. Een bureaucraat stapt niet uit het conflictmodel maar creëert voor zichzelf een afgebakend plekje in de hiërarchie dat hem weliswaar behoedt voor in het oog springend misbruik maar dat tegelijkertijd een gevangenis vormt van waaruit hij de wereld als toeschouwer aan zich voorbij ziet trekken. De mens komt in dienst te staan van de regels in plaats van andersom. Het misbruik wordt niet gestopt maar neemt nu andere vormen aan. In plaats van grote, duidelijke acties bestaat de onderdrukking nu uit kleine, stapsgewijze beperkingen. Bureaucratie zorgt ook nog voor zelfbedrog van de bureaucraat. Het zelfbedrog bestaat eruit dat hij de gevolgen van zijn acties nooit helemaal kan overzien, evenmin als de mogelijke kansen die zich voordoen doordat hij slechts een kleine, afgebakende positie heeft en de rest van de werkelijkheid niet kan controleren. De regels geven weliswaar een gevoel van macht, maar in werkelijkheid is het almachtige onmacht dat uiteindelijk zal leiden 33 tot frustratie, lethargie en een depressie. Daarnaast is: ‘de juiste procedures doorlopen’ ook een barrière om mensen buiten te sluiten. Bureaucratie staat gelijk aan stilstand, ontkent de menselijkheid en doet afbreuk aan een populistische beweging. Elites die de degens met elkaar kruisen zijn antidemocratisch en willen met dergelijk conflictgericht gedrag aan zichzelf en anderen laten zien dat ze ‘hoog’ zijn en boven de bevolking staan. Een verheviging van conflicten zorgt echter niet voor beter, meer democratisch beleid. In plaats daarvan leidt het tot polarisatie waarbij de verschillende partijen zich vastbijten in hun eigen gelijk en er geen ruimte voor samenwerking en werkelijke waarheidsvinding is. Tevens leidt het ertoe dat normale mensen geen deel meer uit kunnen maken van het debat. Aanvallen op de persoon leiden daarnaast tot blikvernauwing waardoor men andere, wellicht betere mogelijkheden niet opmerkt. Een dergelijke escalatie van conflicten is daarom enkel goed voor een kleine elite in de media, politiek en vertegenwoordigers van semiautonome publieksorganisaties die daarmee de eigen positie veiligstellen. De negatieve spiraal van ambitie in het conflictmodel Ambitie dient niet in het luchtledige te worden gezien of losstaand van de persoon. Het is nooit iemands ambitie om de nieuwste en beste uitvinding te doen maar altijd de ambitie om jezelf te worden. In het conflictmodel is ambitie vaak een compensatie voor geleden verlies. In een ondergeschikte positie waar levenskansen beperkt worden probeert men deze beperking te compenseren met een uitzonderlijke prestatie om zo beter te worden dan de rest. Waar men eerst de mindere was en zo niet werkelijk kon participeren, levert een dergelijke prestatie een hogere status op waardoor men wel weer de moed heeft en de mogelijkheden krijgt om te participeren. 34 De ideologie van een tweedeling is de oorzaak ervan In een welvarende en vreedzame maatschappij leven de inwoners samen om met elkaar een maximaal welzijn voor iedereen in het heden en de toekomst te bereiken. In een gepolariseerde samenleving daarentegen staan mensen tegenover elkaar en is er sprake van afbraak van de maatschappij. Een derde mogelijkheid is dat mensen niet meer met elkaar in aanraking komen en zodoende langs elkaar heen leven. Een dergelijke ‘naast-elkaarleving’ is een uiting van de desintegratie van de samenleving die nadelig is voor allen. Zoals een mens niet werkelijk een mens is als hij geïsoleerd leeft, omdat hij dan niet in staat is om zichzelf te ontplooien in een sociale omgeving, zo is ook een maatschappij slechts een succesvolle samenleving als iedereen erin meedoet. Verscheidene onderzoeken, waaronder van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), geven aan dat er scheidslijnen bestaan tussen bevolkingsgroepen in Nederland die zich steeds verder vergroten en verdiepen. Hierdoor komt het samenleven in gevaar en daarmee het succes van allen. Een verdeelde maatschappij kent alleen verschillende gradaties van verliezers en geen winnaars. Degenen die het minste verliezen, beschouwen zichzelf in een dergelijke omgeving als ‘winnaars’, maar dat is enkel het geval omdat men zich vergelijkt met anderen die nog meer verliezen. Een naast-elkaar-leving verliest aan dynamiek en creativiteit, onder andere door de schaalverkleining die desintegratie onvermijdelijk oproept. Daarnaast vermindert het de mogelijkheden om internationaal te concurreren door de verzwakking van onze maatschappij. ‘Hoogopgeleiden’ met werkelijke ambitie doen er dan verstandig aan om de ‘laagopgeleiden’ niet te benadelen want daarmee schieten zij zich in hun eigen voet. Een hoog-versus-laag maatschappij is een verliezers-samenleving die ervoor zorgt dat iedereen een provinciaal wordt. Uiteindelijk is zelfs dat niet meer haalbaar en 35 beperken de maatschappelijke kansen zich tot een solipsistische nachtmerrie. De scheidslijnen in de Nederlandse samenleving zijn volgens het onderzoek van het SCP voor een groot deel het gevolg van een scheiding van wegen tussen hoog- en laagopgeleiden. De eersten zijn volgens dit onderzoek positief over het politieke bestuur, globalisering en immigratie, terwijl de laagopgeleiden wantrouwig zijn tegen alles en iedereen. Ook stellen de onderzoekers dat er een tweedeling in de politiek ontstaat waarbij partijen zich voornamelijk richten op één groep in plaats van alle groepen aan te spreken: SP en PVV op de laagopgeleiden en D66 en Groen Links op de hoogopgeleiden. Iemand die zichzelf ziet als een verantwoordelijk burger dient ervoor te pleiten dat er geen scheiding tussen ‘hoog’ en ‘laag’ bestaat, want in dat geval verdwijnt de basis van de democratie, namelijk de middenklasse. In het hoofdstuk over de inclusiviteit en de democratie zal aan de orde komen dat een democratie alleen kan bestaan als de meerderheid van de bevolking zich beschouwt als deel van de middenklasse. In tegenstelling tot een maatschappij die verdeeld is in een ‘hoog’ en een ‘laag’ deel kijkt een dergelijke samenleving vooruit in plaats van omhoog en omlaag om de relatieve positie ten opzichte van de ander te bepalen. Een groot gevaar van een maatschappij waar de mensen hun identiteit en zelfrespect halen uit een hiërarchische positie ten opzichte van anderen is dat niemand meer helder en rationeel de uitdagingen van de toekomst aankan maar wegvlucht in illusies van ‘hoog’ en ‘laag’ en zich gaat richten op het benadelen van de ander om zelf relatief te stijgen als de ander omlaag valt. Een werkelijke democratie bestaat uit burgers die hun identiteit uit hun vakmanschap en hun deelname aan het grote geheel halen. Het idee dat hoogopgeleiden louter positief staan tegenover het politieke bestuur, immigratie en globalisering is daarnaast zeer twijfelachtig. Net zoals marktwerking zowel links als rechts kan zijn, afhankelijk van welke groep er het meeste 36 profijt van heeft, zo is de houding tegen immigratie en globalisering ook afhankelijk van wat de impact daarvan is op de ‘hoogopgeleiden’. Ook het vertrouwen in het politieke bestuur is vanzelfsprekend afhankelijk van de mate waarin men er profijt van heeft en het kan beïnvloeden. Lezers van het weekblad Vrij Nederland zijn bijvoorbeeld positiever tegen immigratie dan de lezers van het weekblad Elsevier, terwijl beide groepen hoogopgeleid zijn. Onderzoeken naar de sociaaleconomische ontwikkelingen zijn van groot belang in het opmerken van maatschappelijke problemen en uitdagingen. Het is echter tevens het geval dat de premissen en uitkomsten van sociaalwetenschappelijk onderzoek voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op de wereldvisie van de onderzoekers en de belangen van de doelgroep. Wetenschappelijk activisme probeert een visie op de maatschappij geaccepteerd te krijgen door meningen zodanig te verpakken dat het lijkt alsof het een objectieve weergave van de werkelijkheid is. De zogenaamde tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden is niet enkel een feitelijke constatering maar voor een belangrijk deel ook een mythe om de eigen machtsposities te rationaliseren. De onderzoekers en hun achterban claimen hiermee dat ze ‘hoog’ zijn, terwijl dit zeer relatief is. Zo volgt ongeveer de helft van de jonge bevolking een hoge opleiding en daarnaast zijn ook middelbare opleidingen van een voldoende niveau om een goede bijdrage aan de toekomstige welvaart van allen te leveren. Het idee van een kleine leidende elite is snobisme en schadelijk voor het samenleven omdat het barrières opwerpt en daarmee de gemeenschap verkleint. Degenen die het paradigma van hoogversus laagopgeleiden, hoog versus laag, accepteren en promoten zijn vijanden van de democratie omdat het leidt tot een ondermijning van democratische waarden. Een democratie heeft geen hoog- of laagopgeleiden maar heeft goedopgeleiden die een toegevoegde waarde aan zichzelf en de samenleving zijn. 37 Een progressieve identiteit ontkent de progressieve waarden Wanneer ‘hoogopgeleide’ een identiteit wordt dan verliest het zijn waarde om te participeren in een rechtvaardige gemeenschap en wordt het een onderdrukkingsmiddel dat geen intrinsieke waarde meer aan de persoon kan leveren maar afhankelijk wordt van de relatieve sociale positie. Hetzelfde geldt voor andere middelen die een identiteit zijn geworden. Zo is ‘progressief’ ook een identiteit die tegengesteld is aan ‘conservatief’. Een systeem van progressief versus conservatief is echter inhoudelijk een onmogelijke tegenstelling en ontkent de betekenis van beiden. Progressivisme als methode gaat om duurzame maatschappelijke vooruitgang waarbij machtsposities getoetst worden aan de vraag of het de doorstroming van mensen en ideeën belemmert of bevordert. Het gaat daarbij om het behouden van de mogelijkheid om een duurzame samenleving te behouden waarvoor het noodzakelijk is dat de vier waarden van het participatiemodel: veiligheid, inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking, worden versterkt in plaats van afgebroken. De vooruitgang die het progressivisme dient voor te staan is geen lineaire voortgang waarbij de mens zichzelf verliest in abstracties, maar is een draaiend proces om de samenleving vrij van corruptie te houden en ervoor te zorgen dat elites geen duurzame machtsposities kunnen opbouwen. Progressivisme is geen sociaal vandalisme of snobisme maar is conserverend, omdat het cycli van maatschappelijke vernieuwingen impliceert en daarmee de samenleving duurzaam maakt. Conservatisme als methode is daarmee net als het progressivisme een integraal onderdeel van een duurzaam succesvolle samenleving. Als het echter als identiteit fungeert, ontkent het de conservatie van de samenleving en corrumpeert het tot een reeks beperkende identiteitsmarkeringen die het gezamenlijke succes ondermijnen. De ‘waarden’ van de progressieve en conservatieve identiteit zijn onderdeel van een zero sum competitie in het conflictmodel en rationaliseren de machtsstrijd tussen beide groepen. Zo is de 38 nadruk van de progressieve identiteit op de positieve discriminatie van vrouwen niet zozeer gericht op het bieden van vrijheid voor allen maar op het uitsluiten van mannelijke concurrenten wat juist ook weer leidt tot een afname van vrijheid voor vrouwen want het betekent dat er minder potentiële partners beschikbaar zijn. Evenzo is de nadruk van conservatieven op het behoud van tradities niet gericht op het duurzaam samenleven waar iedereen zichzelf kan zijn, maar op het verdedigen van machtsposities tegenover concurrenten. Om de waarden van het progressivisme en conservatisme te herwinnen is het noodzakelijk dat progressief en conservatief geen identiteiten zijn die met elkaar strijden in het conflictmodel. De maakbare samenleving ondermijnt de solidariteit en rechtvaardigheid De overheid heeft een zeer grote invloed op het welzijn van de bevolking, maar het grootste deel van de bevolking is geen voorstander van een grote overheid die zich actief overal mee bemoeit. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de rechten die men krijgt niet opwegen tegen de plichten die daar tegenover staan. In het hoofdstuk over het recht en de rechtvaardigheid komt uitgebreid aan de orde dat elk recht een prijs heeft die vaak te hoog uitvalt en daarom beter geweigerd kan worden. Het socialistische ideaal van een maakbare samenleving is een ideologie die weinig steun meer heeft van gewone mensen die geen deel uitmaken van een bestuurselite. De maakbaarheid van de samenleving is namelijk sterk onderhevig aan corruptie en machtsmisbruik. Het idee van verheffing dat aan de basis staat van de maakbare samenleving impliceert namelijk een machtsrelatie die als belangrijkste doel heeft zichzelf in stand te houden want zonder de machtsrelatie kan men de ander niet verheffen. Het verheffen van de zwakkeren wordt dan in principe een smoesje om de eigen bevoorrechte positie te handhaven en uit te breiden. Doordat de zwakkeren verheffing accepteren 39 aanvaarden zij namelijk ook hun mindere maatschappelijke positie. Daar komt nog bij dat de mens van nature gericht is op samenwerking en deelname aan een (succesvolle) sociale gemeenschap. Dit geeft elke persoon de mogelijkheid om zichzelf voldoende te ontwikkelen. Paternalisme van een elite is alleen mogelijk als je de gemeenschappelijkheid ondermijnt want anders zal men komen tot zelforganisatie. De taak van een overheid om te zorgen dat mensen zich voldoende kunnen ontplooien ligt er daarom vooral in om te zorgen dat onrechtvaardige barrières worden afgebroken en niet dat men actief anderen ‘helpt’. Door de samenleving zodanig in te richten dat iedereen erin kan meedoen zonder dat hij zichzelf hoeft te verloochenen ontstaan er geen minderheden die geholpen moeten worden. Iedereen is dan in staat zichzelf te helpen ten gunste van de samenleving. Het bevorderen van participatie betreft daarbij niet slechts de maatschappelijk zwakkeren. In het debat ligt sterk de nadruk op het laten meedoen van degenen met de ‘minste’ kwalificaties. Het geldt echter minstens evenveel voor degenen met de meeste kwalificaties. Op bepaalde aspecten is de Nederlandse maatschappij een samenleving waar je vrienden hebt als je verliest, terwijl in een land als de VS je vrienden hebt als je wint. Mensen met goede vaardigheden die hard werken en die hun succes niet nastreven over de ruggen van anderen zijn potentieel waardevolle deelnemers aan de samenleving. Zij zullen echter alleen participeren als ze rechtvaardig worden behandeld en dus niet doelbewust worden benadeeld, of bevoordeeld. Wanneer men vindt dat de maatschappelijke beloningen niet in verhouding staan tot wat men beoogt te krijgen dan zullen mensen zich afwenden van de samenleving en hun blik elders richten, op een eigen groep of op het buitenland. De eenzijdige blik naar de onderkant van de samenleving, wanneer het gaat over de participatiemaatschappij, heeft wel wat weg van snobs die hun zelfvertrouwen proberen op te vijzelen door zich te vergelijken met mensen die het minder goed hebben getroffen. In een 40 participatiemaatschappij is er echter geen plaats voor snobisme, want dit is een intrinsiek onderdeel van het conflictmodel. Is participatie mogelijk door cultuur en identiteit te negeren en je volledig te richten op economische deelname aan de samenleving? Moeten migranten de Nederlandse identiteit volledig omarmen of is er ruimte voor een eigen identiteit? Elk individu heeft zijn menselijkheid gemeen met elk ander individu en tegelijkertijd verschilt hij ook van ieder ander. Een gradatie van verschil is geen verlies maar winst voor een samenleving. Het gaat er echter om dat men in een democratie elkaar niet tegenwerkt, maar dat men samenwerkt. In een multiculturele samenleving zijn culturele identiteiten markeringen van coalities in de strijd om machtsposities in een conflictmodel. Dit vermindert de dynamiek en coherentie van een maatschappij. Om een werkelijke participatiemaatschappij te krijgen mogen (culturele) identiteiten niet te veel van elkaar verschillen in wereldbeeld omdat men anders tegen elkaar gaat werken. Identiteiten mogen daarnaast ook niet markeringen van coalities zijn in de strijd voor machtsposities. Een eenzijdige focus op economische integratie zonder culturele aanpassingen leidt niet tot een verbetering van de kwaliteit van de samenleving maar vermindert de sociale en economische dynamiek omdat de conflicten in de maatschappij verhevigen. Het VMR-model en de kracht van zelforganisatie Solidariteit is alleen mogelijk als mensen de maatschappij als rechtvaardig zien en er vertrouwen in hebben dat samenleven bevorderlijk is voor het eigen welzijn. In het conflictmodel zal iedereen streven naar een maximale hoeveelheid macht en een minimale hoeveelheid verantwoordelijkheid en risico’s omdat dit de meest comfortabele positie in het conflictmodel is. De verantwoordelijkheden en risico’s worden liefst zoveel mogelijk op de zwakkere partij afgeschoven. In een duurzame maatschappij is het echter noodzakelijk dat deze drie elementen aan elkaar zijn 41 gekoppeld omdat het anders leidt tot hedonisme, polarisatie en uiteindelijk de ondergang van de maatschappij. In het hoofdstuk over de inclusiviteit en de democratie komt aan de orde hoe de verantwoordelijkheden en risico’s bij de juiste groep kunnen worden gelegd. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat politici, en in het algemeen iedereen met een machtspositie, niet alleen aansprakelijk zijn voor acties die ze zelf direct uitvoeren maar dat er een risico-verantwoordelijkheid is in plaats van een schuldverantwoordelijkheid. Als dit niet het geval is dan kunnen personen hun machtspositie te eenvoudig gebruiken om zichzelf te vrijwaren van elke verantwoordelijkheid en de schuld afschuiven op de zwaksten. Een verkeerde balans tussen macht, verantwoordelijkheden en risico’s leidt ertoe dat men onrealistische ambities gaat nastreven en grote schade aan iedereen toebrengt. Wanneer men in staat is de verantwoordelijkheden en de risico’s af te schuiven op anderen dan wordt men niet geconfronteerd met de gevolgen van de eigen ambities en kan men gedurende langere tijd het verkeerde pad volgen. Hoe langer men op dit verkeerde pad zit, hoe minder oog men heeft voor de verantwoordelijkheden en risico’s. Deze nemen weliswaar steeds verder toe naarmate men doorgaat op het ingeslagen pad, maar omdat ze bij de zwakkeren liggen kan het genegeerd worden. Het is in dat geval echter wel noodzakelijk om de macht over de anderen steeds verder te vergroten want zij proberen af te komen van de op hen afgeschoven verantwoordelijkheden en risico’s. Ambitie in het conflictmodel is ambitie zonder verantwoordelijkheid en dit leidt onvermijdelijk tot zelfbedrog en de ondergang van allen in het systeem. Een dergelijke ambitie leidt tot isolatie van de werkelijkheid, van anderen en ook van jezelf. Het conflictmodel zorgt ervoor dat mensen gedwongen worden om onaanvaardbare risico’s te nemen als hen de macht is ontnomen en het VMR-model sterk uit balans is geraakt. Mensen zijn dan bang om de greep op hun leven te verliezen en een verder verlies van status te incasseren en nemen 42 daarom steeds meer risico’s als ze in een situatie terechtkomen waar ze alleen uitkomen als ze iets groots en bijzonders doen. De menselijke maat moet altijd de basis zijn voor beleid, maar ambities zijn ook menselijk. Als men geen dromen kan nastreven komen we terecht in een onmenselijk afvoerputje. Het belangrijkste is om het VMR-model juist te implementeren zodat ambitie duurzaam en democratisch is en dus niet ten koste gaat van anderen. Je kan zorgen dat mensen verantwoordelijkheid voor hun eigen leven nemen door hen de macht over zichzelf te geven zodat iedereen de meester van het eigen leven kan worden. Een overheid die verantwoordelijke burgers wil hebben, moet mensen daarom de macht geven om volwaardig te participeren als burger in de maatschappij. In het conflictmodel is een roep om meer rechten altijd een wens om zelf de macht te veroveren en de verantwoordelijkheden 43 en risico’s op anderen af te schuiven. Iemand die meer rechten wil dan strikt noodzakelijk, neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn leven en laat daarmee zien dat hij onvolwassen is. Het zelfbeschikkingsrecht is eigenlijk geen recht maar een verantwoordelijkheid. Het is de taak van de overheid en de samenleving om mensen de mogelijkheid te bieden verantwoordelijkheid te nemen voor hun leven. Het is dan van belang om de juiste balans in het VMR-model te bieden zodat mensen hun leven en dood op de juiste wijze tegemoet kunnen treden zonder dat ze hun toevlucht hoeven zoeken tot illusies en utopieën. Hierin ligt de mogelijkheid om te profiteren van de kracht van zelforganisatie, waardoor mensen hun natuurlijke aanleg maximaal kunnen benutten om zichzelf te worden. Het is dan onnodig om keuzes voor een specifieke samenlevingsvorm op te leggen want doordat men niet wordt onderdrukt zal men automatisch kiezen voor datgene dat het meest bevorderlijk is voor de eigen succesvolle overleving. Hetzelfde geldt voor de keuze van het eigen einde dat geen recht is maar een verantwoordelijkheid die zó belangrijk is dat het zo min mogelijk dient te worden uitbesteed aan anderen. Het draait bij zelfbeschikking van de burger niet om het privatiseren van alle publieke diensten. Dit zou een uiting van wantrouwen tegen de overheid en de andere burgers zijn. De samenleving heeft dan een gebrek aan sociaal kapitaal dat alle mensen armer maakt. De juiste hoeveelheid macht op de juiste plek leggen, zorgt ervoor dat iedereen zich maximaal kan ontplooien en verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn leven. Zelf de energieleverancier kiezen is een vergroting van de macht en daarmee het verantwoordelijkheidsbesef van de burger, maar het is zeer de vraag of de keuze voor een persoonlijk, individueel pensioen werkelijk een vergroting van de macht van de burger is of dat het alleen goed is voor een zeer beperkte minderheid. De complexiteit en de grote gevolgen die zich pas op lange termijn laten gelden zorgen voor een grote onzekerheid en vereisen een 44 grote mate van financiële kennis. Het geeft grote risico’s die meestal niet in verhouding staan tot de hoeveelheid werkelijke macht die een individu die niet gespecialiseerd is in pensioenfondsen, heeft. Bij het VMR-model gaat het om de macht en de verantwoordelijkheid, maar ook om de risico’s. Als je de burger meer te zeggen wilt geven over zijn pensioenopbouw dan moet het uitgangspunt niet wantrouwen zijn maar een afweging van de gezamenlijke belangen. Een dergelijke afweging geldt vanzelfsprekend ook voor alle andere publieke en private diensten. De progressieve erecode In een maatschappij waar iedereen grote kansen heeft om zichzelf maximaal te ontwikkelen is het zeer moeilijk om de top te bereiken. Mensen zijn in hoge mate aan elkaar gelijk en doordat men gelijke kansen heeft zal ook iedereen even ver kunnen komen waardoor het druk wordt aan de poorten van de top. Een kortere weg naar de top is om ‘zwakkeren’ te gebruiken om zo op hun rug te staan en de gelijken, waarmee je concurreert voor posities, te benadelen. Een dergelijk misbruik van de spelregels voor het samenleven leidt ertoe dat men het systeem wantrouwt. Degenen die het misbruik plegen, werken daarentegen volgens een soort progressieve erecode waarbij men, het liefst een abstracte, minderheid helpt en als beloning daarvoor rechtvaardigheid rationaliseert waardoor men anderen, waarmee men in werkelijkheid concurreert, onderuithaalt. Als gevolg hiervan stijgt men naar de top en verkrijgt men de privileges die daar bij horen, terwijl de verliezers van de competitie in frustratie en rancune achterblijven. Het gevolg van dergelijke corruptie is wel dat de spelregels worden gezien als oneerlijke barrières die succes in de weg staan in plaats van dat ze dit bevoordelen. Er is dan ook geen normale doorstroming meer mogelijk en men moet anderen rekruteren buiten deze structuren om. Een dergelijke strategie leidt tot afbraak van de gemeenschap. Ook omdat iedereen op 45 zoek moet naar favoriete zwakkeren om te gebruiken in de machtsstrijd met anderen. Een verdeelde, gepolariseerde samenleving met slechts verschillende gradaties van verliezers, die zichzelf verliezen in rationalisaties om de eigen machtspositie te behouden, is het gevolg. Een werkelijk morele progressieve erecode zou er echter in moeten bestaan om te zorgen dat de samenleving alleen verschillende gradaties van winnaars herbergt en dat men dus geen zwakkeren ‘helpt’, maar iedereen in staat stelt zichzelf te helpen zonder daarvoor anderen te hoeven benadelen. Dit is enkel mogelijk in het participatiemodel. Het conflictmodel zorgt ervoor dat men tegenover elkaar staat en er belang bij heeft dat de ander faalt. In het participatiemodel is het succes van de één de voedingsbodem voor het succes van de ander. Van ideologisch verenkleed tot vaal vodje De toespraak van de toenmalige partijleider van de PVDA, Wim Kok, dat de partij zijn ideologische veren had afgeschud is een goede weergave van niet alleen de sociaaldemocratische politiek maar van de politiek in het algemeen. Veel politiek is pragmatisch en pretendeert zonder ideologie te zijn. Nu is politiek altijd moreel omdat het over de indeling van de juiste samenleving gaat wat per definitie morele keuzes impliceert. Personen die ideologische veren afschudden, zijn daarom niet kaal maar nemen een ander kleed aan. Het verlies van ideologie zou dan ook beter een verandering van ideologie moeten heten. Nu is een dergelijke verandering niet altijd gelijkwaardig. Men kan een prachtig verenkleed afschudden en er een vaal harig kleedje voor in de plaats krijgen. Iets dergelijks is er ook bij ‘de politiek’ gebeurd. De ideologie die eerst gefundeerd was in een maatschappelijk verhaal, eigen geschiedenis, model voor de toekomst en als gevolg een samenleving is omgewisseld voor een ideologie van hoog versus laag en winst versus verlies. Men haalt het zelfrespect en de identiteit dan uit een hiërarchische maatschappelijke positie en 46 heeft er belang bij om anderen te zien falen. In plaats van uit te gaan van het idee dat we samen het sterkst staan, is de nieuwe ideologie voornamelijk gericht op hoe sterk het ene individu ten opzichte van de ander staat. Deze nieuwe ideologie in de politiek is zowel oorzaak als gevolg van maatschappelijke verharding. Het is een gevolg omdat de globalisering en veranderende maatschappelijke verhoudingen ertoe leiden dat men de toekomst minder ziet als een gezamenlijk project en het is een oorzaak omdat de politiek de voorwaarden voor deze desintegratie schept en het zo versterkt. Ook geeft de politiek een moreel voorbeeld hoe (niet) te handelen. Hetzelfde geldt overigens voor de parlementaire journalistiek die ook zijn ideologische veren grotendeels heeft verloren en de politiek voornamelijk brengt als een strijd tussen gladiatoren in het conflictmodel. Dit leidt niet tot objectieve verslaggeving. In plaats daarvan leidt het tot een gijzeling van de journalistiek in het conflictmodel waarin zij zich identificeren met degene die op dat moment aan de winnende hand lijkt. Hierdoor wordt de berichtgeving er niet stabieler of onafhankelijker op. Net als de politiek als geheel. De sterkste schouders dragen vaak de lichtste lasten Nederland heeft een progressief belastingstelsel waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen zodat iemand met een laag inkomen weinig belasting betaalt, terwijl mensen die meer verdienen ook meer aan de overheid afdragen. Er is dan sprake van solidariteit tussen mensen die een hoog inkomen hebben met mensen die moeten rondkomen van een laag inkomen. Een dergelijke nivellering zorgt ervoor dat de rijkdom wordt herverdeeld en voorkomt zo een te sterke tweedeling die nadelig is voor iedereen. Vanuit financieel oogpunt is er daarmee maatschappelijke solidariteit, maar deze strekt zich veel minder ver uit over andere gebieden. Zo heeft Nederland in velerlei opzichten een conservatief sociaal-cultureel-economisch stelsel waar de sterkste schouders de minste lasten dragen in plaats van 47 andersom. Dit geldt vooral voor maatschappelijke mogelijkheden en kansen. Het amusement voor de elite wordt bijvoorbeeld meer gesubsidieerd dan voor de rest van de bevolking waarbij dit wordt gerationaliseerd als zou het geen amusement maar ‘ontwikkeling’ zijn. Zoals in het volgende hoofdstuk aan de orde zal komen is het concentreren van immigranten in wijken en regio’s met minder welvarende mensen het afschuiven van verantwoordelijkheden en risico’s door de elite. De toenemende competitie als gevolg van de immigratie leidt ertoe dat de kansen voor minder machtige autochtonen verminderen. Hetzelfde geldt voor criminaliteit. De rijken hebben de mogelijkheden om zich te verschansen in dure wijken en weren zodoende criminelen. De minder welvarenden kunnen echter niet de criminaliteit afschuiven en omdat zij toch al minder mogelijkheden hebben om zich tegen geweld te beschermen worden ze extra hard getroffen. Een samenleving met gated communities is iets dat we niet moeten willen krijgen want het ondermijnt het samenleven en de sociale dynamiek. Een werkelijk rechtvaardige samenleving is zodanig ingericht dat de sterkste schouders op elk gebied de zwaarste lasten dragen om zo tot een situatie te komen waarin vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen maximaal zijn. Dit is het beste mogelijk door de verantwoordelijkheden en risico’s op de juiste plek te leggen. Kosmopolitische kleinburgerlijkheid Kosmopolitisme is een mooi ideaal als dit leidt tot een beter samenleven op onze planeet doordat mensen meer begrip voor elkaar hebben en er betrokkenheid heerst. Het ideaal is echter zeer gevoelig voor corruptie waarbij ‘kosmopolieten’ zich als moreel superieur voordoen ten aanzien van de ‘burgers’, omdat men zogenaamd meeleeft met de wereld en de anderen dat niet doen en daarom moreel minderwaardig zijn. Kosmopolitisme is zodoende van een houding verworden tot een identiteit die de inhoud van het begrip ontkent. Bij een dergelijke corruptie zijn de 48 verantwoordelijkheden en risico’s afgeschoven op de ‘burgers’, terwijl de ‘kosmopolieten’ de macht voor zichzelf opeisen. Ambitie volgens de progressieve erecode creëert een valse tegenstelling tussen burgerlijkheid enerzijds en kosmopolitisme anderzijds. Burgerlijkheid in het conflictmodel wordt gezien als acceptatie van een ondergeschikte positie waar mensen zich niet ten volle kunnen ontplooien. Dergelijke kleinburgerlijkheid leidt dan tot een saai bestaan waar men niet het leven kan leiden dat men wil. Men wordt door angst en onzekerheid gedreven en kan daarom geen ambities waarmaken. Burgerlijkheid in het participatiemodel is echter iets geheel anders want daar betekent het een partnerschap tussen gelijken waar iedereen zijn ambities kan nastreven en het succes van de één het succes van de ander bevordert. Werkelijk kosmopolitisme is enkel mogelijk in het participatiemodel en vereist mensen die in partnerschap staan tot elkaar. Burgers zijn en maken de maatschappij kosmopolitisch. Sommige moderne kosmopolieten reizen de wereld over en wonen nergens langdurig. Een dergelijke levensstijl is slechts ten dele kosmopolitisch omdat men niet betrokken is bij de wereld, maar slechts een tijdelijke baan in een ander land heeft. Vaak is een dergelijke internationale baan ook nog sterk verbonden met de Nederlandse samenleving en verdwijnt het als de invloed van de laatste vermindert. Veel kosmopolitische banen worden gefinancierd door middel van nationale cliëntelistische netwerken. De internationale markt voor banen is erg beperkt. Iedereen die afhankelijk is van taal, cultuur en de vrijheid in verbondenheid in Nederland is niet in staat om zomaar Nederland in te ruilen voor een ander land zonder ernstig statusverlies. Wie zit er te wachten op een Nederlandse cultuurmanager? Helaas is een groot deel van het hedendaagse kosmopolitisme een vorm van snobisme waarmee een elite zijn bevoorrechte positie tegenover zichzelf legitimeert. Een voorbeeld van dergelijke kosmopolitische illusies om de machtsposities te rationaliseren is een onderzoek van TNS NIPO dat Peter Kanne in zijn boek 49 ‘Gedoogdemocratie’ aanhaalt. Dit onderzoek bekeek het zelfbeeld van de bestuurlijke elite en hun beeld van de bevolking door hen te vragen om beide groepen in te delen naar internationaal/vernieuwend en nationaal/traditioneel. Volgens dat onderzoek beschouwt een overgrote meerderheid (87 procent) van de onderzochte bestuurders zichzelf als internationaal en vernieuwend terwijl ze de bevolking als overwegend (89 procent) nationaal en traditioneel zien. Een dergelijk wereldbeeld laat een democratisch tekort zien, ook omdat men de burger doelbewust minder ‘hoog’ inschat als zichzelf en hem daarmee diskwalificeert als een partner met legitieme belangen. Het gezegde: “Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd”, geldt vanzelfsprekend ook voor de mate waarin men zichzelf als kosmopolitisch beschouwt. Een vreedzame internationale samenleving is enkel mogelijk als de onderdelen ervan zichzelf als waardevolle partners zien. Een vorm van ‘eigen bevolking eerst’ waar dit betekent dat men opkomt voor de eigen belangen, is geen uiting van xenofobie maar van geestelijke gezondheid en een vrijwaring van corruptie. Alleen mensen en groepen die zichzelf respecteren krijgen, en verdienen, respect van anderen. Onteigening door migratie en het herwinnen van de populistische stem Nederland wordt al eeuwen bewoond door concurrerende identiteitsgroepen die elk voor zich niet sterk genoeg waren om de alleenheerschappij te winnen. Als gevolg daarvan is er sinds jaar en dag een vorm van co-existentie onder de noemer tolerantie. De Nederlandse tolerantie is geboren uit realisme en niet vanuit een moreel hoogstaande principiële positie. Dit is positief want het laatste zou zeer schadelijk zijn omdat men dan status krijgt door tolerant te zijn en het daarmee een middel wordt om boven de ander uit te stijgen en hem zo te benadelen. 