De participatie

advertisement
De participatiedemocratie
Jeroen Zandberg
Schrijver: Jeroen Zandberg
ISBN: 9789462544130
Mijnbestseller.nl
December 2014
2
Inhoudsopgave
1. DE PARTICIPATIEDEMOCRATIE ......................................................... 6
2. DE MENSELIJKE NATUUR ................................................................ 11
3. HET CONFLICTMODEL ..................................................................... 18
Het conflictmodel ........................................................................... 18
Politieke energie creëren met behulp van conflicten .................... 24
Een succesvolle gelijkwaardige reactie vereist het verlaten van het
conflictmodel .................................................................................. 28
De negatieve spiraal van ambitie in het conflictmodel .................. 34
De ideologie van een tweedeling is de oorzaak ervan ............... 35
Een progressieve identiteit ontkent de progressieve waarden . 38
De maakbare samenleving ondermijnt de solidariteit en
rechtvaardigheid......................................................................... 39
Het VMR-model en de kracht van zelforganisatie...................... 41
De progressieve erecode ............................................................ 45
Van ideologisch verenkleed tot vaal vodje ................................. 46
De sterkste schouders dragen vaak de lichtste lasten ............... 47
Kosmopolitische kleinburgerlijkheid .......................................... 48
Onteigening door migratie en het herwinnen van de populistische
stem ................................................................................................ 50
4. VEILIGHEID EN DE STAAT ................................................................ 57
De Europese Unie en de bescherming tegen externe vijanden ..... 59
Bescherming door en tegen de staat ............................................. 64
3
Bescherming tegen interne vijanden en het vergroten van
maatschappelijk vertrouwen .......................................................... 67
Geestelijke veiligheid ...................................................................... 74
5. INCLUSIVITEIT EN DE DEMOCRATIE ................................................ 79
De democratie als zoektocht naar de beste adaptieve waarheid .. 79
Verkiezingskoorts om ons te genezen van maatschappelijke kwalen
en loting en quota’s om een open samenleving te krijgen ............ 84
Loting om het democratische tekort te verkleinen .................... 84
Verkiezingskoorts verwijdert polarisatie .................................... 87
Het democratische en ondemocratische middenveld ............... 88
Hoe democratische middelen een dictatuur kunnen steunen ... 90
De democratische waarden bepalen het democratische gehalte
van een land ............................................................................... 93
Doorstroming en het democratische gebruik van quota’s ......... 95
De scheiding tussen activisme en politiek bestuur .................. 977
De desintegratie van de middenklasse, het einde van de liberale
democratie en het begin van de participatiedemocratie ............. 100
Het gebrekkige democratische gehalte van een liberale
democratie................................................................................ 100
Investeren in vertrouwen bevordert innovatie en verhoogt het
onderwijsniveau ....................................................................... 103
De massamens en de consumptiemaatschappij ...................... 106
Het democratische midden ...................................................... 112
Het verwijderen van de kloof tussen burger en bestuurder door de
ambities gelijk te trekken ............................................................. 114
4
Constructief populisme probeert de belangen van de bevolking
weer centraal te krijgen............................................................ 114
Openheid moet leiden tot vertrouwen en niet tot
oppervlakkigheid ...................................................................... 120
Een burger is een partner terwijl een klant een potentiële klager
is................................................................................................ 124
6. RECHTVAARDIGHEID EN DE RULE OF LAW ................................... 126
De moraal van rechtvaardigheid .................................................. 126
Juridisch activisme ondermijnt de democratische zelfbeschikking
...................................................................................................... 127
De decentralisatie van de soevereiniteit en de gevolgen voor de
rechtsstaat .................................................................................... 133
De Rule of Law en de terugkeer van religie .................................. 135
Een recht heeft altijd een prijs ..................................................... 137
7. ZELFVERWERKELIJKING EN DE HEELHEID VAN ONS ZIJN ............. 140
De gebrekkige zelfverwerkelijking in de westerse ideologie ....... 141
De heelheid van ons zijn ............................................................... 153
De waarden in verbanden en vrijheid in verbondenheid en
gelijkheid van kansen ................................................................... 158
De politiek als het verbinden van mensen die denken divergerende
belangen te hebben...................................................................... 164
5
1. DE PARTICIPATIEDEMOCRATIE
Politici zijn maatschappelijke leiders die als belangrijkste taak
hebben om de waarden in de samenleving goed te krijgen. Een
manager in een groot bedrijf kan niet micro-managen, laat staan
een politicus die al gauw verantwoordelijk is voor het welzijn van
een stad of provincie of zelfs voor de gehele samenleving.
Wanneer politici echter zelf geen idealen hebben, lukt het hen
zeker ook niet om de waarden in de maatschappij goed te krijgen.
Politici zijn geen consultants die worden ingehuurd om een taak
uit te voeren, want een consultant heeft de waarden hoe een
rechtvaardige samenleving zou moeten worden ingericht niet
geïnternaliseerd. Een consultant is een procesmanager die de
ideeën van anderen uitvoert. Als je de waarden niet duidelijk hebt,
is het niet mogelijk om eerlijk tegen jezelf te zijn en waai je met
alle winden mee. Helaas komt het voor dat politici hun idealen zijn
verloren en het hebben vervangen door persoonlijke ambitie. Dit
is onder andere te merken aan het veelvuldige gebruik van
gemeenplaatsen zonder dat men werkelijke strategieën heeft om
deze te verwezenlijken. Zo zijn uitspraken als: werken aan een
rechtvaardige maatschappij, het verhogen van vertrouwen in de
medemens, het wegnemen van angst en zorgen dat de mensen
trots kunnen zijn, nietszeggend omdat iedereen het daar mee eens
is. Het is alsof je pleit voor vrede op aarde. Iedereen wil dat ook.
Het gaat er echter om hoe je dat bereikt en wat de betekenis ervan
precies is. De volgende hoofdstukken hebben als doel om inhoud
te geven aan deze begrippen.
Dit boek heeft als doelstelling om een model te bieden van
een maatschappelijk ideaal dat de politiek weer van de burgers
maakt en dat leidt tot een progressieve en tegelijkertijd duurzame
politiek. Hiertoe wordt een onderscheid gemaakt tussen het
conflictmodel en het participatiemodel. Het eerste is een systeem
waarbij mensen tegenover elkaar staan en het samenleven van
bovenaf moet worden opgelegd. In het participatiemodel liggen de
6
waarden zodanig dat de menselijke vaardigheden om samen te
werken en daarbij het maximale uit het eigen leven te halen
worden bevorderd. Dit participatiemodel heeft vier fundamentele
politiek-maatschappelijke waarden: veiligheid, inclusiviteit,
rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking. Al deze vier waarden
dienen op de juiste manier te worden uitgevoerd om ervoor te
zorgen dat de samenwerking vanuit de burgers kan komen in
plaats van dat het moet worden opgelegd. Een volgend model, het
Verantwoordelijkheid-Macht-Risico (VMR) model, geeft een
leidraad om ervoor te zorgen dat deze zelforganisatie van mensen
in goede banen kan worden geleid. Als mensen door de
bestuurselite zijn onteigend van hun mogelijkheden voor
werkelijke inspraak en participatie in de politiek dan willen ze
alles zonder dat ze vinden dat ze hoeven te kiezen. Dit wordt
veroorzaakt doordat het VMR-model uit balans is. Mensen hebben
dan geen werkelijke macht en het is dan niet rationeel om wel de
verantwoordelijkheid te nemen. Door mensen weer burgers te
maken, dus hen de macht te geven om weer deel te nemen aan het
politiek-maatschappelijk debat, zal de verantwoordelijkheid
vanzelf komen mits men het conflictmodel verlaat. In het
conflictmodel zal iedereen streven naar zoveel mogelijk macht en
tegelijkertijd proberen de verantwoordelijkheden en risico’s op
anderen af te schuiven. Dit levert in het conflictmodel het meeste
individuele voordeel op, maar is ook een uiting van
onvolwassenheid en hedonisme omdat het op lange termijn
iedereen schaadt. Machtsposities in het conflictmodel worden
beschermd door middel van verschillende vormen van
discriminatie, snobisme en gedelegeerde terreur. In het
participatiemodel worden de verantwoordelijkheden, macht en
risico’s zoveel mogelijk aan elkaar gekoppeld waardoor het niet
mogelijk is om succes te behalen ten koste van anderen, maar juist
met anderen. Deze visie op mens en maatschappij zorgt voor
wederzijds vertrouwen tussen mensen wat cruciaal is voor de
veiligheid. Dankzij dit vertrouwen kan men voldoende open zijn
7
tegen anderen en zo samenwerken in het creëren van innovatieve
organisaties waardoor de samenleving zich vernieuwd en
duurzaam succes binnen bereik ligt.
Het participatiemodel
Naast veiligheid is inclusiviteit een voorwaarde om een
gezonde gemeenschap te laten functioneren. Democratie is een
goed, maar ook kwetsbaar, mechanisme om deze inclusiviteit te
bereiken. Het gaat er namelijk om de samenleving zodanig in te
richten dat iedereen zichzelf maximaal kan ontplooien zonder dat
dit succes gebouwd is op het falen van anderen. De overgrote
meerderheid van de bevolking dient in een democratie te bestaan
uit burgers en niet uit klanten. Burgers zijn partners in de
samenwerking om de toekomstige (in)richting van de
samenleving te bepalen. De burgers vormen tezamen de
middenklasse. Deze kijkt niet omhoog of omlaag maar vooruit. Dit
is het grootste verschil met een elite en een onderklasse, zij kijken
wel omhoog en omlaag, in de betekenis dat succes ten koste gaat
van anderen en dat een hiërarchische positie doorslaggevend is
voor persoonlijk succes, maar niet vooruit. In de politiek van het
participatiemodel is het democratische midden geen
machtspositie of een links-rechts indeling, maar een visie op de
samenleving om ervoor te zorgen dat de bevolking bestaat uit
8
burgers die als partner van de overheid en van elkaar, werken aan
succes zonder dat dit gebouwd is op het ongeluk van anderen. Het
democratische midden bevordert de democratische waarden. Net
zoals tolerantie-uit-principe machtsdenken is in plaats van
samenleven, en denken niet los kan staan van doen, is alleen de
participatiedemocratie waar de burger een partner is werkelijk
democratisch. Een liberale democratie waar het politieke bestuur
de inwoners als klanten in plaats van burgers beschouwt, is
ondemocratisch. In dat geval is er alleen sprake van democratie in
naam, maar zijn de structuren zodanig gemanipuleerd dat de
democratische waarden waardeloos zijn geworden. Constructief
populisme heeft als doelstelling om de belangen van de burger
weer centraal te krijgen. Het is onmogelijk om een
participatiesamenleving te hebben als dit gebaseerd is op het
ongeluk van anderen. Participatie is niet hetzelfde als een feestje
bouwen, want dat is meestal hedonistisch plezier van de winnaars
in het conflictmodel. De uitgeslotenen doen dan niet mee.
De derde waarde in het participatiemodel is
rechtvaardigheid. Het rechtvaardigheidsprincipe is een
aangeboren morele eigenschap die gezien kan worden als een
sociaal evenwichtsorgaan waarmee we ons staande kunnen
houden in een sociale omgeving. Als dit verstoord wordt door
onrechtvaardig handelen van anderen dan is het niet meer
mogelijk om samen te werken en desintegreert de maatschappij.
In het conflictmodel grijpt men in zo’n geval terug op het recht als
veiligheidsgordel om mensen bij elkaar te houden. In het
participatiemodel worden rechten echter tot het minimum
beperkt vanuit het inzicht dat elk recht een prijs heeft. Elk recht
dat je krijgt bovenop het minimaal vereiste om deel te kunnen
nemen aan een rechtvaardige gemeenschap dat je vrijheid biedt, is
een afname van diezelfde vrijheid. Door onrechtvaardigheid te
borgen door middel van een toename van rechten wordt de
onrechtvaardigheid
niet
aangepakt
maar
juist
geïnstitutionaliseerd.
De
meest
effectieve
wijze
om
9
onrechtvaardigheid te bestrijden is ervoor zorgen dat het niet
mogelijk is om succes te krijgen door anderen te benadelen.
Geprivilegieerde personen en groepen mogen niet de macht
krijgen om door middel van juridisch activisme de samenleving
zodanig vorm te geven dat het de bestaansvoorwaarden van de
middenklasse ondermijnt.
De vierde waarde van het participatiemodel is de
zelfverwerkelijking. Dit is zowel het sluitstuk als het begin van het
model want zonder zingeving heerst nihilisme en is er geen
veiligheid. Het is in het participatiemodel niet de taak van de
politiek om een leef- en denkstijl op te leggen. Het is echter wel
een taak om te zorgen dat mensen in staat zijn om een leef- en
denkstijl te ontwikkelen die in hun belang is waarmee ze
volwaardige burgers kunnen worden. De overheid heeft daarom
ook een taak om te voorkomen dat ideologieën de maatschappij
gaan domineren die de samenwerking tussen mensen onmogelijk
maken en daarmee het burgerschap ondermijnen. Elke ideologie
is echter relatief en kan zodanig uitgelegd worden dat het
participatie bevordert of juist belemmert. Christelijke politiek kan
bijvoorbeeld worden gezien als identiteitspolitiek of kan de Bijbel
als blauwdruk gebruiken om de samenleving mee in te delen. Het
kan echter ook een politieke visie zijn die gericht is op een
samenleving waar men intermenselijke conflicten overstijgt en
men mensen niet beoordeelt op hun sociale positie, maar ze ziet
als gelijkwaardig ‘in het oog van God’. Het klassieke humanisme is
bijvoorbeeld een vechtmodel waar trots, daadkracht en de
hiërarchische posities in de maatschappij centraal staan, terwijl
het christendom juist probeert de intermenselijke conflicten te
overstijgen door nederigheid, contemplatie en gerichtheid op de
andere wereld centraal te stellen. Christelijke politiek kan in deze
vorm dus zeer geschikt zijn voor de uitvoering van het
participatiemodel omdat het gericht is op rechtvaardige
verbinding tussen mensen en de creatie van het democratische
midden.
10
Dit boek is ingedeeld in zeven hoofdstukken. Hoofdstuk
twee bespreekt de menselijke natuur die als basis dient voor de
modellen om de samenleving mee vorm te geven. In hoofdstuk
drie komt het conflictmodel aan de orde. Hier worden veel van de
problemen met de huidige politiek besproken. Ook komt het
Verantwoordelijkheid-Macht-Risico-model aan bod. In de overige
hoofdstukken staan de vier waarden van het participatiemodel
centraal.
2. DE MENSELIJKE NATUUR
De vrijheid van mensen hangt voor een belangrijk deel af van de
wijze waarop interactie met anderen plaatsvindt. De mens is van
nature een sociaal wezen die alleen kan overleven als onderdeel
van een gemeenschap. De menselijke evolutie heeft ervoor
gezorgd dat we als mens uitstekend in een groep kunnen
functioneren. Om goed te functioneren in een groep is onderlinge
afstemming tussen de deelnemers noodzakelijk. Dit gebeurt onder
andere door middel van regels en procedures. Een belangrijker
onderdeel is echter de herkenning van de ander als onderdeel van
de eigen belangengroep. Een belangrijke eigenschap van de mens
is de mogelijkheid om de gedachten van anderen te lezen. Hierbij
gaat het niet om telepathie, maar om het inlevingsvermogen en
het interpreteren van emoties bij anderen om zo de belangen van
de ander inzichtelijk te maken.
Mensen moeten de geest van de ander kunnen ‘lezen’ want
als het geestelijk leven van een persoon enkel toegankelijk zou
zijn voor die specifieke persoon, dan is het niet mogelijk om te
communiceren met een ander want er zou nooit
overeenstemming over ervaringen en hun betekenis kunnen
bestaan. Zo zou iedere persoon volledig afgesloten zijn van de
ander. Dat er een aangeboren mogelijkheid tot het lezen van
andermans geest bestaat, is onder andere af te leiden uit de
aangeboren mogelijkheid voor taalverwerving die elk mens bezit.
11
De menselijke taal is een exclusief sociaal fenomeen en heeft geen
betekenis als je enkel het individu als maat neemt. De vraag is dan
ook niet zozeer òf we andere geesten kunnen lezen, maar hoe we
dat doen. Hierbij is het grote probleem dat er geen directe
verbinding tussen de ander en ons is. De gedachten van de ander
zijn niet direct waarneembaar. Het gedrag daarentegen is wel
direct waarneembaar en hierin ligt dan ook de sleutel tot het
herkennen van de ander als deel van onszelf. Het gedrag dat we
waarnemen bij de ander wordt geïnterpreteerd en zo ‘weten’ we
wat de ander voelt en denkt en hoe de belangen liggen. Dit
gebeurt naar analogie van ons eigen bewustzijn; we beelden ons
in wat wij in die situatie zouden doen en wat dus onze belangen
zijn. Dit proces wordt de simulatie-theorie genoemd, waarbij we
de situatie waarin de ander zich bevindt in onze geest simuleren.
Deze neuropsychologische theorie heeft veel empirische
ondersteuning gekregen. Zo is het bestaan van spiegelneuronen
aangetoond, wat inhoudt dat de hersencellen zowel actief zijn als
de persoon een taak zelf uitvoert als wanneer hij een ander die
activiteit ziet verrichten. Dezelfde hersendelen worden
geactiveerd bij het zien van een emotie als wanneer zij werkelijk
wordt gevoeld. Op deze wijze voelen we wat een ander voelt en
denken we wat een ander denkt. Dit zijn aangeboren en
automatische processen die ervoor zorgen dat onze hersenen bij
wijze van spreken in direct contact staan met die van anderen
zonder dat er sprake is van een fysieke verbondenheid of van
paranormale gaven.
Dankzij deze mechanismen zijn we in staat om samen te
werken met personen die gelijke belangen hebben, waardoor we
onze overlevingskansen sterk vergroten. Doordat de gevoelens
verbonden aan belangen van de anderen gedeeltelijk ook onze
gevoelens en belangen worden, zorgt dit ervoor dat men bij wijze
van spreken deel is van eenzelfde entiteit. Het is dan ook zo dat
het zelfbewustzijn zich uitstrekt buiten ons biologische wezen.
Het gedrag, de gevoelens en belangen van anderen waarmee
12
herkenning bestaat worden deel van ons zelfbewustzijn.
Aangezien de zelfbeschikking betrekking heeft op het
zelfbewustzijn dienen we deze ‘anderen’ er ook bij te betrekken.
In een goed functionerende individualistische samenleving is dit
inderdaad het geval en neemt men de sociale omgeving die gelijke
belangen aan onszelf heeft altijd mee in de afweging. We
redeneren altijd vanuit het zelfbewustzijn, en de rede dient dan
ook dit als uitgangspunt te nemen en niet een visie van de mens
waarbij hij afgesloten is van de sociale interactie. Hierin ligt een
belangrijk verschil tussen individualisme en egoïsme. Bij deze
laatste wordt er geen rekening gehouden met belangen van
anderen en kijkt men enkel naar het ‘eigenbelang’. Het probleem
is echter dat het egoïstische eigenbelang de eigen belangen
helemaal niet goed dient als men moet deelnemen aan een sociale
omgeving. Ieder ander wordt dan namelijk afgestoten waardoor
de gehele samenleving wordt geclassificeerd als vijand. Zo komt
men alleen te staan en nemen de mogelijkheden sterk af. Het
egoïsme vermindert de vrijheid van iedereen. Egoïsme is vaak het
gevolg van de onmogelijkheid om deel te nemen aan een sociale
omgeving die het beste met een persoon voor heeft.
De mens is geen atomair individu dat vanuit die
hoedanigheid de wereld bekijkt. In plaats daarvan is de mens een
integraal onderdeel van de sociale omgeving waarmee hij zich
identificeert. Dit ‘Zelf’ is de basis waarmee men de wereld
tegemoet treedt en men zichzelf ziet. Er is een aangeboren neiging
om anderen te (h)erkennen als onderdeel van het Zelf, maar
afwijkingen zoals autisme kunnen deze (h)erkenning blokkeren
waardoor men afgesloten wordt van de ander en daardoor
automatisch ook afgesloten is van zichzelf. De behoefte aan
(h)erkenning is zo groot dat het onbewust voorrang heeft op de
andere levensbehoeften, zodat een gebrek aan (h)erkenning grote
gevaren oplevert doordat men andere levensbehoeften opzij zal
zetten en men kwetsbaarder is voor misbruik. Het is dan zelfs zo
dat geïsoleerde mensen bewust conflicten opzoeken om niet weg
13
te kwijnen in isolatie. Er is immers ook (h)erkenning tussen
mensen in een conflict.
Een intrinsieke goedheid van de mens zorgt voor een
totaal andere samenleving die een veel grotere vrijheid biedt dan
een maatschappij gebaseerd op de intrinsieke slechtheid van zijn
bestanddelen. De mens is van nature goed tegen zichzelf en alles
en iedereen waarmee hij zich identificeert. Het doel van het leven
is om uiteindelijk succesvol te overleven. Iets is dan goed als het
behulpzaam is voor het overleven van de persoon. De essentie van
goedheid en geluk ligt dan in overleving. De mens is van nature
goed tegen zichzelf en anderen, maar geweld uit de samenleving
kan zich in de persoon nestelen en hem zo te gronde richten.
Geweld leidt ertoe dat men zich moet afsluiten voor de wereld,
maar omdat de mens van nature gericht is op de buitenwereld en
alleen zo een volledig mens kan worden, beperkt geweld het
zelfbewustzijn.
Eigenaarschap is onmogelijk bij misbruik
Het zelfbewustzijn van de mens is het gevolg van het je eigen
maken van de voorstellingen die je creëert van de wereld en jezelf
op basis van de prikkels die je krijgt via de verschillende
zintuigen. Dit ‘eigen maken van voorstellingen’ gebeurt door ze te
voorzien van een emotioneel stempel dat aangeeft in hoeverre ze
van belang voor jou zijn. Het tot de onze maken van objecten en
gebeurtenissen in de wereld is daarmee essentieel voor een
volwaardig zelfbewustzijn. De mens is van nature goed tegen
zichzelf en iedereen waarmee men zich identificeert. Anderen
(mensen, objecten, ideeën, de natuur) tot eigendom maken is dan
positief want op die manier worden zij deel van onszelf en
gelijkgesteld aan onze belangen. Desalniettemin is er vaak de
claim dat als we mensen of de natuur als eigendom zien we hen
‘ontmenselijken’ en daarmee benadelen. Discriminatie en de
verwoesting van de natuur zijn hier direct mee geassocieerd. Het
misbruiken van anderen is echter niet hetzelfde als eigendom
14
worden van hen. In plaats daarvan is het een corruptie van de
mens dat veroorzaakt wordt doordat we ons in het conflictmodel
bevinden in plaats van het participatiemodel. De mens is van
nature goed tegen zichzelf en eigenaarschap van anderen
betekent in wezen de uitbreiding van deze goedheid naar deze
anderen.