50 Tolerantie als machtsmiddel vermindert de mogelijkheid om vreedzaam samen te leven en creëert een potentie voor geweld. De tolerantie geboren uit realisme is de laatste decennia echter overschaduwd door de tolerantie geboren uit snobisme. Het levert immers nationaal en internationaal een hoge status op als je een reputatie hebt als tolerant en sociaal progressief land waardoor je anderen de les kan lezen. Deze reputatie zorgt er dan voor dat men op een gelijkwaardig niveau met andere, grotere, landen kan onderhandelen. ‘Klein doet pijn’ in het conflictmodel. Een, verkeerde, manier om hier mee om te gaan is door groots te dromen en beperkt te denken. Deze zelfmisleiding is uiteindelijk zeer schadelijk voor een duurzaam samenleven omdat het leidt tot beleid dat zelf-ondermijnend is. Een voorbeeld hiervan is het bevorderen van immigratie met het idee om zo de bevolking op peil te houden en ‘mee te doen’ in de wereld. Nu de autochtone bevolking al decennia vergrijst en afneemt is er behoefte om deze achteruitgang te compenseren met immigratie. Behalve dat het ethisch zeer dubieus is zit er ook een denkfout in. Dit idee is imperialistisch en niet correct want de bevolkingsafname komt voor een groot deel doordat mensen hun plaats in de samenleving niet kunnen vinden en daardoor niet in staat zijn een volgende generatie voort te brengen. Migranten zijn behalve mensen zoals iedereen, natuurlijk ook concurrenten voor een positie in de samenleving. Door nu meer concurrenten te importeren, wordt het nog moeilijker om een plek in de samenleving te krijgen waardoor de situatie voor een deel van de bevolking nog verder verslechtert. Het betekent niet dat immigratie per definitie slecht is en dat het koste wat het kost moet worden voorkomen. Het is echter wel noodzakelijk om de maatschappelijke kosten bij de juiste personen te leggen. Je kan het migranten heel moeilijk maken zodat ze weinig kansen krijgen om iets van hun leven in Nederland te maken. Hierdoor zullen weinigen nog proberen om Nederland te bereiken. Het is de vraag of je dat als samenleving wilt want we 51 krijgen dan een hardvochtige, onmenselijke maatschappij. Een andere keuze is om de problemen en risico’s die altijd verbonden zijn met migratie, op de sterkste schouders te leggen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de kosten in termen van mogelijkheden, kansen en verlies van korte termijn welvaart van migratie op de schouders te leggen van de grootste voorstanders ervan, namelijk de progressieve culturele elite. Alle culturele subsidies zouden bijvoorbeeld als communicerende vaten verbonden kunnen worden met de opvang en inburgering van migranten. Ook is het een mogelijkheid om asielzoekers alleen in rijke buurten op te vangen. Als gevolg daarvan gaat zeer waarschijnlijk de waarde van het privébezit omlaag. Hierdoor kunnen de kosten moeilijker worden afgeschoven op de zwaksten die politiek een minder sterke stem hebben. Dit geeft dan wellicht ook de mogelijkheid om de publieke kosten in termen van kansen, mogelijkheden en welvaart van immigratie als uitgangspunt van het politieke debat te krijgen. Als gevolg van immigratie door minder welvarende groepen gaat het publieke bezit op korte termijn namelijk in waarde omlaag, maar hoe minder men elkaar erkent als deelnemer aan dezelfde gemeenschap hoe meer men zich afsluit van de ander en geen belang ziet in het publieke bezit. Als het lukt om migranten goed te integreren is het daarnaast wel mogelijk om op langere termijn meer welvaart te genereren, maar alleen als men in het participatiemodel kan blijven en/of komen. Het verschil tussen Denemarken en Zweden laat zien dat een politieke partij die de immigratieproblematiek op de agenda kan zetten de macht heeft om een beleid te implementeren waarbij er minder immigratie is zonder dat de samenleving ineenstort of dat er een onethisch systeem ontstaat. Geert Wilders kwam na de gemeenteraadsverkiezingen negatief in het nieuws met zijn oproep voor minder Marokkanen. Wellicht leidt dit tot een veroordeling wegens discriminatie. Het is de vraag of het simpelweg een zoektocht van hem naar een zondebok is of dat het een diepere reden heeft. Het is bijvoorbeeld 52 opvallend dat hij het altijd heeft over migrantengroepen die overlast veroorzaken en een bedreiging vormen voor een deel van de autochtone bevolking. Geert Wilders heeft bijvoorbeeld nog nooit opgeroepen tot minder Indonesiërs, terwijl dit toch de grootste groep ‘allochtonen’ is. Zij zijn echter zo goed geïntegreerd dat er geen zero sum competitie meer bestaat en in plaats daarvan een gezamenlijk belang is ontstaan. De uitingen van Geert Wilders en andere populistische politici in Europa zijn meestal niet gebaseerd op intrinsiek racisme maar zijn een reactie op een existentiële bedreiging voor gewone mensen die geconfronteerd worden met een bevolkingsgroep die een zero sum houding tegen hen aanneemt. Geert Wilders wil zodoende “minder Europa, minder PVDA en minder Marokkanen” omdat zij de democratische waarden van autochtonen afpakken. Het uitdragen van democratische waarden als politicus is ook het opkomen voor de autochtone bevolking die onteigend wordt door een elite. Politici zoals Geert Wilders zijn niet de belangrijkste vijanden van de democratische waarden. Vaak is het tegengesteld en zijn ze juist de grootste voorstanders ervan, maar dan moeten ze wel uit het conflictmodel stappen want anders blijft het bij geschreeuw voor de bühne. Individuele immigratie kan grote kansen bieden als dit in goede banen wordt geleid. Zo kan immigratie leiden tot meer kansen op een partner als men door de Nederlandse gemeenschap is uitgesloten. Ook biedt het een internationaal netwerk en kan de immigratie van gewilde specialisten de welvaart verhogen zonder extra investeringen in onderwijs. Dit gaat echter vaak wel ten koste van de welvaart in andere landen. Maatschappelijk activisme door elites voor minderheden is vrijwel altijd gericht op een maatschappelijke indeling die voordelig is voor een bepaalde elite. Deze elite gebruikt minderheden van allerlei pluimage als middel om dit doel te bereiken. De grootste vijand van de elite, en vaak ook van de onderklasse, is de middenklasse. Deze laatste kijkt vooruit, terwijl 53 de boven- en onderklasse omlaag en omhoog kijkt waardoor er een groot verschil in wereldbeeld ontstaat. Vandaar dat er zeer weinig maatschappelijk, wetenschappelijk en juridisch activisme is dat zich richt op het verbeteren van de positie van de middenklasse. Hoe kan een sociaaldemocratische samenleving met een kleine homogene middenklasse bevolking de uitdagingen aan van massa-immigratie en de als gevolg daarvan onvermijdelijke multiculturele samenleving? Dit is alleen mogelijk door de welvaart, in de vorm van korte termijn welzijn en lange termijn mogelijkheden, te verminderen voor elk individu en de maatschappelijke banden losser te maken via liberalisering. Massa-immigratie leidt tot onteigening van de zwakkeren in de samenleving, maar deze ‘zwakkeren’ bestaan op termijn vooral uit mensen die voorheen de middenklasse waren. Het zorgt er namelijk voor dat de middenklasse samenleving verdwijnt en er een maatschappij ontstaat van boven- en onderklasse. Dit verwijdert de democratische waarden uit de samenleving. In het hoofdstuk over de inclusiviteit en de democratie komt dit verder aan bod. Als je werkelijk democratische waarden voorstaat dan compenseer je mensen die beperkt worden in hun kansen en zorg je dat de lasten op de schouders van de sterksten komen in plaats van slechts de lusten. Massa-immigratie is een manier voor elites om de middenklasse bevolking te onteigenen van hun mogelijkheden doordat de fundamenten van de maatschappij in het nadeel van de middenklasse worden aangepast. Er heeft dan ook decennia een zwaarbewaakte consensus om het migratiedebat gelegen die links, liberaal en pro-immigratie is geweest. Tegelijkertijd was er een duidelijk taboe om deze waarheid in twijfel te trekken; liberaal en open ten opzichte van immigratie en extreem autoritair ten opzichte van een open debat erover. Autochtonen worden niet alleen materieel en van hun gelijkheid van kansen onteigend, maar er is ook een onteigening van erkenning. Het burgerschap verdwijnt omdat er geen 54 partnerschap meer bestaat tussen overheid en inwoner doordat deze laatste als last wordt beschouwd in het project om te komen tot een samenleving waar een elite de onderklasse ‘helpt’. De waardigheid van mensen wordt afgenomen en men wordt weggezet als onwaardig, inferieur schepsel dat een gevaar is voor het ‘paradijs’ dat men aan het bouwen is. Het gebrek aan erkenning van de menselijke waarde is één van de belangrijkste redenen waarom mensen op anti-immigratie en populistische partijen stemmen. De elite leeft alleen mee met de situatie van immigranten maar niet met de situatie van de middenklasse omdat deze een ander wereldbeeld voorstaat, terwijl de minstbedeelden hetzelfde wereldbeeld hebben als de elite, maar dan bezien van onderop. Voor onteigende autochtonen geldt enkel minachting als zouden zij profiteurs zijn en incapabel om mee te komen in de nieuwe, utopische maatschappij. Mensen willen erkenning als volwaardig mens en als dit hen wordt ontnomen, bijvoorbeeld door de geestelijke onteigening door de elite met behulp van massa-immigratie, dan is die drang nog groter. Men vertrouwt echter, terecht, niemand ‘boven’ hen en een partnerschap is hen ontnomen. Dit leidt tot een samenleving van wantrouwen en onveiligheid. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de PVV een grote aanhang zal krijgen onder islamitische allochtonen is het even onwaarschijnlijk dat zichzelf respecterende allochtonen massaal zullen blijven stemmen voor knuffelpartijen. Deze partijen hebben namelijk niet werkelijk het beste met allochtonen voor want ze ontnemen hen de eigen verantwoordelijkheid en daarmee een essentieel element van hun menselijkheid. Ook buitenlanders hebben er belang bij dat de grenzen niet volledig open staan want dan vervliegt een groot deel van de welvaart omdat de gemeenschap verdwijnt en daarmee de voorwaarde voor welvaart. Mensen geven hun hard bevochten vrijheid zomaar weg als het een elite lukt om de belangen verkeerd voor te stellen. Zo 55 moet bijvoorbeeld een gemiddelde Nederlander met een gezin zijn dagelijkse leven noodgedwongen strak indelen om voldoende middelen te hebben om voor iedereen in het gezin te zorgen. Hoe meer geld je hebt hoe meer vrijheid. Door nu de welvaart zomaar weg te geven ontneem je de vrijheid voor jezelf en je kinderen. Daar komt nog bij dat als je als gemeenschap de welvaart zomaar weggeeft de wereld niet rijker wordt, maar dat in plaats daarvan de welvaart verdampt. Zonder een goed functionerende gemeenschap is welvaartscreatie of behoud niet mogelijk. Om de macht te behouden creëren elites vaak valse tegenstellingen die effectief verzet tegen hun machtsposities zeer moeilijk maken omdat men het verkeerde gevecht levert. Zo worden mensen die tegen onteigening door middel van migratie zijn, weggezet als extreemrechts met alle associaties van dien. Zij gaan vervolgens vaak werkelijk geloven dat de enige oplossing voor het wegnemen van de onderdrukking een extreemrechts beleid is, terwijl er betere oplossingen zijn maar deze bedreigen de machtsposities van de elite en zijn daarmee geen deel van het denkraam dat in de samenleving is opgelegd. De personen die op de PVV stemmen staan in wereldbeeld dichter bij de PVDA en het CDA dan de VVD. De laatste partij wordt weliswaar net als de PVV gezien als rechts maar de liberalen staan een politiek voor van vrijheid door verwijdering. Het primaire doel van de PVV-stemmer is het herwinnen van het burgerschap waardoor men weer wordt gerepresenteerd door de overheid en erkend door de samenleving. Op deze manier ontstaat er weer vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen. Dit is iets totaal anders dan de vrijheid door verwijdering van de VVD of de gelijkheid van uitkomst van de PVDA. PVV-ers zijn daarmee eigenlijk PVDA-ers en CDA-ers die door de gevestigde orde opzij zijn gezet ten gunste van een nieuwe groep. Wanneer de potentiële PVV-stemmer Wilders te extreem vindt gaan velen echter niet terug naar de PVDA of het CDA, maar gaan ze naar de VVD omdat deze vrijheid door verwijdering biedt waardoor je een 56 kans hebt om aan de onderdrukking te ontsnappen. Om de populistische stem te herwinnen is het zaak om de rechtvaardigheid te herstellen en vrijheid in verbondenheid aan te bieden door de belangen van deze groep weer centraal te stellen en hen te laten participeren als burger. Deze belangen zijn niet ‘extreemrechts’, maar zijn juist middenklasse idealen waarbij een succesvol bestaan gezocht wordt door samenleven. Alleen rijke ondernemers kunnen zich vrijheid door verwijdering veroorloven en dan ook nog alleen omdat zij het VMR-model in hun voordeel hebben opgelegd waardoor de verantwoordelijkheden en risico’s op anderen worden afgeschoven. Er is geen correlatie tussen menslievendheid en solidariteit enerzijds en steun voor buitenlanders en immigratie anderzijds. Er is echter wel een duidelijk verband tussen een hoge maatschappelijke status enerzijds en steun voor migratie en buitenlanders anderzijds. Het steunen van immigratie is deel van de ‘kosmopolitische levensstijl’. Als je immigratie wilt verminderen, is het daarom van groot belang dat je de elite een uitweg biedt uit hun zelfgecreëerde gevangenis en voorkomt dat ze te veel status verliezen. Door, zoals de meeste populisten doen, de elite frontaal aan te vallen geef je eigenlijk de strijd op en ben je niet eerlijk tegen anderen of jezelf en blijf je vastzitten in het conflictmodel waar je vecht tegen je frustratie en probeert om hoog te worden. 4. VEILIGHEID EN DE STAAT Een fundamentele waarde voor het bestaan van een duurzame politieke gemeenschap is veiligheid. Deze veiligheid heeft als doelstelling ervoor te zorgen dat zowel het individu als de gemeenschap maximale kansen krijgt om fysiek te overleven. Fysieke overleving is afhankelijk van vele factoren en alle hierop volgende waarden van inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking spelen een geïntegreerde rol hierin. In dit 57 hoofdstuk ligt de nadruk op de rol van de staat, of meer algemeen de bestuurseenheden van de gemeenschap, voor het bieden van een bestaansvoorwaarde van alle andere waarden. Een staat dient de bevolking die het vertegenwoordigt te beschermen tegen fysieke vernietiging of onderdrukking. De huidige militaire technologie is zo vergevorderd dat slechts grote staten en bondgenootschappen in staat zijn om voldoende militaire kracht te genereren om een gemeenschap en het individu te beschermen. Daarnaast is het verstandig om niet naïef te zijn om te denken dat vrede de natuurlijke toestand is van het internationale samenleven. Gewelddadige conflicten kunnen zeer schadelijk zijn en dienen daarom zoveel mogelijk op een geweldloze manier voorkomen te worden maar als de machtsverhoudingen te ver uiteenlopen is er al snel de neiging van de sterkste groep om de eigen belangen boven die van de rest te stellen. Een risicoinschatting leidt dan al snel tot de conclusie dat er weinig gevaar voor de eigen persoon is om de wil aan een ander op te leggen. Het krachtsverschil tussen het Amerikaanse leger en dat van een land als Burundi is bijvoorbeeld zodanig groot dat de eerste in principe geen slachtoffers hoeft te vrezen bij een militair conflict. Nu heeft Burundi weinig waardevolle middelen die anderen graag willen. In Nederland ligt dat anders. Er zijn vele landen en volken die maar al te graag de welvaart van Nederland zouden willen hebben. Het liefst goedschiks maar als de mogelijkheid zich aandient kan dit ook kwaadschiks. Het is dan ook van groot belang dat er altijd een voldoende militaire capaciteit aanwezig is om bescherming te bieden tegen geopolitieke tegenstanders, of dit nu Rusland, ISIS, China of een nog onbekende macht is. De Nederlandse soevereiniteit is op velerlei gebieden sterk veranderd. Zo is Nederland militair sterk geïntegreerd en afhankelijk van anderen. Deze afhankelijkheid leidt echter niet tot een afname van veiligheid want het bondgenootschap waar Nederland deel van uitmaakt, de NAVO, heeft op veiligheidsgebied dezelfde belangen. Het is dan ook geen werkelijk verlies van 58 soevereiniteit maar voornamelijk een herdefiniëring van de eenheid waarop die soevereiniteit betrekking heeft. Een dergelijke schaalvergroting leidt tot een toename in plaats van een afname van soevereiniteit. De vraag is of deelname aan de uitbreidende Europese Unie ook een vergroting van soevereiniteit is. De Europese Unie en de bescherming tegen externe vijanden Door het uitblijven van grootschalige militaire interstatelijke conflicten op het Europese continent kan er de illusie bestaan dat oorlog in dit deel van de wereld is uitgebannen en het een relikwie is uit het verleden. De kleinere oorlogen in de Balkan in de jaren negentig van de twintigste eeuw en de oorlog in Oost-Oekraïne van 2014 speelden zich weliswaar niet in het hart van Europa af maar brengen de oorlog wel dichterbij. Oorlog zal nooit verdwijnen omdat de competitie tussen groepen mensen nooit zal verdwijnen en de methodes om deze conflicten in geweldloze banen te leiden nooit volledig neutraal of effectief kunnen zijn. Met het wegvallen van de dreiging van de Sovjet-Unie is een grootschalig militair conflict op Europees grondgebied verder weg dan ooit. Hoewel Europa omringd is door instabiliteit zijn deze kleine conflicten geen existentiële bedreigingen voor het voortbestaan van de landen in Europa. Daarnaast zijn de meeste landen lid van de NAVO waardoor Europa deel uitmaakt van een westers militair bondgenootschap dat nog lange tijd dominant zal zijn in de wereld. Belangrijke redenen voor het uitblijven van grootschalige oorlogen in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog zijn het bestaan van de Koude Oorlog, het oprichten van Europese instituties voor samenwerking èn het dividend dat de voorgaande oorlogen heeft opgeleverd. De Koude Oorlog tussen het Westen en het communistische blok onder leiding van de Sovjet-Unie zorgde voor een Europese koude vrede en een wapenstilstand tussen 59 twee niet-Europese tegenstanders wier machtsinvloed leidde tot het onderdrukken van mogelijke spanningen tussen Europese landen onderling. Net zoals Joegoslavië en de Sovjet-Unie uiteenvielen toen de onderdrukkende macht wegviel en de roep voor democratie en identiteit bevolkingsgroepen divergerende paden opstuurde, kan dat ook met Europa gebeuren. De val van het communisme leidde echter niet tot het uiteenvallen van de Europese samenwerkingsverbanden. Integendeel, want na het wegvallen van de Koude Oorlog is de integratie juist sterk, en in versneld tempo, toegenomen. De samenwerking in de Europese Unie die we vandaag de dag hebben, leidt weliswaar tot vele problemen op sociaaleconomisch en politiek gebied maar ook tot vele mogelijkheden om conflicten op een andere dan militaire wijze op te lossen. De belangrijkste reden voor het uitblijven van interstatelijke oorlogen in Europa ligt echter in het verleden. De vrede die we nu hebben is gebouwd op de oorlogen in de voorbijgaande twee eeuwen. Deze oorlogen hebben vele slachtoffers veroorzaakt maar ook een omgeving geschapen die vrede en veiligheid bevorderen. Zo hebben oorlogen ervoor gezorgd dat de bevolkingen van de Europese landen relatief homogeen zijn geworden met een duidelijke etnische meerderheid in elk land en weinig grote minderheden in andere landen. Dit is het gevolg van de fysieke vernietiging of verdrijving van andere culturele groepen. Net zo belangrijk was echter de creatie van nationale, etnische identiteiten waar die voorheen slechts sluimerend bestonden. Dit proces van natie-bouwen (nation building) verleende de staat naast de macht ook de autoriteit om het volk te besturen waardoor de staat zijn energie niet meer hoefde te richten op het afdwingen van de gehoorzaamheid van de bevolking. Inwoners werden gepromoveerd tot burgers. Het leverde daarmee de staat zelf veiligheid op ten opzichte van de bevolking. Een ander gevolg van de grootschalige oorlogen in Europa was een vergaande centralisering en modernisering van de samenleving. De dreiging 60 van, en werkelijke deelname aan, een oorlog dwingt een samenleving en de staat om zo effectief mogelijk te zijn omdat men anders direct fysiek geëlimineerd dreigt te worden. Deze dreiging is een veel sterkere stimulans voor verandering dan enige andere sociale of economische dreiging. Een oorlog leidt tot het sluiten van de rangen waarbij conflicten tussen individuen plaats maken voor het grote conflict waardoor grote maatschappelijke vernieuwingen mogelijk worden waar die voorheen onmogelijk leken. De vraag is of de nabije toekomst even veilig zal zijn als de afgelopen zeventig jaar. Successen behaald in het verleden bieden immers geen garantie voor succes in het heden en de toekomst. De veranderingen in de laatste decennia bieden meer kansen op het in goede banen leiden van conflicten maar geven ook aanleiding voor het ontstaan van meer conflicten. De nationale en Europese instituties voor het oplossen van mogelijke conflicten zijn sterk gegroeid en leiden vaak tot tragere en meer compromisgerichte beslissingen maar halen tevens de angel uit de meeste conflicten. Dus hoewel de vele coördinatiemechanismen vanuit sociaal en economisch opzicht vaak grote nadelen hebben en de concurrentiekracht ondermijnen, is een escalatie naar een grootschalige oorlog onwaarschijnlijker geworden. Andere factoren leiden echter tot meer en diepere conflicten. De bevolkingen van de meeste Europese landen zijn in hoog tempo diverser geworden tot op een punt dat er binnen afzienbare tijd alleen nog minderheden bestaan. Dit leidt tot spanningen tussen bevolkingsgroepen en een afname van onderling vertrouwen in de samenleving. Hierdoor ontstaan nieuwe conflicten die ook nog langer onderhuids blijven doorwoekeren. De EU biedt geen militaire bescherming maar vormt op andere vlakken juist een bron van onveiligheid. Er zijn geen directe militaire dreigingen voor Nederland en Europa, maar wel economische en sociale uitdagingen die door de inefficiëntie en grote tegenstellingen van de EU leiden tot reële gevaren. De 61 voortschrijdende macht van de EU ondermijnt de nationale identiteiten wat ervoor zorgt dat de cultuur vervaagt en de gemeenschap minder hecht wordt. De dominantie van de liberale politiek zorgt er tevens voor dat de macht van het kapitaal sterker wordt ten opzichte van de macht van de arbeid. De open grenzen zijn vooral open voor het kapitaal en voor immigranten, maar niet voor de doorsnee burgers. Hoe eenvoudig is het voor een gemiddelde hoogopgeleide burger om zich in een volledig nieuwe taal en cultuur te bewegen en een baan van het juiste niveau te vinden? Je kan niet een jaar in Bulgarije wonen en volledig integreren, dan een jaar in Slowakije om dan weer een jaar in Spanje te werken en wonen waarbij je integraal deel bent van de samenleving als geïnformeerde burger. Een dergelijke levensstijl is alleen mogelijk als je overal een buitenstaander blijft. De menselijke vaardigheden zijn onvoldoende om tientallen talen vloeiend te spreken, integraal onderdeel te zijn van een cultuur en daarnaast nog gericht te blijven op technische vaardigheden waar je geld mee verdient. De vervaging van de grenzen tussen de Europese landen zorgt dan voor vervreemding waarbij mensen zich een vreemdeling wanen in eigen land en de EU. Een Nederlander, of Duitser of Griek of Ier, is zodoende een vreemdeling in Europa wat tevens impliceert dat er geen Europeanen zijn buiten de gesubsidieerde EU instellingen. Het Europese Parlement en de Commissie worden door hun tegenstanders vaak weggezet als actiegroep voor meer ‘Europa’. De ambitie die velen in Brussel uitstralen is de wens dat de EU een staat wordt zoals de VS en China. Het idee is dan dat als de regels maar voldoende worden geharmoniseerd elke uithoek van Europa even competitief wordt als Duitsland en Nederland. Het Europese continent bestaat echter uit een groot aantal landen met sterk afwijkende economieën, identiteiten en talen die niet zomaar in een nieuw geheel kunnen opgaan. De belangen van de verschillende landen die deel uitmaken van de EU staan vaak tegenover elkaar waardoor de samenwerking in veel gevallen 62 eerder een gijzeling is. Zo is een economisch beleid dat goed is voor Italië niet automatisch goed voor Nederland. Het is bijvoorbeeld rationeel voor Duitsland om geen ‘eurobonds’ uit te geven, terwijl het voor Italië juist rationeel is om dit wel te doen omdat het impliceert dat de schulden van de laatste worden betaald door Duitsland. Een groot probleem van het streven naar een Verenigde Staten van Europa in plaats van een Verenigd Europa van Staten is dat de verantwoordelijkheden en risico’s te eenvoudig kunnen worden afgeschoven op anderen. De creatie van een EU heeft niet gezorgd dat de Europese machtspolitiek is verdwenen maar heeft het juist een nieuwe impuls gegeven en het VMR-model nog verder uit balans gebracht. Nationalisten in opkomende landen proberen een groot rijk te creëren door onder andere een hoge bevolkingsgroei. Wanneer je de bevolkingsgroei van de laatste 50 jaar in internationale vergelijkingen ziet dan is de marginalisering van Europa duidelijk zichtbaar. Brazilië had in 1960 bijvoorbeeld exact hetzelfde aantal inwoners als Duitsland terwijl het bevolkingsaantal in Brazilië nu drie keer zo hoog is als in Duitsland. Afrikaanse en islamitische landen zijn zelfs nog veel sterker gegroeid. Deze groei zal zich de komende decennia voortzetten, ook al omdat de Europese bevolking sterk vergrijst. Zo heeft een klein Afrikaans land als Oeganda al evenveel geboortes in 2014 als Frankrijk en Duitsland gezamenlijk. De relatieve, en absolute, afname van de Europese bevolking leidt onvermijdelijk tot verminderde internationale invloed. De Europese elite wil desalniettemin ook een groot rijk maar de wijze waarop dit wordt nagestreefd is niet door het verhogen van de autochtone bevolkingsgroei maar door immigratie. Door bevolkingsgroei via migratie te bevorderen is het niet nodig om de samenleving te hervormen en blijven de machtsposities op korte termijn veilig. De bevolking neemt af als mensen hun plaats in de samenleving niet kunnen vinden en daardoor geen nieuwe generatie kunnen voortbrengen. Naast het veiligstellen van de 63 machtsposities is er nog een andere reden voor de elite om immigratie te bevorderen en zo een bepaald bevolkingsniveau te krijgen. In het vorige hoofdstuk kwam het onderzoek van TNS NIPO in het boek van Peter Kanne aan de orde waarin duidelijk naar voren kwam dat de bestuurselite zichzelf als kosmopolitisch ziet en de burgers als nationaal en traditioneel. Immigranten zijn in de ogen van de elite wereldburgers en daarmee kosmopolitisch en passen daarmee beter in hun wereldbeeld. Het is een uiting van ontspoorde ambitie waar de verantwoordelijkheden en risico’s zijn afgeschoven en hedonisme hoogtij viert. Bescherming door en tegen de staat In het westerse politieke denken is er een grote rol weggelegd voor instituties die een tegenwicht kunnen vormen voor de macht van de staat. De scheiding der machten is bijvoorbeeld belangrijk in het voorkomen dat één groep de macht over de staat kan krijgen. In het hoofdstuk over het recht komt dit verder aan de orde. Bescherming van de burger tegen de staat is belangrijk door het grote machtsverschil tussen beiden. De geïnstitutionaliseerde tegenmacht die decennialang is opgebouwd, wordt echter door het huidige en het vorige kabinet afgebroken. Deze tegenmacht was oorspronkelijk bedoeld om de burger te beschermen tegen de staat, maar heeft gaandeweg een politieke rol voor zichzelf gecreëerd om zo de belangen van de gevestigde orde te beschermen. Het verwijderen van deze hindermacht is dan een toename van bescherming van de burger en een vergroting van de democratie. Grote organisaties zijn moeilijk te controleren en leiders zijn vaak afhankelijk van kleine groepen binnen de organisatie om de macht te krijgen en te behouden. Door de ondemocratische netwerken hun machtsposities te ontnemen komt de weg vrij voor werkelijke participatie. Aan de ene kant heeft de staat een doorslaggevende invloed op het publieke domein doordat de politieke partijen semioverheidsinstanties zijn, net als het maatschappelijke 64 middenveld dat afhankelijk is van subsidies. Ook het onderwijs en de academische wereld zijn sterk afhankelijk van de staat. Aan de andere kant wordt de macht van de staat uitgehold door decentralisering enerzijds en supranationalisering anderzijds. Ook de globalisering van de economie zorgt ervoor dat de staat niet meer in staat is om de vele idealen van de burgers te implementeren in de samenleving met frustratie en onmacht onder de bevolking als gevolg. In de huidige situatie is het probleem vaak niet dat de staat te sterk is, maar dat het juist te zwak is om te leveren wat mensen er van verwachten, terwijl de staat wel sterk genoeg is om alternatieven te onderdrukken. De overheid moet publieke goederen leveren, zorgen voor onderwijs en infrastructuur en sociale sturing van gedrag en herverdeling zodat een elite niet alles krijgt. Het belangrijkste goed dat de staat levert is echter veiligheid. De staat is de belangrijkste gecentraliseerde verzorger van veiligheid. Hiertoe is het noodzakelijk dat het gebruik van geweld door de staat als legitiem wordt gezien en dat inwoners hun eigen leven willen wagen om de veiligheid van de staat en anderen te beschermen. Dit doen ze alleen als ze de staat als legitiem erkennen en het hun belangen dient. In het verleden was nationalisme de gebruikelijke strategie om deze legitieme erkenning te bereiken. Nationalisme is een ideologie die stelt dat de grenzen van de staat overeen moeten komen met die van de natie en dat de staat een vertegenwoordiger is van de natie. Hierdoor worden de staatsstructuren vertegenwoordigend en ontstaat er een partnerschap tussen de nationale burgers en de politiek. Nationalisme is een ‘moderne’ (19e-eeuwse) vorm van identiteitspolitiek. Het is het gevolg van de modernisering van de samenleving waarbij een sociale mobiliteit ontstaat en mensen grotendeels aan elkaar gelijk zijn in kansen en mogelijkheden, en kwalificaties belangrijk zijn om deze te benutten. Om de gelijkwaardige samenwerking tussen mensen te bevorderen is er een transcendente identiteit nodig om zo een gemeenschap te 65 creëren van mensen die met elkaar verbonden zijn door middel van een gedeelde identiteit. Nationalisme is op dit moment in de westerse omstandigheden echter geen ideale vorm van identiteitspolitiek. Het is bijvoorbeeld niet goed mogelijk om iedereen een collectieve identiteit op te leggen want dit impliceert een schending van de individuele rechten van velen. Daarnaast is de macht niet meer zo sterk gecentraliseerd bij de staat en zijn er te veel mogelijkheden om onder de onderdrukking uit te komen. De staat is ook niet meer zo machtig dat het succes van een individu er volledig vanaf hangt. De globalisering en de vrije markt bieden vele alternatieven voor een mogelijk ‘nationaal thuis’. Een andere tendens is dat de sociale mobiliteit afneemt, de kwalificatieverschillen toenemen, terwijl de onderlinge herkenning afneemt. Het behouden van oude identiteiten en het creëren van nieuwe identiteiten is zeer moeilijk. Zo is het bijvoorbeeld nooit gelukt om een Sovjetmens te creëren. Als gevolg van de vervreemding van de staat van de samenleving bestaat het gevaar dat de staat als een tegenstander wordt gezien. In dat geval worden we allemaal populisten. Een levensgroot probleem is de visie van de liberale democratie op de werking van de overheid. Het liberalisme gaat er vanuit dat de staat autonoom is en de overheidstaken onpersoonlijk en neutraal uitvoert. Er wordt hierbij uitgegaan van een tegenstelling tussen een premoderne en een moderne staat waarbij de eerste zijn diensten levert aan bepaalde (vrienden)groepen terwijl de laatste zonder aanziens des persoons deze diensten levert. Er wordt geen tegenprestatie verwacht want dat impliceert corruptie. Dit is echter een verkeerde tegenstelling. Een goed functionerende staat is nooit onpersoonlijk als dit betekent dat het geen rekening houdt met de persoon waar de overheid mee in contact staat. De burger moet een partner zijn en geen klant. Een staat mag niet onpersoonlijk en neutraal zijn maar dient rechtvaardig te zijn. Dit betekent dat je mensen niet mag benadelen door anderen te bevoordelen. Een 66 onpersoonlijke, neutrale staat kan nooit rechtvaardig zijn omdat het geen rekening houdt met de belangen van de burger en hem daarmee reduceert tot klant en zo een onoverbrugbare kloof tussen de overheid en de inwoners creëert. Als bol.com mij een e-mail stuurt met het verzoek om mijn leven te wagen zodat zij hun marktaandeel kunnen vergroten en daarmee hun dienstverlening kunnen verbeteren dan gaat die email direct naar mijn spam-folder. Ook een minder vergaand verzoek wijs ik vanzelfsprekend af. Hun dienstverlening is weliswaar goed maar dat weegt niet op tegen de gevraagde offers. Hetzelfde geldt voor een overheid waar mensen geen relatie als burger mee hebben maar enkel als klant. Het is niet rationeel om offers te brengen voor een entiteit waar je geen partnerschap mee hebt want het levert geen omgeving waarin een gemeenschap vrijheid en gelijkheid biedt. Als de dienstverlening je niet bevalt dan ga je naar een ander. De verregaande liberalisering van, niet alleen de economie maar ook en vooral de relatie tussen overheid en burger, zorgt ervoor dat de Nederlandse overheid wordt zoals bol.com; een dienstverlener met snelle en goede service maar zonder intrinsieke waarde. Een liberale overheid ziet geen burgers, maar slechts klanten die een product afnemen. Dit ondermijnt de samenwerking tussen overheid en burger en leidt tot het wegvallen van duurzaamheid. De uitdaging waar we in de 21e eeuw voor staan, is hoe we het partnerschap tussen burger en bestuur het beste kunnen vormgeven. In het volgende hoofdstuk over inclusiviteit en democratie komt dit uitgebreid aan de orde. Bescherming tegen interne vijanden en het vergroten van maatschappelijk vertrouwen De globalisering en het verplaatsen van soevereiniteit naar Europese instituties leidt er toe dat staten minder slagvaardig worden omdat ze minder zeggenschap hebben over de inrichting 67 van de maatschappij dan voorheen. Zwakkere staten zijn dan weliswaar niet langer in staat om de bevolking te mobiliseren voor een effectieve oorlog tegen andere staten, maar ze worden ook steeds minder goed in staat om het ‘eigen’ grondgebied en zichzelf te beschermen tegen aanvallen van binnenuit. Desintegratie is een realistische mogelijkheid als de soevereiniteit te veel wegvloeit. De Nederlandse samenleving heeft een lange traditie van maatschappelijke participatie en vertrouwen tussen burgers onderling en tussen burgers en de overheid. Dit komt onder andere tot uiting in het grote aantal maatschappelijke organisaties waar mensen zich belangeloos inzetten voor sociale doelen, van de lokale voetbalvereniging en de bridgeclub tot het bouwen van een school in Ghana. Een sociale omgeving waarin men elkaar vertrouwt, levert sociaal kapitaal op dat het leven van mensen sterk verbetert en vele mogelijkheden voor samenwerking biedt. Dit beperkt zich niet tot vrijwilligerswerk maar is ook van cruciaal belang voor de interactie met de overheid en voor het opstarten van nieuwe, innovatieve bedrijven. Een vertrouwensrelatie tussen burger en overheid betekent dat er een partnerschap bestaat in plaats van een conflictsituatie waarbij men de ander wantrouwt. Dit is bevorderend voor de effectiviteit van beleid en het welzijn van iedereen. Het ideaal van een vertrouwenssamenleving is echter geen vanzelfsprekendheid en is afhankelijk van een rechtvaardige samenleving waar men elkaar beschouwt als partners om samen meer succes te genereren in plaats van dat men elkaar ziet als vijanden waar het succes van de één ten koste gaat van dat van de ander. Wat een cultuur van wantrouwen met een samenleving doet, is te zien in landen en gebieden waar het leven veel minder voorspoedig is dan in Nederland. Een voorbeeld van een regio waar het maatschappelijke wantrouwen epidemische vormen heeft is het zuiden van Italië. De familie is daar de enige duurzame basis voor samenwerking en vertrouwen. Anderen zijn niet te 68 vertrouwen omdat ook zij alleen het beste voor hebben met hun directe familie en iedereen die daar niet toe behoort als vijand zien. Een wantrouwende samenleving bestaat uit radioactieve mensen waar je afstand tot moet bewaren want anders beschadig je jezelf. De samenleving is een stuk minder economisch gediversifieerd dan die in Nederland waar mensen sterker gericht zijn op de (nationale) markt in plaats van de uitgebreide familie. Dit is gerelateerd aan het feit dat wanneer je te sterk gespecialiseerd bent in een bepaalde persoonlijke kwaliteit je te weinig capaciteiten hebt voor andere noodzakelijke kwaliteiten om je staande te houden in de competitie waar mensen elkaar proberen te benadelen in plaats van samen sterk te staan. In een omgeving van wantrouwen kan je je niet terugtrekken in specialisme ook al lijkt dit veiligheid te bieden. In plaats daarvan zorgt specialisme voor isolatie en een afname van macht. Individuele competitie is een illusie, omdat mensen zeer gelijkwaardig aan elkaar zijn. Menselijke machtsverwerving is alleen mogelijk via coalities. Slechts op specialistische punten kan iemand veel beter worden dan anderen, maar hij heeft dan toch alleen maar de macht op dat specifieke gebied en is op andere gebieden niet beter of vaak zelfs slechter dan anderen waardoor hij in een machtsstrijd kwetsbaar is en op zijn niet-specialistische gebieden onderuitgehaald kan worden. In een machtsstrijd draait het niet om kwaliteiten maar om zwakheden. De macht krijg je niet door een uitmuntende kwaliteit maar doordat de coalitie waar je deel van uitmaakt deze kwaliteit kan gebruiken. Iemand met allemaal tienen en één vijf verliest de competitie van iemand die overal een zes en een half voor heeft. Een maatschappij gedomineerd door wantrouwen biedt geen ruimte aan uitblinkers omdat de doelstellingen van de sociale omgeving niet gericht zijn op het gezamenlijk genereren van een succesvolle toekomst maar op het winnen van een zero sum machtsstrijd. De wetenschapper en expert is heer en meester op één gebied maar om de concurrentie te winnen moet je je zwakten weghalen en dit kan 69 het eenvoudigst door samenwerking met anderen die deze zwaktes aanvullen. In een vertrouwensomgeving profiteert iedereen van elkaars kracht in plaats van dat men gebruik maakt van andermans zwakten om de ander te beperken en zo zelf relatief, maar niet absoluut, te stijgen. Een samenleving gebaseerd op vertrouwen heeft grote ramen met open gordijnen. Je kan alleen open zijn als je erop kan vertrouwen dat mensen niet gericht zijn op het uitbuiten van je zwaktes. Vertrouwen werkt alleen als betrouwbaarheid een positieve waarde in de maatschappij heeft. Als egoïsme wordt beloond en ondermijning een levensstijl is dan is betrouwbaarheid geen deugd maar een zwakte. Een gebrek aan sociaal kapitaal is het gevolg van een wantrouwensamenleving en deze beperkingen leiden tot een zwak maatschappelijk middenveld. Ook leidt het tot een minder effectieve overheid omdat deze niet kan inspelen op de behoeften van de inwoners maar een entiteit is die apart staat van de samenleving en waarvan men middelen kan toe-eigenen of die men moet vrezen. Wantrouwen voedt zichzelf en richt zo de samenleving te gronde. Cynisme zorgt ervoor dat men niet hervormt en versterkt zo het wantrouwen. Wantrouwen in de overheid leidt ertoe dat mensen proberen wat eigenlijk publieke goederen zouden moeten zijn op een private manier te krijgen, zoals veiligheid. De grootste uitdagingen voor de veiligheid van de bevolking liggen in het vrijwaren van mensen voor geweld dat direct een impact op hun leven heeft. In een wantrouwensamenleving komt de dreiging voornamelijk van de buren en niet van landen als Rusland of China. Vaak is het zelfs het geval dat mensen juist belang hebben bij een externe macht die de dagelijkse dreiging wegneemt. Onderdrukking van de onderdrukkers brengt veiligheid, maar voor wie en hoelang? In het conflictmodel creëert geweld een mate van veiligheid omdat je zo de leeuwen (of beter gezegd: de hyena’s) die jou beperken op afstand zet. De maffia is een uiting van een geprivatiseerde 70 bescherming. Op korte termijn biedt de maffia veiligheid aan individuen maar op langere termijn creëert het daarmee een klimaat van angst en geweld zodat de samenleving nog verder wegzinkt in wantrouwen. De maffia biedt dan veiligheid van geweld die ze zelf veroorzaakt. De maffia kan succesvol zijn in een omgeving die gedomineerd wordt door wantrouwen en gericht is op de korte termijn. Helaas geldt een dergelijk beeld soms ook voor de staat. Wanneer de staat de bron van onveiligheid is, betekent dit dat deze gekaapt is door een belangengroep die het eigen succes nastreeft ten koste van de bevolking. Een samenleving die gefascineerd is door geweld van en tegen anderen zal er uiteindelijk ook zelf aan ten onder gaan. De verheerlijking van geweld is een uiting van frustratie dat je niet je eigen leven kan controleren en niet uit het conflictmodel stapt. Een dergelijke samenleving gedomineerd door wantrouwen en maffiagroepen die geprivatiseerde veiligheid bieden is geen dagelijkse werkelijkheid in Nederland. Het kan echter wel werkelijkheid worden als de samenleving als onrechtvaardig wordt gezien en mensen niet meer gericht zijn op samenwerking maar op egoïstisch handelen ten koste van anderen. Een belangrijke reden voor het voortbestaan van vertrouwen in de Nederlandse samenleving is de mogelijkheid om mensen kansen te bieden zichzelf te ontplooien zonder dat het daarvoor nodig is om de ontplooiing van anderen te beperken. Samen staan we sterker dan alleen of als we elkaar tegenwerken. Groei is noodzakelijk voor een duurzame en vreedzame samenleving. De strijd voor overleving van individuen kan alleen duurzaam in goede banen worden geleid als er een vooruitgaande beweging is. Anders gaat men tegen elkaar werken en komt men in een neerwaartse spiraal terecht. Achteruit gaan is zeer schadelijk, zowel economisch, men kan zijn schulden niet meer betalen, als sociaal, herverdeling leidt tot een stoelendans waardoor de samenleving steeds kleiner wordt. Dit leidt tot een grote onveiligheid. Als men denkt dat de toekomst minder goed 71 zal zijn dan het heden en verleden dan zal deze gedachte zichzelf waarmaken omdat men niet meer vooruit kijkt maar de ander probeert te benadelen om zo zelf een hoge positie te behouden. Steden en regio’s waar veel buitenlanders wonen hebben ook veel PVV-stemmers onder de autochtone bevolking, maar steden als Volendam en Sint Willebrord (Brabant) hebben weinig buitenlanders maar stemmen toch veel op de PVV. Dit wordt veroorzaakt doordat zij een antiautoritaire cultuur hebben en het gezag wantrouwen, vaak terecht. Om werkelijk het beste voor de gemeenschap te krijgen is het echter belangrijk dat de overheid niet als een tegenstander wordt gezien maar als een partner. Zo niet, dan blijft er een cultuur van onderdrukking bestaan die grote schade aanricht aan de mensen die deel zijn van deze cultuur en hun horizon beperkt. Een dergelijke cultuur is niet crimineel maar wel zeer schadelijk voor het welzijn. Wanneer men deel is van een dergelijke cultuur zit men gevangen in de spelonken van het conflictmodel en durft men er niet uit te stappen omdat men bang is dat dit tot de eigen ondergang leidt. Een handreiking van de machtigen om het vertrouwen te herstellen is daarbij van groot belang. Uiteindelijk is het doel om te komen tot een volwaardig partnerschap waarbij men de belangen van iedereen in ogenschouw neemt. Een antiautoritaire cultuur van wantrouwen komt ook bij sommige groepen buitenlanders voor. Marokkanen en Somaliërs zijn het meest in het oog springende voorbeeld hiervan. Een dergelijke cultuur van wantrouwen is schadelijk voor iedereen, maar het meest voor degenen die een deel van deze cultuur zijn. Iedereen die het beste met hen voor heeft, zou dan ook deze cultuur van wantrouwen moeten aanpakken en proberen de stap te maken naar het participatiemodel. Wanneer men in het conflictmodel blijft zitten dan is het noodzakelijk om elk commentaar op de slechte situatie met een gelijke, in plaats van een gelijkwaardige, actie te beantwoorden omdat men anders verder onderdrukt wordt. Een tegenaanval zonder dat men iets aan de situatie verandert levert echter geen vooruitgang op, 72 slechts de status quo en aangezien het een equilibrium is dat een negatieve invloed heeft op het welzijn van de mensen is het een acceptatie van verlies en onmacht. In het debat over de oorzaken en oplossingen van criminaliteit wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen de rol die cultuur speelt enerzijds en hoe economische factoren van toepassing zijn anderzijds. Deze twee kunnen echter niet goed van elkaar worden gescheiden want beiden beïnvloeden elkaar in hoge mate. ‘Rechts’ heeft vaak een beeld dat er een cultuur van crimineel gedrag bestaat dat zichzelf in stand houdt, terwijl ‘links’ de schuld legt bij de sociaaleconomisch omstandigheden. Criminaliteit is een gevolg van de onmacht om een hoge status en goede positie in de maatschappij te krijgen. Men ‘kiest’ dan voor de criminaliteit omdat dit het meeste oplevert. Het is een cultuur waarin men vastzit in het conflictmodel en daardoor de eigen mogelijkheden niet voldoende kan benutten. Het is dan van belang om mensen te overtuigen, of te dwingen, het conflictmodel te verlaten en in plaats daarvan via het participatiemodel te werken. Het uitgebreide maatschappelijke middenveld in Nederland is een kostbaar bezit. De participatie van burgers in het maatschappelijke middenveld zorgt voor een cyclus van opwaarts vertrouwen. Dit is echter alleen het geval wanneer het middenveld van onderop tot stand komt. In dat geval is het maatschappelijke middenveld een uiting van vertrouwen tussen burgers. Wanneer het middenveld afhankelijk is van steun ‘van boven’ dan is er juist sprake van een afname van het vertrouwen tussen burgers en is er vervreemding van elkaar en van de staat. Het maatschappelijke middenveld is in dat geval een uitbreiding van de macht van de gevestigde orde die mensen niet meer als burger maar als klant ziet. Dit betekent tevens dat mensen niet meer samenwerken en als gevolg van elkaar afdrijven waardoor de onderlinge herkenning minder wordt. 73 Geestelijke veiligheid De menselijke veiligheid zoals in de voorgaande pagina’s aan bod kwam, bestaat uit lichamelijke vrijwaring van geweld. Even belangrijk om werkelijk veilig te zijn is echter de geestelijke veiligheid. De mens is een sociaal wezen die van nature naar buiten gericht is en samenwerking met anderen zoekt. Dit levert grote mogelijkheden op maar ook gevaren als de sociale omgeving niet het beste met je voor heeft. Zoals in het voorgaande naar voren kwam, is een samenleving waar wantrouwen heerst niet bevorderlijk voor samenwerking en heerst er grote onveiligheid. De mens is geen atomair individu die in isolatie kan overleven. Het bestaan van een gemeenschap die het beste met de mens voor heeft is cruciaal voor veiligheid. De enige legitieme gemeenschap is diegene die vrijheid in verbondenheid biedt. Al het andere is onderdrukking. Zonder vertrouwen in anderen is er geen geestelijke veiligheid en wordt het leven beperkt en kan je niet profiteren van de menselijke mogelijkheden. Als het wantrouwen heerst dan verdwijnt de mogelijkheid om mens te worden en is er van leven geen sprake, maar is er slechts een uitzichtloos bestaan. Een samenleving die streeft naar een hoge mate van geestelijke veiligheid dient te zorgen dat succes van de één niet ten koste gaat van die van de ander, maar dat iedereen de hoop heeft om zichzelf te verbeteren en anderen hierin bevorderlijk zijn en geen vijand. Als mensen de hoop verliezen om zichzelf te verbeteren dan zullen ze zich richten op het verlies van de ander en daalt men af in het conflictmodel. “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” en “je moet niet denken dat je iets voorstelt en beter bent dan een ander”, zijn uitingen van een gettomentaliteit waarin men de ander geen succes gunt en bang is dat de ander wel vooruitkomt en daardoor in relatieve status stijgt. ‘Gewoon blijven’ is anderzijds wel een positieve eigenschap als dit impliceert dat je jezelf blijft. Mensen die gek gaan doen voelden zich beperkt en overcompenseren dat 74 en slaan door in een afwijkende identiteit. Het kunnen zijn wie je bent, betekent dan dat je iets extreems moet doen als compensatie voor de zelfverloochening in het dagelijkse leven. Een dergelijke zelfverloochening is het gevolg van een geestelijke onveiligheid. Het is dan niet mogelijk om de persoonlijke identiteit voldoende te beschermen tegen aanvallen van anderen waardoor men het zelfrespect dreigt kwijt te raken. Het fenomeen pesten krijgt steeds meer aandacht omdat het schadelijk is voor het duurzame samenleven. Pesten impliceert dat men gericht is op het verlies van anderen in plaats van dat men gericht is op het eigen succes. Het is een omgeving waarin grote onveiligheid heerst en iedereen verliest. De gepesten verliezen omdat zij worden uitgesloten van de groep en zo beperkt worden in hun levenskansen. De anderen verliezen ook want het wantrouwen dat het pesten oplevert heeft ook gevolgen voor de overblijvers. Vervolgens is er nog de schade die veroorzaakt wordt doordat men niet gericht is op vooruitgang, maar op ‘herverdeling’. Men kijkt niet vooruit maar naar elkaar om op de hoede te zijn dat men niet het volgende slachtoffer wordt. Geestelijk gezonde en succesvolle mensen overschatten hun individuele capaciteiten. Dit optimisme is noodzakelijk om het maximale uit jezelf te halen en niet aan ondermijning en depressie ten onder te gaan. De samenleving en de overheid moeten zorgen voor een goede kanalisering en balans van dit optimisme zodat het geen schade toebrengt aan het individu en de samenleving maar in plaats daarvan kansen oplevert voor allen. Een ondermijnende cultuur zorgt ervoor dat mensen niet volwassen worden en als gevolg hun belangen niet goed kunnen inschatten. Vakmanschap is een belangrijke drager van zelfrespect, het biedt een goede positie in de maatschappij en beschermt zodoende tegen onderdrukking. Een echte vakman zorgt ervoor dat een probleem (en hijzelf) niet volledig geïsoleerd wordt van al 75 het andere. Ook is hij niet perfectionistisch omdat hij weet dat streven naar perfectie geen kwaliteit is maar een uiting van een gebrekkig zelfvertrouwen. Een te ver doorgevoerd specialisme leidt echter tot isolatie en onveiligheid. Academici denken bijvoorbeeld dat ze door hun specialisatie een berg hebben gebouwd maar als hun specifieke kennis niet door de samenleving wordt erkend hebben ze in werkelijkheid een put voor zichzelf gegraven. Het levert geen vrijheid maar zelfbeperking. Academici houden zich dan voor de gek door te denken dat ze overzicht en daarmee inzicht hebben, terwijl het eigenlijk een vervormd wereldbeeld is van iemand die achteraan staat en niet deelneemt aan het werkelijke gebeuren en er ook geen werkelijk gefundeerd oordeel over kan hebben. Mensen krijgen hun identiteit grotendeels door de sociale positie die ze bekleden. Een persoon in een ondergeschikte positie zal dan een gebrek aan zelfvertrouwen hebben zodat het een cirkel van onderdrukking wordt waar men alleen uit komt als het zelfvertrouwen ergens anders vandaan kan komen. Alle succesvolle religies creëren daarom een alternatieve gemeenschap waar mensen wel een positie in hebben waar ze zelfvertrouwen uit kunnen halen. Als je een minderwaardigheidscomplex hebt moet je deel worden van een sociale omgeving die je een hoge(re) status geeft. Als je de angst overwint voor dreigingen van je zelfwaarde dan ben je beschermd en heb je vrijheid, zelfs als anderen je proberen te benadelen. Het bezit van een geloof in jezelf is sterk verbonden met een geloof in de cultuur waar je deel van uitmaakt, in het heden, maar misschien nog sterker die uit het verleden. Het zelfvertrouwen van een persoon ondermijnen door hem af te sluiten van zijn cultuur is een zeer effectieve wijze om de geestelijke veiligheid te verminderen. Mensen vervreemden van hun culturele geschiedenis omdat deze misbruikt wordt in de machtsstrijd en deze daarom niet meer te vertrouwen is. Door corruptie van het denken moet je voor alles opnieuw het wiel 76 uitvinden want alle historische kennis is onbetrouwbaar geworden doordat de elite een bepaalde bril naar het verleden heeft gecreëerd die alles in hun voordeel interpreteert. De geschiedenis is een verhaal om de huidige tijd vorm te geven in ons eigen voordeel zodat we zo sterk mogelijk staan in de competitie met anderen. De geschiedenis is geen feitelijkheid maar een cultuur waar we mee pronken, die we gebruiken om anderen van ons af te houden en om een sjabloon te creëren voor een gewenste maatschappelijke indeling in het heden en de toekomst. De discussie of Zwarte Piet een overblijfsel is van racisme of dat het een machtsmiddel is in een cultuurstrijd om de Nederlandse cultuur een nieuwe vorm te geven laat zien dat de Nederlandse samenleving in het conflictmodel zit in plaats van in het participatiemodel. De machtsverhoudingen in de samenleving veranderen snel en activisten zien hun kansen om meer status te krijgen door zich op te werpen als leider van een gemeenschap die aan invloed wint. Eén van de grote uitdagingen van Nederland is om een waardevolle Nederlandse culturele identiteit te krijgen/behouden. Dit is zo’n grote uitdaging omdat de Nederlandse cultuur in vergelijking met vele concurrenten minder diepgang heeft. De Nederlandse identiteit heeft bijvoorbeeld minder duurzaamheid dan die van de Joden en Chinezen. Ook de verschillende migrantenculturen zijn geduchte concurrenten. In een Europa met verdwijnende grenzen zijn de grote landen zoals Duitsland en Frankrijk ook een bedreiging voor de continuïteit van de Nederlandse cultuur. Het is daarom belangrijk dat je goed bedenkt wat je weggooit als je het Sinterklaasfeest zoveel aanpast dat je het eigenlijk afschaft als deel van de culturele identiteit. Ook kan iets wat eerst niet als racistisch werd gezien dit wel worden als de interpretaties ervan veranderen. Zou het daarom verboden moeten worden? In een samenleving waar iedereen veel kansen heeft om zichzelf te organiseren is zoiets meestal niet nodig. Alleen als de identiteit wordt gebruikt om anderen te benadelen of 77 te bevoordelen en er grote machtsverschillen bestaan, zou dit aan banden kunnen worden gelegd. Het enkelvoudige argument dat een persoon gekrenkt wordt doordat hij een bepaald imago heeft is onvoldoende reden om het daarom te verbieden. Dat iemand geestelijk last heeft van een imago is geen basis voor goede rechtsspraak; narcisme is iets anders dan de strijd tegen racisme. Als je je imago wil oppoetsen, voor anderen en jezelf, dan moet je de verantwoordelijkheid op je nemen om te streven naar zelfverbetering en dit niet afschuiven op anderen. De term racisme zou voorbehouden moeten zijn aan doelbewuste benadeling en uitsluiting van een persoon of groep op basis van etnische kenmerken. Deze uitsluiting dient daarnaast zodanig beperkend te zijn dat men zich niet voldoende als mens in de samenleving kan ontplooien. Je kan racisme alleen aanpakken als je uit het conflictmodel stapt want anders wordt de onderliggende partij eenvoudigweg geherdefinieerd zodat de nieuwe minderheid niet wordt gemarkeerd door huidskleur maar door iets anders. Het wezen van een democratie is niet dat de meerderheid de wensen van de minderheid respecteert als deze een machtsmiddel zijn om de meerderheid te ondermijnen. De Nederlandse nationaliteit staat onder druk en zal nog vele deuken en scheuren oplopen waarbij een groot probleem is dat de status van de Nederlandse identiteit niet zo groot is als die van vele andere culturen waardoor mensen minder gemotiveerd zijn om het te beschermen en er minder diepgang is om te beschermen. Geestelijke veiligheid proberen te bereiken door te investeren in intellectualisme is te vergelijken met lichamelijke veiligheid proberen te bereiken door bodybuilding. Het versterkt de persoonlijke kracht en men is zodoende beter in staat om de competitie met directe vijanden aan te gaan. Dit leidt tot een afname van angst bij jezelf en een toename van angst bij anderen en leidt zodoende tot de illusie van meer persoonlijke veiligheid op korte termijn. Investeren in persoonlijke wapens betekent echter tevens dat je niet uit het conflictmodel stapt en dat men de 78 competitie dus probeert te winnen ten koste van de ander. Een dergelijke wapenwedloop komt uiteindelijk altijd op een dood spoor terecht. Het is een veel verstandiger keuze om uit het conflictmodel te stappen en in het participatiemodel. Alleen dan is werkelijke veiligheid mogelijk. 5. INCLUSIVITEIT EN DE DEMOCRATIE De democratie als zoektocht naar de beste adaptieve waarheid Eén van de belangrijkste uitgangspunten van universalistische ideologieën en religies is de zoektocht naar een objectieve waarheid die ergens in is gefundeerd. Dergelijk fundamentalisme vinden we zowel in religies als de islam en het christendom, als in het westerse wetenschappelijke wereldbeeld. Het gaat echter voorbij aan enkele cruciale eigenschappen van de menselijke intellectuele vermogens, namelijk dat ons brein niet gericht is op objectieve maar op adaptieve waarheidsvinding. Dit houdt in dat we van nature geneigd zijn om problemen adaptief op te lossen zodat onze overlevingskansen worden verhoogd. Mensen redeneren altijd vanuit hun belangen en het idee dat het voor de mens mogelijk is om een objectieve waarheid te vinden is zelfbedrog en één van de grootste dwalingen. De wens om een objectieve waarheid te vinden vloeit voort uit onzekerheid en een gebrek aan controle over onszelf en de wereld. Een geloof in een fundament geeft een illusie van vastigheid in een continu veranderende wereld. Om werkelijk controle te hebben is het echter noodzakelijk dat men de illusie van een objectieve waarheid loslaat en de werkelijkheid van de adaptieve waarheid aanvaardt. Op deze manier is het mogelijk om mee te bewegen met de continu veranderende wereld en daarmee een zo goed mogelijke positie te kunnen handhaven. 79 Het menselijke brein is niet gericht op het verzamelen en catalogiseren van feiten maar op het leren van ervaringen om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op de toekomst. De mens is toekomstgericht, waarbij het verleden en het heden in dienst staan van dit doel. De toekomst is weliswaar ongewis wat leidt tot onzekerheid, maar het is belangrijk om niet te vergeten dat de controle op heden en verleden ook merendeels een illusie is. Het verleden wordt continu geherinterpreteerd al naar gelang de veranderende machtsverhoudingen, terwijl onze positie in het heden vrijwel volledig afhankelijk is van krachten buiten ons die slechts zeer minimaal kunnen worden beheerst. Aangezien we de interpretatie van het verleden gebruiken om ons een beeld te vormen van de toekomst en hoe we die tegemoet moeten treden, is het belangrijk dat de interpretatie van de geschiedenis bevorderend werkt en niet ondermijnend is. Door een juiste adaptieve waarheid te volgen is het mogelijk om de eigen belangen zo goed mogelijk te dienen. Optimisme en een zekere mate van wensdenken is een noodzakelijk onderdeel van de adaptieve waarheid maar kan ook ontsporen als we niet eerlijk tegen onszelf durven zijn en we ons beter voordoen dan we in werkelijkheid zijn. Bij het wensdenken ziet men de wereld en de machtsverhoudingen zoals men wil dat deze eruit zien in plaats van dat het een objectieve weergave is van de werkelijkheid. Een objectieve weergave bestaat echter niet want onze acties bepalen tot op zekere hoogte hoe de werkelijkheid eruit zal zien. Een gebrek aan macht om een wereldbeeld dat in ons voordeel is werkelijkheid te laten worden, is een belangrijke reden voor een verlies van realiteitszin. We raken dan vervreemd van de adaptieve waarheid en schaden zo onze toekomst. Net zoals het voor de mens niet mogelijk is om in het luchtledige te overleven, is werkelijk kritisch denken een abstractie die onhaalbaar is voor de menselijke intellectuele vermogens. De westerse sociale wetenschap is bijvoorbeeld 80 kritisch op alle ideeën die een gevaar vormen voor de machtsposities van de beoefenaren ervan, terwijl het tegelijkertijd blind is voor de eigen dwalingen. De wetenschappelijke methodes die de sociale wetenschap gebruikt zorgen ervoor dat machtsmisbruik van het individu zoveel mogelijk wordt beperkt. Het doet echter niets tegen het groepsdenken en de noodzaak om politiek correcte uitkomsten te genereren willen onderzoekers duurzaam carrière maken. De vermeende zelfcorrectie van de wetenschap is daarbij als een slager die zijn eigen vlees keurt. Zowel verificatie als falsificatie zijn daarbij onvoldoende om de sociale wetenschap op hetzelfde niveau te krijgen als de bètawetenschap want argumenten zijn altijd gebaseerd op belangen. De sociale wetenschap is in wezen altijd een vorm van activisme waarbij men probeert de samenleving in een bepaalde vorm te gieten die bevorderlijk is voor de belangen van degenen die het onderzoek doen. Wetenschappelijke studies zijn daarnaast belangrijk om het wereldbeeld van een bepaalde groep te bevestigen en daar de zelflegitimatie voor bevoorrechte posities uit te halen. Mensen intellectueel opvoeden is bijvoorbeeld meestal een misleiding om mensen in een afhankelijke en lagere positie te manoeuvreren. De grote complexiteit van het wetenschapsbedrijf biedt daarnaast een ideale kans om alternatieven buiten te sluiten. Het is vrijwel onmogelijk voor iemand die geen positie in een wetenschappelijke instelling heeft om genoeg tijd en middelen vrij te maken om deel te nemen aan het wetenschappelijke debat. De grote hoeveelheid onderzoeksgegevens en de benodigde inbedding in de aanwezige literatuur via voetnoten zijn een huizenhoge barrière tegen elke buitenstaander. De enige werkelijke oplossing hiervoor is de wetenschap afhankelijk te maken van de democratische samenleving waardoor zij geen belang hebben bij het ondermijnen daarvan. Net als in andere politieke en maatschappelijke sectoren dienen ook posities in de sociale wetenschap niet te lang door één persoon te worden bezet, maar 81 een sterke doorstroming te hebben. Goed functionerende wetenschap heeft als taak om de intellectuele diepgang te verzorgen om zo de onderliggende maatschappelijke processen inzichtelijk te maken. Politici en activisten zijn even intelligent als wetenschappers maar hebben een noodzakelijke vorm van oppervlakkigheid die hen in staat stelt om machtsposities te bezetten en beleid te implementeren. De intellectuele diepgang wordt dan in het ideale geval voor een groot deel uitbesteed zodat men de eigen geest vrij heeft voor andere activiteiten. Als wetenschap zich omvormt tot activisme dan worden wetenschappers slechte politici want ze offeren de diepgang op terwijl ze niet de positie hebben om beleid te voeren. Politici en activisten worden op hun beurt gedwongen slechte wetenschappers te zijn omdat de ‘wetenschap’ niet meer vertrouwd kan worden en men dus zelf onderzoek moet doen maar daar de tijd en middelen niet voor heeft. Wantrouwen leidt uiteindelijk tot ieders ondergang. In een democratie ligt de soevereiniteit bij het volk en niet bij een enkeling of kleine groep die over het volk heerst. Een primair doel van elk levend wezen en dus ook van de mens is om te zorgen voor een succesvolle overleving. Dit is dan ook een primair doel van de democratie; namelijk beleid te implementeren dat de overleving van de bevolking bevordert. Dergelijk beleid kan niet gegrondvest worden in een objectieve, absolute waarheid maar is afhankelijk van adaptieve waarheidsvinding. Deze adaptieve waarheidsvinding is gericht op het vinden van de beste beslissingen om de overleving van het volk nu en in de toekomst maximaal te laten zijn. Goed functionerende democratische processen zijn dan ook altijd gericht op het vinden van deze waarheid. In een dictatuur van de enkeling of de weinigen is de adaptieve waarheidsvinding gericht op de maximalisering van de overleving van de machthebbers in plaats van op die van de gehele bevolking. In het conflictmodel betekent een dergelijke indeling dat de overleving van de één ten koste gaat van de ander, 82 in dit geval dus van de bevolking die niet