Als
mensen
anderen
misbruiken
als
gebruiksvoorwerpen die zelf geen waarde hebben dan is men
geen eigenaar van hen en is het zelfs zo dat men een deel van
zichzelf verliest. Men verliest een deel van zijn zelfbewustzijn. Dit
wordt veroorzaakt doordat men zich afsluit van de werkelijkheid
en dit opnieuw interpreteert om zodoende de ander te benadelen.
Men creëert dus zowel illusies als dat men de waargenomen
prikkels niet meer toe-eigent als behorend tot onszelf doordat ze
niet meer van een emotioneel stempel worden voorzien.
Ontmenselijking gaat dan ook altijd gepaard met een verlies van
emotionele verbondenheid met de wereld, maar daarmee ook een
verlies van verbondenheid met onszelf. Ontmenselijking van
anderen is dan per definitie ook de ontmenselijking van jezelf.
Doordat men de waargenomen wereld niet meer tot eigendom
kan maken zorgt dit ervoor dat men ook het eigenaarschap van
zichzelf verliest. Hierdoor staat men bloot aan vele bedreigingen
die een steeds grotere inbreuk maken op de kans om een
succesvol leven te leiden. Deze bedreigingen zullen steeds meer in
hevigheid toenemen doordat degenen die ontmenselijkt zijn
vijandig zullen worden tegenover de dader die hen heeft
benadeeld en er zodoende belang bij hebben om die persoon te
ondermijnen.
De mens als potentie
De kenmerken die ons menselijk maken zijn weliswaar bij ieder
mens aanwezig maar de mate van ontwikkeling ervan is niet
gelijk. De invulling van, en interactie tussen, de menselijke
kenmerken bepalen het individuele karakter van mensen. Hierin
ligt het grote belang van de cultuur, aangezien de meeste
15
kenmerken
slechts
mogelijkheden
bieden
en
geen
vanzelfsprekendheid zijn. Alle dieren hebben aangeboren
instincten die hen in staat stellen om zich staande te houden in de
wereld en succesvol te overleven, maar waar een insect voldoende
heeft aan deze instincten moet de mens een jarenlang leerproces
ondergaan. Dit leerproces gaat het gehele leven door. De
kenmerken van de mens zijn in wezen slechts mogelijkheden die
ontwikkeld moeten worden en zijn zonder deze ontwikkeling niet
voldoende gevormd om overleving mogelijk te maken. De
persoonlijkheid, de persoonlijke cultuur, wordt gevormd door de
aangeboren kenmerken verder te ontwikkelen zodat ze de
persoon in staat stellen om voor de eigen overleving zorg te
dragen.
De mens is geen atomaire onveranderende entiteit. In
plaats daarvan wordt de mens continu gevormd en is hij
afhankelijk van sociale interacties voor zijn ontwikkeling. Een
persoon kan pas werkelijk een mens worden als hij of zij de
mogelijkheden heeft om zichzelf volwaardig te ontwikkelen. Het
zijn daarom deze mogelijkheden die het uitgangspunt van een
rechtvaardige ethiek zouden moeten zijn. Wanneer je dat niet doet
dan accepteer je een systeem dat enkel de machtigen steunt, want
zij bezitten al de mogelijkheden die anderen worden onthouden.
De ideologieën die de mens als enkelvoudige, atomaire entiteit
beschouwen zijn daarom onmenselijk omdat ze niet ‘de mens’ als
uitgangspunt nemen en daarmee de zwakkeren in de steek laten
die nooit uit hun benarde positie kunnen komen. Zij zitten
gevangen in een gebrek aan mogelijkheden. Een rechtvaardig
systeem moet daarom gericht zijn op het bieden van kansen op
een volwaardig leven. Slechts dan kan iemand werkelijk mens
worden. Een cruciaal element van mensenrechten is vrijheid. Een
mens is pas werkelijk vrij als hij de mogelijkheid heeft om zorg te
dragen voor zijn succesvolle overleving. Het beste dat iemand kan
worden is zichzelf. Hierbij is het noodzakelijk dat je accepteert dat
16
het ontplooien van je menselijke kenmerken het hoogst mogelijke
doel is en dat je niet probeert iets anders te worden.
De menselijke vrijheid
Werkelijke vrijheid betekent dat men in staat is om die keuze te
maken die ons belang zo goed mogelijk dient. Als we iets willen
dat niet in ons belang is dan zijn we niet vrij. Een keuze voor het
kwade is dan ook geen vrijheid want het betekent dat men besluit
iets te doen dat niet in het eigen belang is. Kiezen voor het kwade
betekent dat je jezelf verloochent en vervreemd raakt van je
menselijkheid en daardoor minder goed in staat bent om te
reageren op de dreigingen van de wereld. Je neemt dan als het
ware niet de verantwoordelijkheid om het goede te doen en laat je
leiden door externe machten. Kiezen voor het goede is dan
synoniem met vrijheid. De vrije wil is enkel vrij als men
beslissingen neemt die in het belang zijn van de eigen overleving.
Wanneer men misleid of gedwongen wordt om besluiten te
nemen die tegen de eigen belangen ingaan dan is men niet echt
vrij. Wanneer we ons afsluiten voor anderen om hen te
ontmenselijken met als doel hen te benadelen, ontmenselijken we
tegelijkertijd ook onszelf. Als gevolg hiervan vermindert ons
zelfbewustzijn en zijn we minder goed in staat om correct te
reageren op potentiële bedreigingen. Hierdoor wordt de kans zeer
groot dat we verkeerde keuzes maken die ons op termijn in het
ongeluk storten. Het Kwaad is dan ook een vervreemding van
onszelf waarbij we de eigen menselijkheid verloochenen en
onszelf voor de gek houden dat dit ons beter maakt en meer
oplevert. Dit is echter een illusie want je kunt nooit meer bereiken
dan een volledige ontplooiing van je eigen menselijkheid. De grijns
van het kwaad is een grimas die minachting, incompetentie en een
verlies van zelfbewustzijn toont. ‘Jezelf zijn’ betekent niet dat je
moet zijn zoals je nu bent of zoals anderen of zelfs jezelf je op dit
moment ziet, maar om dat te worden dat zorgt voor een succesvol
overleven. Er is pas een vrije wil als men besluiten neemt die de
17
eigen overleving ten goede komen. De beperkte rationele
capaciteiten van elk individueel mens impliceren dat men
afhankelijk is van de omgeving om zijn rationaliteit in te
grondvesten als men werkelijk vrij wil zijn. Een groot deel van het
rationele denken moet in wezen buiten de individuele persoon
plaatsvinden. Hiertoe is het noodzakelijk dat de sociale omgeving
hetzelfde doel voor overleven heeft als het individu. Als de
belangen te ver uiteenlopen, gaat men tegen elkaar werken en is
er geen rationaliteit meer mogelijk waardoor men ten onder gaat
aan illusies. De gemeenschap moet eenzelfde doel voor overleving
nastreven waarmee er sprake is van een bezield verband.
3. HET CONFLICTMODEL
Het conflictmodel
Een conflict ontstaat wanneer mensen een verschil van mening
hebben en men er niet in harmonie uit kan of wil komen. Mensen
hebben dan tegengestelde belangen en zijn niet bereid tot het
doen van compromissen. In plaats daarvan volgen ze hun
persoonlijke, individuele ambitie. De wijze waarop het moderne
westerse systeem van de kapitalistische, liberale democratie
dergelijke conflicten probeert op te lossen is door middel van
verwijdering. Wanneer er een conflict tussen mensen ontstaat
worden ze allen in de gelegenheid gesteld om voor zichzelf,
zonder inmenging van de ander, hun belangen na te streven.
De handboeken voor conflicthantering laten zien dat een conflict
alleen kan bestaan als er aan vier voorwaarden wordt voldaan.
Wanneer één van deze voorwaarden wordt verwijderd zal het
conflict ophouden te bestaan.
De voorwaarden voor het bestaan van een conflict zijn:
1. Mensen moeten samenwerken
2. Er is een belangrijk verschil van mening tussen hen
18
3. Er zijn irritaties omdat men niet gehoord wordt
4. Er is onwil om de ander te horen doordat men emotioneel
beschadigd is.
Ons politieke en maatschappelijke systeem is zodanig ingericht
dat men voornamelijk probeert om de eerste voorwaarde voor het
bestaan van een conflict eruit te halen. Als men niet hoeft samen
te werken dan is er ook geen conflict meer. Het grote probleem is
natuurlijk dat we in ieders belang wel degelijk moeten
samenwerken. Het is een illusie om te denken dat mensen een
volwaardig leven kunnen leiden en geluk kunnen vinden zonder
samenwerking. Vrijheid is alleen mogelijk in een gemeenschap en
als men geïsoleerd is van ieder ander mens dan houdt de vrijheid
op te bestaan.
Het liberalisme heeft er desondanks wel significant toe
bijgedragen dat het Westen materiële welvaart heeft gewonnen in
de laatste paar eeuwen. De voordelen van een systeem dat ieder
individu zijn ambitie laat nastreven, is dat mensen niet worden
tegengehouden door de gevestigde orde die probeert om
verandering tegen te houden. De nadelen zijn echter steeds
zwaarder gaan wegen, ook omdat de waarden die de
gemeenschap bijeenhielden zijn geërodeerd. Het kale liberalisme
dat niet is ingebed in een communautaire ideologie als het
nationalisme of het christendom zorgt voor een onmenselijke en
onleefbare omgeving waar mensen steeds verder van elkaar
vervreemd raken.
Een intrinsiek probleem van het liberale systeem is dat het
mensen als atomaire individuen ziet die vanuit die hoedanigheid
de wereld benaderen. De mens is echter een sociaal wezen die
onderdeel is van de omgeving. Zoals in het tweede hoofdstuk aan
de orde kwam kan je de rationaliteit van de mens niet herleiden
tot het atomaire individu. Het liberalisme en socialisme hebben
beiden een model voor de samenleving en de mens. Dit model gaat
echter uit van individuen die geestelijk en lichamelijk geïsoleerd
19
zijn van anderen. Veel menselijk gedrag past niet goed in de
modellen van het socialisme en liberalisme. Dit wordt echter
toegeschreven aan de irrationaliteit van de mens, terwijl het veel
logischer zou zijn om het toe te schrijven aan de gebrekkige
modellen die het socialisme en liberalisme van de mens en
maatschappij hebben. Het verkeerde mensbeeld van het
liberalisme tezamen met de onbalans in het oplossen van
conflicten door alle kaarten te zetten op verwijdering, zorgt
ervoor dat een liberaal-democratische samenleving een aantal
fasen van escalatie doorloopt die uiteindelijk desastreus zijn voor
de bevolking.
Een conflict kent de volgende drie fasen:
1. De rationele fase
2. De emotionele fase
3. De strijdfase
De rationele fase is het ideaalbeeld van een goed functionerende
liberaal-democratische maatschappij. Hierin is er sprake van
competitie tussen individuele mensen, waarbij men niet op de
persoon maar op de zaak speelt en er een win-win situatie kan
ontstaan. Er is nog steeds samenwerking mogelijk omdat men
uitgaat van de mogelijkheid dat er plaats is voor de belangen van
iedereen. Mensen zijn dan niet gericht op de positie van anderen
maar proberen persoonlijk succes te behalen door middel van
verwijdering van anderen. Conflicten in de rationele fase kunnen
nuttig zijn omdat ze mensen dwingen om de eigen belangen
duidelijker te krijgen en om vooruitgang te forceren wanneer de
gevestigde orde verandering tegen houdt. Echter, de rationele fase
kent ook minder idealistische kanten. Zo praat men bijvoorbeeld
niet meer met elkaar maar tegen elkaar en worden argumenten
afgewogen met als doel om tegenargumenten te verzinnen in
plaats van dat men gezamenlijk zoekt naar de beste oplossing.