direct betrokken is bij de waarheidsvinding. De huidige democratieën worden allemaal bestuurd door een gekozen aristocratie (aristocratie = heerschappij van de besten) bestaande uit politici die eens in de zoveel jaar worden geselecteerd door middel van verkiezingen. De bevolking kiest dan de besten uit om hen te vertegenwoordigen. De grote mate van professionalisering van het politieke bedrijf en de oligarchisering van de bestuursfuncties- en structuren zorgen ervoor dat werkelijke politieke deelname voor de meesten onbereikbaar is. In plaats daarvan is men een toeschouwer met een zeer beperkte inbreng in de vorm van het invullen van een stembiljet eens in de paar jaar. Vervolgens is ook het grotere publieke domein, of maatschappelijke middenveld, waar door middel van debat de adaptieve waarheid deels wordt bepaald, voor de meesten onbereikbaar. Het wordt bevolkt door professionele politici en vertegenwoordigers van grote maatschappelijke organisaties. Een normaal mens heeft er weinig te zoeken, ook al omdat hij een chief without indians is, dus sprekend zonder een grote achterban te vertegenwoordigen, waardoor zijn stem niet serieus genomen wordt. De waarheidsvinding in onze huidige democratie is uitbesteed aan professionals, maar daarmee hebben we onze democratie uitgehold. Een professionele klasse van bestuurders heeft nooit exact gelijklopende belangen als de rest van de bevolking, waardoor de waarheidsvinding niet gericht is op de maximalisering van de overleving van de bevolking maar op die van de bestuurders. Aangezien de bestuurders onstabiele, bevoorrechte posities innemen zullen zij de bevolking op termijn altijd als intrinsiek vijandig bezien. Het volk kan immers hun bevoorrechte positie afnemen bij een eerstvolgende verkiezing. Een gevolg is wederzijds wantrouwen tussen bestuurders en bestuurden. Een dergelijk wantrouwen is in een maatschappij die is ingedeeld aan de hand van het conflictmodel helaas merendeels correct. Zoals bij de bespreking van het conflictmodel aan de orde 83 kwam, is debat daar niet gericht op het zoeken naar een gezamenlijke waarheid maar naar het winnen van een competitie ten koste van de ander. Argumenten worden gezocht en geëvalueerd om de ander te verslaan en niet om een probleem op te lossen. De adaptieve waarheden van de verschillende conflicterende partijen lopen ver uiteen en zijn vaak tegengesteld zodat er hoogstens een compromis bereikt kan worden waarin de verschillende partijen niet te veel verlies nemen. Werkelijke waarheidsvinding is zodoende niet mogelijk bij conflicten. Bij de bespreking van het conflictmodel kwam ook aan de orde dat de liberale democratie het conflict in de politiek en de maatschappij sterk heeft vergroot. Het conflictmodel is zelfs een intrinsiek onderdeel van de liberale democratie. Een liberale democratie is dan ook niet werkelijk democratisch, omdat men niet kan komen tot de beste adaptieve waarheidsvinding voor de gehele bevolking maar hoogstens een compromis tussen strijdende partijen kan bereiken die geen van allen recht doet. De liberale democratie is op zijn hoogst een gijzelingsdemocratie. Op dit moment bevinden we ons dus in een situatie waarbij de gewone man een toeschouwer is van de politieke waarheidsvinding die alleen nog maar in naam democratisch is, en ook nog alleen omdat de machthebbers het als democratisch definiëren. Verkiezingskoorts om ons te genezen van maatschappelijke kwalen en loting en quota’s om een open samenleving te krijgen Loting om het democratische tekort te verkleinen In zijn boek uit 2013 getiteld ‘Tegen verkiezingen’ betoogt David van Reybrouck dat een deel van de kwalen waaraan de huidige democratie leidt de fixatie op verkiezingen is, terwijl deze juist intrinsiek ondemocratisch zijn. Als alternatief zouden we volgens hem een systeem van loting moeten invoeren. Inderdaad stelde 84 Aristoteles dat de invulling van politieke posities via loting democratisch is en via verkiezingen aristocratisch. De laatste is immers gericht op de selectie en heerschappij van de besten. Dat loting vrijwel volledig uit het ‘democratische’ vocabulaire is verdwenen laat de macht van de heersende klasse zien over de inhoud en richting van het debat. Zij hebben er immers belang bij dat ‘de besten’ op de meest bevoorrechte posities belanden. Doordat het politieke bedrijf sterk geprofessionaliseerd is en er daarom een hoge barrière bestaat om eraan deel te nemen, is het mogelijk om mensen die er niet mee ‘zijn opgegroeid’ de toegang te bemoeilijken waardoor de politieke cultuur in stand kan blijven. Immers, als slechts enkelingen doorstromen in plaats van een grote meerderheid zullen zij niet de macht hebben om werkelijke veranderingen door te voeren. In plaats daarvan nemen de meeste nieuwelingen de mores van het politieke bedrijf over zodat het zichzelf in stand houdt. Daarnaast zal de waarheidsvinding, ofwel de keuze voor welke richting de maatschappij zich dient te ontwikkelen, van bestuurders anders zijn dan die van de bestuurden omdat zij andere belangen hebben. Het huidige democratische tekort bestaat er onder andere uit dat velen van mening zijn dat de politieke bestuurders niet werkelijk de belangen van de burgers dienen, maar vooral op eigen gewin en status uit zijn. Is loting dan een oplossing voor het democratische tekort? In een loterij wordt winst of verlies volledig bepaald door toeval. Er is dan niemand die beslist of een ander het wel of niet verdient. Eenvoudigweg een deelnemer zijn aan de loterij is voldoende om de positie te verkrijgen. Als de zetels in de Eerste of Tweede Kamer (deels) zouden worden toegewezen via loting dan zou de politiek veel representatiever zijn dan vandaag het geval is. Er bestaat dan nog wel het risico dat ook zij zich op termijn meer zullen identificeren met hun collega’s dan met de bevolking die zij vertegenwoordigen. Een belangrijk verschil is echter dat gelote personen diverser zijn en daarom meer van elkaar verschillen dan politieke professionals, zodat zij 85 minder snel een groep zullen vormen en dat het langer duurt voordat zij zichzelf als politicus gaan zien. Ook leidt een grotere diversiteit vaak tot nieuwe inzichten en minder groepsdenken. Tevens zorgt het ervoor dat één van de grote problemen van de politiek, namelijk het machtsdenken, sterk vermindert. Mensen die zichzelf verkiesbaar stellen en daarvoor campagne voeren, binnen de politieke partij en daarbuiten, zijn over het algemeen sterk gericht op het vergaren van macht, terwijl degenen die via loting de positie krijgen deze motivatie grotendeels missen. De eersten zullen dan wellicht meer gemotiveerd zijn om hun werk goed uit te voeren, maar zullen ook alles in het werk stellen om hun machtsposities te behouden waardoor ze voor zichzelf gaan werken in plaats van voor de bevolking. Een politiek bestuur dat bestaat uit gelote personen is weliswaar een betere afspiegeling van de maatschappij dan één bestaande uit gekozen bestuurders, maar hoeft niet noodzakelijkerwijs representatiever te zijn. Het is heel goed mogelijk dat een professionele bestuurder veel beter in staat is om de belangen van de bevolking te vertegenwoordigen dan een willekeurig individu uit de bevolking. Daarnaast is er nog een fundamenteel onderscheid te maken in de wijze waarop vertegenwoordiging kan worden gezien. Zo is er een onderscheid te maken naar vertegenwoordiging in de zin van delegatie, waarbij men zo goed mogelijk de vertegenwoordigende partij weerspiegelt en zo dus letterlijk uitvoert wat de ander wenst. Daarnaast is er ook een andere vorm van vertegenwoordiging mogelijk, namelijk een voorstelling van de vertegenwoordigende partij zoals een schilderij een voorstelling is van een landschap, waarbij het geen letterlijke kopie is maar juist een waarheid zichtbaar maakt die er anders niet was geweest. Deze laatste vorm van vertegenwoordiging is één van de sterkste punten van een electorale democratie. Een groot voordeel van verkiezingen en de strijd voor politieke posities ten opzichte van loting is dat het richtinggevend is. Politici proberen macht te verwerven in de 86 publieke arena. Hiertoe proberen ze om (onbestemde) gevoelens die bij de burgers leven te achterhalen, te benoemen en te manipuleren. Vaak zijn mensen zich niet bewust van wat nu de juiste maatschappelijke keuzes zijn om het maximale uit hun persoonlijke leven te halen. Als de politiek op zijn best is, geeft het een visie op een betere toekomst voor iedereen zodat mensen die zelf denken afwijkende belangen te hebben van anderen, juist kunnen profiteren van samenwerking met elkaar. Een dergelijke opdracht vereist integere en gekwalificeerde vertegenwoordigers. Aangezien er vele mogelijkheden zijn voor kwaadwillenden om dit principe te misbruiken voor eigen politiek gewin is het noodzakelijk om regelmatig mensen te vervangen en ervoor te zorgen dat men zo min mogelijk kansen krijgt om privileges op te bouwen en te beschermen. Verkiezingskoorts verwijdert polarisatie Verkiezingen leiden vaak tot een tijdelijke polarisatie in de samenleving. Mensen en ideeën komen tegenover elkaar te staan en er is meestal sprake van een grote maatschappelijke opwinding. Politici proberen mensen te mobiliseren waardoor machtsposities van de gevestigde orde in gevaar kunnen komen. Een dergelijke opwinding, of verkiezingskoorts, kan leiden tot grote maatschappelijke onrust. Dit is een belangrijke reden waarom een dictatuur zo tegen verkiezingen is. In een democratische samenleving kan een dergelijke koorts ook leiden tot grote verdeeldheid en desintegratie maar het kan daarnaast ook zeer heilzaam zijn. Koorts is een temperatuursverhoging van het lichaam dat dient om ziektes beter te bestrijden. Hetzelfde geldt voor verkiezingskoorts. Ook dit kan ervoor zorgen dat de maatschappelijke ziektes worden bestreden. Niet alleen door de problemen aan te pakken en mensen weer hoop te geven op een beter leven, maar ook doordat een groot conflict ervoor zorgt dat kleinere conflicten naar de achtergrond worden gedrukt. Mensen vergeten hun kleinere, onderlinge conflicten omdat ze zich bezig 87 gaan houden met het grote conflict dat de richting van de samenleving gaat bepalen. Hierdoor wordt de gemeenschap gezuiverd van conflicten en de samenhang versterkt. Het democratische en ondemocratische middenveld In een dictatuur wordt elke mogelijke oppositie tegen de machthebbers onderdrukt. Hiertoe worden onafhankelijke maatschappelijke organisaties zoals politieke partijen, vakbonden en culturele verenigingen verboden of onderdeel gemaakt van ‘de partij’, omdat deze in staat zijn om mensen te mobiliseren tegen de gevestigde orde. In een democratische maatschappij is een dergelijk maatschappelijk middenveld wel aanwezig, waardoor er, in theorie, een tegenwicht ontstaat tegen de machthebbers die de maatschappij en de overheid controleren. Het is weliswaar correct dat er in Noord-Korea geen significante oppositie tegen het regime bestaat, maar dat betekent niet dat het bestaan van een veelomvattend maatschappelijk middenveld in Nederland ook een tegenwicht van de gevestigde orde is. Integendeel zelfs, want het maatschappelijke middenveld wordt voor een groot deel beheerst door personen die zichzelf beschouwen als onderdeel van de gevestigde orde. Nu hoeft dat niet slecht te zijn maar het zorgt er wel voor dat maatschappelijke organisaties geen levensvatbare oppositie zijn tegen de machthebbers. De situatie in Noord-Korea is tegengesteld ten opzichte van Nederland in de mate van maatschappelijke organisatie van het middenveld, maar niet in de mate van de mogelijkheid om oppositie te voeren tegen de gevestigde orde. Door het bestaan van grootschalige subsidienetwerken in Nederland zijn maatschappelijke organisaties afhankelijk van elkaar en de overheid waardoor hun loyaliteit eerder bij elkaar en de overheid ligt dan bij de groepen die ze zeggen te vertegenwoordigen. Dit is alleen ongedaan te maken door de subsidienetwerken te ontmantelen want ‘wie betaalt, bepaalt’. Het verlenen van subsidie is bijna altijd het steunen van het verleden in plaats van investeren in de toekomst, 88 zelfs al heeft het betrekking op duurzame, innovatieve ontwikkelingen omdat werkelijk ontwrichtende innovatie een nieuwe visie impliceert die actief wordt tegengegaan als je uitgaat van bestaande belangen. Doordat Nederland zoveel gevestigde maatschappelijke organisaties heeft, is het moeilijk voor nieuwelingen om er tussen te komen en een nieuw geluid te laten horen die boven die van de anderen uitsteekt. Er is in het Nederlandse maatschappelijke middenveld geen sprake van terra nullius, maar van een geraffineerd, geïntegreerd netwerk van belangen. Het maatschappelijke middenveld in Nederland zorgt er zo voor dat alternatieve visies op de samenleving minder eenvoudig opkomen. De gevestigde orde gebruikt de dominantie in het publieke domein om alle denkbeelden die een bedreiging kunnen vormen buiten te sluiten en omdat het gemakkelijker is om te werken via bestaande structuren en doordat de kosten, zowel sociaal als financieel en organisatorisch, om iets nieuws op te richten zeer hoog zijn komen er minder alternatieve visies op. Het is een illusie om te denken dat je zomaar uit het niets iets kunt creëren en dat er dan een maatschappelijke revolutie volgt. Ook omdat de dwang zich uitstrekt naar het denken waardoor men niet de helderheid van geest krijgt om werkelijk oppositie te voeren tegen de gevestigde orde en in plaats daarvan in het conflictmodel blijft steken. Niettegenstaande de nadelen van een sterk ontwikkeld middenveld is het bestaan van maatschappelijke organisaties die tezamen het middenveld vormen van groot belang voor een welvarende samenleving waarin men gezamenlijk werkt aan een betere toekomst van allen. Het zorgt ervoor dat mensen aan velerlei doelen kunnen werken zonder dat het van boven moet worden opgelegd. Ook zorgt het voor maatschappelijk vertrouwen wat leidt tot minder conflicten en betere samenwerking. Het maatschappelijke middenveld is zodoende zeer waardevol. Het is echter van belang dat de bestuurders van dergelijke organisaties hun posities niet gaan gebruiken voor politiek gewin dat ten koste 89 gaat van het algemeen belang. Een sterke maatschappelijke positie zorgt ervoor dat het eenvoudiger is om de politiek te beïnvloeden waardoor de belangen van kleine groepen zwaarder kunnen komen te wegen dan die van de democratische meerderheid. Hoe democratische middelen een dictatuur kunnen steunen De mogelijke dictatuur van de meerderheid is een groot probleem van een (gecorrumpeerde) democratie. In een democratie gebaseerd op verkiezingen en zonder rechtsstaat is het namelijk mogelijk dat 51 procent van de bevolking de andere 49 procent doelbewust benadeelt. Wanneer dit het geval is dan is er nog slechts sprake van een democratie in naam en niet in uitvoering. Een democratie is gebaseerd op een zeer grote meerderheid van mensen die zijn te classificeren als middenklasse. De middenklasse kijkt vooruit en is gericht op samenwerking met anderen zonder hen onderuit te halen. In een werkelijke democratie zijn dan ook geen minderheden omdat mensen elkaar niet doelbewust beperken en men daarom zichzelf kan ontwikkelen in samenwerking met anderen. De democratie is een kwetsbaar systeem dat gevoelig is voor corruptie via het ontstaan van groepen die hun succes uit het ongeluk van anderen halen. De wijze waarop het Westen dit probleem doorgaans ‘oplost’ is door de democratie te binden aan een rechtsstaat met fundamentele grondrechten voor iedereen waardoor minderheden altijd een zekere mate van bescherming genieten. Wetten zijn echter altijd kwetsbaar voor interpretatie en bieden daardoor vaak schijnveiligheid. Het wereldbeeld van de rechters die de wetten interpreteren en de mate van juridisch activisme van belangengroepen is van groot belang in het bepalen van de hoeveelheid bescherming en mogelijkheden die minderheidsgroepen hebben. De rechtsstaat biedt een zekere garantie dat minderheden niet te zeer geschaad worden, maar het biedt geen oplossing voor het wegnemen van het onrecht dat erin ligt dat men tot een minderheid is gemaakt. Een mogelijke 90 bijkomende oplossing voor het democratische tekort dat veroorzaakt wordt door de dictatuur van de meerderheid kan de invoering van loting zijn. Loting zorgt er namelijk voor dat er minder conflicten zijn en minder wij-zij denken. Politieke machtsposities worden immers niet gewonnen door strijd maar toegewezen volgens het toeval. Afhankelijk van de wijze waarop loting wordt ingevoerd kan het ook zorgen dat het opofferen van anderen veel moeilijker wordt omdat er dan geen groepen tegenover elkaar staan, maar slechts individuen. De dictatuur van de meerderheid is niet de enige dictatoriale trek van de democratie. De dictatuur van het paradigma is een even groot gevaar. In een representatieve democratie heeft de gevestigde orde vaak belangen die zich uitstrekken over de verschillende politieke partijen heen en die afwijkend zijn van die van de gemiddelde burger. Bestuurders hebben immers andere belangen dan bestuurden en het vergt een grote mate van integriteit van politici om daar geen misbruik van te maken. De gevestigde orde heeft belang bij het opleggen van een wereldbeeld dat in hun voordeel is. Politieke correctheid is geen uiting van een morele hoogstaandheid, maar van machtspolitiek om tegenstanders buiten te sluiten. In een lotingsdemocratie is de dictatuur van het paradigma waarschijnlijk minstens even groot, maar zal het zich anders uiten. Als posities beschikbaar zijn door middel van loting is er geen noodzaak om een politiek standpunt in te nemen zoals bij verkiezingen want het heeft toch geen invloed op de vraag of je de positie krijgt of niet. Het is dan ook niet rationeel om te investeren in afwijkende standpunten want dan isoleer je jezelf en verminderen de mogelijkheden om mee te doen. Veel maatschappelijke problemen zijn echter sluimerend aanwezig en zodoende moeilijk te benoemen en aan te pakken. In een representatieve democratie zijn er vaak (marginale) partijen die deze conflicten wel benoemen om op die manier politieke macht te veroveren. Door het benoemen van deze problemen worden ze 91 meer werkelijkheid onder de bevolking, hoewel ze vaak weinig of geen invloed hebben op het wereldbeeld van de bestuurders. Een representatieve democratie heeft daarnaast een verschil, dat zich vaak ontwikkelt tot een tegenstelling, in visie op de maatschappelijke indeling ten opzichte van de bevolking. Hierdoor ontstaat er een conflictsituatie tussen bestuurders en bestuurden. Bij de lotingsdemocratie ontstaat dat conflict veel minder vlug omdat er niet zo snel een tegenstelling ontstaat tussen bestuurder en bestuurden en omdat men problemen niet sterker aanzet om er oplossingen voor te vinden. Een lotingsdemocratie creëert dan ook geen politieke energie die als voedingsbodem van een paradigmawisseling kan dienen. Er is ook in dictatoriale samenlevingen een zekere mate van vrijheid. Deze vrijheid wordt echter beperkt tot activiteiten die de machtsposities van de elite niet bedreigen. In afgezwakte vorm is dat ook in het Westen het geval, zoals de fanatieke aanvallen op populisten en andere flankpartijen door de gevestigde orde laat zien. Je kan vaak een heleboel zeggen in een dictatuur zolang het maar niet oproept tot actie tegen de machtsposities van de elite. Verkiezingen zijn weliswaar minder democratisch dan lotingen maar zijn voor een dictatuur toch een veel groter gevaar omdat ze leiden tot het organiseren en mobiliseren van mensen achter een bepaalde doelstelling waarbij een vijandbeeld wordt gecreëerd. Ook leiden verkiezingen tot conflicten en tot oplossingen die eerst nog niet bestonden in de denkbeelden van mensen. Verkiezingen kunnen zodoende leiden tot een grotere focus en helderheid die gericht kunnen worden op het onderuithalen van de posities van de elite. Lotingen zijn daarentegen veel minder gericht en creëren geen alternatieve werkelijkheid maar zijn een afspiegeling van het heden en volgen het geaccepteerde paradigma. Als een communistische partij bijvoorbeeld een deel van de leidende posities reserveert voor mensen van het politbureau en de rest invult door middel van loting dan is het onwaarschijnlijk dat er maatschappelijk verzet 92 ontstaat of dat de stabiliteit van de overheid en het land in gevaar komt. Loting kan zodoende voor een grote stabiliteit zorgen, maar het is de vraag of je dat wil als het doel is om te komen tot een democratische samenleving. Zoals in de volgende hoofdstukken aan de orde zal komen, leidt de invoering van democratische middelen niet automatisch tot een meer democratische samenleving. De democratische waarden bepalen het democratische gehalte van een land Veel politici en politieke wetenschappers beperken de democratie tot de selectie van de politieke bestuurders, terwijl democratie veel omvattender gezien moet worden. Wanneer je gewone mensen vraagt wat ze het meest waarderen aan de democratie is dat niet het politieke debat of de mogelijkheid om te kiezen voor specifieke politieke partijen. Wat mensen het meest waarderen aan de democratie is de maatschappelijke indeling die het voorstaat. Een samenleving die open en vrij is en de mensen de mogelijkheid biedt om het maximale uit hun leven te halen. Een democratische maatschappij is een open samenleving waar alle posities voor iedereen toegankelijk zijn; gelijkheid van kansen en vrijheid in verbondenheid. De huidige samenleving is echter niet open voor iedereen. Er zijn vele barrières die mensen beperken in de ontplooiing van hun leven. Een belangrijke barrière wordt gevormd door de verkeerde toepassing van meritocratische beginselen die sterk leven in de Nederlandse maatschappij. Volgens dit denkbeeld zijn alle maatschappelijke posities in theorie voor iedereen toegankelijk mits hij of zij de kwalificaties ervoor heeft. Aan de ene kant levert dit een grote mogelijkheid op voor iedereen die niet met een gouden lepel is geboren maar er zijn echter ook grote problemen met meritocratische beginselen die ervoor zorgen dat een moderne samenleving ze niet exclusief als grondbeginselen van een rechtvaardige samenleving kan hanteren maar slechts als hulpmiddel. Ten eerste is het succes van 93 een enkeling alleen mogelijk als de omgeving duurzaam succes kan voortbrengen. Wanneer één persoon alles krijgt en de rest niets dan bestaat er geen gemeenschap en kan een persoon, hoe goed hij ook is, nooit succesvol worden. Ten tweede is kwaliteit sterk afhankelijk van de maatschappelijke positie die hij of zij bekleedt, zodat er een kip-en-het-ei probleem ontstaat. Mensen in een goede positie hebben meer middelen en zelfvertrouwen en kunnen hun positie gebruiken om hun leven op orde te krijgen en zijn zo beter in staat om te voldoen aan de eisen van de maatschappij. Ook hebben zij een betere informatiepositie die hen in staat stelt betere keuzes te maken voor hun carrière. Een ander probleem is dat het zeer moeilijk is om te bepalen hoe goed iemand zal zijn in een positie die hij op dit moment niet heeft. Men selecteert mensen op basis van opleiding, ervaring en eventueel een assessment, maar dit is nooit een garantie dat iemand de baan wel of niet beter zal uitvoeren dan een ander. Een verder probleem is dat de meritocratische beginselen sterk 19e-eeuws zijn en in de 21e eeuw grote tekortkomingen kunnen voortbrengen. In de 19e eeuw was het idee om mensen te emanciperen door ze goed op te leiden voor een bepaalde taak waarna zij die de rest van hun werkzame leven konden uitvoeren. Een dergelijk Frans systeem is juist zeer elitair en beperkt het samenleven. In de huidige dynamische maatschappij is een dergelijk uitgangspunt een recept voor werkloosheid en economische teruggang. Een hoge mate van flexibiliteit is juist noodzakelijk, waarbij men een leven lang leert en continu inspeelt op nieuwe ontwikkelingen en men zichzelf om- en bijschoolt. De netwerksamenleving tenslotte zorgt ervoor dat kwaliteiten moeilijk kwantificeerbaar worden omdat samenwerking en persoonlijke vaardigheden in belang toenemen. Cultureel kapitaal wordt belangrijker en het gevaar bestaat dan dat kwaliteit bepaald wordt door de kennis en acceptatie van een wereldbeeld dat in het belang is van de gevestigde orde. Zo werd George Bush bijvoorbeeld door een groot deel van de intelligentsia gezien als 94 een dom leeghoofd omdat hij een andere visie op de wereld had, terwijl hij waarschijnlijk één van de intelligentere presidenten van de VS is geweest. Dit alles kan ervoor zorgen dat een pure meritocratie zeer ondemocratisch wordt, terwijl een goede toepassing van de meritocratische principes er juist ook voor kunnen zorgen dat elites niet in staat zijn de bevoorrechte posities te monopoliseren. Loting is een ideaal middel om de problemen van de meritocratie en de corruptie ervan te bestrijden. Doorstroming en het democratische gebruik van quota’s Activisten die strijden voor de rechten van minderheden claimen terecht dat mensen die ‘anders’ zijn op meer of minder geraffineerde wijze door de gevestigde orde worden uitgesloten. De oplossing die activisten hiervoor aandragen, is het instellen van quota’s. Door een bepaald percentage allochtonen of vrouwen verplicht te stellen, wordt een specifieke vorm van diversiteit afgedwongen en kan een elite zich niet verschuilen achter gemanipuleerde meritocratische beginselen. Helaas hebben activisten over het algemeen alleen aandacht voor mediagenieke minderheden en worden autochtonen die niet tot de elite behoren afgedaan als minderwaardig en daarmee beperkt in hun kansen. Zo schafte KPN zijn quotaregeling voor vrouwen pas af toen bleek dat allochtone mannen er groot bezwaar tegen hadden omdat het hun carrièrekansen sterk verkleinde. Dat autochtone mannen die geen deel zijn van de gevestigde orde ook worden beperkt speelde nooit een rol, wat duidelijk laat zien hoe de waardeverhoudingen in de samenleving liggen. De wijze waarop quota’s op dit moment worden geïmplementeerd, lost het probleem van het old boys network helaas niet op. In plaats daarvan corrumpeert het de democratische samenleving verder door een extra barrière in te bouwen waardoor de open samenleving nog verder weg ligt voor mensen die niet tot de gevestigde orde behoren. De huidige quotaregelingen zijn daarnaast vooral goed voor een beperkt deel van de minderheden. Zo zorgen de quota’s voor vrouwen er alleen 95 voor dat een kleine groep bevoorrechte vrouwen nog meer privileges krijgt, terwijl het niets doet aan werkelijke achterstelling van sommige vrouwen die een lagere sociale positie bekleden. Ook dit laat zien dat er een, zeer ondemocratische, waarde-indeling tussen mensen wordt gemaakt. Een oplossing hiervoor kan het instellen van quota’s op basis van loting zijn, zodat het niet meer mogelijk is dat een kleine elitegroep alle goede banen onderling kan verdelen. Om het werkelijk democratisch te maken, dienen dergelijke lotingen voor een zo groot mogelijk deel van de bevolking te gelden en niet alleen voor een specifieke minderheidsgroep. Het doel is immers om een open samenleving voor iedereen te krijgen en niet om bepaalde mensen met een donkere huidskleur of vrouwelijke sekse te bevoordelen. Het argument dat maatschappelijke posities alleen door een klein select groepje kunnen worden uitgevoerd is een drogreden. De gemiddelde persoon in de 21e eeuw is intelligent, hoogopgeleid en goed geïnformeerd over de maatschappelijke mogelijkheden. Met een korte gericht inhoudelijke cursus is het voor de meeste mensen mogelijk om een toezichthoudende functie bij elke organisatie te bekleden. Het gaat daarbij tenslotte niet om specifieke kennis en ervaring in de uitvoering, maar om integriteit, gezond verstand en algemene (morele) ontwikkeling. Wat de invoering van de quotaregeling voor toezichthoudende topfuncties in Noorwegen liet zien, was dat vrouwen zonder veel relevante kennis en ervaring toch in staat waren om hun taken uit te voeren. De ‘topbanen’ zijn zo bezien dus ook intellectueel toegankelijk voor mensen die niet een bepaald ontwikkelingstraject in onderwijs en carrière hebben doorlopen. Een dergelijk ‘ontwikkelingstraject’ dient meestal niet om mensen meer inhoudelijke kennis te geven, maar meer om hen met de juiste waarden te indoctrineren en hen daarmee te assimileren in de gevestigde orde. Het beperkte gebruik van quota’s om posities voor iedereen toegankelijk te maken als de barrières te hoog zijn 96 geworden, is goed in te passen in een systeem dat gebaseerd is op vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen leidend naar een open samenleving voor allen. Het is echter van groot belang dat dit niet door de machtigen kan worden misbruikt om de eigen positie te verstevigen. De quota’s die er nu zijn voor vrouwen en minderheden zouden bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden door middel van loting onder de gehele bevolking. Vrijwel elke Nederlander heeft de intellectuele capaciteiten voor een toezichthoudende functie. Zo zou 40 procent van de toezichthoudende posities bij grote en middelgrote bedrijven via loting kunnen worden toegewezen om op die manier een goede inbedding in de samenleving te krijgen en het old boys network te doorbreken. Invoering van loting in de politiek is echter minder democratisch dan het lijkt, hoewel een officieel niet-politiek orgaan zoals de Eerste Kamer wel een goede kandidaat zou kunnen zijn om een significant deel van de posities door loting aan te wijzen. In de 19e eeuw diende de senaat om de adel het gevoel te krijgen dat ze niet zouden worden onteigend door het volk. In de 21e eeuw is het logischer om het volk dat gevoel te geven. Ook uitvoerende posities in de samenleving die geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, gefinancierd worden met publiek geld zouden met een dergelijk quotasysteem kunnen werken. Gesubsidieerde activiteiten zouden in principe altijd open moeten zijn voor iedereen in de samenleving want het wordt gefinancierd met gemeenschapsgeld. Ook stichtingen zouden hun bestuur gedeeltelijk kunnen openstellen door middel van loting. Stichtingen hebben immers tot doel om de maatschappij te beïnvloeden waardoor er een belang is dat dit de gehele maatschappij ten goede komt. De scheiding tussen activisme en politiek bestuur De meerderheid van de landen in de wereld is op dit moment democratisch in naam waarbij de politieke leiding door de bevolking via verkiezingen wordt gekozen. De 97 democratiseringsgolven die ervoor hebben gezorgd dat grote delen van Afrika en Zuid-Amerika democratisch zijn geworden kunnen als een groot succes voor het democratische ideaal worden gezien. De redenen die hiervoor vaak worden aangehaald zijn voornamelijk: de kracht van de democratie is dat het zo’n goed idee is, en: de middenklasse laat zich niet meer knechten door een elite. Het probleem met veel landen die democratisch zijn, is echter dat de middenklasse helemaal niet zo groot is en zeker niet de meerderheid van de bevolking beslaat. Ook het argument dat democratie ‘een goed idee’ is dient op de juiste merites te worden beoordeeld. Denken kan niet losgezien worden van doen. Er zijn helaas goede aanwijzingen dat de democratie vooral een goed idee is voor elites die hun macht willen behouden en tegelijkertijd willen profiteren van de mogelijkheden van handel en hulp van het Westen. De democratie is een fragiel samenspel tussen velerlei krachten in de maatschappij. Elites hebben alle gelegenheid om de procedures die tezamen moeten zorgen voor een democratische samenleving te kapen omdat zij een grote informatievoorsprong hebben en de richting van het debat kunnen bepalen. Democratie in naam invoeren is relatief eenvoudig omdat de elite de structuren zodanig kan manipuleren dat de democratische waarden waardeloos worden. Verkiezingen zijn in dat geval geen oplossing om een werkelijke democratie te krijgen want de democratische arena helt te sterk over in het voordeel van de gevestigde orde. Een mogelijke oplossing om de democratie ook een goed idee voor de bevolking te laten zijn, is door het gebruik van loting onder de gehele bevolking, one man, one lot, voor een groep van bijvoorbeeld 500 personen waarna men vervolgens de politieke leiding uit dit gezelschap kiest. Zo voorkom je dat een politieke klasse de macht onderling verdeelt. Ook leidt het tot goede mensen want onder die 500 personen zitten gegarandeerd capabele mensen die tevens representatiever zijn voor de bevolking. 98 Een bijkomend recept om de invloed van een politieke elite te verkleinen kan een scheiding tussen activisme en politiek bestuur zijn. In veel landen wordt de politiek beheerst door een aantal politieke partijen die het debat bepalen. Het is voor nieuwkomers moeilijk om een plek ertussen te veroveren. Dit komt ook omdat gevestigde politieke partijen netwerken hebben die hen van steun voorzien. Zo is de subsidie die de overheid aan politieke partijen geeft een zeer belangrijke bron van inkomsten voor die partijen. Daarnaast zorgen politici die een bestuursfunctie hebben ervoor dat de politieke partij in zekere zin deel gaat uitmaken van de overheid. Net zoals de scheiding tussen kerk en staat zorgt ook een scheiding tussen activisme en politiek bestuur ervoor dat een ideologie niet de staatsstructuren eenvoudig kan domineren. Een manier om de macht van de gevestigde politieke orde te breken, is door politieke partijen uit te sluiten van het politieke bedrijf en ze op een gelijk niveau te behandelen als andere maatschappelijke organisaties zoals de voetbalvereniging, een mensenrechtenorganisatie of de Rotary club. Politieke organisaties worden dan gewone deelnemers aan het maatschappelijke middenveld zonder dat zij hun macht oneigenlijk kunnen inzetten. De huidige samenleving heeft vele trekken van een aristocratische meritocratie en beperkt daarmee de democratie. Om onze samenleving te democratiseren en daarmee gelijkheid van kansen en vrijheid in verbondenheid voor iedereen dichterbij te brengen, dienen posities waarvan de barrières te hoog zijn geworden om nog door een gemiddelde persoon te worden genomen door middel van loting toegankelijk gemaakt te worden. Vernieuwing is echter alleen mogelijk als je tevens het goede van het huidige behoudt. Verkiezingen zijn weliswaar aristocratisch maar niet objectief slecht omdat het kwaliteit en inzet beloont. Democratisering moet niet leiden tot afbraak van onze maatschappij en de kansen op toekomstig geluk, maar juist tot een vergroting ervan. 99 De desintegratie van de middenklasse, het einde van de liberale democratie en het begin van de participatiedemocratie Het gebrekkige democratische gehalte van een liberale democratie Het conflictmodel is een belangrijke pijler van de Nederlandse en westerse maatschappij. Het socialisme en liberalisme zijn belangrijke actoren hierin. Beiden zien de mens als een atomair, rationeel denkend individu die in een overkoepelend sociaal systeem moet worden geplaatst. Het socialisme legt daarbij de nadruk op gelijkheid van uitkomst, terwijl het liberalisme voornamelijk kiest voor vrijheid door verwijdering. Beide ideologieën worden beschouwd als rationeel. Het probleem hierbij is echter dat we meten wat goed te meten is, maar omdat we nooit alles kunnen meten, gaat er informatie verloren waardoor we een vervormd beeld krijgen van de werkelijkheid. Zoals in het hoofdstuk over de menselijke natuur aan de orde kwam is de mens geen geïsoleerd individu, maar een inherent sociaal wezen die gericht is op het maken van verbanden met de omgeving. Aangezien dergelijke eigenschappen moeilijk te meten zijn en in een model zijn onder te brengen, gaat veel van deze cruciale informatie verloren. De systemen van het socialisme en liberalisme claimen dan weliswaar rationeel te zijn maar zijn juist irrationeel omdat ze cruciale elementen uit hun modellen weglaten. Het ‘rationalisme’ is daarmee hoogst irrationeel en blind voor de menselijkheid. Socialisme en liberalisme werken beiden in het conflictmodel waarbij problemen niet worden opgelost in ieders voordeel maar via een systeem van verliezers en ‘winnaars’. Het liberalisme lost conflicten op door middel van verwijdering en is vooral populair bij mensen die denken beter te zijn dan anderen en daarom veel kansen denken te hebben om succesvol te zijn 100 zonder inmenging van anderen. Het is echter een menselijke eigenschap om jezelf hoger in te schatten dan anderen wat resulteert in een maatschappij waar iedereen denkt bovengemiddeld te zijn terwijl dat theoretisch onmogelijk is. Eén probleem van het oplossen van een conflict door middel van verwijdering is dat dergelijke problemen niet werkelijk worden opgelost. Men stopt de samenwerking en ieder gaat zijn eigen weg. Doordat iedereen zijn eigen weg kiest en men met onmin uit elkaar is gegaan, zal men steeds verder van elkaar afdrijven waardoor het steeds moeilijker wordt om nog tot elkaar te komen. Dit betekent dat de maatschappij meer en meer een naast-elkaarleving wordt en hierdoor desintegreert. Mensen komen dan niet meer samen om aan nieuwe, innovatieve projecten te werken. In elke dictatuur geldt een verbod op samenscholing omdat er anders sociale actie tegen de dictator kan ontstaan. In het liberalisme geldt iets dergelijks omdat het systeem mensen van elkaar isoleert en het wantrouwen tegen elkaar hoog houdt. Het grote verschil is dat iedereen een dictator denkt te zijn, maar uiteindelijk geldt zo’n dictaat enkel voor de eigen persoon. Zonder samenleving is persoonlijk succes onmogelijk want een mens kan nooit alle producten en diensten van een moderne maatschappij zelf produceren. Het socialisme probeert gelijkheid op te leggen en de personen die het meeste hebben geprofiteerd van de maatschappij ten dele te onteigenen. Omdat deze laatsten de samenleving nodig hebben voor hun toekomstig succes zullen zij nooit volledig verzet hiertegen bieden want dat zou de eigen ondergang betekenen. Over het algemeen zijn liberalen gierig met kansen en geld. Socialisten zijn daarentegen vaak gul maar wel met andermans geld en kansen. Daar komt ook nog bij dat een competitie tussen liberalen en socialisten leidt tot het ondermijnen van de middenklasse ten faveure van een hoogversus-laag systeem. Liberalen en socialisten onteigenen dan voornamelijk de middenklasse van hun kansen en geld en niet zozeer de armen of rijken. Door het verkeerde mensbeeld en het 101 gebruik van het conflictmodel bouwen het liberalisme en socialisme geen gemeenschap maar een imperium. Het samenleven werkt zolang men gevangen zit in het conflictmodel en de ergste conflicten kan exporteren. Een liberale of socialistische individualist voelt zich echter alleen verantwoordelijk voor zichzelf en niet voor zijn voorouders, maar ook niet voor eventuele kinderen. Hij is wie hij zelf ‘wil’ zijn. Een dergelijke onafhankelijkheid kan positief zijn als je in een omgeving zit die je onderuithaalt, maar daardoor raak je wel vervreemd van jezelf. Om werkelijk succesvol te worden moet je uit het conflictmodel stappen en een volwaardig deel van een gemeenschap worden. Iets dat het liberalisme en het socialisme niet kunnen bieden. Eén van de grote problemen met de liberale democratie is het gebrek aan duurzaamheid. Dit is inherent aan het systeem en duurzaamheid kan in een liberale democratie alleen worden opgelegd. Iedereen die streeft naar duurzaamheid dient dan ook uit het paradigma van de liberale democratie te stappen. De liberale democratie is namelijk voornamelijk gericht op het beschermen van privébezit en individuele mensenrechten. Het beschermt de private eigendommen op korte termijn uitstekend, maar dit gaat ten koste van de bescherming van publieke eigendommen. In het verleden gebruikte de liberale democratie voor het beschermen van publiek bezit de uitgangspunten van het nationalisme, maar deze zijn in de 21e eeuw grotendeels uitgeput. Het verlenen van publieke diensten door de liberale democratie heeft wel wat weg van de werkzaamheden van de maffia in zuidelijk Italië. Omdat de overheid niet in staat was om de gemeenschappelijke goederen van veiligheid, inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking te leveren, richtten individuen zich tot de maffia om dit voor hen en hun familie te leveren. Op langere termijn betekende dit echter dat men niet alleen veiligheid kreeg tegen anderen maar dat de maffia ook veiligheid bood tegen zichzelf. Een privaat goed wordt 102 geconsumeerd en door deze omzetting neemt het in waarde af, terwijl een publiek goed in waarde toeneemt als het wordt gebruikt. Hierin ligt de onoverkomelijke paradox van liberale democratie enerzijds en duurzaamheid anderzijds. Duurzaamheid is niet duurzaam op te leggen want dat impliceert dat er een fout in het systeem zit dat je niet oplost maar waarvan je slechts de gevolgen verzacht. De patiënt wordt niet verlost van zijn ziekte, maar alleen de symptomen worden aangepakt. Na de val van het communisme werd door velen geclaimd dat dit de laatste overwinning was van de liberale democratie. Na daarvoor het nationaalsocialisme en het fascisme te hebben verslagen bleef enkel de liberale democratie als levensvatbaar maatschappijmodel over. De liberale democratie is inderdaad te zien als het einde van de politieke geschiedenis. Niet omdat het perfect is maar omdat het de samenlevingen die het volledig implementeren desintegreert waardoor hun geschiedenis ophoudt. De liberale democratie is bang voor ethiek en loopt weg van conflicten om ze vervolgens te onderdrukken. Dit is geen optie voor de moderniteit met zijn grote mate van onderlinge afhankelijkheid. De uitdagingen waar onze maatschappij voor staat, zijn niet op te lossen met de middelen en uitgangspunten van de liberale democratie, maar vereisen een nieuw paradigma, dat van de participatiedemocratie. Investeren in vertrouwen bevordert innovatie en verhoogt het onderwijsniveau Het onderwijs is één van de belangrijkste middelen om te zorgen dat mensen een goede kans hebben om een volwaardige maatschappelijke positie te krijgen. Het is dan ook van groot individueel belang om veel te investeren in een opleiding. Desalniettemin komt het veelvuldig voor dat jongeren minder goed zijn opgeleid dan hun ouders. Dit betekent dat ze waarschijnlijk niet sociaal zullen stijgen maar in plaats daarvan op de maatschappelijke ladder zullen dalen. Ondanks de universele 103 toegang tot onderwijs kiezen mensen er dus voor om eerder uit te vallen en niet het maximale uit hun opleidingskansen te halen. Deze keuze hoeft niet op één moment rationeel genomen te worden maar is vaak het gevolg van druk vanuit de omgeving waardoor het onwenselijk of irrationeel is om verder door te leren. Dit geldt voornamelijk wanneer er een vermeende winnaarkrijgt-alles situatie bestaat en het daarom alleen rationeel is om hard te studeren als er een goede kans is dat je de beste wordt. In een dergelijke situatie is er geen nummer twee of drie, er is alleen een winnaar en een verliezer. Dit betekent dat de kosten voor onderwijs (in tijd en verloren kansen) al snel hoger worden dan de opbrengsten. Ook zorgt een omgeving van wantrouwen voor beperkingen in het toepassen van het geleerde. Het is dan namelijk niet mogelijk om samen te werken met anderen en de opgedane kennis te gebruiken als gemeenschapsbevorderend cultuurmiddel. Een gemeenschap is sterk afhankelijk van gedeelde ervaringen anders kan je nergens over praten. Wanneer je geen mogelijkheid hebt om de kennis toe te passen in een sociale omgeving valt een cruciaal element van succesvol leren weg, namelijk de verbinding tussen denken en doen. Het één kan onmogelijk zonder de ander, want dan raak je de weg kwijt. Daarnaast is er het groeiende gat tussen kwalificatie en kwaliteit. Dit is vooral in de zuidelijk Europese landen een probleem maar geldt in mindere, maar wel toenemende, mate ook voor Nederland. Een masteropleiding betekent niet automatisch dat je ook goede, nuttige vaardigheden hebt waar je een goede carrière mee kunt opbouwen. Dit is een belangrijke reden voor de hoge jeugdwerkeloosheid in Zuid-Europa. Hun kwalificaties mogen dan hoog zijn, hun kwaliteit uitgedrukt in vaardigheden is dat niet, of tenminste onvoldoende. De PVDA en D66 staan bekend als partijen die een grote rol voor onderwijs zien weggelegd in het vormgeven van een succesvolle en rechtvaardige samenleving. Nederland is in internationale vergelijkingen één van de best scorende landen als 104 het gaat om het onderwijs- en kennisniveau. De mogelijkheid voor minder bedeelde mensen om te studeren heeft tot grote sociale mobiliteit geleid. Investeren in goed onderwijs is ook van groot belang voor het toekomstig succes van de Nederlandse samenleving maar een te grote nadruk op het belang ervan mist enkele cruciale factoren die minstens even belangrijk zijn voor het succes van elk individu en van de samenleving als geheel. Er is bij onderwijs namelijk sprake van een afnemende meerwaarde. Het is rationeel om veel te investeren in onderwijs als mensen analfabeet zijn, maar een tweede masteropleiding is vaak overbodig vanuit het standpunt van de groei van persoonlijke vaardigheden in het uitvoeren van specifieke taken. Men probeert dan boven de ander uit te stijgen in een uit de hand lopende competitie waardoor onderwijs een wapen wordt om de ander mee te schaden. In het vorige hoofdstuk over veiligheid en de staat kwam aan de orde dat maatschappelijk vertrouwen van groot belang is voor het ontstaan van innovatieve organisaties. Wanneer er wantrouwen heerst, is het moeilijk samenwerken en komen nieuwe initiatieven niet op omdat men elkaar niet tegenkomt. Men kan dan niet profiteren van kwaliteiten van de ander maar moet ervoor op de hoede zijn. Het is dan ook zo dat wantrouwen tot een gebrek aan mogelijkheden leidt en niet zozeer dat een gebrek aan onderwijs de mogelijkheden vermindert. Kennis moet namelijk de mogelijkheid hebben om te stromen wil het waarde kunnen toevoegen. Een geïsoleerd mens mist de cognitieve mogelijkheden om grootse dingen te verwezenlijken en moet daarnaast een significant deel van zijn capaciteiten gebruiken om zich te verdedigen tegen anderen. Een samenleving die innovatief en succesvol wil zijn bereikt meer door het bevorderen van vertrouwen dan nog meer te investeren in onderwijs. Wanneer de samenleving al wantrouwend is, leidt een toename van investeringen in onderwijs zonder het wantrouwen aan te pakken juist tot een verdere afname van vertrouwen omdat een opleiding dan als een wapen tegen de ander wordt ingezet. De mens is van 105 nature nieuwsgierig en leergierig. In een vertrouwenwekkende omgeving zullen mensen deze aanleg volgen en daarmee vanzelf goed opgeleid raken als daar de mogelijkheden voor zijn. De gebrekkige motivatie bij sommige leerlingen komt doordat ze niet verwachten dat de kennis en vaardigheden hen zullen helpen een goed leven te leiden. Dit komt door de ondermijnende competitie en het heersende wantrouwen. De massamens en de consumptiemaatschappij De huidige samenleving wordt vaak aangeduid als een consumptiemaatschappij met een grote vrijheid voor individuen om hun verlangens te bevredigen. De consumptiemaatschappij heeft ook een grote mate van formele gelijkheid waardoor de barrières om te streven naar individuele behoeften zo laag mogelijk worden gehouden. Er is geen eenzelvige macht die een bepaalde levensstijl oplegt en mogelijkheden beperkt. In plaats daarvan lijkt het of de macht sterk is verspreid over alle individuen die tezamen de samenleving vormen. Een dergelijk liberaal wereldbeeld miskent (doelbewust) de menselijke natuur en de onderlinge machtsverhoudingen in een gemeenschap. De schaalgrootte en verregaande differentiatie van de moderne samenleving zorgen ervoor dat het mogelijk is voor sommigen om een grote machtspositie op te bouwen, vaak ten koste van anderen. De consumptiemaatschappij biedt weliswaar veel kansen, maar de risico’s worden vaak veronachtzaamd. Doordat de barrières zijn verdwenen, is het voor de machtigen veel eenvoudiger om hun wil op te leggen en daarmee de minder machtigen te benadelen. Er is immers geen plek meer waar je je achter kan verschuilen en een volwaardig bestaan kan opbouwen zonder afhankelijk te zijn van het grote geheel. Door de complexiteit van de maatschappij is het daarnaast mogelijk om steeds verder uit te lopen op anderen wanneer men eenmaal een goede positie heeft bemachtigd. De informatie-asymmetrie neemt namelijk steeds verder toe waardoor de barrières al snel 106 onoverbrugbaar worden en de gelijkheid van kansen alleen nog maar een theoretische abstractie zijn. Hoe zal de maatschappij er over twintig jaar uitzien? Zal de ongelijkheid groot zijn? Is er nog werkelijke vrijheid voor de gemiddelde persoon of is vrijheid dan nog slechts een abstractie? De ontwikkelingen wijzen in ieder geval naar een groeiende ongelijkheid waarbij de middenklasse dreigt te verdampen ten gunste van een groep winnaars en een groep verliezers. Het is echter heel goed mogelijk dat een samenleving waar grote ongelijkheid heerst en de middenklasse niet de meerderheid is in de moderne tijd succesvoller kan zijn dan één waar ‘de middenmoot/middelmatigheid’ koning is. Het ligt er tevens aan hoe je succes definieert en waar je ambitie ligt. Bekijk je het statistisch of vanuit het perspectief van de individuele persoon? Bezie je het op korte of op lange termijn? Een samenleving kan bijvoorbeeld op macroniveau succesvol zijn terwijl een groot aantal mensen toch ongelukkig en onsuccesvol is; een paar superrijken en een grote groep armen. Daarnaast is Nederland een onderdeel van een internationale gemeenschap waar dezelfde mechanismen plaatsvinden. In een geglobaliseerde winnaar-krijgt-alles omgeving zonder barrières is het voor ‘Nederland’ onmogelijk om bij de winnaars te horen. Nederland is eenvoudigweg te klein en kan daarom niet profiteren van de schaalgrootte die de VS en China wel hebben. Ook een eventuele Europese staat zal deze schaalvoordelen niet bezitten, want de culturele, sociale en economische verschillen zijn hiervoor te groot. Een Europese eenheidsstaat zal voornamelijk leiden tot een stijging van de coördinatiekosten omdat systemen die niet met elkaar in de pas lopen toch bijeen moeten worden gehouden. De alomtegenwoordigheid van internet en de robotisering leiden tot een situatie waarbij slechts enkele marktspelers overblijven. De zoekmachine van Google is bijvoorbeeld superieur in kwaliteit en gebruiksgemak, meer dan enig ander alternatief en 107 omdat iedereen er toegang toe heeft zal men rationeel gezien voor Google kiezen. Andere zoekmachines zijn geen werkelijk alternatief omdat het gebruik daarvan tot een beperking van de eigen mogelijkheden leidt. Plaats en tijd zijn veel minder belangrijk dan vroeger en iedereen heeft nu de mogelijkheden om het beste systeem/product te gebruiken. Als er slechts één of enkele winnaars zijn is de rest, vanuit het perspectief van mogelijkheden om de markt te beïnvloeden en de richting van de ontwikkelingen te bepalen, een verliezer. Vanuit een individueel gebruikersstandpunt is het rationeler om een product van Google te gebruiken en is er eigenlijk geen concurrentie. De nationaalsocialistische ideologie gebaseerd op hogere en lagere mensen wordt vaak aangehaald als de tegenpool van de liberale democratie. Nu biedt de liberale democratie natuurlijk een veel betere bescherming tegen onderdrukking dan de nationaalsocialistische ideologie maar het onderliggend principe is minder tegengesteld dan vaak wordt voorgesteld. De uitwerking van de liberale democratie in de 21e eeuw heeft ook tot gevolg dat er een duurzame tweedeling ontstaat tussen een onderklasse en een bovenklasse. De middenklasse speelt in geen van beide ideologische systemen de hoofdrol. De liberale democratie wordt door de gevestigde orde gezien als onvermijdelijk en als wenselijk. Het zou leiden tot een samenleving van vrije en gelijke mensen die zelf bepalen hoe zij hun leven indelen. De liberale democratie heeft een uitgebreide wetgeving van fundamentele mensenrechten die individuen beschermen tegen directe uitbuiting en beperkingen. Men krijgt zo ook belangen in het systeem en valt het daarom minder hard aan. Helaas betekent dit niet dat iedereen werkelijk zichzelf ten volle kan ontplooien. Veel rechten en kansen zijn in werkelijkheid abstracties. De massamens is sterk verbonden met een consumptiemaatschappij, waarbij men een klant in plaats van een burger/partner is. De meerderheid van de inwoners in een consumptiemaatschappij is niet van belang in het bepalen van de 108 richting waarin de technologie zich ontwikkelt. Een oligarchische aristocratie met een meerderheid van consumenten in plaats van burgers kan even dynamisch zijn als een samenleving van middenklasse burgers. Het zijn immers een klein aantal winnaars die uiteindelijk overblijven in een winnaar-krijgt-alles omgeving. In de topsport is geen plaats voor het gemiddelde. Mensen die geen kans hebben om de top te bereiken verspillen hun tijd als ze proberen mee te doen in de competitie. Het is veel rationeler om een toeschouwer te zijn en daarmee een ‘lagere’ positie te accepteren. Een dergelijke maatschappij bestaat dan ook uit hogere status en lagere status mensen en de uitwisseling daartussen is minimaal. Het leven van de onderklasse is ook helemaal niet zo slecht, zowel objectief als subjectief. Vanzelfsprekend willen zij deel worden van de bovenklasse, maar de grote barrières die er zijn maken dit onrealistisch. En men accepteert dat, vanuit het standpunt dat de top de positie voor een groot deel aan de hand van merites heeft gekregen en omdat het hen persoonlijk voordeel oplevert. Als de onderklasse hard werkt om de middenklasse te worden dan zal hun leven in werkelijkheid minder goed zijn dan als ze hun situatie accepteren. De consumptiemaatschappij zorgt er namelijk actief voor dat de middenklasse wordt ondermijnd. Het is niet rationeel om te streven naar een middenklassepositie, want dat is het slechtste van twee werelden. Je bent in zo’n positie niet goed genoeg om ervoor te zorgen dat je niet onderuitgehaald kan worden en je hebt geen toegevoegde waarde voor jezelf of anderen. De richting van de ontwikkelingen wordt immers bepaald door een enkeling aan de top in plaats van de massa daaronder. Het leven in een tweelagenmaatschappij kan weliswaar materieel gewenste resultaten opleveren, maar er zijn ook geestelijke gevaren. De massamens is ook een kwalitatieve toestand. Men kan zijn menselijkheid verliezen als het niet mogelijk is om jezelf te ontplooien. Als mensen geen deel kunnen zijn van een gemeenschap en niet de erkenning als mens krijgen 109 dan vermindert hun levenskwaliteit. De massamens beslaat echter niet enkel de onderklasse, maar ook altijd de bovenklasse. Beiden houden elkaar gevangen in een systeem dat hun beider menselijkheid ondermijnt als ze niet erkennen dat ze elkaar nodig hebben. De oplossing om te ontsnappen aan de geestelijke gesteldheid van de massamens ligt niet in het versterken van de aanval of de verdediging maar in het ontsnappen uit het conflictmodel. Snobs die dreigen zelf irrelevant te worden omdat ze niet meer mee kunnen draaien in de maatschappelijke top, proberen vaak de ander weg te zetten als massamens die door hen geleid moeten worden naar een gemeenschappelijk doel, zoals een Verenigde Staten van Europa. Dergelijke ‘filosofen’ zijn zelf massamensen en zijn lui, verwend, vrijblijvend, accepteren geen gezag en nemen geen verantwoordelijkheid. Hun laatste redding is het overtuigen van anderen dat zij geleid moeten worden. Wanneer het niet lukt om voetvolk te krijgen zullen deze ‘leiders’ zelf wegkwijnen. Iemand die ‘hoog’ is omdat hij neerkijkt op anderen is echter geen winnaar maar een barbaar. De samenleving helt steeds sterker over naar een consumptiemaatschappij waarbij men geen partner meer is in de ontwikkeling van de maatschappelijke (in)richting. Het lijkt soms een onvermijdelijke natuurkracht, maar zoals met vele andere politieke waarheden, ‘kan niet’, is zeldzaam en is vaak een rookgordijn om de gebrekkige politieke wil te maskeren. Nederland is geen rijk en succesvol land geworden omdat men achteroverleunde en ‘de geschiedenis’ zijn werk liet doen. Het is juist het gevolg van politieke keuzes hoe we de maatschappij het beste kunnen indelen om het maximale eruit te halen. Het is een feit dat de middenklasse krimpt als gevolg van technologische ontwikkelingen. Om dit tegen te gaan is het nodig om het onderwijs te hervormen door minder vroeg te kiezen, meer generalistische opleidingen aan te bieden en een leven lang leren te stimuleren. Daarnaast dienen we te investeren in onderling vertrouwen. Ook kan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de 110 mate van inclusiviteit worden gestimuleerd door gebruik te maken van quota’s door middel van loting voor waardevolle posities. De mens is intrinsiek sociaal en zoekt daarom naar erkenning in zijn directe omgeving. Door ervoor te zorgen dat mensen van elkaar afhankelijk worden voor hun succes en gedwongen worden om samen te werken, creëert men een gemeenschap. Het is een verkeerde, 19e-eeuws elitaire, reactie om het meritocratisch te maken want dan zal iedereen het onderspit delven. Als men alleen redeneert vanuit het eigen gelijk leidt meer ‘democratie’ tot desintegratie en minder vrijheid en gelijkheid. Alleen via een participatiedemocratie is het mogelijk om de moraal voor iedereen te laten gelden. Sociale media bieden de mogelijkheid om je af te sluiten van de mainstream. Hierdoor is het mogelijk om onafhankelijk te blijven denken en erkenning als mens te krijgen voor degenen die niet tot de top behoren. Het zorgt er echter ook voor dat de onderlinge erkenning als deel van dezelfde gemeenschap verdwijnt. Als er geen gemeenschap is dan wordt iedereen erbuiten gezien als de vijand. De liberale democratie heeft hier geen oplossing voor omdat het gericht is op de bescherming van private eigendommen en individuele kansen. Deze desintegratie betreft niet alleen het grote geheel maar ook van de verbanden die de groepen bij elkaar houden. Men drijft steeds verder van elkaar weg. Dit zorgt voor een verdere isolatie, een verlies van nuchterheid en van de mogelijkheid om jezelf superieur te wanen en tegelijkertijd mensen uit te sluiten. Vrijheid door verwijdering leidt dan ook niet tot het ontstaan van verantwoordelijke burgers maar tot het verdampen van de maatschappij. Het is daarnaast zeer moeilijk om gemeenschappelijkheid op te leggen door middel van een natiestaat en/of geweld. De mogelijkheden om te ontsnappen aan de macht van de staat zijn hiervoor te talrijk, onder meer door de sterke inbedding van de mensenrechten en de globalisering die mensen een uitweg bieden. 111 Globalisering, de mobiliteit van kapitaal en van migranten en de vervanging van menselijke arbeid door technologie zijn grote uitdagingen waar we voor staan. Slimme machines nemen niet de banen over van de laaggeschoolden maar van de middenklasse. Er komt een winnaar-krijgt-alles maatschappij waarin een kleine elite de richting bepaalt en de meerderheid bestaat uit passieve consumenten en toeschouwers. Een internationale winnaar-krijgt-alles maatschappij zonder barrières zorgt ervoor dat Nederlanders consumenten en toeschouwers worden want het is zeer onwaarschijnlijk dat een significant aantal Nederlanders in staat zal zijn om de wereldwijde nummer één te worden en te blijven. Het democratische midden Het bestaan van de democratie als politieke samenlevingsvorm is afhankelijk van de belangen van bepaalde sociale groepen. Het is geen natuurwet en evenmin is het een noodzakelijke maatschappelijke ontwikkeling. Een groot gevaar is dat we onszelf feliciteren met de grootse verrichtingen uit het verleden en blind worden voor de uitdagingen van de toekomst. De liberale democratie e.a. zijn geen natuurwetten maar zijn (of waren?) van toepassing op de eisen die de gemeenschap stelde. Een nieuwe werkelijkheid creëert echter nieuwe waarheden. Het klassieke Athene was weliswaar democratisch maar na hun ineenstorting duurde het nog twee millennia voordat de democratie vaste voet aan de grond kreeg in de westerse samenleving. Een echte democratie kan alleen bestaan als de middenklasse een grote meerderheid van de bevolking is en zij elkaar niet kunnen onderdrukken. Als er wel grote machtsverschillen zijn tussen mensen is het niet rationeel om democratie te hebben want dan krijg je ruzie waarbij men elkaar probeert te ondermijnen. De middenklasse heeft belang bij democratie als zij de meerderheid is want dan kunnen zij de macht controleren en zelf zijn. Er is alleen een middenklasse als de machtsverhoudingen niet te groot zijn en 112 als er een mogelijkheid is voor een grote groep om eenzelfde hiërarchische positie in te nemen. Dit betekent dat er een grote mate van arbeidsverdeling moet zijn waarbij mensen niet boven elkaar staan. In landen waar geen ontwikkelde, gediversifieerde economie is zal democratie niet werkelijk werken, maar is het slechts een abstractie. Hetzelfde kan ook gaan gelden voor een toekomstig modern Westen als de winnaar-krijgt-alles indeling zich verder doorzet. Hoe zorg je ervoor dat de middenklasse de meerderheid blijft en zo de democratie overeind houdt? Je bent de middenklasse als je economisch, sociaal-cultureel en politiek niet volledig onafhankelijk kan zijn van anderen maar ook niet in een afhankelijkheidspositie zit waarin je succes afhankelijk is van de macht en goede wil van anderen. Je bent zodoende een gelijkwaardige partner van de gemeenschap. De middenklasse kijkt niet omhoog of omlaag maar vooruit. Dit is het grootste verschil met een elite en een onderklasse, zij kijken wel omhoog en omlaag maar niet vooruit. De middenklasse is het democratische midden, terwijl de rest niet democratisch is. Het democratische midden is geen machtspositie of een links-rechts indeling, maar een visie op de samenleving om ervoor te zorgen dat er geen grote hiërarchische verschillen opkomen die het bestaan van de middenklasse ondermijnen. Een probleem met de term ‘middenklasse’ is dat het middelmatigheid suggereert terwijl het juist het hoogst haalbare is om een middenklasse samenleving te hebben waar iedereen vooruitkijkt en samenwerkt aan een succesvolle toekomst. Het doel is om ervoor te zorgen dat de meerderheid van de bevolking bestaat uit burgers, aangezien zij partners zijn in de samenwerking om de toekomstige (in)richting van de samenleving te bepalen. Als het politieke bestuur deze partners kwijtraakt is het zelf ook de democratie kwijtgeraakt. Mensen moet je niet wegstoppen in afhankelijkheid want dat is onmenselijk. Een uitkering mag geen hangmat worden maar moet een vangnet zijn gecombineerd met een trampoline om weer 113 het maximale uit het leven te halen en te participeren in de samenleving. In een participatiedemocratie zijn denken en doen sterk met elkaar verbonden. Het verwijderen van de kloof tussen burger en bestuurder door de ambities gelijk te trekken Constructief populisme probeert de belangen van de bevolking weer centraal te krijgen Politieke partijen die niet tot de gevestigde orde behoren, roepen vaak op tot meer transparantie en openheid van het democratische proces. Er heerst bij hen een groot wantrouwen tegen de politieke machthebbers als zouden zij alles in achterafkamertjes regelen en daarmee de belangen van de burgers negeren. In deze visie is de democratische politiek gekaapt door elites die niet het beste met de burgers voor hebben. Een constructieve vorm van het populisme heeft als doelstelling om deze gekaapte procedures weer te herwinnen, zodat de belangen van de bevolking in plaats van die van de bestuurselite weer centraal staan in het democratische beslissingsproces. De procedures om te komen tot de best mogelijke democratische waarheidsvinding zijn tijd- en omgevingsgebonden waardoor de democratie continu in verbouwing is. Het gevaar bestaat dan altijd dat de politiek achterloopt bij wat op dat moment een ideale democratische indeling zou zijn. Zo rechtvaardigen bestuurders vaak acties die nadelig zijn voor de bevolking met een beroep op democratische procedures die op dat moment niet meer bevorderend zijn voor democratie maar deze juist ondermijnen. Een te grote nadruk op de vorm ontkent de grondslag van de democratie, namelijk ervoor zorgen dat de overlevingsbelangen van iedereen in de demos zo goed mogelijk worden bevorderd. Constructieve populisten zijn er niet op gericht om door middel van een revolutie een dictatuur te stichten of het systeem te vernietigen met anarchie tot gevolg. Het doel is democratie, 114 maar veel elementen die op zich democratisch zijn, kunnen als ze verkeerd worden toegepast leiden tot afbraak en een verzwakking van de democratie. Dit geldt zowel voor de politiek als voor de samenleving als geheel. Er ligt dan ook een grote verantwoordelijkheid op de schouders van populisten om te strijden voor de invoering van de juiste democratische middelen. Men moet vermijden dat men in het conflictmodel blijft en/of terechtkomt en zo niet de helderheid van geest heeft om machtsmisbruik te weerstaan en deel wordt van het nietdemocratische systeem. De politieke leiding, ongeacht of ze populistisch is of niet, mag niet verstrikt raken in de machtsconflicten tussen groepen in de bevolking. Ze moeten onpartijdig zijn in de machtsconflicten tussen deze groepen, maar mogen daarbij niet over de belangen van de mensen heen stappen. In plaats daarvan moeten ze werken aan beleid dat de belangen zo legt dat de ambities van verschillende mensen elkaar versterken in plaats van verzwakken. Het democratische tekort ligt voor het grootste deel in de kloof tussen burgers enerzijds en bestuurders anderzijds. Veel bestuurders, als waren ze consultants die de waarden niet van zichzelf bezitten maar van buiten moeten krijgen, begeven zich dan onder de mensen om zo te laten zien dat ze één van hen zijn en dat de kloof daarom niet bestaat. Het