Intellectueel geweld wordt zodoende ingezet om de competitie te
20
winnen. Dit zorgt ervoor dat het beeld van de win-win situatie
langzaam maar zeker verandert naar een win-verlies situatie. Als
gevolg van de competitie waarbij men tegenover elkaar staat
zullen sommigen er als winnaar en anderen als verliezer uit
komen. De winnaars zullen zich vervolgens superieur voelen aan
anderen en de belangen van de verliezers als onbelangrijk
wegzetten, wat de mogelijke samenwerking nog verder
bemoeilijkt.
De volgende fase is de emotionele fase waarbij het
uitgangspunt is dat één het conflict wint terwijl de ander het
verliest. De ‘samenwerking’ blijft nog behouden omdat velen
denken dat zij een kans hebben om de ander te verslaan vanuit
het door het individualisme gecreëerde zelfbedrog. Wanneer
mensen emotioneel geïsoleerd worden van anderen en met hen in
competitie zijn, zullen zij zichzelf beter achten dan de ander. Een
vorm van onrealistisch optimisme en het hooghouden van de
zelfwaarde door anderen als minder te beschouwen is cruciaal
voor een geïsoleerd persoon omdat hij anders de competitie niet
meer aandurft en zodoende al verloren heeft zonder dat hij een
gevecht heeft geleverd. In de emotionele fase wil iedereen winnen
ongeacht de gevolgen voor de ander. Er heerst, terecht,
wantrouwen dat de ander niet het beste met je voor heeft. Mensen
zullen proberen om de ander te ontmaskeren en de integriteit in
twijfel te trekken zodat men zelf sterker komt te staan in de
competitie. In deze fase is het al vrijwel onmogelijk om er samen
uit te komen en blijven mensen lijnrecht tegenover elkaar staan.
Het is noodzakelijk dat alle partijen gaan inzien dat samenwerking
noodzakelijk is voor ieders succes. Als de conflicten echter nu niet
worden aangepakt zal men vanzelf afdalen naar de volgende, en
laatste, fase.
De derde en laatste fase is de strijdfase. Deze fase wordt
gekenmerkt door een verlies-verlies uitgangspunt. Er is geen
samenwerking meer omdat men de hoop heeft opgegeven om het
conflict te winnen. In plaats daarvan is iedereen erop gericht de
21
ander te laten verliezen. Het bestaansrecht van de ander wordt
dan ontkend en alles wordt in het werk gesteld om ervoor te
zorgen dat de ander wordt vernietigd. In deze fase spreekt men
niet meer met of zelfs tegen elkaar, maar voornamelijk over elkaar
met de slechtst mogelijke intenties. Een dergelijke situatie is te
vergelijken met een oorlog van allen tegen allen en dit is alleen op
te lossen door de vernietiging van één of beide partijen of door
een machtsgreep. In het conflictmodel ga je van verwijdering naar
onderdrukking naar desintegratie.
In de huidige westerse samenlevingen zijn al deze drie
fasen zichtbaar. De meest succesvolle maatschappijen bevinden
zich in fase één, terwijl anderen zich in fase twee bevinden. Geen
enkele samenleving bevindt zich op dit moment in fase drie,
hoewel sommige lokale gemeenschappen zich wel in deze
strijdfase bevinden. Hoe is het mogelijk dat geen enkele westerse
samenleving op dit moment het gehele conflictmodel heeft
doorlopen? Eén reden hiervoor is dat westerse samenlevingen
22
niet volledig gebaseerd zijn op liberale uitgangspunten maar dat
er nog een sterk communautaire ideologie in de vorm van
nationalisme en christendom aanwezig is, of was. Nu deze
communautaire ideologieën snel terrein verliezen neemt de druk
van de onderlinge conflicten toe en daalt de samenleving snel
verder af in het conflictmodel. Een andere reden voor het
uitblijven van een degeneratie van de samenleving als gevolg van
de escalatie van conflicten is de export van deze conflicten naar
niet-westerse gebieden. Dankzij deze export van conflicten is het
decennialang mogelijk geweest om de verliezers buiten de
grenzen te houden. Op deze manier was het mogelijk een façade
van een win-win model op te houden, tenminste voor diegenen
die niet-westerlingen ontmenselijkten. Nu het niet-Westen
zichzelf in de laatste decennia sterk heeft ontwikkeld en conflicten
niet meer eenvoudig kunnen worden geëxporteerd is ook dit
ventiel verdwenen. Voor de levensvatbaarheid van westerse
samenlevingen is het daarom van groot belang dat het
conflictmodel wordt aangepast opdat we niet allen ten onder
gaan.
In het conflictmodel probeert men de ander te beperken
zodat hij niets voortbrengt. De sterksten zijn zij die wel iets
voortbrengen, onder andere kinderen, bedrijven, culturele
uitingen en dergelijke. Het beperken van anderen strekt zich
echter niet alleen uit tot de zwakkeren maar ook tot degenen met
een groot potentieel, om er zo voor te zorgen dat het niet opvalt
hoe slecht de rest eigenlijk is.
Een maatschappij waarin iedereen gericht is op egoïstisch
eigengewin en men de belangen van anderen niet erkent als deel
van de eigen belangen zal uiteindelijk polariseren. De competitie
leidt er namelijk toe dat sommigen winnen, maar anderen
verliezen. Dit leidt tot polarisatie en een afdaling naar de
emotionele fase van het conflictmodel. Het uitgangspunt is hierbij
dat men wil winnen en dat dit ten koste gaat van anderen. Dit
geldt zowel in de politiek als in de maatschappij als geheel. In de
23
politiek is de emotionele fase het moment waarop populistische
partijen opkomen als stem van de benadeelden. Door de
toenemende hardheid van de conflicten ontstaan er coalities van
personen en groepen om zo sterker te staan tegenover anderen en
zo de kans op winst te verhogen. Ook de gevestigde politieke
klasse heeft de neiging om een grote coalitie te vormen die in het
nadeel is van een significant deel van de bevolking. In een conflict
is het bezit van machtsposities cruciaal om een dergelijk conflict
te winnen. Mensen zullen dan ook sterk gehecht zijn aan het
voortbestaan van de groep die de machtspositie belichaamt en
daarmee hun veiligheid garandeert. Als gevolg hiervan ontstaan er
sterke vijandbeelden tegen iedereen die deze veiligheid bedreigt.
Deze vijandbeelden zorgen er vervolgens voor dat men nog
minder rekening houdt met de belangen van de ander en er geen
werkelijke dialoog meer is tussen bevolking enerzijds en
gekozenen en bestuurders anderzijds. Een reactie op deze situatie
is de opkomst van populistische partijen die als gladiatoren van de
benadeelden de gevestigde orde bestrijden in de politieke arena.
Zij gebruiken dezelfde uitgangspunten als de gevestigde orde,
namelijk winst voor mij en verlies voor jou. In deze situatie is het
noodzakelijk dat beide partijen met elkaar gaan praten en de
belangen van iedereen afwegen zonder elkaar tekort te doen.
Wanneer een populistische beweging niet succesvol is in het
verbeteren van het politieke lot van de benadeelden dan zullen de
standpunten verharden en zal men afdalen naar de laatste fase. In
de strijdfase is men enkel geïnteresseerd in het verlies van de
ander. Dit geldt zowel voor de gevestigde orde als voor de
populisten. Uiteindelijk leidt dit tot de desintegratie van het
systeem en van de maatschappij.
Politieke energie creëren met behulp van conflicten
De onderhandelingspositie van degenen die niet aan de macht
zijn, is altijd moeilijker dan die van de machthebbers. Dit voordeel
wordt veroorzaakt doordat men de machtspositie kan inzetten in
24
de competitie met anderen maar ook omdat men eenvoudigweg
overheidsbeleid kan uitvoeren. Deze uitvoering van beleid zorgt
ervoor dat de ideeën van de machthebbers worden
geïmplementeerd en deze daarmee de samenleving vormgeven.
Het zorgt tevens voor een voortdurende beweging en het leven
moet altijd bewegen wil het overleven. Denken kan niet zonder
doen want anders verlies je het contact met de werkelijkheid en
jezelf. Een groot gevaar voor al degenen die niet deelnemen,
geestelijk en lichamelijk, aan dit uitvoerende beleid is dat men al
gauw niets doet en daarmee afglijdt naar lethargie en een
depressie. Stilstand is afsterving. De isolatie en machteloosheid
van degenen die door de gevestigde orde zijn buitengesloten leidt
tevens tot frustratie. Een groot gevaar van frustratie is dat men
niet meer goed in staat is de eigen belangen te overzien waardoor
men de verkeerde gevechten gaat leveren. Zoals in het eerste
hoofdstuk aan de orde kwam, is de mens een intrinsiek sociaal
dier die gericht is op, en deel van, de sociale omgeving. Frustratie
wordt veroorzaakt doordat men niet zichzelf kan zijn en men geen
vrijheid heeft. Als iemand gefrustreerd is en hij wordt
geconfronteerd met een competitie voor een specifiek doel dan
vecht hij niet tegen deze tegenstander om dat doel te bereiken
maar vecht hij om zijn frustratie te laten verdwijnen. Je vecht dan
het verkeerde gevecht en bent sterk in het nadeel. De onmacht
wordt dan vergroot terwijl men zichzelf voor de gek houdt dat
men juist meer macht krijgt.
Een populistische partij kan enkel een duurzame
(tegen)macht zijn als het erin slaagt om zichzelf en de achterban
in beweging te brengen en te houden. Aangezien populisten geen
bestuursmacht hebben is er een andere bewegingsmotor nodig.
Elke politieke partij is in essentie een zendingsorganisatie die, net
als de Jehova’s Getuigen, probeert de mensen te overtuigen van
hun wereldbeeld, aangevuld met een bestuurscomponent nadat
men deelname aan de macht heeft veroverd. De primaire
doelstelling van de populisten is de politieke emancipatie van de
25
uitgeslotenen en ervoor zorgen dat zij weer kunnen deelnemen
aan de politiek. Deze doelstelling wordt meestal ideologisch
gesteund door een religieuze of nationalistische component. Er is
echter meer nodig dan een abstracte, lange termijn visie. Wanneer
een populistische partij er niet in slaagt om op korte termijn de
macht te veroveren raakt het zijn momentum kwijt en kan het
even snel weer ten onder gaan als dat het is opgekomen. De
onvrede blijft dan nog wel bestaan, maar de actie om deze
onvrede aan te pakken verdwijnt. Dit leidt tot frustratie, onmacht,
depressie en een algeheel gevoel van een ongelukkig leven bij de
politieke verliezers.