is als een koning die op bezoek gaat bij zijn onderdanen om uit te vinden wat er onder het volk leeft. Men hoort dan de klachten van de ‘burger’ aan en kijkt of dit wellicht kan worden opgelost. Een burger is echter een partner van de overheid, terwijl een klant een toeschouwer en potentiële klager is. Een verwante methode van bestuurders die zeggen dat ze het democratische tekort aanpakken is om ‘naar de burger te luisteren’. Bestuurders kondigen dan een bepaald beleid aan en kijken vervolgens hoe de bevolking daarop reageert. Als de protesten te hevig zijn dan wordt het beleid aangepast. Dit is echter een bestendiging van het democratische tekort en verhevigt het wederzijdse wantrouwen. Dichter bij de burger 115 staan doe je niet door bij hem op de koffie te gaan maar door ervoor te zorgen dat de ambities van bestuur en burger gelijk opgaan en niet tegenstrijdig zijn. De relatie moet zijn als ware men een voetbalteam waarbij de bestuurders de trainers en voorzitters zijn. Wanneer spelers en trainer elkaar proberen te benadelen gaat dit ten koste van allen en ben je deel van een verliezend team dat nooit zal spelen voor de grote prijzen. Een uitgangspunt van de participatiedemocratie is het herstel van vertrouwen en het wegnemen van wantrouwen in elkaar en in de politiek. Als je ‘de politiek’ en de overheid als vijand ziet dan beperk je jezelf. Zelfs een minimale overheid heeft immers een grote invloed op de vrijheid en het geluk van individuele burgers. Populisten kunnen dan niet met lege handen blijven staan want lege handen zijn geen schone handen, maar een uitverkoop van principes en het vastzitten in frustratie als gevolg van een gebrek aan moed om uit het conflictmodel te stappen. De overheid als noodzakelijk kwaad zien, is het accepteren van onderdrukking. Politiek is niet voor cynische mensen want cynisch beleid is afbraakbeleid, terwijl politiek altijd gaat om het vormgeven van, en de hoop op, een betere toekomst. De politiek volgt niet de wet, net zomin als het de wet breekt; het vormt de wet. Wantrouwen voedt zichzelf en richt de samenleving te gronde. Cynisme zorgt ervoor dat men niet hervormt en versterkt zo het wantrouwen. Het benoemen van wantrouwen moet niet het verstevigen ervan betekenen, maar dient juist te leiden tot inzicht in de redenen ervan en een correcte aanpak om het vertrouwen te (her)winnen. De bestuurselite gebruikt vaak 19e-eeuwse argumenten om delen van de bevolking van het democratische proces uit te sluiten. Zo zouden ze niet rationeel genoeg zijn en daarom voor populistisch beleid stemmen. Een gebrek aan intellectuele vermogens legitimeert op deze wijze de uitsluiting van de bevolking door de bestuurselite. Uiteindelijk leidt een dergelijke antidemocratische houding tot de ondermijning en vernietiging 116 van het systeem zelf. Als mensen geen belang meer in het systeem hebben, gaan ze het als vijandig zien en het ondermijnen en aanvallen. Mensen houden op een burger te zijn en worden in plaats daarvan een (klagende) klant met alle gevolgen voor de samenwerking van dien. Verbouwingen van de democratie zijn altijd nodig en vooral als een bepaalde groep lang aan de macht is loont het om de ramen open te gooien. Dit verwijdert de oligarchische tendensen. Het is wel van belang dat de hervormingen niet tot afbraak leiden. Het openen van de ramen mag dus niet leiden tot een situatie waarbij het gaat tochten want dan wordt het bestuur, en als gevolg de samenleving, ziek. Het ontwerp van de staatsstructuren ten tijde van Thorbecke wordt vaak aangehaald als toonbeeld van zuiverheid waarbij de scheiding der machten en de democratische instituties een duidelijk omlijnd raamwerk vormen. Er zijn sindsdien vele afhankelijkheidsrelaties gecreëerd tussen instituties en het is vaak onduidelijk hoe de verantwoordelijkheden en risico’s liggen. Dit is niet per definitie een afdwaling van het ideaal of van een machtsgreep van de bestuurselite, maar voor een groot deel het gevolg van het feit dat het ontwerp zelf verre van compleet is. Het is geen blauwdruk maar een richtlijn vanuit het uitgangspunt dat het democratische midden moet worden bevorderd om zo een duurzaam democratisch bestel te krijgen. Een andere werkelijkheid vraagt om nieuwe afhankelijkheidsrelaties, maar wel vanuit hetzelfde principe dat het democratische midden moet worden bevorderd. Checks and balances betekent niet dat je een systeem opzet waarbij mensen elkaar het leven zuur kunnen maken. Het gaat erom dat men niet de eigen belangen boven die van de gemeenschap kan bevoordelen. Dit kunnen individuele belangen zijn maar het is ook mogelijk dat er een situatie ontstaat waarbij alle verantwoordelijke bestuurders allen dezelfde belangen hebben die niet overeenkomen met die van de bevolking. Dan gaan zij problemen oplossen die voor de 117 gemeenschap geen probleem zijn, maar het wel worden als de bestuurders beleid voeren dat hun problemen oplost en daarbij problemen voor de bevolking creëert. Democratische politiek impliceert dat de burger een partner van de overheid is. Wanneer er te veel politiek wordt bedreven binnen het politieke bestuur zelf dan vervaagt de band met de burger die daarmee onteigend wordt van zijn democratische rechten om te participeren in het vormen van de politiek. Zo is het verdelen van politieke posities zonder tussenkomst van de bevolking een machtsgreep van de bestuurlijke elite ten koste van de burger. Net zoals andere burgers als partners dienen te worden gezien, dient ook het politieke bestuur niet wantrouwig te worden benaderd. Vertrouwen moet echter verdiend worden, vooral als er grote machtsverschillen bestaan. Als een president zijn kabinet benoemt, is dat geen afname van democratie, maar als leden van een politieke partij binnen die partij politiek moeten bedrijven om een positie op de lijst te krijgen dan is dat wel ondemocratisch. Bij democratische politiek is het de bevolking die de politici benoemt en niet de politici zelf. Invoering van een districtenstelsel zorgt ervoor dat politici dichter bij de burger staan. Een benoemde burgemeester is ook politiek, maar daar bevindt de politiek zich binnenskamers en is het afhankelijk van partijbelangen in plaats van dat het verantwoording verschuldigd is aan de bevolking. Politiek is ook gedelegeerd vertrouwen maar zoals het gezegde stelt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. De politiek moet dit vertrouwen waard zijn. Het is dan ook belangrijk dat politici verantwoordelijk zijn voor grote fouten van hun dienst. Zo voeren ministers beleid uit en zijn ze de baas van hun ministerie. De positieve uitkomsten worden op het conto van de minister geschreven, maar dat betekent ook dat als er grote fouten in de organisatie worden gemaakt de minister de verantwoordelijkheid op zich moet nemen ook al heeft hij er niet persoonlijk schuld aan. In de politiek is er namelijk sprake van 118 risicoaansprakelijkheid en niet van schuldaansprakelijkheid. Als iedereen schuld heeft is niemand schuldig en wordt de verantwoordelijkheid afgeschoven op de zwakste partij in het bestuur, namelijk de bevolking. Voldongen feiten zijn een uiting van een gebrek aan respect en het afschuiven van verantwoordelijkheid. Als het openbaar bestuur op de verkeerde manier open staat voor marktkrachten dreigt het gevaar dat de politiek geprivatiseerd wordt. Dit is een verkeerde vorm van populisme waarbij het algemeen belang wordt geschaad. Waarom werkt het vragen om een mening aan ‘de bevolking’ vaak niet als invoer van standpunten voor een politieke partij, zoals de partij van Rita Verdonk aantoonde? Dit komt onder andere doordat mensen die hun mening geven worden geconfronteerd met problemen in hun persoonlijke leven en klagen om dit verbeterd te krijgen. Er ontstaat ruzie als men onderling gaat discussiëren omdat er geen gemeenschappelijkheid is. De deelnemers aan het debat zijn geen partners maar tegenstanders die niets te winnen hebben met het vinden van een compromis. Dit is niet de wijze waarop je een deliberatieve democratie moet opzetten maar is een acceptatie van het conflictmodel als basis voor oude politiek. Een democratische politicus heeft de morele plicht om democratische waarden uit te dragen. Dit idee wordt echter vaak gecorrumpeerd door de gevestigde orde om populisten uit te sluiten als zouden zij de democratische waarden ondermijnen. Populisten dragen echter juist democratische waarden uit die door de gevestigde orde zijn afgepakt van een groep met minder macht. Het gaat constructieve populisten niet om het onteigenen van democratie maar om het verwijderen van de corruptie die de democratische waarden heeft geperverteerd en de democratie zo de facto heeft afgeschaft. Hervormen is een politiek en geen technisch proces. De onwil om te hervormen komt niet door onkunde maar doordat het 119 systeem de gevestigde orde goed uitkomt. Om te hervormen is het belangrijk dat de hervormers geen grote belangen in het huidige systeem hebben. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat ideeën voor verandering niet afwijkend gedrag lijken maar dat het breed beleefd wordt. Niemand wil deel zijn van afwijkende personen die niet de macht hebben. Politieke partijen zijn belangrijke actoren om democratie te krijgen want sociale klassen zijn niet meer dan denkbeelden die alleen werkelijkheid worden als er organisaties zijn die ze vertegenwoordigen en daarmee ook vormen. Ook is er geen sociale mobilisatie als er geen ideeën zijn. Sociale klassen zijn abstracties maar zullen alleen als groep actie ondernemen als ze zichzelf als groep zien. Ideeën zijn daarom belangrijk om individuen hun belangen te laten zien en inzicht te geven in welke keuze in hun belang is. Openheid moet leiden tot vertrouwen en niet tot oppervlakkigheid De roep om transparantie en openheid komt op als men elkaar, vaak terecht, wantrouwt. Vanuit dit perspectief moet het licht schijnen op de duistere praktijken van de gevestigde orde waarmee zij hun privileges beschermen. Als gevolg wordt openheid gecreëerd. Het doel is om ervoor te zorgen dat het niet meer mogelijk wordt om anderen te benadelen. De essentie van transparantie in de democratische politiek is dan ook om ervoor te zorgen dat belangengroepen de democratische procedures niet kunnen kapen en daarmee de democratie om zeep helpen. Een groot probleem met populisme is dat meer zogenaamd democratisch debat en inspraak voor de burger niet automatisch leidt tot meer democratie. Belangengroepen hebben de mogelijkheid om het debat te kapen omdat zij veel beter zijn georganiseerd dan de gemiddelde burger. Meer checks and balances leidt niet automatisch tot een beter beleid, maar leidt vaak tot een gijzeling. Er is niet zoiets als te veel of te weinig 120 openheid en transparantie. Het gaat om de implementatie ervan en waar je open en transparant bent. Transparantie betekent niet dat je elk onderdeel van het proces in detail moet zien en controleren. Openheid betekent niet dat elk onderdeel van het politieke besluitvormingsproces toegankelijk moet zijn voor iedereen. Openheid van de overheid betekent dat men luistert naar belangengroepen maar er wel onafhankelijk van blijft en het publieke belang voor ogen houdt. Dus niet de privébelangen van deze groepen volgen ten koste van het publieke belang en ook niet deze private belangengroepen gebruiken voor de eigen agenda. De Nederlandse organisatiecultuur wordt vaak gezien als gelijkwaardig in vergelijking met de Duitse, Franse en Engelse bedrijfscultuur. Zo is er in Nederland een sterke neiging van werknemers en werkgevers om samen te werken en te streven naar een compromis. In de andere landen is er daarentegen vaak een conflictueuze sfeer tussen de verschillende partijen. Vakbonden in Frankrijk hebben bijvoorbeeld de reputatie om bij ‘onderhandelingen’ er met gestrekt been in te gaan en tot de laatste snik te vechten voor de belangen van de werknemers zelfs al gaat dat ten koste van de belangen van diezelfde werknemers. Geen van beide strategieën is per definitie positief. Je kan er ook het maximale voor de werknemers uithalen door een compromis te sluiten als dit betekent dat de belangen van de werknemers op langere termijn beter zijn gediend. Aan de andere kant is het echter ook mogelijk dat men de belangen van de werknemers uit het oog verliest en gaat redeneren vanuit het compromis dat voordelig is voor de werkgever. Compromissen sluiten moet ook niet betekenen dat je het ziet als verlies nemen in een zero sum competitie, maar juist als een stap in de goede richting. Een element van de roep om meer openheid is de noodzaak voor belangrijke leiders om hun emoties te tonen, zodat ze open zijn over hun beweegredenen. Hierdoor kan de burger beter inschatten of de politiek leider het beste met de bevolking voor heeft. Een probleem hierbij is dat dit redelijk eenvoudig is te 121 omzeilen. Bij het herleven van een bepaalde situatie zijn acteurs beter in het vertonen van ware emoties dan degenen die de situatie werkelijk hebben beleefd. Een gevaar van openheid, waar het emotionele openheid betreft, is dat het juist de meest onwaarachtige mensen zijn die dit het beste kunnen. Verkeerde openheid verbergt incompetentie door middel van gespeelde gevoelens. Daarnaast leidt openheid ook tot oppervlakkigheid omdat men beloond wordt op de gehanteerde stijl in plaats van de inhoud. En wat beloond wordt zal vaker voorkomen. Diepgang wordt dan een zwakte en een last. Oppervlakkigheid leidt tot een gebrekkig inzicht in de (onderdrukkings)processen die succes bepalen omdat men niet diep genoeg nadenkt over de mogelijke onderliggende gevolgen en oorzaken. Dit is een groot gevaar, ook omdat communicatie en samenwerking in de netwerksamenleving van groot belang zijn. Het is dan zeer moeilijk onderscheid te maken tussen kwaliteiten om te communiceren en kwaliteiten om te misleiden. Een volgend gevaar van openheid is dat het leidt tot uitsluiting van iedereen die niet een zelfde achtergrond heeft. “… dit zijn ambtenaren die in staat zijn mensen met de meest uiteenlopende belangen bij de oplossing te betrekken. Ze laten iedereen meepraten en brengen zo mogelijke oplossingen in kaart. Decennia was het kunstje bij onderhandelingen om je kaarten voor de borst te houden. Je duwde je gesprekspartner een bepaalde richting op zonder je eigen doelen prijs te geven. Een man als […] draait het om. Hij geeft al zijn dilemma’s bloot en nodigt zo zijn gesprekspartners uit dat ook te doen. Onderhandelingen zijn dan open, iedereen weet wat de ander inlevert, zodat het wantrouwen afneemt. Het nadeel is dat precies duidelijk is wat je weggeeft. Maar het enorme voordeel is dat die oude machtsspelletjes voorbij zijn”. Dergelijke samenwerkingskunstenaars zijn uitstekende werknemers en kunnen veel bereiken in grote bureaucratische 122 organisaties die als één geheel moeten samenwerken. Het is echter een illusie te denken dat het spel om de macht voorbij is. De machtsspelletjes worden niet afgeschaft, maar voor een deel naar een ander niveau verplaatst waarbij de inhoud wordt gesublimeerd in de stijl. Het is daarbij een terugkeer naar de premoderne tijd waarin de notabelen de baantjes verdeelden. In een dergelijke omgeving waar iedereen elkaar als gelijkwaardige gesprekspartner erkent, moet je wel een gelijkwaardige achtergrond hebben. Als je niet op het gymnasium hebt gezeten en lid bent geweest van de juiste studievereniging dan wordt je niet voor vol aangezien en kan je niet meedoen. In een dergelijk harmoniemodel erkent de elite elkaar als mens terwijl dit ten koste gaat van de rest. Een buitenstaander heeft hier dan geen toegang meer toe want hoe kan je iets goeds doen als je niet tot de club behoort? Als je open bent wordt je onderuitgehaald en/of je ideeën gestolen en als je gesloten bent sta je er buiten en kan je niet meedoen. Een zekere mate van professionele afstandelijkheid zorgt ervoor dat je bevrijd bent van onderdrukking door mensen die niet het beste met je voor hebben en carrière maken ten koste van jou en dit proberen goed te praten. Het participatiemodel zorgt er in tegenstelling tot het harmoniemodel voor dat iedereen kan meedoen ongeacht zijn achtergrond. In een organisatie waar iedereen zich terugtrekt op zijn kamer, de deur dichttrekt en een naambordje met Prof. Dr. op de deur plakt heerst wantrouwen tegen de ander. Men probeert zich te beschermen door fysieke afscheiding. Kennis is echter waardeloos als het niet wordt gebruikt. Kennis moet stromen. Dit houdt in dat mensen moeten samenwerken en de barrières zoveel mogelijk moeten worden afgebouwd om dit mogelijk te maken. Volledige openheid is echter geen optie. Dit is te vergelijken met een vacuüm want dan is er geen mogelijkheid om de eigen belangen te beschermen en ben je volledig afhankelijk van de machtigen die jou op elk moment onderuit kunnen halen. De openheid is dan juist het tegengestelde want iedereen houdt zijn 123 kaarten dicht bij de borst en niemand neemt nog het initiatief. Om de juiste mate van openheid te bepalen is het noodzakelijk om de mate van onderling vertrouwen te weten. Hoe hoger het vertrouwen hoe meer openheid er mogelijk is. Een burger is een partner terwijl een klant een potentiële klager is Iedereen die een voorstander is van democratische politiek zou verheugd moeten zijn met de inbreng van populisten in de politiek, want zij proberen weer erkenning te krijgen voor mensen die uit de positie van actieve burger zijn weggeduwd naar de positie van toeschouwer en klant. Populisme gaat om het herwinnen van de democratische structuren zodat men weer vertegenwoordigd wordt door de politiek. Men wordt zodoende weer een partner in het bestuur, met alle verantwoordelijkheden die erbij horen. Wanneer de burger een klant wordt dan gaat hij klagen als de dienstverlening niet perfect is. Vanuit het perspectief van de overheid wordt hij dan een klager in plaats van een partner. De lotsverbondenheid verdwijnt evenals de waardigheid van de verhouding tussen bestuur en bestuurde. De overheid probeert klanten op afstand te zetten omdat er een conflictsituatie tussen beiden bestaat. De verwijdering leidt tot een democratisch tekort dat door wantrouwen in stand wordt gehouden en zichzelf versterkt. Het politieke bestuur wordt op dit moment vaak gezien als een gewone baan waarbij men gericht is op het goed uitvoeren van de taken zodat de desbetreffende organisatie goed functioneert, terwijl men minder rekening houdt met de band met de samenleving. Het gevoel van verantwoordelijkheid voor de samenleving is minder geworden dan het enkele decennia geleden was. Een baan in het politieke bestuur is minder een roeping dan voorheen en degenen die dat nog wel zo voelen zijn over het algemeen een roepende in de woestijn. Bestuurders die slechts uitvoerders zijn leggen bij voorkeur geen verantwoording af aan de bevolking maar slechts aan hun afdeling. Hierdoor gaat een 124 belangrijke kwaliteit van het openbaar bestuur verloren, namelijk het verhogen van de kwaliteit van de samenleving als geheel, en komt de uitvoerende instantie verder af te staan van de samenleving, neemt het gevoel ermee af en wordt het minder effectief. Dergelijke instellingen worden dan al snel bureaucratische molochs. Bureaucratie geeft schijnzekerheid en zorgt ervoor dat men verdwaalt in de regels en afdwaalt van wat werkelijk belangrijk is. Een andere reden voor de verandering van perspectief van het openbaar bestuur is de uitkleding van de inhoudelijke taken van de topambtenaren en het roulatiebeleid waarbij mensen niet te lang op één plek blijven zitten. Sinds de jaren negentig van de 20e eeuw zijn hoge ambtenaren steeds meer managers geworden in plaats van inhoudelijke specialisten. Deze laatsten worden nu als externen ingehuurd voor specifieke projecten. Hierdoor wordt voorkomen dat hun rol te politiek wordt en dat zij de democratische beslissingsprocessen gaan bedreigen. Deskundigheid in het openbaar bestuur, en de wijze waarop dit wordt gedefinieerd, is afhankelijk van de rol die de overheid speelt in de samenleving. Het beloningsbeleid bij de overheid moet overeenstemmen met de taken die ze uitvoeren. Het is niet mogelijk om een volwaardig partnerschap met de burger te hebben als ambtenaren enorme salarissen opstrijken. Als een directeur van een publieke instelling zich te goed voelt voor een salaris van een ton dan is hij ongeschikt voor de functie want het gaat ook om het dienen van de samenleving en niet alleen om het halen van business targets. Als niet duidelijk is wat de publieke zaak is dan zullen bestuurders, zelfs als ze integer zijn, geneigd zijn om de belangen van de bestuurselite als uitgangspunt te nemen en kunnen ze dat voor zichzelf en anderen legitimeren met het idee dat de bevolking niet weet wat goed voor hen is. Paternalisme is afhankelijk van het ondermijnen van de publieke zaak. Ook hier 125 geldt dat dit de samenwerking met de burger ondermijnt en dat paternalisme klagende klanten voortbrengt in plaats van verantwoordelijke burgers. De paternalistische code is daarmee een ondermijning van het burgerschap. 6. RECHTVAARDIGHEID EN DE RULE OF LAW De moraal van rechtvaardigheid Het rechtvaardigheidsprincipe is een aangeboren morele eigenschap zoals de grote emoties als blijheid, droefheid, angst en woede dat ook zijn. Het is te vergelijken met het evenwichtsorgaan; als je het mist kan je je niet staande houden in een sociale omgeving. De invulling van rechtvaardigheid is echter net als de menselijke kernmoraal afhankelijk van de interpretatie van de werkelijkheid en hangt sterk samen met onze belangen en welke sociale omgeving we beschouwen als deelgenoot van deze belangen. Het rechtvaardigheidsprincipe is cruciaal voor solidariteit en zorgt ervoor dat de mens in staat is in een groep samen te leven om zo de vruchten te plukken van de samenwerking en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat men niet wordt benadeeld. Solidariteit tussen mensen is enkel mogelijk als het succes van de één niet ten koste gaat van de ander maar het juist bevordert. Solidariteit kan niet worden opgelegd want dan is het onderdrukking. Werkelijke solidariteit is het wegnemen van onrechtvaardigheid. Wanneer men onrechtvaardig wordt behandeld dan is er sprake van ontmenselijking en wordt men als een buitenstaander en vijand gezien waardoor de groep minder succesvol is en uiteindelijk zal desintegreren. Het belangrijkste punt bij het rechtvaardigheidsgevoel is dat het informatie oplevert of men wordt gezien als vriend of vijand. Als men geen gevoel van verontwaardiging meer krijgt bij een oneerlijke verdeling en zo dus ook geen behoefte meer heeft om de ander te straffen en in plaats daarvan alleen kijkt naar de egoïstische mogelijkheid om 126 als individu zoveel mogelijk te krijgen dan is elke samenwerking uitgesloten en verdwijnt de gemeenschap. Op dat moment is er een competitie op leven en dood waarin samenwerking uitgesloten is en waarbij de samenleving uiteenvalt. Als de emotie van morele verontwaardiging verdwijnt wanneer andere personen zichzelf een onrechtvaardige hoeveelheid toekennen, dan is ook de identificatie met anderen verdwenen en verdwijnt de basis van de gemeenschap. Om de schijn van rechtvaardigheid en de eenheid te behouden nadat men de ‘eigen mensen’ heeft benadeeld zijn er mensen van buiten nodig om de vrijgekomen posities te vervullen. Dit is echter een piramidespel en leidt niet tot duurzaam succes. Een belangrijk gevolg van onrechtvaardig handelen is namelijk dat de goeden weg of ten onder gaan en dat je overblijft met dieven die gericht zijn op het onderuithalen van anderen. Beloon gluiperigheid en je krijgt gluiperds. Het rechtvaardigheidsprincipe is één van de belangrijkste menselijke kenmerken die de mens in staat stelt ver boven zijn beperkte individuele capaciteiten uit te stijgen en succesvolle groepen te vormen. Een rechtvaardige samenleving is dan een vereiste voor duurzaam en succesvol overleven van zowel het individu als de gemeenschap. Juridisch activisme ondermijnt de democratische zelfbeschikking De rechtsstaat is een belangrijk instrument om de democratie tegen zichzelf te beschermen als het dreigt ondemocratisch te worden. In een werkelijke democratie behoort de overgrote meerderheid van de bevolking tot de middenklasse. De middenklasse kijkt vooruit en beschouwt anderen als partners en medestanders in de zoektocht naar een duurzame en welvarende toekomst. Als de samenleving echter afdaalt van het participatienaar het conflictmodel wordt het belangrijk om niet alleen vooruit, maar ook omlaag en omhoog te kijken en succes na te 127 streven ten koste van de ander. Het gebeurt dan regelmatig dat er coalities ontstaan waar de machtigsten anderen opofferen aan de eigen belangen. Met behulp van de middelen van de rechtsstaat is het dan weliswaar mogelijk om zwakkeren te beschermen maar dit is symptoombestrijding in plaats van dat het de onderliggende problemen oplost. Het cruciale probleem is dat de middenklasse zichzelf verloochent door niet meer vooruit te kijken en daarmee de democratie in wezen afschaft. In het conflictmodel zijn er op de langere termijn alleen maar verliezers. De rechtsstaat is daarom een veiligheidsnet in een corrumperende democratie, maar wanneer je ‘minderheden’ echt wil beschermen is de enige werkelijke remedie het voorkomen dat er minderheden ontstaan. Een minderheid ontstaat pas als maatschappelijke posities afhankelijk worden van het benadelen van anderen. Een afwijkende cultuur, afkomst, opleiding en dergelijke zijn daarbij niet de oorzaak van de onderdrukking, maar zijn een identiteitsmarkering om een bepaalde groep te benadelen. Het beschermen van de rechten van minderheden is vooral van belang in niet-democratische landen omdat daar succes wordt behaald door het de ander te ontnemen. In een democratie daarentegen gaat men niet vooruit over de ruggen van anderen maar doordat men op elkaars schouders staat. De rechtsstaat borgt de rechten van deze minderheden, die zowel rijker als armer kunnen zijn. Het is echter minstens zo belangrijk om de democratie te beschermen tegen juridisch activisme van goed georganiseerde belangengroepen. In een liberale rechtsstaat ligt de soevereiniteit bij het individu en niet bij het volk. Een dergelijk liberaal uitgangspunt heeft belangrijke consequenties voor de machtsverhoudingen in de samenleving en de weerbaarheid van de democratie. Zoals in het hoofdstuk over de menselijke natuur aan de orde kwam is de mens geen atomair individu maar een integraal onderdeel van een sociaal geheel. Door de sociale verbanden weg te denken en rechten te geven aan een abstract individu ontneem je mensen hun recht op betere 128 levenskansen. Door de soevereiniteit volledig bij het individu te leggen ontneem je mensen hun zelfbeschikking en menselijke waardigheid. Het geeft geprivilegieerde personen namelijk een oneigenlijk voordeel hun machtsposities te gebruiken om hun ‘recht’ te halen, waarbij deze rechten in werkelijkheid privileges zijn die niet toegankelijk zijn voor anderen. Een liberale rechtsstaat is geen democratische rechtsstaat. Een democratische rechtsstaat is gebaseerd op een partnerschap van burgers die de wetgeving zodanig vormgeven dat het bevorderlijk voor hen is en waar geen zero sum competitie heerst. Het is een participatiemodel in plaats van een conflictmodel. Minderheden worden beschermd vanuit de levenshouding van gelijkwaardigheid en menselijkheid waardoor deze erkenning ervoor zorgt dat ze geen werkelijke minderheden meer hoeven zijn omdat ze niet in hun mens-zijn worden beperkt. In een liberale rechtsstaat staat echter het conflictmodel centraal waarbij de sterksten zegevieren en de zwakkeren moeten inschikken. In een dergelijke omgeving is de rechtsbescherming slechts een abstractie die niet leidt tot een succesvoller leven, maar enkel tot frustratie en cynisme over cadeaus die je alleen van een afstand kan bekijken. De opmars van het liberale gedachtegoed in het recht leidt tot een ondermijning van de democratie omdat de vorming van het recht door juridisch activisme en interpretaties van rechters te ver verwijderd raakt van de bevolking. Het recht wordt zo een machtsmiddel van een kleine gespecialiseerde elite. Ook moet een rechter niet in staat worden gesteld om een wet te toetsen aan de grondwet want dan krijgt de rechtsprekende macht te veel soevereiniteit. Het is dan mogelijk voor rechters om hun interpretatie van wetten op te leggen waarbij de volksvertegenwoordiging wordt omzeild en de bevolking onteigend van zijn democratische mogelijkheden om de samenleving vorm te geven. 129 Activisme voor minderheden beperkt zich niet tot menselijke minderheden maar strekt zich ook uit over de natuur en het milieu. Het geven van rechten aan de natuur zorgt ervoor dat de samenleving van bovenaf wordt ingedeeld en dat de verantwoordelijkheden en risico’s worden afgeschoven op de zwakkeren in de samenleving. De rechten zorgen meestal niet voor een afname van de onrechtvaardigheid maar voor een institutionalisering ervan waarbij de machtsverhoudingen steeds verder uit het lood slaan. Werkelijke duurzaamheid is alleen mogelijk als je de natuur laat meedoen in het participatiemodel waardoor het VMR-model ook van toepassing is op de natuur en ‘de vervuiler betaalt’ werkelijk mogelijk is. Vroeger werd het recht gezien als een manier om de macht van de staat te beknotten. Nu wordt het door populisten, vaak terecht, als machtsmiddel beschouwd van een elitaire klasse die de soevereiniteit van het volk ondermijnt en in plaats daarvan de belangen van een elite uitdraagt. De werkwijze van het juridisch activisme volgt globaal de volgende lijnen: Elites voeren juridisch actie om specifieke favoriete minderheden te beschermen, terwijl ze in werkelijkheid opkomen voor de eigen belangen door anderen, merendeels de middenklasse, te benadelen en het systeem zodanig vorm te geven dat het hen goed uitkomt en de meerderheid van de bevolking benadeelt. Juridisch activisme is daarmee een poging tot een machtsgreep van de elite om de democratie te verwijderen. Delen van de onderklasse worden daarvoor als breekijzer gebruikt. Helaas is ‘progressief’ grotendeels reactionair geworden om de eigen privileges te beschermen. Reactionaire snobs met pseudo progressieve praatjes zijn voornamelijk bezig met de bescherming van hun privileges. Bij de bespreking van het conflictmodel kwam aan de orde dat rechtse rakkers hun privileges proberen te beschermen door op te komen voor Joden, terwijl linkse reactionairen hun belangen proberen veilig te stellen door op te komen voor migranten. Beide extremen verloochenen daarbij de democratie 130 en maken de middenklasse tot zondebok. In dit wereldbeeld is de middenklasse een vijand waartegen minderheden moeten worden beschermd. Een dergelijk conflictmodel ondermijnt de democratische waarden en leidt ons weg van het participatiemodel. Ook de minderheden die worden beschermd zijn in het systeem van juridisch activisme slechts middelen om een doel te bereiken. Wanneer ze niet meer nodig zijn worden ze dan ook vervangen door minderheden die de activisten meer profijt opleveren. Door niet te investeren in menselijke waardigheid zijn de rechten die je krijgt slechts abstracties die enkel werkelijkheid zijn zolang de machtsverhoudingen gunstig uitvallen. Een andere reden om het gebruik van het recht door individuen en belangengroepen te beperken, is om zo de elite tegen zichzelf in bescherming te nemen. De machtshonger die op korte termijn gestild kan worden door de samenleving een richting op te duwen met behulp van gerechtelijke uitspraken, leidt op langere termijn vaak tot ongewenste effecten die ook de elite in hun mogelijkheden beperken. In werkelijkheid is ‘de elite’ meestal helemaal niet zo onkwetsbaar als ze vaak zelf zich inbeelden, zeker niet als de internationale competitie in volle omvang wordt meegenomen. Wat eerst een toename van rechten lijkt, kan in werkelijkheid juist een vrijheidsbeperking inhouden die iedereen raakt, ook de elite. Door het ondermijnen van de middenklasse levert de democratische samenwerking aan kracht in en vermindert de sociale en economische dynamiek. Wanneer het recht te ver afdwaalt van de belangen van de middenklasse leidt dit tot een gevoel dat ‘de rechtsstaat de onze niet is’. In dat geval verdwijnt het burgerschap en is men geen partner maar een potentiële tegenstander in het bepalen van een maatschappelijke indeling. In Engeland en Zwitserland is er significante politieke steun voor het opzeggen van het belangrijkste Europese mensenrechtenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten 131 van de Mens (EVRM). De reden hiervoor ligt niet in het idee dat de mensenrechten zouden moeten worden afgeschaft. In plaats daarvan ageren politici tegen het feit dat rechters in Straatsburg de wetten zo interpreteren dat ze steeds verder afstaan van hoe de bevolking van Engeland en Zwitserland de mensenrechten interpreteert. Doordat de rechters het verdrag steeds gedetailleerder en vanuit hun persoonlijke levensvisie uitleggen wordt de reikwijdte ervan zo ver opgerekt dat het geen deel meer is van de democratische rechtsstaat, maar dat het van bovenaf wordt opgelegd. Een dergelijk verwijderingsproces is inherent aan wetgeving die niet direct verbonden is met de democratische bevolking. Het verdrag opzeggen of het ondergeschikt maken aan het nationale recht zijn oplossingen hiervoor. Het minder toegankelijk maken voor activisten of de interpretatievrijheid verlagen zijn andere, minder vergaande mogelijkheden. De bescherming van de democratische rechtsstaat impliceert dat het nationale recht boven het internationale recht moet gaan. De internationale rechtspraak wordt ook steeds verder uitgebreid door de toename van het aantal tribunalen waar bedrijven overheden kunnen aanklagen als hun winsten bedreigd worden door nieuwe of veranderende wetgeving. Dergelijke tribunalen worden vaak opgezet in de marge van internationale handelsakkoorden, zoals NAFTA en het toekomstige TTIP, om conflicten op te lossen. Dit geeft grote, internationaal opererende bedrijven echter privileges om druk uit te oefenen op landen om de wetgeving zodanig aan te passen dat het de winst van multinationals ten goede komt. Als een overheid dan zijn beleid aanpast om bijvoorbeeld de gezondheidszorg te hervormen of door anti-rookbeleid te stimuleren dan kan een bedrijf de overheid aanklagen omdat dit ten koste gaat van zijn winst. Een dergelijk gerechtelijk instrument is zeer ondemocratisch en geeft een grote macht aan multinationals terwijl het uiteindelijk de burger is die hiervoor betaalt door wetgeving die niet geoptimaliseerd is voor zijn succes maar voor multinationals en 132 door de boetes die door de gemeenschap moeten worden opgebracht. De decentralisatie van de soevereiniteit en de gevolgen voor de rechtsstaat De belangrijkste herverdeling die de staat oorspronkelijk deed is niet financieel maar is gelijkwaardigheid van alle burgers voor de wet. Elites hebben namelijk meer mogelijkheden om hun gelijk te halen en de overheid kan ervoor zorgen dat de elites zich ook dienen te houden aan de wet. Wat blijft er echter over van de rechtsstaat als er geen duidelijk gedefinieerde gemeenschap meer is en de staat veel van zijn soevereiniteit heeft verloren aan andere instellingen? Het 19e-eeuwse idee van een internationale gemeenschap bestaande uit nationale staten die grotendeels soeverein zijn op hun grondgebied is met de verregaande globalisering in de 21e eeuw niet meer toepasbaar. De soevereiniteit van de staat vervliegt en de samenleving wordt steeds diverser en minder coherent. Zowel de fysieke als de geestelijke grenzen vervagen. Waar kan je elkaar dan aan houden als er geen ‘wij’ meer is? Eén stroming probeert de rechtspraak de rol van de democratie over te laten nemen als scheidsrechter die bepaalt wat geoorloofd is en wat niet. Is een instelling, zoals een gerechtshof, die duidelijkheid verschaft in de chaos van uiteenlopende visies op rechtvaardigheid een wenselijk iets of is het een poging van activistische belangenvertegenwoordigers om hun visie van de samenleving op te dringen en die daarmee het recht delegitimeren en de democratie ondermijnen? De toenemende decentralisatie van de macht leidt tot een toename van coördinatieprocessen tussen mensen en groepen; tolerantie geboren uit noodzaak in plaats van uit principe. Het voordeel van een dergelijke tolerantie is dat het geen middel is om via morele chantage boven de ander uit te stijgen, maar dat het een mechanisme is om vreedzaam samen te leven. De regels zijn 133 dan niet het morele kompas. Het morele kompas is nodig om de regels goed toe te passen zodat ze rechtvaardig zijn en dus zo min mogelijk beperken. Dit betekent echter niet dat de eigen waarden het raam moeten worden uitgegooid. Wanneer dat wel gebeurt, is het heel goed mogelijk dat bijvoorbeeld de Sharia belangrijker wordt dan de Nederlandse wet. En het is zeer de vraag of dat een wenselijke situatie is. Soevereiniteit wordt steeds sterker verspreid over verschillende instellingen in plaats van in één gecentraliseerde staat. De democratie wordt dan steeds meer een verdeling van macht in plaats van een verdeling van functies. Het is daarbij van belang om te zorgen dat dit niet uitloopt op een gijzeling waar men middels het conflictmodel tegenover elkaar staat en daarom niets gunt. Het is daarom belangrijk dat de vormgeving van de wetgeving democratische uitgangspunten heeft. Met andere woorden de geest van de wet moet erop gericht zijn een middenklasse samenleving te creëren waar men samenwerkt en vooruitkijkt in plaats van succes behaalt zonder anderen of ten koste van hen. Een samenleving kan je niet micro-managen met behulp van wetgeving. Een teveel aan wetten leidt tot een afname van effectiviteit, democratie en dynamiek. Activisten kunnen dan namelijk de regels gebruiken om anderen te benadelen aangezien er een informatie-asymmetrie ontstaat en bij een grote hoeveelheid regels er altijd wel een mogelijkheid is om iets (niet) te bereiken. Daarnaast ondermijnt een te grote hoeveelheid wetten ook de legitimiteit van de rechtssprekende macht die dan wordt gezien als partijdig, omdat ze in het voordeel is van professionals, en als incompetent omdat de werkdruk al snel te hoog wordt om alles goed uit te voeren. Het gerechtelijke systeem in Italië is een voorbeeld van hoe de wetgeving de samenleving beperkt in plaats van beschermt en opbouwt. 134 De Rule of Law en de terugkeer van religie Een belangrijk uitgangspunt bij de toepassing van het recht is het idee van de Rule of Law. Hierbij is iedereen gelijk voor de wet en staat er dus niemand boven de wet. Dit is in tegenstelling tot Rule by Law, waar een soevereine heerser de wet oplegt en hij dus zelf boven deze wet staat. In theorie is in een democratie het volk soeverein, wat dus ook betekent dat ‘het volk’ boven de wet staat. In een liberale rechtsstaat is niet het volk soeverein waar het de interpretatie en toepassing van de wet bepaald, maar is dit privilege gereserveerd voor een kleine groep juridische professionals. De democratische rechtsstaat probeert ervoor te zorgen dat de wet zoveel mogelijk geldt voor iedereen en dat er in de praktijk een hoge mate van Rule of Law is. De verregaande decentralisatie van instellingen zorgt er echter voor dat ook het recht gedecentraliseerd wordt. Het idee dat er een objectief recht mogelijk is komt voort uit machtsdenken van universalistische religies en levensovertuigingen die hun mens- en wereldbeeld aan iedereen willen opleggen. Het idee van rechtvaardigheid is weliswaar een aangeboren morele eigenschap maar de invulling daarvan is grotendeels afhankelijk van de machtsverhoudingen in de samenleving. Degene die het recht vormgeeft, bepaalt dus ook in hoge mate in hoeverre de samenleving de ene persoon en groep bevoordeelt boven de ander. Hierin ligt tevens een kiem voor de terugkeer van religie als belangrijk ordeningsmechanisme in de moderne samenleving. Een religie is voor een belangrijk deel een verzameling van regels om een rechtvaardig mens te worden en een rechtvaardige samenleving op te bouwen. Het beschermt tegen onderdrukking en biedt de mogelijkheid om een menswaardig bestaan op te bouwen bevrijd van wereldlijke machthebbers die mensen onderdrukken. In het christendom kan je anderen niet opofferen om er zelf beter van te worden. Alleen God heeft dit recht. De afhankelijkheid van andere mensen wordt in elke goed 135 functionerende religie vervangen door een afhankelijkheid van een (abstracte) godheid waardoor mensen vrij zijn van onderdrukking door een ander terwijl er toch mogelijkheden blijven om te kunnen samenwerken. De beroemde uitspraak van Immanuel Kant over de Verlichting geldt in wezen voor elke duurzame religie waarbij het gaat om “… de bevrijding van de mens uit zijn aan zichzelf verschuldigde onmondigheid. Onmondigheid is het onvermogen het verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander”. Dit is een essentieel element van elke religie. Het christendom gaat er bijvoorbeeld vanuit dat geen enkel mens de meester over de ander is en dat iedereen gelijk is voor God en alleen aan hem rekenschap hoeft af te leggen. Door een christen te zijn is het mogelijk onafhankelijk je verstand te gebruiken zonder dat een andere persoon bepaalt wat goed of slecht is. Het ‘woord van God’ is zeker niet iets van het verleden. Integendeel, want in een omgeving waar de belangen, en daardoor de rationaliteit, ver uiteenlopen en vaak tegengesteld zijn is het ‘woord van de mens’ onbetrouwbaar omdat het een machtsmiddel is. De toenemende concurrentie voor de waarheid in de samenleving zal dan ook niet automatisch leiden tot een algemene acceptatie van de westerse waarden maar kan ook het begin zijn van een revitalisering van waarden die zich baseren op andere religies zoals de islam en het boeddhisme. De wet van God is weliswaar beperkter dan die van de mens maar het is ook betrouwbaarder omdat het moeilijker is om het woord van God te manipuleren en zo een maatschappelijke indeling in het eigen voordeel op te leggen. Religies hebben echter ook de neiging om de eigen waarheden te verabsoluteren en alternatieven weg te drukken. Dit geldt voor het christendom en de islam, maar ook voor het humanisme dat ook een vorm van religie is. Het humanisme mist echter de transcendente component en is daarmee zeer kwetsbaar voor sofisme. Omdat het humanisme de individuele mens als 136 maatstaf en uitgangspunt neemt, is elke samenwerking tussen mensen iets dat door menselijke structuren moet worden opgelegd. Hierin ligt een groot gevaar. Het risico is namelijk dat de machtigen hun wil kunnen opleggen zonder dat de anderen hier veel tegen kunnen doen. Het is niet voor niets dat het humanisme vooral aanhangers heeft onder welgestelden en vrijwel niet onder de armen. Het humanisme ontneemt mensen de mogelijkheid om gelijkwaardig te zijn in de relatie omdat deze wordt bepaald door de menselijke hiërarchische posities in de samenleving in plaats van erkenning als mens in het oog van God. Het gemis aan een hogere macht dan de individuele mens zorgt ervoor dat de Rule of Law, dus de gelijkwaardige implementatie van de wet voor iedereen, moeilijk zo niet onmogelijk wordt. Het humanisme kent in werkelijkheid enkel Rule by Law waarbij elk individu de soeverein is die daarmee boven de wet staat. Dit maakt een rechtvaardig samenleven in een humanistische ideologie vrijwel onmogelijk. De humanistische waarden die onder andere terug te vinden zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn ingebed in een kader dat sterke religieuze, voornamelijk christelijke, trekken heeft waardoor het gemis aan transcendentie gedeeltelijk wordt opgevangen. Fundamentalistisch humanisme is een minder grote dreiging dan christelijk of islamitisch fundamentalisme omdat het humanisme niet op zichzelf kan staan en daarom geen fundament kan leveren voor een gemeenschap. Een recht heeft altijd een prijs De soevereiniteit wordt steeds diffuser en de vraag is wat de meeste elementaire bouwsteen kan zijn om de soevereiniteit in te grondvesten. Het liberalisme vestigt dit in de individuele mens, maar omdat de mens een intrinsiek sociaal wezen is die slechts vrijheid kan hebben in een sociale omgeving kan dit al snel uitlopen op een onteigening van zelfbeschikking als we geen rekening houden met alle eigenschappen van de mens. 137 Een belangrijke vraag is hoeveel rechten je wilt hebben? Voor het beantwoorden van deze vraag is het noodzakelijk om in te zien dat een recht altijd een prijs heeft. Elk recht dat je krijgt bovenop het minimaal vereiste om deel te zijn van een rechtvaardige gemeenschap die je vrijheid biedt, is een afname van diezelfde vrijheid. Tegen elk recht dat je krijgt staat namelijk een plicht. Het is echter zeer moeilijk om in te schatten of de tegenprestatie in de vorm van een plicht van gelijke waarde is als het recht dat je krijgt. Daarnaast verandert de waardeverhouding tussen de rechten en plichten constant wat er toe kan leiden dat je sterk belemmerd wordt door schimmige plichten die niet meer in verhouding staan tot de mogelijkheden die de rechten je bieden. De elite ijvert vaak voor plichten voor zichzelf omdat het gevolg is dat de minder machtigen dan rechten moeten accepteren die hun zelfbeschikking verminderen. Een plicht is een privilege. Zelfbeschikking vereist de erkenning op het recht van menselijke waardigheid voor iedereen. Verder zijn er geen rechten nodig maar enkel de eigen verantwoordelijkheid om de waarheid onder ogen te zien en daarnaar te handelen. Het afschuiven van verantwoordelijkheid, zoals Google de schuld geven van het gebrekkige innovatievermogen van Europa, is zelfbedrog. In het publieke debat over de participatiemaatschappij worden mensen vaak aangesproken op hun zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Het wordt echter ook vaak gebruikt om bezuinigingen goed te praten. Rechten worden afgepakt waardoor mensen in een crisis komen. Vooral als mensen al in een minder rooskleurige situatie zitten en zonder steun geen verbetering in hun leven kunnen brengen leidt ‘de participatiemaatschappij’ tot een tweedeling tussen rijken en armen. Het gaat erom mensen in staat te stellen om zelfredzaam te worden en zichzelf maximaal te ontwikkelen. Verwijder de rechten die mensen beperken en versterk de rechten die kansen bieden. 138 Vaak is het afnemen van rechten ook in het belang van de zwakkeren zelf, omdat het hen bevrijdt van opgelegde plichten die hen in hun maatschappelijke ontwikkeling beperken. Geen rechten betekent ook geen plichten. Daarom steunen velen die zichzelf onderdrukt en beperkt voelen de VVD en niet de PVDA ook al biedt de laatste armen veel meer rechten. Om onder de plichten vandaan te komen moet je ‘rechten’ opgeven. Als je vrijheid (=gelijkheid van kansen) wilt dan moet je gelijkheid van uitkomst opgeven. Dit werkt echter alleen als de samenleving wordt gedomineerd door onderling vertrouwen en niet door wantrouwen. Het recht op privacy is een recht dat in het informatietijdperk van groot belang is. Dit komt omdat het mogelijk is voor bevoorrechte personen en groepen om grote hoeveelheden informatie te verzamelen over anderen en die kennis te gebruiken om er zelf beter van te worden. Vooral in een competitieve omgeving kan die informatie ook worden gebruikt om anderen te benadelen. Daar komt nog bij dat in het geval van veiligheid elke persoon wordt beschouwd als verdachte. Het is niet voor niets dat het recht uitgaat van de onschuld tot het tegendeel is bewezen. Het is namelijk veel moeilijker om te bewijzen dat je iets niet hebt gedaan dan dat een ander moet bewijzen dat je het wel hebt gedaan. ‘Schuldig tot het tegendeel bewezen is’, is dictatoriaal waarbij iedereen wordt gezien als een verdachte en een vijand in plaats van een partner. Het schuldoordeel creëert een negatief mensbeeld dat leidt tot de noodzaak om van bovenaf beperkingen op te leggen in plaats van dat er kansen worden gegenereerd. Dit zorgt er tevens voor dat je beschermd moet worden tegen grote bedrijven en de overheid wat weer leidt tot een rechten-plichten constellatie die op termijn zeker niet in het voordeel van de minder machtigen is. Het is daarmee ondemocratisch. Elk recht heeft een prijs en vaak kan je niet overzien hoe hoog deze prijs daadwerkelijk uitvalt. Het is daarom verstandig 139 om genoegen te nemen met een minimaal aantal rechten en niet verblind te worden door het glanzende bladgoud dat een overmaat van rechten is. 7. ZELFVERWERKELIJKING EN DE HEELHEID VAN ONS ZIJN Veiligheid, inclusiviteit en rechtvaardigheid zijn essentieel voor het voortbestaan van een politieke gemeenschap. Er is echter nog een vierde waarde die vaak verwaarloosd wordt en zo de mogelijkheid voor werkelijke participatie beperkt. Dit is de zelfverwerkelijking van elk individu en de maatschappelijke implementatie daarvan. Het is niet de taak van de politiek om een voorschrift te geven voor ieders persoonlijke zoektocht naar zijn plaats in de wereld, maar de politiek speelt wel een belangrijke rol om dit voor iedereen mogelijk te maken. De mens is een sociaal dier en de omgeving speelt daarom een cruciale rol bij het vinden van persoonlijk geluk. Een mens leeft niet op water en brood alleen. Er is ook een zingeving nodig die het eigen leven overstijgt en een (abstracte) geloofsgemeenschap waarin men zichzelf kan vinden. Het samenleven in een grootschalige maatschappij zorgt er echter ook voor dat mensen hun eigenheid kunnen kwijtraken en geleefd worden door de omgeving. Men verliest dan de zelfbeschikking en is niet meer zichzelf. Het vinden van jezelf wordt dan een prioriteit. Helaas betekent deze zoektocht meestal dat men zich terugtrekt en daarmee een barrière opwerpt naar de maatschappij. Hierdoor vindt er vervreemding plaats en krijgen vijandbeelden een kans om op te komen. Een persoon die zich terugtrekt om zichzelf te vinden zal al snel de samenleving als veroorzaker, en daarmee als een vijand, van de onmogelijkheid om zichzelf te zijn zien. In een participatiemaatschappij is het juist van groot belang dat men zichzelf vindt door deel te nemen aan de samenleving. De ideologische fundamenten van de maatschappij 140 moeten daarom bijdragen aan de mogelijkheid dat mensen niet zichzelf proberen te vinden bij zichzelf maar juist bij en met anderen. De gebrekkige zelfverwerkelijking in de westerse ideologie De huidige fundamenten van de Nederlandse samenleving zijn grotendeels ingebed in het humanisme. Het christendom is weliswaar eeuwenlang het belangrijkste kader voor het begrijpen van de wereld geweest maar sinds de Verlichting is het steeds verder teruggedrongen. Het humanisme is een ideologie die echter al voor de Verlichting opkomt en zich baseert op de GrieksRomeinse denkwereld. Het vroege humanisme gaat uit van een wereldvisie waarin de mens centraal staat en er geen bovennatuurlijke machten zijn die zin geven aan het leven. Het is de individuele mens zelf die zijn leven zin moet geven. De mens wordt daarmee het centrum van het universum. Een dergelijke macht legt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van elk individueel mens om zijn leven vorm te geven. Deze macht is echter voor een groot deel een illusie en het is daarom belangrijk om de bijbehorende verantwoordelijkheid in overeenstemming te laten zijn met de daadwerkelijke en niet met de ingebeelde macht. Het humanisme integreert de inzichten van de klassieke Griekse cultuur over de plaats van de mens en hoe hij zichzelf kan vervolmaken. Het geeft op die manier richtlijnen voor het goede leven. Dit bildungsideaal stelt zich tot doel om de literatuur en cultuur van de klassieke wereld zodanig te internaliseren dat men in staat is om te ‘deugen’. In de klassieke betekenis is dat: jezelf optimaal verwezenlijken en als mens te bloeien. Omdat er vele krachten op het individu inwerken die als gevolg en/of doel hebben om de zelfverwerkelijking te beperken is het volgens de deugdethiek nodig om een karakter te kweken dat in staat is om deze aanvallen op de eigen persoon af te slaan. 141 Het moderne humanisme heeft dezelfde visie op de mens en zijn positie in de wereld als het vroege humanisme, maar heeft de grondslag ervan aangepast. De klassieke cultuur is daarbij vervangen door de Verlichting. De legitimatie voor de uitgangspunten van de humanistische ideologie is dus vervangen, terwijl de ideeën gelijk zijn gebleven. Dit geeft aan dat de Verlichting ofwel zeer grote gelijkenissen vertoont met de klassieke cultuur òf dat de argumentatie erbij is gehaald om de denkbeelden enige legitimatie te geven. De hedendaagse Nederlandse cultuur is sterk individualistisch en gericht op persoonlijke ambitie in het hier en nu. Dit zorgt voor een harde concurrentie voor machtsposities en als gevolg daarvan een verwijdering van elkaar omdat mensen altijd proberen om niet onderdrukt te worden. De klassieke Griekse cultuur was ook sterk individualistisch en gericht op persoonlijke ambitie. De overwinning van het christendom op de klassieke cultuur was voor een groot deel te danken aan de ‘bovennatuurlijke’ visie die altruïsme en naastenliefde als alternatieve mogelijkheid bood om te komen tot zelfverwerkelijking. Het christendom stelde niet meer tot doel het vormen van het eigen karakter met als doel je te beschermen tegen aanvallen van anderen en tegelijkertijd de ander zo effectief mogelijk aan te vallen. In plaats daarvan biedt het christendom de mogelijkheid om de zero sum conflicten te overstijgen en daarmee de dreiging voor het eigen, en de ander zijn, voortbestaan te verwijderen. De vervanging van het christendom door de Verlichting heeft er juist weer toe geleid dat de maatschappij desintegreert als gevolg van zero sum conflicten. Net als in de tijd van de oude Grieken wordt de ideologische onderbouwing van het hedendaagse humanisme gebruikt door sofisten om de eigen machtsposities veilig te stellen. Vandaar dat het humanisme weinig aanhang heeft onder de gewone bevolking en alleen bij een elite werkelijk populair is. Zoals in het vorige hoofdstuk aan de orde is gekomen, is het recht kwetsbaar voor interpretatie en 142 afhankelijk van de manipulatie door de machthebbers. De christelijke ethiek is verticaal tussen God en de mens (nederigheid, contemplatie en gerichtheid op de andere wereld). De klassieke ethiek is horizontaal tussen mensen (trots, daadkracht, kwaliteit van de staat). De eerste biedt veel meer vrijheid en rust dan de laatste die zich richt op intermenselijke competitie en ambitie ten koste van anderen. De klassieke (en Verlichtingsethiek) is een vechtideologie waar men gericht is op het veroveren van een sociale positie in plaats van dat men samenwerking nastreeft; het conflictmodel in plaats van het participatiemodel. Christelijke politiek daarentegen heeft een samenleving van verbondenheid en samenwerking als gelijken onder God als uitgangspunt en beperkt zich daarom niet tot een volg-de-bijbel verhaal. Christenen stijgen boven de intermenselijke conflicten uit en werken volgens het participatiemodel. Niet vechten maar verbinden. Het christendom mag dan zijn beperkingen hebben maar dat geldt evenzeer voor het humanisme. Het humanisme is arrogant, beperkt en egoïstisch. Het is arrogant want wie zijn wij dat we onszelf uitroepen tot het centrum van het universum; het is beperkt omdat het enkel het zeer beperkte menselijke perspectief heeft en het is egoïstisch want wat doe je met de rest van de natuur? De natuur wordt in het humanisme als gebruiksvoorwerp gezien en enkel door de natuur te antropomorfiseren is het mogelijk om levende wezens die niet menselijk zijn hun waardigheid te geven. De mens is een integraal onderdeel van zijn omgeving en door deze te negeren is het onmogelijk om als mens werkelijk jezelf te vinden. Humanistisch fundamentalisme is daarom ook intrinsiek onmenselijk. Het verwijdert ons van ons mens-zijn en creëert illusies om de eigenwaarde hoog te houden om ons staande te houden in een hedonistische competitie die op termijn niet in ons belang is. Plato zag de waarheid in de ideeën, Aristoteles in de natuur en het christendom legt het bij God, maar het humanisme gebaseerd op 143 de Verlichting ziet de waarheid als niet bestaand en iets waar de mens over kan en moet beslissen. De mens staat volgens de Verlichting dan zelfs boven de waarheid. Dit is wel heel erg arrogant en onwaarschijnlijk als je de beperkte vermogens van de mens bekijkt. Wat is de diepere waarheid die ons denkvermogen te boven gaat? Als je je afsluit voor mogelijkheden ga je vreemde denksprongen maken om deze beperkingen te boven te komen. Daarnaast betekent de ontkenning van een abstracte autoriteit die aan de fundamenten van de werkelijkheid staat dat er geen hogere en objectieve standaarden zijn en daarom ook geen idealen kunnen bestaan waar men naar kan streven. FUNDAMENTALISME Het humanisme is een manier om je te wapenen tegen onveiligheid in plaats van om de intellectuele moed op te brengen om het op te lossen. Intelligentie zonder intellectuele moed is zelfvernietigend want je gebruikt het om te rationaliseren. Een afname van slimheid is het gevolg. Iemand die altijd zoekt naar meer kennis heeft een gevoel van onveiligheid. De waarheid is een afgeleide van de werkelijkheid en geen directe veroorzaker. Het verschil tussen waarheid en werkelijkheid geeft belangengroepen de kans om de waarheid in hun voordeel te manipuleren. Jezelf wapenen door middel van intellectualisme leidt nooit tot het vinden van een absolute waarheid maar hooguit tot een hogere hiërarchische positie. Aangezien in een conflictmodel iedereen deze strategie volgt, leidt het niet tot meer veiligheid maar tot een escalatie waarbij de wapens steeds sterker en vernietigender worden, vergelijkbaar met de wapenwedloop tussen landen. In een dergelijke wapenwedloop komen fundamentalistische gedachtegroepen op die de machtigen hun belangrijkste wapens ontnemen. De machtigen kunnen immers de werkelijkheid vormen naar hun belangen en zo de waarheid bepalen. Fundamentalisme en extremisme zijn van zichzelf niet goed of slecht. Er is weliswaar geen absolute waarheid maar 144 fundamentalisme zorgt ervoor dat onderdrukking moeilijker wordt en men daarom meer vrijheid kan krijgen. Extremisme is vergelijkbaar met onrealistisch optimisme. Als je een verandering teweeg wil brengen moet je vechten tegen de behoudende krachten in de samenleving. Hoe sterker deze krachten hoe extremer je je standpunt kracht moet bijzetten. Fundamentalisme en extremisme zijn daarmee wapens in de strijd in het conflictmodel die op termijn alleen bevorderlijk zijn als men het gebruikt om naar het participatiemodel over te stappen. Extremisme en fundamentalisme zijn te bestrijden door geestelijke veiligheid te bieden. CORRUPTIE Elke ideologie kan gecorrumpeerd worden en door het gebrek aan transcendente inbedding in de gemeenschap is het westerse humanisme er extra kwetsbaar voor. Een competitie tussen mensen voor een hogere relatieve positie genereert automatisch corruptie want de mens is in hoge mate homogeen. De onderlinge verschillen zijn minimaal. Wat doe je in een competitie met iemand die dezelfde capaciteiten en achtergrond heeft? De enige realistische mogelijkheid is om hem te ontmenselijken en een fictief verhaal te verzinnen waarin de ander mindere kwaliteiten worden toegedicht. Deze strategie wordt echter door iedereen gebruikt wat leidt tot het systematisch verkeerd inschatten van de tegenstander en het afdrijven van de werkelijkheid. De hemel op aarde is geen privéhemel maar een gemeenschap waar men in kan deelnemen. Volgens het christendom zal na Gods overwinning het nieuwe Jeruzalem neerdalen op aarde. Er zullen dan geen tempels meer zijn voor God want hij is overal en er hoeft geen speciale plaats voor God gecreëerd te worden want dat creëert een barrière tussen God en de mens. Dergelijke tempels van het eigen gelijk zijn elitair en worden door snobs gebruikt om boven de mensen uit te stijgen. 145 De afbrokkeling van het christendom heeft er ook voor gezorgd dat er vele new age bewegingen in het Westen zijn opgekomen. Deze moderne westerse religieuze uitingen zijn vaak sterk individualistisch met een losse organisatiestructuur. Er is weinig vertrouwen in elkaar en er worden over het algemeen geen duidelijke leiders geaccepteerd. Deze groepen zijn onstabiel en kunnen geen langdurige, duurzame acties ondernemen. Ze zullen dan ook niet de stap van sekte naar godsdienst kunnen maken. Hierdoor lukt het hen niet om werkelijk uit het conflictmodel te stappen en een volwaardige positie te verwerven in het participatiemodel. MORAAL Het is een illusie om een universele moraal los van een bepaalde transcendente traditie te hebben. Boven de aangeboren moraal uitstijgen is weliswaar noodzakelijk in een grootschalige samenleving, maar onmogelijk zonder religieuze inbedding want het leidt anders tot sofisme en de ondergang. De mens is niet de maat der dingen, maar participeert in en met het leven. De ‘menselijke maat’ is daarom onmenselijk. Menselijke gemeenschappen zijn niet gebaseerd op een sociaal contract maar zijn het gevolg van intrinsieke socialiteit waardoor we automatisch deel zijn van een gemeenschap en deze van ons. In een grote, complexe samenleving zijn er vele geschreven en ongeschreven codes om dit samenleven in goede banen te leiden, zoals in de vorige hoofdstukken aan de orde is gekomen. Deze gecodificeerde ethiek moet ingebed zijn in de menselijke moraal. De ethiek die aan de basis van de samenleving staat moet aansluiten bij het leven anders werkt het tegen je en ga je de ondergang tegemoet. De menselijke moraliteit is aangeboren. Het idee dat de mens zichzelf moet beschaven en zijn eigen natuur moet weerstaan is irrationeel want het is onmogelijk. Zoals Frans de Waal het verwoord zijn we dan als een school piranha’s die besluit vegetarisch te worden. Dit is zelfbedrog en leidt ertoe dat 146 we ten onder gaan aan rationalisaties waarbij we ons ‘beter’ voordoen dan we zijn om een hiërarchische positie te bereiken ten koste van de ander. Empathie is niet simpelweg meeleven maar is het begrijpen van de belangen van de ander. Empathie is een voorwaarde voor de menselijke moraal maar onvoldoende voor een ethiek. De empathie geldt voornamelijk voor de eigen groep waardoor het eigenbelang wordt vergroot. Hoe zorg je ervoor dat de moraal ook voor anderen werkt? De Verlichting stelt dat je afstand moet nemen van je eigen natuur en iedereen gelijk dient te behandelen ook al is er meer identificatie met de één dan met de ander. Dit is onmogelijk en een rationalisatie. De enige mogelijkheid is om de identificatie te verbreden, of te vernauwen, of door de belangen zodanig te leggen dat het niet mogelijk is om de ander sterk te benadelen. DE WAARDEN VAN EUROPA De waarden van Europa zijn aantrekkelijk in vergelijking met de waarden van Noord-Korea, maar heel wat minder in vergelijking met die van Amerika; Europese gelijkheid versus Amerikaanse vrijheid, niet versus Noord-Koreaanse onderdrukking. Amerikaanse democratie versus Europese aristocratie. Amerikaanse dynamiek en groei versus Europese starheid en neergang. Amerikaanse ideeën van jezelf maximaal ontplooien versus Europese ideeën van acceptatie van een bureaucratisch leven. Mensen willen respect afdwingen om zo een volwaardig deel van de gemeenschap te kunnen zijn. Dit doe je door jezelf maximaal te ontwikkelen (iemand die zijn talenten verspeelt wordt niet gerespecteerd), door voor jezelf te zorgen en niet afhankelijk te zijn van anderen en door anderen te helpen. De waarden van Europa zijn vooral aantrekkelijk voor de armen in de wereld want op korte termijn levert het hen veel kansen op een beter leven op. Maar kinderen worden volwassen en willen uiteindelijk voor zichzelf denken en niet meer onderdrukt worden onder het mom van gelijkheid. De kinderen van Europa komen 147 dan in opstand of verlaten de kraamkamer om naar een meer dynamisch deel van de wereld te vertrekken. Ambitie is ook een essentieel onderdeel van de menselijkheid en het is daarom cruciaal dat de samenleving dit in goede, rechtvaardige banen leidt. We moeten ophouden onszelf te feliciteren met successen uit het verleden en ons te vergelijken met de zwakste achterblijver om zo de waarheid niet onder ogen te hoeven komen dat de huidige waarden op het Europese continent niet meer aan de hoogste standaarden voldoen. De Europese waarden zijn veel minder aantrekkelijk dan vroeger omdat de machtsverhoudingen zijn veranderd en men daarom niet meer gedwongen is mee te gaan in de westerse ideologie. De promotie van Europese waarden was en is een vorm van imperialisme. De universalistische karakteristieken zijn zoals China die eenheid onder de bevolking promoot. De herinterpretatie van de geschiedenis waarin de Oeighoeren en Tibetanen een onderdeel zijn van de Chinese geschiedenis. ‘We zijn allemaal gelijk en daarom moet je je onderwerpen aan de heersende macht’. Gelijkheid in plaats van vrijheid. Dit zijn stereotiepe nationaliserende activiteiten die Europa ook heeft gebruikt om nationale identiteiten op te leggen. Het probleem is dat dit in de 21e eeuw veel moeilijker is door de mogelijkheid om je te onttrekken aan onderdrukking en omdat er vele rechtsregels zijn ingevoerd die geforceerde assimilatie zeer moeilijk maken omdat je daarmee de rechten van individuen schendt. Netwerken wordt steeds belangrijker; dus wie je kent (je sociale vaardigheden en deelname aan een specifieke cultuur) wordt een belangrijke factor voor succes naast inhoudelijke kwaliteiten. Alleen met een gedeelde achtergrond is er vertrouwen mogelijk en heb je iets om over te praten. Waar voorheen een immigrant genoodzaakt was om in de samenleving te integreren om zijn ambities voor een succesvol leven na te streven is dat in de huidige omstandigheden niet noodzakelijk. Een jonge man of vrouw uit Eritrea die in Nederland komt wonen, 148 doet er