Een populistische partij heeft te maken met een inherent
energiegebrek wat ervoor zorgt dat het zeer moeilijk is om een
politieke koers te varen die zich uitstrekt over een langere
periode. De wijze waarop succesvolle populisten dit aanpakken is
door het creëren van conflicten. Conflicten genereren energie en
kunnen daarom als vliegwiel dienen om de lange termijn
doelstellingen van de populisten te behalen. Hoe minder
geestesenergie men heeft hoe meer kleine conflictjes er nodig zijn
om vooruit te komen en niet weg te zinken in lethargie. In een
populistische partij moet je daarom energie-verhogende
conflicten inbouwen die tegelijkertijd de samenhang van de
beweging niet in gevaar brengen. Het conflict moet daarom naar
buiten gericht zijn. De natuurlijke reactie van mensen in een
onderdrukte situatie is om het conflict op te zoeken maar omdat
men bang is voor de machthebbers zoekt men het conflict met
elkaar. Ruziezoekers proberen conflicten uit te lokken om in een
strijd de baas over de ander te kunnen worden omdat men niet in
staat is om zichzelf onder controle te krijgen en vervolgens de
juiste strijd tegen de werkelijke vijand te voeren. Dergelijke
conflicten zijn contraproductief omdat ze niet gericht zijn op het
winnen van het politieke doel maar op het wegnemen van de
persoonlijke frustratie. Wanneer dergelijke conflicten zich
voordoen vermindert de levensvatbaarheid van de populistische
26
beweging doordat men elkaar benadeelt, de werkelijke strijd
vergeet en omdat mensen bang voor elkaar worden en de groep
uit elkaar valt. Even belangrijk is dat potentiële medestanders en
stemmers een hekel hebben aan ruziezoekers omdat men
instinctief weet dat zij niet de belangen van de bevolking
vertegenwoordigen maar emotioneel gevangen zitten in hun
frustratie en enkel de eigen ambitie volgen. Iemand die het niet
kan opbrengen om over zijn eigen schaduw heen te stappen zal
uiteindelijk altijd over de belangen van anderen heen stappen.
Wie zit er te wachten op nog een ruziemaker in de politiek?
Uitgesloten en onderdrukte mensen willen geen ruzie maar
verlossing. Dit vereist een juiste toepassing van (een reactie op)
conflicten en het verlaten van het conflictmodel.
De gevestigde orde reageert vaak sterk op de opkomst van
een populistische partij waarbij de laatste op alle mogelijke
manieren wordt zwartgemaakt. Als men overgaat tot dreigen en
probeert om macht over de ander te krijgen dan is dat altijd een
teken van zwakte en dat men geen controle meer heeft over de
situatie en zichzelf. Dit geeft kansen aan de bedreigde. De luide
afkeer van populisten door de gevestigde orde is dus voor een
belangrijk deel angst dat de macht verloren gaat. Agressie als
teken van zwakte. Politieke correctheid is geen uiting van een
morele hoogstaandheid, maar van machtspolitiek om
tegenstanders buiten te sluiten.
Wanneer je uit angst of onverschilligheid geen actie
onderneemt tegen onrecht keur je het goed omdat het dan
ongehinderd kan voortbestaan en wordt je zodoende een
mededader. Sommige populisten raken gefrustreerd door een
gebrek aan resultaten en nemen hun toevlucht tot geweld. Mensen
hebben weliswaar een hekel aan geweld maar nog meer aan
slachtoffers. Mensen hebben de neiging om het slachtoffer dat zich
niet verzet de schuld te geven van zijn slechte situatie. Daarom is
het noodzakelijk dat populisten nooit passief mogen worden want
dan verliezen ze de strijd om de hearts and minds en is de
27
politieke strijd verloren. Welke actie er moet worden ondernomen
om het conflict te winnen hangt af van de machtsverhoudingen en
dient altijd proportioneel te zijn.
Een succesvolle gelijkwaardige reactie vereist het
verlaten van het conflictmodel
Een automatische reactie van mensen die worden uitgesloten en
wier kansen worden opgeofferd aan een andere groep is om zelf
ook een uitsluitende houding aan te nemen. Nu is het weliswaar
verstandig om de eenheid te bewaren wanneer men probeert de
mensen tegen elkaar op te zetten, maar het is cruciaal dat men
geen exclusieve, uitsluitende houding aanneemt. Dit is belangrijk
omdat men dan niet alleen de veroorzaker van de onderdrukker
uitsluit maar ook ieder ander. Het is namelijk zo dat een dief niet
alleen van anderen, maar ook van jou steelt. Wanneer de sociale
beweging gebaseerd is op uitsluiting dan zal deze waarde zich
tegen iedereen in de groep keren en zal iedereen elkaar
benadelen. Dit principe geldt voor de groep met de minste macht
maar ook voor de elite die de wereld snobistisch bekijkt. Zij zullen
uiteindelijk ook elkaar minderwaardig gaan vinden.
Gladiatoren zijn geen verlossers
Het grootste probleem met Wilders’ politiek is niet dat hij ageert
tegen beleid dat voornamelijk goed is voor de elite maar dat hij
niet uit het conflictmodel stapt en in plaats daarvan het spel
meespeelt dat zorgt voor de instandhouding van de onderdrukte
situatie. Wilders kan zich goed staande houden als politiek
debater, maar dit verandert weinig aan de positie van anderen. Hij
is een gladiator, maar geen verlosser. Mensen blijven bang om
deel te nemen aan het publieke debat, omdat het verbale geweld
er nog steeds is. Het is zelfs toegenomen doordat de gevestigde
orde keihard terugvecht en zij in hun kracht staan.
Geweld, zowel militair als verbaal, zorgt ervoor dat
normale mensen niet meer mee kunnen doen aan het conflict
28
omdat zij niet de middelen daarvoor hebben. Het debat en de
publieke ruimte worden op deze manier gezuiverd van normale
mensen en alleen professionals die langdurig hebben getraind
voor ‘de oorlog’ kunnen zich staande houden. De normale mensen
worden zodoende buitengesloten waardoor de populistische
beweging aan kracht inboet want de ‘normale mensen’ zijn de
natuurlijke achterban van de populisten. De gevestigde orde heeft
de middelen om mensen op te leiden en te laten functioneren als
professionals in het publieke domein, terwijl normale mensen ook
nog een baan hebben en zich daarom niet fulltime bezig kunnen
houden met het behartigen van hun belangen in het publieke
domein. Hierdoor zal de gevestigde orde uiteindelijk het publieke
domein volledig beheersen. Het is daarom van belang dat het
(verbale) geweld zoveel mogelijk wordt uitgebannen. De eerste
verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de gevestigde orde, omdat
zij in grote mate het publieke domein vormgeven, maar ook de
populisten moeten hier rekening mee houden als ze hun agenda
willen bereiken. Dit betekent overigens niet dat men geen taboes
mag aankaarten. Taboes zijn namelijk niet sociale afspraken die
de zwakkeren beschermen, maar constructies die de
machtsposities legitimeren en zo in het voordeel van de
machthebbers zijn. Alleen de gevestigde orde heeft er belang bij
dat problemen worden verzwegen. Het kost veel intellectuele
moed om de taboes werkelijk te doorgronden en te doorbreken
omdat ze zo zijn opgebouwd dat het ter discussie stellen ervan de
zwaksten het eerst en hardst raakt. Het lijkt dan ook vaak alsof de
taboes er zijn om de zwaksten te beschermen maar in
werkelijkheid zijn zij een menselijk schild die de belangen van de
gevestigde orde beschermen. Als we een duurzame open
samenleving voor allen willen hebben dan is het noodzakelijk dat
de taboes continu worden doorbroken en dat we daarbij de
directe schade voor de zwakkeren zoveel mogelijk beperken.
Uiteindelijk zijn zij het die van het verwijderen van taboes de
grootste voordelen zullen genieten. Het gaat er niet alleen om wat
29
populisten zeggen maar ook op welke wijze dit gebeurt. De vorm
en inhoud van de argumenten van de populisten moeten in
overeenstemming zijn met de doelstellingen van de populisten,
namelijk het herwinnen van het publieke domein door de
bevolking. De professionele gladiatoren van de gevestigde orde
moet je niet bestrijden door elk individu om te vormen tot een
gladiator maar door de regels van het spel te veranderen en uit
het conflictmodel te stappen.
Hoewel mensen allergisch zijn voor passiviteit, betekent
dit niet dat men dan maar terug moet slaan met een zelfde mate
van geweld. Als kleinere, minder machtige groep moet je niet de
kracht van de sterkste proberen te evenaren, maar moet je
gebruik maken van je eigen kracht en van de zwaktes van de
machtigen. Dit principe is zeer duidelijk te zien in het gebruik van
mensenrechten als politieke strategie. Minderheden hebben
vrijwel nooit de militaire, politieke en sociaaleconomische
capaciteit om een overheid die hen militair onderdrukt te
weerstaan. Als ze dit toch proberen geeft dit het regime de kans
om nog harder in te grijpen en vergroot dit de macht van de staat
ten koste van de minderheden. In plaats daarvan is het
verstandiger om gebruik te maken van internationale afspraken
over de rechten en plichten van staten en burgers. Op deze wijze
is het mogelijk om de machtsverschillen tussen de staat en de
minderheden te verkleinen en op een gelijkwaardiger niveau te
onderhandelen. Je kan pas werkelijk machtig worden als je een
gelijkwaardige reactie kan geven op een aanval zonder dat het
gelijk is.
Om als individu de competitie in het conflictmodel te
winnen is het niet alleen belangrijk om te investeren in de eigen
capaciteiten maar is het van even groot belang om de ander te
beperken in zijn persoonlijke ontwikkeling. Mensen zijn namelijk
van nature in hoge mate aan elkaar gelijk. Ze zijn echter ook zeer
beïnvloedbaar door de sociale omgeving. Machtsposities kunnen
daarom gebruikt worden om anderen steeds verder omlaag te
30
duwen. Het is een automatische reactie om terug te duwen maar
dit leidt meestal niet tot een sterke verbetering van de eigen
positie als de machtsverhoudingen te ver uiteenlopen. De
gelijkwaardigheid in capaciteiten van mensen zorgt er tevens voor
dat het alleen mogelijk is om via coalities duurzame macht te
veroveren want een individueel mens heeft onvoldoende
capaciteiten om machtsposities te veroveren en te behouden. Een
coalitie heeft identiteitsmarkeringen nodig om te bepalen wie deel
is van de coalitie van de macht en wie niet. Roddel speelt hierin
een belangrijke informele rol. Het is echter wel zo dat net zoals
volwassenheid niet bepaald wordt door leeftijd, ook roddel niet
bepaalt wie je bent. Er is altijd een keuze of je de beperkende
situatie accepteert of je heil ergens anders zoekt. In het volgende
hoofdstuk komt het Verantwoordelijkheid-Macht-Risico-model
aan de orde waarbij duidelijk wordt dat wanneer je de macht is
ontnomen het irrationeel is om wel de verantwoordelijkheden en
risico’s te dragen. In plaats daarvan kan je alleen voor jezelf
opkomen en daarmee je belangen dienen door uit het
conflictmodel en in het participatiemodel te stappen. Werkelijke
participatie is alleen mogelijk als de vier waarden van het
participatiemodel voldoende worden geïmplementeerd. Wanneer
deze waarden aan de basis van de samenwerking staan komt dit
iedereen ten goede.