verstandig aan zichzelf te scholen en om zijn cultuur te behouden. Door de globalisering, overdracht van soevereiniteit naar Europa en de multiculturele samenleving is vernederlandsen niet rationeel omdat het geen grote bijdrage levert aan succes. Dit levert de vraag op wie er nog een Nederlander is? Is een persoon met een Marokkaanse achtergrond een Nederlander? Is een persoon waarvan het meest exotische een belangrijk percentage Friese snobs is maar verder volledig protestants Nederlands, een Nederlander als hij vervreemd is van de Nederlandse cultuur? Is de elite Nederlands? Zij lopen voorop, maar zijn ook de eersten die weglopen als het moeilijk wordt. Wie is er bereid om offers te brengen voor het voortbestaan van de Nederlandse culturele identiteit als er niet een direct voordeel tegenover staat? Anders dan bijvoorbeeld de Joden en Chinezen is het twijfelachtig of Nederlanders door de gebrekkige culturele diepte en lagere status van de Nederlandse cultuur in staat zijn om een duurzame gemeenschap te vormen buiten Nederland. Nu Nederland zelf ook het buitenland wordt, zijn de vooruitzichten op het behoud van de culturele identiteit niet rooskleurig, tenzij we voldoende investeren in de vrijheid in verbondenheid die deze culturele identiteit biedt. Een groot gevaar voor een participatiedemocratie is dat de meest fundamentele eigenschap van een multiculturele samenleving is dat culturele identiteiten worden gebruikt om te concurreren voor machtsposities in de maatschappij. Mensen leven dan niet samen maar concurreren met elkaar in het conflictmodel waarbij winst voor de één het verlies van de ander betekent. Personen nemen dan een bepaalde identiteit aan en gebruiken deze dan als markering voor hun coalitie om vervolgens anderen te benadelen in de strijd voor beperkte maatschappelijke posities. In tijden van existentiële crises wanhopen en rouwen de handelaren en bureaucraten om een eventueel uiteenvallen van de EU. Niet om het verlies van de Europese waarden maar om de misgelopen winst en macht. Het Europese project van de 149 bestuurselite wordt gedreven door ambitie voor meer macht zonder dat de verantwoordelijkheden en risico’s worden genomen. De Europese waarden zijn over het algemeen niet gediend van de EU die vele van deze waarden juist ondermijnt. De enige werkelijke voorstanders zijn de bestuursvoorzitters van grote multinationals en hoge ambtenaren die in de EU een uitbreiding van hun netwerk zien. De EU is niet nodig voor het behoud van een democratische rechtsstaat of de idealen van vrijheid en gelijkheid. De EU is geen democratische instelling die de inwoners van de deelnemende landen als gelijkwaardige partners ziet. In plaats daarvan bestaat het grotendeels uit activisten die hun ambitie volgen en blind zijn voor de gevolgen voor de gemiddelde burger. De activisten van de EU hebben ook liever geen burgers maar volgelingen. INTERNATIONALE ECONOMIE De internationale gemeenschap bestaat uit instellingen opgezet door het Westen en vanuit een westerse wereldvisie. In 2000 kwam George Bush aan de macht in de VS met onder andere een boodschap om het machtsverlies van de VS op de internationale instellingen tegen te gaan. Hoewel de VS de belangrijkste architect van de internationale orde is hebben de instellingen een eigen werkelijkheid gecreëerd met als gevolg een gevoel van een verlies aan soevereiniteit van individuele landen. Met de opkomst van nieuwe economieën, en vooral China, zal dit probleem zich weer, en sterker, voordoen. De waarden waarop de internationale instellingen zijn gebaseerd zullen zeer waarschijnlijk veranderen. Het is de vraag in hoeverre nieuwe machten de waarden van het Westen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens zullen overnemen of aanpassen aan hun belangen. De economische crisis die begon in 2008 werd door geen enkele betrouwbare persoon of instelling voorspeld. De enigen die het voorspelden waren personen die ook crises voorspelden die nooit hebben plaatsgevonden. De vrije markt doctrine, waarbij de 150 overheid zomin mogelijk ingrijpt in de economie en dat als gevolg de onzichtbare hand van de markt vanzelf zorgt voor een ideale economische situatie, is een theorie die empirisch geen stand houdt. Er is zoveel bewijs dat het niet klopt en dat een geïdealiseerd beeld van een bandeloze vrije markt als oplossing voor alle problemen alleen met een rookgordijn van pseudowetenschappelijke wiskundige modellen kan worden volgehouden. Het kapitalisme moet je reguleren en zo in de hand houden want anders zal het leiden tot desintegratie en vernietiging. Het kapitalisme werkte goed en zonder grote crises tot de grote liberaliseringsgolven die de verantwoordelijkheden, machtsverhoudingen en risico’s verkeerd legden. Kapitalisme dat niet gereguleerd wordt heeft de macht om de risico’s af te schuiven. Eén van de problemen bij de banken is dat de bankiers beloond worden voor de hoeveelheid winst die ze maken voor de bank en zichzelf en niet hoeveel winst ze maken voor degene die het geld inbrengt, namelijk de klant. Als er iets mis gaat zijn er weinig risico’s voor de bankiers omdat het niet het eigen geld is en men op z’n hoogst wordt ontslagen en dan bij een andere bank weer verder kan gaan. Economie is geen exacte wetenschap maar een politieke theorie om de belangen van bepaalde groepen te steunen. Ongelijkheid is geen noodzaak, maar een keuze. Als we een samenleving willen hebben waar burgers in plaats van klanten en toeschouwers de meerderheid uitmaken dan is dat een politieke keuze. De dominantie van het liberale gedachtegoed in het publieke domein heeft ertoe geleid dat globalisering en de vrije markt geassocieerd worden met groei. Een land als Nederland dat sterk afhankelijk is van de export heeft grote belangen bij toegang tot buitenlandse markten. Dit betekent echter niet dat globalisering automatisch leidt tot groei. Een gevolg van het verdwijnen van de grenzen is onder andere dat producten overal ongeveer even duur zijn, maar dit betekent ook dat de lonen die in het produceren van het product zitten ook allemaal even hoog 151 zijn. Aangezien Nederland relatief een stuk rijker is dan een groot deel van de wereld is er aan internationale handel behalve een wereld te winnen ook veel te verliezen. Liberalen claimen dat de vrijhandel in ons voordeel is omdat we dan bovenaan de keten kunnen zitten en alle lagere arbeid door anderen kunnen laten doen. Socialisten zien in internationale handel en samenwerking een vorm van solidariteit met de armen die zo geholpen worden om op hetzelfde welvaartsniveau als Nederland te komen. Beide visies hebben een irrationele kant waarbij de verantwoordelijkheden en risico’s worden afgeschoven op de zwakkeren. Doordat de lonen onder druk staan door concurrentie met andere, minder welvarende landen, zal de relatieve welvaart voor een deel van de Nederlandse bevolking ook onder druk staan. Dit gold eerst vooral voor de laagopgeleiden maar in toenemende mate ook voor de middenklasse. De groei komt dan voornamelijk ten goede aan een deel van de maatschappij die het toch al buitenproportioneel goed had. Op deze wijze kan globalisering leiden tot een ondermijning van de middenklasse onder het mom van solidariteit met de zwakkeren in het buitenland en het creëren van ondernemingskansen voor een kleine groep ondernemers. Ook hier is het van groot belang om de verantwoordelijkheden en risico’s niet af te schuiven op de zwakkeren want dit leidt tot verarming en desintegratie van de gemeenschap. De lasten moeten, net als de lusten, op de sterkste schouders worden gelegd. Internationale solidariteit is niet het belonen van Griekse fraudeurs die een zwembad in de tuin hebben, maar investeren in kansen voor de armste in Afrika en Azië en het uitbannen van honger, ziekte en corruptie. De liberalen geloven dat de moraal zoveel mogelijk uit de politiek gehaald moet worden omdat deze te eenvoudig is te manipuleren en dan leidt tot slechte beslissingen. In plaats daarvan kan de markt alle problemen oplossen. Het liberalisme, zoals elke politieke stroming, loopt zelf natuurlijk ook over van moralisme. Het geloof in het wonder van de markt om alle 152 problemen op te lossen is erg gemakkelijk en betekent in de praktijk dat je net doet alsof de verantwoordelijkheden en risico’s zijn verdwenen terwijl ze juist groter worden maar de macht erover kleiner. Het gebruik van minderheden als breekijzer om beleid in te voeren dat bevorderlijk is voor de eigen, ingebeelde, elite groep is daarentegen de belangrijkste reden voor corruptie van politieke moraliteit. Zoals in de hoofdstukken over het conflictmodel en de rechtvaardigheid aan de orde kwam is de creatie en gebruik van minderheden van elk soort en kaliber de meest gebruikte methode van elites om de middenklasse te onteigenen van hun democratische machtsposities. Het weglopen voor verantwoordelijkheden en risico’s verkleint dit echter niet. Alleen door de progressieve erecode te ontmaskeren en de VMR op de juiste plek te leggen is het mogelijk om politiek-morele chantage te voorkomen. De heelheid van ons zijn NUCHTERHEID EN REALISME Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse cultuur is de Hollandse nuchterheid. Net als tolerantie kan nuchterheid echter zowel een positieve als een negatieve bijdrage aan maatschappelijk succes leveren. Goede nuchterheid is het vinden van de juiste balans tussen werkelijkheid (wat mogelijk is) en wat je wilt bereiken (droom of wens). Om succesvol te zijn is het weliswaar noodzakelijk om een optimistische blik op de toekomst te hebben om de uitdagingen van het leven aan te gaan, maar dit mag niet leiden tot zelfbedrog om onrealistische ambitie te verhullen. Je kan pas werkelijk jezelf zijn en de helderheid van geest hebben om kansen te grijpen en bedreigingen te weerstaan als je de moed hebt om zelfbedrog onder ogen te zien. Intelligentie is niet het doorslaggevende kenmerk van succes. Er zijn veel intelligente mensen die niet slim zijn. Je bent pas slim als je je vaardigheden zo inzet dat je succesvol wordt. De machtigsten zijn niet de sterksten of de intelligentsten maar de moedigsten. Zij 153 hebben de moed om hun zwakheden te erkennen zonder te vervallen in lethargie en zelfmedelijden. Tevens is het van belang om arrogantie en een gebrek aan respect niet te verwarren met eerlijkheid en nuchterheid. Mensen zoeken naar waarachtigheid in plaats van huichelachtigheid. Men zoekt niet naar de beperking van de boer, maar naar verlossing van ondermijning door sofisten. Om nuchter te blijven als persoon en als gemeenschap is het noodzakelijk om de samenleving zodanig in te richten dat ambities niet te ver kunnen afdwalen van de werkelijkheid en dat kosten en risico’s niet op anderen kunnen worden afgeschoven waardoor men zichzelf een lange tijd kan bedriegen. Ook is het belangrijk dat men machtsposities niet kan gebruiken om de privileges te behouden want mensen verzinnen de meest uitzinnige verklaringen om hun privileges te legitimeren. Ambitie en professionalisme betekenen ook het pak dragen dat bij je past. Als je wilt meedoen met ‘de grote jongens’ moet je geen oversized pak dragen maar moet je bij je eigen kracht blijven. Nuchterheid is investeren in realisme. Dit is echter iets anders dan rationalisme. Wanneer mensen iets rationeel bekijken en het in een model gieten, levert dit vaak een overzicht op dat beter hanteerbaar is, maar dat ook cruciale informatie weglaat. Er is altijd een gebrek aan informatie in een model. Rationalisme leidt tot abstractie omdat niet alle informatie beschikbaar is. Op deze manier kan je het inzicht verliezen in het dagelijkse leven en leidt dit tot irrationele utopieën. Nuchterheid leidt dan tot vol in het hoofd en leeg in het hart. Ook het ontkennen dat er meer is dan wat de mens direct zelf kan aanschouwen en begrijpen is een verkeerde vorm van nuchterheid en leidt tot geforceerdheid en gek doen waarbij men extreme denksprongen gaat maken om de lege gaten die het rationalisme creëert op te vullen. MACHT ZIT IN DE EENVOUD Een fundamenteel menselijk doel is het streven naar geluk. Werkelijk geluk zorgt ervoor dat een mens straalt van binnen ook 154 al bevindt hij zich in de donkerste en meest uitzichtloze omgeving. Veel mensen zijn echter op z’n hoogst tevreden met hun leven in plaats van dat ze werkelijk gelukkig zijn. Tevredenheid is een valkuil want het zorgt ervoor dat men minder gemotiveerd is om te streven naar volwaardig geluk en genoegen neemt met minder. Tevredenheid is een vorm van ongelukkig zijn en is daarmee een ongeluk dat desalniettemin kan worden verholpen door een juiste vorm van nuchterheid. Bij het streven naar een persoonlijke waarheid is het essentieel dat dit gericht is op een terugkeer naar de eenvoud. Zoals elke natuurwetenschappelijke waarheid ongelooflijk complex lijkt maar uiteindelijk te reduceren is tot een elegante eenvoud, zo geldt dat ook voor de waarheid die de mens zoekt. Daarnaast geeft complexiteit de mogelijkheid aan elites om elk denksysteem te corrumperen. De complexiteit wordt zo een rookgordijn die ons vervreemdt van de waarheid. Een interessant religieus model dat het hogere probeert te benaderen met behulp van de eenvoud is de negatieve theologie uit de Middeleeuwen. De negatieve mystici zoals Meester Eckhart stelden dat het mogelijk is om God te bereiken door af te trekken in plaats van op te tellen. De zoektocht naar de waarheid is een aftreksom in plaats van een optelsom. Deze negatieve theologie probeert door middel van ademhalingsoefeningen en door een ritmisch bewegen te komen tot een vervaging van het ego zodat je wordt wat je aan het doen bent. Hierdoor ga je deel uitmaken van de omgeving en verdwijnen barrières die je tegenhouden. Het lijkt of je niets doet maar in werkelijkheid laat je het leven zijn werk doen en bereik je meer dan als je het rationeel aanpakt. Zo vinden we het ritme van het leven en gaan we op in de omgeving waardoor we werkelijk geluk kunnen vinden. Dit is alleen mogelijk als die omgeving te vertrouwen is en dus het beste met de mens voor heeft. PARTICIPATIE VERGROOT DE MOGELIJKHEDEN Volgens de communautaristen leeft iedereen in een intersubjectieve ruimte met gemeenschappelijke waarden. We 155 zijn dan ook slechts een mens als we deel zijn van een gemeenschap. Als we anderen kwijtraken dan ook onszelf. Een omgeving waar wantrouwen heerst, verstoort onze menselijkheid en leidt tot een ongelukkig leven. Het organiseren van participatieprojecten om mensen bij elkaar te brengen lukt alleen als de vier waarden van veiligheid, inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking geadresseerd worden want anders komen alleen de mensen participeren die toch al meedoen, terwijl de anderen het negeren of er een teken van vriendjespolitiek in zien. Het VMR-model moet in balans worden gebracht en de machtigen moeten de moed hebben om de werkelijke problemen aan te pakken en ze niet op een zondebok af te schuiven. De ontwikkeling van de menselijke beschaving is historisch gezien sterk afhankelijk van schaalgrootte. De eerste menselijke groepen bestonden uit jagers/verzamelaars die in kleine aantallen hun bestaan bij elkaar sprokkelden. De overgang naar een landbouwsamenleving leidde tot een grote toename van de bevolking. De daaropvolgende industriële samenleving maakte het mogelijk om nog veel grotere bevolkingsdichtheden te bereiken. De hogere bevolkingsdichtheden zijn zowel oorzaak als gevolg van de toenemende technologische ontwikkelingen. Door een hoge bevolkingsdichtheid kan er namelijk een sociale dynamiek ontstaan die een creatieve cultuur voortbrengt. Het is echter geen sociale natuurwet dat er een voortdurende toename van creativiteit en technologische vooruitgang is. Ontwikkelingen kunnen ook omkeren. Zo zorgt snobisme voor een beperking van de sociale dynamiek omdat het barrières opwerpt en de bevolkingsgroep daarmee subjectief kleiner wordt aangezien participatie niet meer mogelijk is. Als het snobisme maar sterk genoeg is en daarmee zoveel mensen van elkaar afsluit dan kan dit zelfs leiden tot een terugkeer naar het creatieve niveau van de jager/verzamelaar cultuur. Dit leidt dan al snel tot de ondergang van de specifieke cultuur omdat in de moderne wereld het niet 156 mogelijk is om je staande te houden zonder gebruik te maken van de technologische en culturele verworvenheden. Door het belang van de op elkaar afgestemde man-vrouw relatie te ontkennen verminder je ieders vrijheid. De roep om gelijkheid van uitkomst is een uiting van wantrouwen en levert geen galante mannen en sensuele vrouwen op, maar snobs en boeren. Een dergelijke cultuur kent minder vreugde en levert de cultuur ook minder status op, evenals minder kinderen. In Nederland is er sprake van een sterke onderlinge competitie waarbij de menselijkheid wordt onderdrukt omdat dit aanknopingspunten kan bieden aan onderdrukking. Iedereen wordt dan grijs en agressief als beste methode om jezelf staande te houden. Er is dan geen mannelijkheid of vrouwelijkheid, maar slechts vormloosheid en oppervlakkigheid waarbij iedereen zichzelf verliest. Doordat het conflictmodel zo centraal staat in veel van het westerse denken wordt ook de natuur als een tegenstander gezien. In plaats van dat men de mens ziet als een onderdeel van de natuur, plaatst de mens zich er buiten, met de illusie dat we ons er boven plaatsen wat theoretisch niet mogelijk is. De mens in harmonie zien met de natuur is echter ook een acceptatie van het conflictmodel waarbij men de natuur als leidende factor ziet en de mens als willoos slachtoffer ervan. Een betere visie op de natuur is echter geen harmonie maar participatie. Het verschil is dat bij harmonie je er vanuit gaat dat de natuur niet mag worden aangepast aan de menselijke activiteiten ook al is dat schadelijk voor de mens. Bij participatie gaat het om een samenwerking, een partnerschap, waarbij je accepteert dat de mens wel degelijk een grote invloed op de natuur heeft maar dat dit niet hoeft te betekenen dat deze opgeofferd dient te worden aan de grillen van de misleidende ambitie van de mens. De natuur mag je zodoende niet misbruiken of onderuithalen om zelf de macht te hebben ten koste van het voortbestaan van anderen. De intrinsieke 157 waardigheid betreft niet alleen de mens maar geldt voor elk levend wezen. De waarden in verbanden en vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen Het socialisme heeft als kernideologie gelijkheid van uitkomst. Het liberalisme heeft vrijheid door verwijdering als kernbegrip. Vrijheid in verbondenheid is gelijkheid van kansen die daarmee solidariteit genereert. In het hoofdstuk over de menselijke natuur kwam aan de orde dat de mens een integraal onderdeel van de sociale omgeving is waarmee hij zich identificeert. De sociale natuur van de mens geeft kansen om grootse ambities te verwezenlijken, maar kan in een gevaarlijke omgeving ook zeer bedreigend zijn. Vanuit een politiek standpunt is er veel voor te zeggen om de verbanden tussen mensen als de belangrijkste drager van de vrijheid te beschouwen, want deze bepalen of iemand zich tot een volledig mens kan ontwikkelen of niet. De waarde wordt dan bij het concept van ‘vrijheid in verbondenheid’ niet neergelegd in het atomaire individu maar in de verbanden die het voor het individu mogelijk maken om de eigen overleving te maximaliseren. Door de waarde in de (mogelijke) verbanden te leggen in plaats van het individu is het mogelijk om samenwerking als een vergroting van de individuele vrijheid te zien in plaats van dat het een beperking inhoudt. Het draait bij de zelfbeschikking van de mens om het zelfbewustzijn dat echter niet samenvalt met het atomaire, biologische individu. De neiging van mensen om verbanden te leggen met de sociale omgeving is aangeboren en is een menselijk kenmerk. Deze verbanden zijn van groot belang voor elk individu om succesvol en individualistisch te zijn en niet opgesloten te worden in egoïsme. Om verbanden duurzaam en succesvol te laten zijn is cultuur nodig. Cultuur is daarom voor vrijheid in 158 verbondenheid van groot belang terwijl het bij het klassieke socialisme en liberalisme geen deel uitmaakt van het model. Het menselijke samenleven wordt bij het uitgangspunt van vrijheid in verbondenheid niet van boven opgelegd door gekozen of ongekozen ideologen maar komt vanuit de menselijkheid van elk individu zelf. Hierdoor wordt de soevereiniteit bij de burger geplaatst in plaats van bij een bestuur. Van belang hierbij is dat de burger een partner is waardoor het niet zo is dat deze in isolatie moet worden beschouwd want dat zou een onteigening van zelfbeschikking zijn. Het mens- en wereldbeeld van vrijheid in verbondenheid biedt een modern uitgangspunt op de mens en hoe het samenleven tot stand komt. Hierdoor is het mogelijk om een werkelijk vrije en open samenleving voor allen te krijgen gebaseerd op het menselijke individualisme. Het klassieke liberalisme, socialisme en communautarisme zijn ideologieën die niet individualistisch zijn maar in essentie gebaseerd op egoïsme of op collectivisme. Ze zijn daarmee afhankelijk van een externe macht om het samenleven op te leggen. Waar het klassieke liberalisme vrijheid vaak zodanig definieert dat enkel een bevoorrechte groep er werkelijk van kan profiteren gaat vrijheid in verbondenheid uit van het maximaliseren van de vrijheid van allen. Hierdoor is er bij vrijheid in verbondenheid tevens sprake van gelijkheid-van-kansen, terwijl het klassieke socialisme zich richt op de gelijkheid-vanuitkomst als gevolg van ontstaan wantrouwen en grote machtsverschillen. De waarde wordt bij vrijheid in verbondenheid niet neergelegd in het atomaire individu maar in de verbanden die het voor het individu mogelijk maken om de eigen overleving te maximaliseren. Door de waarde in de (mogelijke) verbanden te leggen in plaats van het individu is het mogelijk om samenwerking als een vergroting van de individuele vrijheid te zien in plaats van dat het een beperking inhoudt. De drie begrippen van de Franse revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap, zijn dan volgens vrijheid in verbondenheid geen verschillende bewegingen maar 159 drie verschillende invalshoeken van één en dezelfde beweging. Bij vrijheid in verbondenheid wordt de kwaliteit van de samenleving afgelezen aan wie er succesvol kan worden. Je helpt de mensen door hun zelfvertrouwen te verhogen, door de culturele identiteit te versterken, hen niet te onderdrukken en ze kansen te geven. Vrijheid in verbondenheid laat ook de tekortkomingen van het oude socialisme en liberalisme zien die beiden uitgaan van atomaire individuen die niet van nature gericht zijn op anderen. Bij het socialisme staat de gelijkheid centraal. Een ideale socialistische samenleving bestaat uit individuen die allemaal aan elkaar gelijk zijn. Om deze gelijkheid op te leggen is een grote bureaucratie nodig die alle mogelijke conflicten onderdrukt en ervoor zorgt dat men niet boven de ander komt te staan. In het socialisme worden mensen gezien als atomaire individuen die moeten worden bevrijd/onderdrukt om zo gelijkheid op te leggen. De sociale banden worden dan opgelegd in plaats van dat men er in vrijheid voor kiest. In het liberalisme staat de vrijheid centraal. Een liberale samenleving gaat uit van atomaire individuen die hun eigen leven inrichten en daarbij niet gericht zijn op de positie van anderen maar enkel op de verbetering van de positie van hunzelf. Een klassiek liberale samenleving heeft een kleine, krachtige staat die, in tegenstelling tot in het socialisme, niet als primaire taak heeft de welvaart te herverdelen, maar om de orde te handhaven zodat iedereen voor zijn eigen geluk kan zorgen. In het liberalisme is er een verwijdering van elkaar wat het gevaar met zich meebrengt dat de samenleving uit elkaar valt. Daarnaast kan een liberale maatschappij veel vrijheid aan de winnaars bieden, maar is er voor de verliezers vaak weinig te halen. Voor hen is vrijheid dan, in de woorden van Janis Joplin: “[freedom is] just another word for nothing left to lose”. Het liberalisme en socialisme zijn uitingen van het conflictmodel en houden elkaar gevangen in de competitie tussen vrijheid door verwijdering versus de gelijkheid van uitkomst. Dit is enkel te doorbreken met vrijheid in verbondenheid. Vrijheid in 160 verbondenheid overstijgt de socialistisch-liberaal, links-rechts en progressief-conservatief tegenstelling en biedt daarvoor in de plaats medemenselijkheid en duurzaamheid. Alleen bij vrijheid in verbondenheid is er werkelijk individualisme, terwijl het socialisme en liberalisme gebaseerd zijn op egoïsme waarbij een samenwerking van bovenaf of door elkaar moet worden opgelegd. Het concept van vrijheid in verbondenheid gaat er vanuit dat mensen van nature gericht zijn op samenwerking met anderen en dat hun zelfbewustzijn zich uitstrekt buiten het fysieke individu. Hierdoor heeft elk individu grootse mogelijkheden om zichzelf tot een volwaardig mens te ontplooien. Het is dan wel noodzakelijk dat de verbanden met de voor de persoon welwillende anderen goed functioneren. Als dit niet het geval is dan wordt men geïsoleerd van de eigen mogelijkheden. Werkelijke vrijheid is eigenlijk altijd een vorm van vrijheid in verbondenheid omdat men anders geen contact heeft met de wereld. De liberale versie van vrijheid door verwijdering is daarentegen slechts een middel om onderdrukking te ontwijken die het gevolg kan zijn van een onrechtvaardige hiërarchische relatie. Het liberalisme biedt daarom een ontsnappingsroute maar biedt zelf echter geen vrijheid. Eenzelfde vergelijking is te trekken met het socialisme, dat gelijkheid tot doel heeft verheven maar omdat het uitgangspunt het atomaire individu is kan dit niet een gelijkheidvan-kansen zijn maar slechts een gelijkheid-van-uitkomst. Vrijheid in verbondenheid is niet het midden tussen links en rechts of tussen socialisme en liberalisme maar redeneert vanuit andere uitgangspunten en een ander mensbeeld. Wanneer we de maatschappij indelen op basis van een gelijkheid-van-uitkomst filosofie dan is er geen sprake van individuele keuzevrijheid en staan gelijkheid en vrijheid op gespannen voet met elkaar. De gelijkheid-van-kansen filosofie daarentegen biedt een raamwerk waarbij vrijheid en gelijkheid elkaar versterken en nodig hebben. Een maatschappij die gericht is op gelijke kansen kan daarbij veel groter, complexer en 161 dynamischer worden. Zo is het bestaan van hiërarchische structuren in een gelijkheid-van-uitkomst samenleving problematisch, omdat het impliceert dat mensen ongelijk zijn. Hiërarchie is dan tegengesteld aan gelijkheid. In een gelijkheidvan-kansen samenleving is hiërarchie echter niet per definitie slecht en ook niet tegengesteld aan gelijkheid. Men kan in een hiërarchische verhouding verkeren en tegelijkertijd gelijkheid hebben. Het gaat immers om gelijke kansen in de strijd voor overleving. Ontkenning van de positieve kwaliteiten van hiërarchische structuren benadeelt de zwaksten van de samenleving. Door een lagere sociale positie of beperktere vaardigheden hebben zij er het meeste baat bij omdat ze vaak niet in staat zijn om de eigen levenskansen maximaal te benutten. Door deel te nemen aan een groep waarvan de leider(s) toegang heeft tot vele middelen, een netwerk of persoonlijke kwaliteiten kan een individu zijn persoonlijke kansen verhogen. Binnen de hiërarchische structuur kan hij meer bereiken dan wanneer hij het alleen moet doen. Hij heeft immers zelf niet de beschikking over de middelen om succesvol te zijn. Het is dan wel van groot belang dat deze hiërarchische structuur niet gericht is op het onderdrukken (=beperken van kansen) van mensen. Kortom, een hiërarchische verbinding is slecht als het de overlevingskansen van personen schaadt en goed als het die kansen vergroot. Om gelijkheid-van-uitkomst te implementeren is het noodzakelijk een elite te hebben die dit oplegt. Zodoende is de hiërarchie niet verdwenen maar is het juist veel steiler en is het geconcentreerd bij een kleine groep. Vandaar ook dat een samenleving die pretendeert geen hiërarchie te kennen en gebaseerd is op gelijkheid-van-uitkomst een totalitaire dictatuur vormt waarin mensen volledig afhankelijk zijn van een elite. Een gelijkheid-van-uitkomst samenleving is een maatschappij waarin regels centraal staan. Deze regels dienen ervoor te zorgen dat mensen niet afwijken van een door het systeem bepaalde gelijkheid. Het is zodoende de ultieme bureaucratie. Een 162 bureaucratie is daarbij te zien als geïnstitutionaliseerd wantrouwen. De wens om onzekerheden uit te sluiten is gecorreleerd met gebrekkig zelfvertrouwen en een idee dat men de mogelijke situatie niet onder controle heeft. Om een bedreigende situatie het hoofd te kunnen bieden zal men proberen om de situatie zoveel mogelijk te formaliseren, maar omdat men niet weet waar de dreiging vandaan komt is er al gauw de neiging om het hele leven te reguleren. Het gevolg is dat men in een kooi van zelfopgelegde regels gevangen kan raken. Vooral in situaties waarin mensen bang zijn voor een (al dan niet bestaande) bedreiging, wordt een bureaucratie overwogen en vaak zelfs gewenst, hoewel dit geen werkelijke vrije wil is. Bureaucratische regels kunnen de dreigende onzekerheid wegnemen. De formele en voor iedereen gelijke regels, geven een zekere bescherming tegen de willekeur van een machtiger groep of persoon. Helaas is het middel uiteindelijk erger dan de kwaal, omdat het bureaucratische systeem van zichzelf al een onmenselijk systeem is. Zo verdwijnt de herkenning van de ander als medemens en wordt het vervangen door formele regels, waardoor tevens de basis van de moraliteit verdwijnt omdat er geen onderlinge identificatie meer is. Hierdoor worden de regels de drager van de moraliteit en is er zonder deze regels een zerosum competitie. Daarbij komt nog dat bureaucratische regels niet voor de top gelden omdat een bureaucratisch systeem, door zijn formele en planmatige aard, niet kan inspelen op onverwachte gebeurtenissen. Dergelijke problemen kunnen alleen buiten het systeem om worden opgelost en geven zo de top alle macht. Het pad van de gelijkheid-van-uitkomst samenleving leidt dan ook van wantrouwen naar onderdrukking tot de ondergang. Bij vrijheid in verbondenheid zijn gelijkheid en vrijheid geen tegengestelden maar juist onderling afhankelijke grootheden die elkaar versterken. Zonder vrijheid is er geen gelijkheid. Het liberalisme gaat uit van vrijheid door verwijdering terwijl het socialisme gelijkheid van uitkomst voorop stelt. Vrijheid is echter alleen 163 mogelijk in verbondenheid en gelijkheid enkel van kansen. Het liberalisme biedt daarom geen vrijheid net zoals het socialisme geen gelijkheid biedt. De politiek als het verbinden van mensen die denken divergerende belangen te hebben Eén van de belangrijkste doelstellingen van de politiek is om personen en groepen met elkaar te verbinden die met elkaar zouden kunnen samenwerken maar die niet uit hun geïsoleerde sociale groep durven komen. Een verbindende politieke visie kan de horizon van de bevolking verbreden door de angst voor samenwerking met anderen weg te nemen. Hiervoor is het noodzakelijk dat dergelijke politiek niet een dekmantel is voor de ambities van enkelen die de verantwoordelijkheden en risico’s op de bevolking afschuiven. Kunst en cultuur kunnen ook een belangrijke rol spelen in het verbinden van mensen. Ook hier is het echter van belang dat de VMR de juiste balans heeft. Kunst en cultuur kunnen een idee van gemeenschappelijkheid bevorderen waardoor mensen het gevoel hebben met elkaar te leven in plaats van naast of tegen elkaar. Snobistische kunstzinnigheid daarentegen zorgt juist voor een verkleining van de groep, afname van het draagvlak en een toename van polarisatie omdat het de bevolking indeelt in hoog versus laag. Dergelijke kunstenaars zijn geen onafhankelijke denkers maar hofnarren en spelen op het veld van de elite waar ze de middenklasse onderuit proberen te halen waardoor de elite extra onderdanen krijgt. Ze stellen daarbij niet de machtsposities van de elite maar die van de middenklasse ter discussie. Door mensen te vervreemden van hun culturele achtergrond worden ze een vluchteling in eigen land en cultuur waardoor verdere onteigening eenvoudiger wordt. Een culturele identiteit is een recht en een verantwoordelijkheid en geen privilege want het is essentieel voor deelname aan een gemeenschap die ingericht is volgens het participatiemodel. 164 Creativiteit is niet extreem want dat impliceert dat men nog steeds in het conflictmodel zit. In plaats daarvan geeft werkelijke creativiteit een blik op een ander paradigma van de wereld. Het is geen kunst om het paradigma van de gevestigde orde te steunen. De politiek en de kunst zijn op hun best als ze een visie voor een betere toekomst voor allen kunnen bieden waarbij mensen kunnen worden verbonden die denken dat ze divergerende belangen hebben maar in werkelijkheid kunnen profiteren van samenwerking. 165