Populisten als de duivel die het paradijs van de bestuurselite
bedreigt
De reden dat de gevestigde politieke orde fel gekant is tegen
populisten ter linker- en rechterzijde ligt niet in een objectieve
moraal maar in het feit dat het de fundamenten van hun
machtsposities bedreigt. Daarom accepteren ze geen actie van
mensen in een politiek ondergeschikte positie. Populisten als de
duivel zien is daarbij wel een grove belediging van het kwaad. De
duivel is dan ook niet meer wat hij geweest is. De meeste
populisten hebben als doelstelling om de burger weer een partner
31
in het bestuur te krijgen in plaats van dat hij wordt weggezet als
klant. Populisten streven daarbij meestal naar een minder
invasieve overheid omdat de middelen ervan worden gebruikt om
de machtsposities van de gevestigde orde te behouden en uit te
breiden. De soevereiniteit moet weer naar de burger toe waarbij
hij geen geïsoleerd individu is maar een partner in een
democratische omgeving. Elke politieke partij die langdurig aan
de macht is wordt een machtspartij. De grote kennis van de
procedures en het uitgebreide netwerk geven dan een oneerlijke
voorsprong bij het bedrijven van politiek. Het doel van een
machtspartij is de macht te behouden. Dit is het effectiefst als je de
ander angst aanjaagt en hem beperkt in zijn mogelijkheden. Het
politieke bedrijf wordt zodoende een gevaarlijke omgeving waar
enkel ons-soort-mensen nog aan mee kan doen. De gewone man
wordt hierdoor uitgesloten en verliest daarmee in feite zijn
burgerrechten om een partner in de vorming van het politieke
bestuur te zijn. De elite legitimeert deze uitsluiting onder andere
door te claimen dat mensen geen interesse voor politiek hebben.
Mensen zijn echter geïnteresseerd in de politiek als ze er belang
bij hebben en het kunnen beïnvloeden. Mensen keren zich af van
de politiek als het niet in hun directe belang is en ze er geen
invloed
op
kunnen
uitoefenen.
Het
tweede
uitsluitingsmechanisme van de bestuurselite is om van politiek
een levensstijl te maken die een identiteit en sociale positie
markeert. Politiek die in het belang is van de elite is dan goed
terwijl al het andere slecht is. Het neemt voornamelijk de
volgende vorm aan: de SP en de PVV zijn slecht, het volk is dom en
wordt gemanipuleerd door de populisten en de elite is goed en
heeft als taak de onbeschaafden buiten de deur te houden.
Dergelijke complottheorieën worden gemaakt om de eigen rol en
verantwoordelijkheid voor machtsmisbruik te ontkennen. Door
zelfbedrog geloof je de eigen leugens waardoor je de minste kans
loopt dat je bedrog uitkomt. Aangezien de meeste mensen en
populistische politici in het conflictmodel blijven zitten, zullen ook
32
zij complottheorieën ontwikkelen en daarbij impliciet de
machtsposities erkennen.
Bureaucratie als almachtige onmacht
Een veelvoorkomende reactie op machtsverschillen in een conflict
is dat men zich gaat verbergen achter regels. Bureaucratie lijkt
een effectieve en voor de hand liggende bescherming tegen
willekeur en misbruik door een machtiger groep of persoon. Een
populistische partij mag echter nooit bureaucratisch worden. Ten
eerste kan een bureaucratie alleen effectief zijn als het
ondersteunend is voor een organisatie. Wanneer een organisatie
volledig zou worden gebureaucratiseerd dan stokt elke
vooruitgaande beweging. Het enige wat een bureaucratie dan doet
is de circulatie van documenten binnen de bureaucratie. Een
populistische partij heeft daar de middelen niet voor en heeft ook
geen behoefte om papier rond te schuiven. Het gaat immers om
het veranderen van de politieke situatie. Populisme heeft een
zendingsmissie en geen archiveringsmissie. Ten tweede is de
bescherming slechts schijn. Een bureaucraat stapt niet uit het
conflictmodel maar creëert voor zichzelf een afgebakend plekje in
de hiërarchie dat hem weliswaar behoedt voor in het oog
springend misbruik maar dat tegelijkertijd een gevangenis vormt
van waaruit hij de wereld als toeschouwer aan zich voorbij ziet
trekken. De mens komt in dienst te staan van de regels in plaats
van andersom. Het misbruik wordt niet gestopt maar neemt nu
andere vormen aan. In plaats van grote, duidelijke acties bestaat
de onderdrukking nu uit kleine, stapsgewijze beperkingen.
Bureaucratie zorgt ook nog voor zelfbedrog van de bureaucraat.
Het zelfbedrog bestaat eruit dat hij de gevolgen van zijn acties
nooit helemaal kan overzien, evenmin als de mogelijke kansen die
zich voordoen doordat hij slechts een kleine, afgebakende positie
heeft en de rest van de werkelijkheid niet kan controleren. De
regels geven weliswaar een gevoel van macht, maar in
werkelijkheid is het almachtige onmacht dat uiteindelijk zal leiden
33
tot frustratie, lethargie en een depressie. Daarnaast is: ‘de juiste
procedures doorlopen’ ook een barrière om mensen buiten te
sluiten. Bureaucratie staat gelijk aan stilstand, ontkent de
menselijkheid en doet afbreuk aan een populistische beweging.
Elites die de degens met elkaar kruisen zijn
antidemocratisch en willen met dergelijk conflictgericht gedrag
aan zichzelf en anderen laten zien dat ze ‘hoog’ zijn en boven de
bevolking staan. Een verheviging van conflicten zorgt echter niet
voor beter, meer democratisch beleid. In plaats daarvan leidt het
tot polarisatie waarbij de verschillende partijen zich vastbijten in
hun eigen gelijk en er geen ruimte voor samenwerking en
werkelijke waarheidsvinding is. Tevens leidt het ertoe dat
normale mensen geen deel meer uit kunnen maken van het debat.
Aanvallen op de persoon leiden daarnaast tot blikvernauwing
waardoor men andere, wellicht betere mogelijkheden niet
opmerkt. Een dergelijke escalatie van conflicten is daarom enkel
goed voor een kleine elite in de media, politiek en
vertegenwoordigers van semiautonome publieksorganisaties die
daarmee de eigen positie veiligstellen.
De negatieve spiraal van ambitie in het conflictmodel
Ambitie dient niet in het luchtledige te worden gezien of losstaand
van de persoon. Het is nooit iemands ambitie om de nieuwste en
beste uitvinding te doen maar altijd de ambitie om jezelf te
worden. In het conflictmodel is ambitie vaak een compensatie
voor geleden verlies. In een ondergeschikte positie waar
levenskansen beperkt worden probeert men deze beperking te
compenseren met een uitzonderlijke prestatie om zo beter te
worden dan de rest. Waar men eerst de mindere was en zo niet
werkelijk kon participeren, levert een dergelijke prestatie een
hogere status op waardoor men wel weer de moed heeft en de
mogelijkheden krijgt om te participeren.
34
De ideologie van een tweedeling is de oorzaak ervan
In een welvarende en vreedzame maatschappij leven de inwoners
samen om met elkaar een maximaal welzijn voor iedereen in het
heden en de toekomst te bereiken. In een gepolariseerde
samenleving daarentegen staan mensen tegenover elkaar en is er
sprake van afbraak van de maatschappij. Een derde mogelijkheid
is dat mensen niet meer met elkaar in aanraking komen en
zodoende langs elkaar heen leven. Een dergelijke ‘naast-elkaarleving’ is een uiting van de desintegratie van de samenleving die
nadelig is voor allen. Zoals een mens niet werkelijk een mens is als
hij geïsoleerd leeft, omdat hij dan niet in staat is om zichzelf te
ontplooien in een sociale omgeving, zo is ook een maatschappij
slechts een succesvolle samenleving als iedereen erin meedoet.
Verscheidene onderzoeken, waaronder van het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP) en de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR), geven aan dat er scheidslijnen
bestaan tussen bevolkingsgroepen in Nederland die zich steeds
verder vergroten en verdiepen. Hierdoor komt het samenleven in
gevaar en daarmee het succes van allen. Een verdeelde
maatschappij kent alleen verschillende gradaties van verliezers en
geen winnaars. Degenen die het minste verliezen, beschouwen
zichzelf in een dergelijke omgeving als ‘winnaars’, maar dat is
enkel het geval omdat men zich vergelijkt met anderen die nog
meer verliezen. Een naast-elkaar-leving verliest aan dynamiek en
creativiteit, onder andere door de schaalverkleining die
desintegratie onvermijdelijk oproept. Daarnaast vermindert het
de mogelijkheden om internationaal te concurreren door de
verzwakking van onze maatschappij. ‘Hoogopgeleiden’ met
werkelijke ambitie doen er dan verstandig aan om de
‘laagopgeleiden’ niet te benadelen want daarmee schieten zij zich
in hun eigen voet. Een hoog-versus-laag maatschappij is een
verliezers-samenleving die ervoor zorgt dat iedereen een
provinciaal wordt. Uiteindelijk is zelfs dat niet meer haalbaar en
35
beperken de maatschappelijke kansen zich tot een solipsistische
nachtmerrie.
De scheidslijnen in de Nederlandse samenleving zijn
volgens het onderzoek van het SCP voor een groot deel het gevolg
van een scheiding van wegen tussen hoog- en laagopgeleiden. De
eersten zijn volgens dit onderzoek positief over het politieke
bestuur, globalisering en immigratie, terwijl de laagopgeleiden
wantrouwig zijn tegen alles en iedereen. Ook stellen de
onderzoekers dat er een tweedeling in de politiek ontstaat waarbij
partijen zich voornamelijk richten op één groep in plaats van alle
groepen aan te spreken: SP en PVV op de laagopgeleiden en D66
en Groen Links op de hoogopgeleiden. Iemand die zichzelf ziet als
een verantwoordelijk burger dient ervoor te pleiten dat er geen
scheiding tussen ‘hoog’ en ‘laag’ bestaat, want in dat geval
verdwijnt de basis van de democratie, namelijk de middenklasse.
In het hoofdstuk over de inclusiviteit en de democratie zal aan de
orde komen dat een democratie alleen kan bestaan als de
meerderheid van de bevolking zich beschouwt als deel van de
middenklasse. In tegenstelling tot een maatschappij die verdeeld
is in een ‘hoog’ en een ‘laag’ deel kijkt een dergelijke samenleving
vooruit in plaats van omhoog en omlaag om de relatieve positie
ten opzichte van de ander te bepalen. Een groot gevaar van een
maatschappij waar de mensen hun identiteit en zelfrespect halen
uit een hiërarchische positie ten opzichte van anderen is dat
niemand meer helder en rationeel de uitdagingen van de
toekomst aankan maar wegvlucht in illusies van ‘hoog’ en ‘laag’ en
zich gaat richten op het benadelen van de ander om zelf relatief te
stijgen als de ander omlaag valt. Een werkelijke democratie
bestaat uit burgers die hun identiteit uit hun vakmanschap en hun
deelname aan het grote geheel halen.
Het idee dat hoogopgeleiden louter positief staan
tegenover het politieke bestuur, immigratie en globalisering is
daarnaast zeer twijfelachtig. Net zoals marktwerking zowel links
als rechts kan zijn, afhankelijk van welke groep er het meeste
36
profijt van heeft, zo is de houding tegen immigratie en
globalisering ook afhankelijk van wat de impact daarvan is op de
‘hoogopgeleiden’. Ook het vertrouwen in het politieke bestuur is
vanzelfsprekend afhankelijk van de mate waarin men er profijt
van heeft en het kan beïnvloeden. Lezers van het weekblad Vrij
Nederland zijn bijvoorbeeld positiever tegen immigratie dan de
lezers van het weekblad Elsevier, terwijl beide groepen
hoogopgeleid zijn.
Onderzoeken naar de sociaaleconomische ontwikkelingen
zijn van groot belang in het opmerken van maatschappelijke
problemen en uitdagingen. Het is echter tevens het geval dat de
premissen en uitkomsten van sociaalwetenschappelijk onderzoek
voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op de wereldvisie van de
onderzoekers en de belangen van de doelgroep. Wetenschappelijk
activisme probeert een visie op de maatschappij geaccepteerd te
krijgen door meningen zodanig te verpakken dat het lijkt alsof het
een objectieve weergave van de werkelijkheid is. De zogenaamde
tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden is niet enkel een
feitelijke constatering maar voor een belangrijk deel ook een
mythe om de eigen machtsposities te rationaliseren. De
onderzoekers en hun achterban claimen hiermee dat ze ‘hoog’
zijn, terwijl dit zeer relatief is. Zo volgt ongeveer de helft van de
jonge bevolking een hoge opleiding en daarnaast zijn ook
middelbare opleidingen van een voldoende niveau om een goede
bijdrage aan de toekomstige welvaart van allen te leveren. Het
idee van een kleine leidende elite is snobisme en schadelijk voor
het samenleven omdat het barrières opwerpt en daarmee de
gemeenschap verkleint. Degenen die het paradigma van hoogversus laagopgeleiden, hoog versus laag, accepteren en promoten
zijn vijanden van de democratie omdat het leidt tot een
ondermijning van democratische waarden. Een democratie heeft
geen hoog- of laagopgeleiden maar heeft goedopgeleiden die een
toegevoegde waarde aan zichzelf en de samenleving zijn.
37
Een progressieve identiteit ontkent de progressieve waarden
Wanneer ‘hoogopgeleide’ een identiteit wordt dan verliest het zijn
waarde om te participeren in een rechtvaardige gemeenschap en
wordt het een onderdrukkingsmiddel dat geen intrinsieke waarde
meer aan de persoon kan leveren maar afhankelijk wordt van de
relatieve sociale positie. Hetzelfde geldt voor andere middelen die
een identiteit zijn geworden. Zo is ‘progressief’ ook een identiteit
die tegengesteld is aan ‘conservatief’. Een systeem van progressief
versus conservatief is echter inhoudelijk een onmogelijke
tegenstelling en ontkent de betekenis van beiden. Progressivisme
als methode gaat om duurzame maatschappelijke vooruitgang
waarbij machtsposities getoetst worden aan de vraag of het de
doorstroming van mensen en ideeën belemmert of bevordert. Het
gaat daarbij om het behouden van de mogelijkheid om een
duurzame samenleving te behouden waarvoor het noodzakelijk is
dat de vier waarden van het participatiemodel: veiligheid,
inclusiviteit, rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking, worden
versterkt in plaats van afgebroken. De vooruitgang die het
progressivisme dient voor te staan is geen lineaire voortgang
waarbij de mens zichzelf verliest in abstracties, maar is een
draaiend proces om de samenleving vrij van corruptie te houden
en ervoor te zorgen dat elites geen duurzame machtsposities
kunnen opbouwen. Progressivisme is geen sociaal vandalisme of
snobisme maar is conserverend, omdat het cycli van
maatschappelijke vernieuwingen impliceert en daarmee de
samenleving duurzaam maakt. Conservatisme als methode is
daarmee net als het progressivisme een integraal onderdeel van
een duurzaam succesvolle samenleving. Als het echter als
identiteit fungeert, ontkent het de conservatie van de samenleving
en
corrumpeert
het
tot
een
reeks
beperkende
identiteitsmarkeringen die het gezamenlijke succes ondermijnen.
De ‘waarden’ van de progressieve en conservatieve identiteit zijn
onderdeel van een zero sum competitie in het conflictmodel en
rationaliseren de machtsstrijd tussen beide groepen. Zo is de
38
nadruk van de progressieve identiteit op de positieve
discriminatie van vrouwen niet zozeer gericht op het bieden van
vrijheid voor allen maar op het uitsluiten van mannelijke
concurrenten wat juist ook weer leidt tot een afname van vrijheid
voor vrouwen want het betekent dat er minder potentiële
partners beschikbaar zijn. Evenzo is de nadruk van
conservatieven op het behoud van tradities niet gericht op het
duurzaam samenleven waar iedereen zichzelf kan zijn, maar op
het verdedigen van machtsposities tegenover concurrenten. Om
de waarden van het progressivisme en conservatisme te
herwinnen is het noodzakelijk dat progressief en conservatief
geen identiteiten zijn die met elkaar strijden in het conflictmodel.
De maakbare samenleving ondermijnt de solidariteit en
rechtvaardigheid
De overheid heeft een zeer grote invloed op het welzijn van de
bevolking, maar het grootste deel van de bevolking is geen
voorstander van een grote overheid die zich actief overal mee
bemoeit. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat
de rechten die men krijgt niet opwegen tegen de plichten die daar
tegenover staan. In het hoofdstuk over het recht en de
rechtvaardigheid komt uitgebreid aan de orde dat elk recht een
prijs heeft die vaak te hoog uitvalt en daarom beter geweigerd kan
worden. Het socialistische ideaal van een maakbare samenleving
is een ideologie die weinig steun meer heeft van gewone mensen
die geen deel uitmaken van een bestuurselite. De maakbaarheid
van de samenleving is namelijk sterk onderhevig aan corruptie en
machtsmisbruik. Het idee van verheffing dat aan de basis staat
van de maakbare samenleving impliceert namelijk een
machtsrelatie die als belangrijkste doel heeft zichzelf in stand te
houden want zonder de machtsrelatie kan men de ander niet
verheffen. Het verheffen van de zwakkeren wordt dan in principe
een smoesje om de eigen bevoorrechte positie te handhaven en uit
te breiden. Doordat de zwakkeren verheffing accepteren
39
aanvaarden zij namelijk ook hun mindere maatschappelijke
positie. Daar komt nog bij dat de mens van nature gericht is op
samenwerking en deelname aan een (succesvolle) sociale
gemeenschap. Dit geeft elke persoon de mogelijkheid om zichzelf
voldoende te ontwikkelen. Paternalisme van een elite is alleen
mogelijk als je de gemeenschappelijkheid ondermijnt want anders
zal men komen tot zelforganisatie. De taak van een overheid om te
zorgen dat mensen zich voldoende kunnen ontplooien ligt er
daarom vooral in om te zorgen dat onrechtvaardige barrières
worden afgebroken en niet dat men actief anderen ‘helpt’. Door de
samenleving zodanig in te richten dat iedereen erin kan meedoen
zonder dat hij zichzelf hoeft te verloochenen ontstaan er geen
minderheden die geholpen moeten worden. Iedereen is dan in
staat zichzelf te helpen ten gunste van de samenleving. Het
bevorderen van participatie betreft daarbij niet slechts de
maatschappelijk zwakkeren. In het debat ligt sterk de nadruk op
het laten meedoen van degenen met de ‘minste’ kwalificaties. Het
geldt echter minstens evenveel voor degenen met de meeste
kwalificaties. Op bepaalde aspecten is de Nederlandse
maatschappij een samenleving waar je vrienden hebt als je
verliest, terwijl in een land als de VS je vrienden hebt als je wint.
Mensen met goede vaardigheden die hard werken en die hun
succes niet nastreven over de ruggen van anderen zijn potentieel
waardevolle deelnemers aan de samenleving. Zij zullen echter
alleen participeren als ze rechtvaardig worden behandeld en dus
niet doelbewust worden benadeeld, of bevoordeeld. Wanneer men
vindt dat de maatschappelijke beloningen niet in verhouding
staan tot wat men beoogt te krijgen dan zullen mensen zich
afwenden van de samenleving en hun blik elders richten, op een
eigen groep of op het buitenland. De eenzijdige blik naar de
onderkant van de samenleving, wanneer het gaat over de
participatiemaatschappij, heeft wel wat weg van snobs die hun
zelfvertrouwen proberen op te vijzelen door zich te vergelijken
met mensen die het minder goed hebben getroffen. In een
40
participatiemaatschappij is er echter geen plaats voor snobisme,
want dit is een intrinsiek onderdeel van het conflictmodel.
Is participatie mogelijk door cultuur en identiteit te
negeren en je volledig te richten op economische deelname aan de
samenleving? Moeten migranten de Nederlandse identiteit
volledig omarmen of is er ruimte voor een eigen identiteit? Elk
individu heeft zijn menselijkheid gemeen met elk ander individu
en tegelijkertijd verschilt hij ook van ieder ander. Een gradatie van
verschil is geen verlies maar winst voor een samenleving. Het gaat
er echter om dat men in een democratie elkaar niet tegenwerkt,
maar dat men samenwerkt. In een multiculturele samenleving zijn
culturele identiteiten markeringen van coalities in de strijd om
machtsposities in een conflictmodel. Dit vermindert de dynamiek
en coherentie van een maatschappij. Om een werkelijke
participatiemaatschappij te krijgen mogen (culturele) identiteiten
niet te veel van elkaar verschillen in wereldbeeld omdat men
anders tegen elkaar gaat werken. Identiteiten mogen daarnaast
ook niet markeringen van coalities zijn in de strijd voor
machtsposities. Een eenzijdige focus op economische integratie
zonder culturele aanpassingen leidt niet tot een verbetering van
de kwaliteit van de samenleving maar vermindert de sociale en
economische dynamiek omdat de conflicten in de maatschappij
verhevigen.
Het VMR-model en de kracht van zelforganisatie
Solidariteit is alleen mogelijk als mensen de maatschappij als
rechtvaardig zien en er vertrouwen in hebben dat samenleven
bevorderlijk is voor het eigen welzijn. In het conflictmodel zal
iedereen streven naar een maximale hoeveelheid macht en een
minimale hoeveelheid verantwoordelijkheid en risico’s omdat dit
de meest comfortabele positie in het conflictmodel is. De
verantwoordelijkheden en risico’s worden liefst zoveel mogelijk
op de zwakkere partij afgeschoven. In een duurzame maatschappij
is het echter noodzakelijk dat deze drie elementen aan elkaar zijn
41
gekoppeld omdat het anders leidt tot hedonisme, polarisatie en
uiteindelijk de ondergang van de maatschappij. In het hoofdstuk
over de inclusiviteit en de democratie komt aan de orde hoe de
verantwoordelijkheden en risico’s bij de juiste groep kunnen
worden gelegd. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat
politici, en in het algemeen iedereen met een machtspositie, niet
alleen aansprakelijk zijn voor acties die ze zelf direct uitvoeren
maar dat er een risico-verantwoordelijkheid is in plaats van een
schuldverantwoordelijkheid. Als dit niet het geval is dan kunnen
personen hun machtspositie te eenvoudig gebruiken om zichzelf
te vrijwaren van elke verantwoordelijkheid en de schuld
afschuiven op de zwaksten. Een verkeerde balans tussen macht,
verantwoordelijkheden en risico’s leidt ertoe dat men
onrealistische ambities gaat nastreven en grote schade aan
iedereen toebrengt. Wanneer men in staat is de
verantwoordelijkheden en de risico’s af te schuiven op anderen
dan wordt men niet geconfronteerd met de gevolgen van de eigen
ambities en kan men gedurende langere tijd het verkeerde pad
volgen. Hoe langer men op dit verkeerde pad zit, hoe minder oog
men heeft voor de verantwoordelijkheden en risico’s. Deze nemen
weliswaar steeds verder toe naarmate men doorgaat op het
ingeslagen pad, maar omdat ze bij de zwakkeren liggen kan het
genegeerd worden. Het is in dat geval echter wel noodzakelijk om
de macht over de anderen steeds verder te vergroten want zij
proberen af te komen van de op hen afgeschoven
verantwoordelijkheden en risico’s. Ambitie in het conflictmodel is
ambitie zonder verantwoordelijkheid en dit leidt onvermijdelijk
tot zelfbedrog en de ondergang van allen in het systeem. Een
dergelijke ambitie leidt tot isolatie van de werkelijkheid, van
anderen en ook van jezelf. Het conflictmodel zorgt ervoor dat
mensen gedwongen worden om onaanvaardbare risico’s te nemen
als hen de macht is ontnomen en het VMR-model sterk uit balans
is geraakt. Mensen zijn dan bang om de greep op hun leven te
verliezen en een verder verlies van status te incasseren en nemen
42
daarom steeds meer risico’s als ze in een situatie terechtkomen
waar ze alleen uitkomen als ze iets groots en bijzonders doen. De
menselijke maat moet altijd de basis zijn voor beleid, maar
ambities zijn ook menselijk. Als men geen dromen kan nastreven
komen we terecht in een onmenselijk afvoerputje. Het
belangrijkste is om het VMR-model juist te implementeren zodat
ambitie duurzaam en democratisch is en dus niet ten koste gaat
van anderen. Je kan zorgen dat mensen verantwoordelijkheid
voor hun eigen leven nemen door hen de macht over zichzelf te
geven zodat iedereen de meester van het eigen leven kan worden.
Een overheid die verantwoordelijke burgers wil hebben, moet
mensen daarom de macht geven om volwaardig te participeren als
burger in de maatschappij.
In het conflictmodel is een roep om meer rechten altijd een
wens om zelf de macht te veroveren en de verantwoordelijkheden
43
en risico’s op anderen af te schuiven. Iemand die meer rechten wil
dan strikt noodzakelijk, neemt geen verantwoordelijkheid voor
zijn leven en laat daarmee zien dat hij onvolwassen is. Het
zelfbeschikkingsrecht is eigenlijk geen recht maar een
verantwoordelijkheid. Het is de taak van de overheid en de
samenleving om mensen de mogelijkheid te bieden
verantwoordelijkheid te nemen voor hun leven. Het is dan van
belang om de juiste balans in het VMR-model te bieden zodat
mensen hun leven en dood op de juiste wijze tegemoet kunnen
treden zonder dat ze hun toevlucht hoeven zoeken tot illusies en
utopieën. Hierin ligt de mogelijkheid om te profiteren van de
kracht van zelforganisatie, waardoor mensen hun natuurlijke
aanleg maximaal kunnen benutten om zichzelf te worden. Het is
dan onnodig om keuzes voor een specifieke samenlevingsvorm op
te leggen want doordat men niet wordt onderdrukt zal men
automatisch kiezen voor datgene dat het meest bevorderlijk is
voor de eigen succesvolle overleving. Hetzelfde geldt voor de
keuze van het eigen einde dat geen recht is maar een
verantwoordelijkheid die zó belangrijk is dat het zo min mogelijk
dient te worden uitbesteed aan anderen.
Het draait bij zelfbeschikking van de burger niet om het
privatiseren van alle publieke diensten. Dit zou een uiting van
wantrouwen tegen de overheid en de andere burgers zijn. De
samenleving heeft dan een gebrek aan sociaal kapitaal dat alle
mensen armer maakt. De juiste hoeveelheid macht op de juiste
plek leggen, zorgt ervoor dat iedereen zich maximaal kan
ontplooien en verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn leven.
Zelf de energieleverancier kiezen is een vergroting van de macht
en daarmee het verantwoordelijkheidsbesef van de burger, maar
het is zeer de vraag of de keuze voor een persoonlijk, individueel
pensioen werkelijk een vergroting van de macht van de burger is
of dat het alleen goed is voor een zeer beperkte minderheid. De
complexiteit en de grote gevolgen die zich pas op lange termijn
laten gelden zorgen voor een grote onzekerheid en vereisen een
44
grote mate van financiële kennis. Het geeft grote risico’s die
meestal niet in verhouding staan tot de hoeveelheid werkelijke
macht die een individu die niet gespecialiseerd is in
pensioenfondsen, heeft. Bij het VMR-model gaat het om de macht
en de verantwoordelijkheid, maar ook om de risico’s. Als je de
burger meer te zeggen wilt geven over zijn pensioenopbouw dan
moet het uitgangspunt niet wantrouwen zijn maar een afweging
van de gezamenlijke belangen. Een dergelijke afweging geldt
vanzelfsprekend ook voor alle andere publieke en private
diensten.
De progressieve erecode
In een maatschappij waar iedereen grote kansen heeft om zichzelf
maximaal te ontwikkelen is het zeer moeilijk om de top te
bereiken. Mensen zijn in hoge mate aan elkaar gelijk en doordat
men gelijke kansen heeft zal ook iedereen even ver kunnen komen
waardoor het druk wordt aan de poorten van de top. Een kortere
weg naar de top is om ‘zwakkeren’ te gebruiken om zo op hun rug
te staan en de gelijken, waarmee je concurreert voor posities, te
benadelen. Een dergelijk misbruik van de spelregels voor het
samenleven leidt ertoe dat men het systeem wantrouwt. Degenen
die het misbruik plegen, werken daarentegen volgens een soort
progressieve erecode waarbij men, het liefst een abstracte,
minderheid helpt en als beloning daarvoor rechtvaardigheid
rationaliseert waardoor men anderen, waarmee men in
werkelijkheid concurreert, onderuithaalt. Als gevolg hiervan stijgt
men naar de top en verkrijgt men de privileges die daar bij horen,
terwijl de verliezers van de competitie in frustratie en rancune
achterblijven. Het gevolg van dergelijke corruptie is wel dat de
spelregels worden gezien als oneerlijke barrières die succes in de
weg staan in plaats van dat ze dit bevoordelen. Er is dan ook geen
normale doorstroming meer mogelijk en men moet anderen
rekruteren buiten deze structuren om. Een dergelijke strategie
leidt tot afbraak van de gemeenschap. Ook omdat iedereen op
45
zoek moet naar favoriete zwakkeren om te gebruiken in de
machtsstrijd met anderen. Een verdeelde, gepolariseerde
samenleving met slechts verschillende gradaties van verliezers,
die zichzelf verliezen in rationalisaties om de eigen machtspositie
te behouden, is het gevolg. Een werkelijk morele progressieve
erecode zou er echter in moeten bestaan om te zorgen dat de
samenleving alleen verschillende gradaties van winnaars herbergt
en dat men dus geen zwakkeren ‘helpt’, maar iedereen in staat
stelt zichzelf te helpen zonder daarvoor anderen te hoeven
benadelen. Dit is enkel mogelijk in het participatiemodel. Het
conflictmodel zorgt ervoor dat men tegenover elkaar staat en er
belang bij heeft dat de ander faalt. In het participatiemodel is het
succes van de één de voedingsbodem voor het succes van de
ander.
Van ideologisch verenkleed tot vaal vodje
De toespraak van de toenmalige partijleider van de PVDA, Wim
Kok, dat de partij zijn ideologische veren had afgeschud is een
goede weergave van niet alleen de sociaaldemocratische politiek
maar van de politiek in het algemeen. Veel politiek is pragmatisch
en pretendeert zonder ideologie te zijn. Nu is politiek altijd moreel
omdat het over de indeling van de juiste samenleving gaat wat per
definitie morele keuzes impliceert. Personen die ideologische
veren afschudden, zijn daarom niet kaal maar nemen een ander
kleed aan. Het verlies van ideologie zou dan ook beter een
verandering van ideologie moeten heten. Nu is een dergelijke
verandering niet altijd gelijkwaardig. Men kan een prachtig
verenkleed afschudden en er een vaal harig kleedje voor in de
plaats krijgen. Iets dergelijks is er ook bij ‘de politiek’ gebeurd. De
ideologie die eerst gefundeerd was in een maatschappelijk
verhaal, eigen geschiedenis, model voor de toekomst en als gevolg
een samenleving is omgewisseld voor een ideologie van hoog
versus laag en winst versus verlies. Men haalt het zelfrespect en
de identiteit dan uit een hiërarchische maatschappelijke positie en
46
heeft er belang bij om anderen te zien falen. In plaats van uit te
gaan van het idee dat we samen het sterkst staan, is de nieuwe
ideologie voornamelijk gericht op hoe sterk het ene individu ten
opzichte van de ander staat. Deze nieuwe ideologie in de politiek
is zowel oorzaak als gevolg van maatschappelijke verharding. Het
is een gevolg omdat de globalisering en veranderende
maatschappelijke verhoudingen ertoe leiden dat men de toekomst
minder ziet als een gezamenlijk project en het is een oorzaak
omdat de politiek de voorwaarden voor deze desintegratie schept
en het zo versterkt. Ook geeft de politiek een moreel voorbeeld
hoe (niet) te handelen. Hetzelfde geldt overigens voor de
parlementaire journalistiek die ook zijn ideologische veren
grotendeels heeft verloren en de politiek voornamelijk brengt als
een strijd tussen gladiatoren in het conflictmodel. Dit leidt niet tot
objectieve verslaggeving. In plaats daarvan leidt het tot een
gijzeling van de journalistiek in het conflictmodel waarin zij zich
identificeren met degene die op dat moment aan de winnende
hand lijkt. Hierdoor wordt de berichtgeving er niet stabieler of
onafhankelijker op. Net als de politiek als geheel.
De sterkste schouders dragen vaak de lichtste lasten
Nederland heeft een progressief belastingstelsel waar de sterkste
schouders de zwaarste lasten dragen zodat iemand met een laag
inkomen weinig belasting betaalt, terwijl mensen die meer
verdienen ook meer aan de overheid afdragen. Er is dan sprake
van solidariteit tussen mensen die een hoog inkomen hebben met
mensen die moeten rondkomen van een laag inkomen. Een
dergelijke nivellering zorgt ervoor dat de rijkdom wordt
herverdeeld en voorkomt zo een te sterke tweedeling die nadelig
is voor iedereen. Vanuit financieel oogpunt is er daarmee
maatschappelijke solidariteit, maar deze strekt zich veel minder
ver uit over andere gebieden. Zo heeft Nederland in velerlei
opzichten een conservatief sociaal-cultureel-economisch stelsel
waar de sterkste schouders de minste lasten dragen in plaats van
47
andersom. Dit geldt vooral voor maatschappelijke mogelijkheden
en kansen. Het amusement voor de elite wordt bijvoorbeeld meer
gesubsidieerd dan voor de rest van de bevolking waarbij dit wordt
gerationaliseerd als zou het geen amusement maar ‘ontwikkeling’
zijn. Zoals in het volgende hoofdstuk aan de orde zal komen is het
concentreren van immigranten in wijken en regio’s met minder
welvarende mensen het afschuiven van verantwoordelijkheden en
risico’s door de elite. De toenemende competitie als gevolg van de
immigratie leidt ertoe dat de kansen voor minder machtige
autochtonen verminderen. Hetzelfde geldt voor criminaliteit. De
rijken hebben de mogelijkheden om zich te verschansen in dure
wijken en weren zodoende criminelen. De minder welvarenden
kunnen echter niet de criminaliteit afschuiven en omdat zij toch al
minder mogelijkheden hebben om zich tegen geweld te
beschermen worden ze extra hard getroffen. Een samenleving met
gated communities is iets dat we niet moeten willen krijgen want
het ondermijnt het samenleven en de sociale dynamiek. Een
werkelijk rechtvaardige samenleving is zodanig ingericht dat de
sterkste schouders op elk gebied de zwaarste lasten dragen om zo
tot een situatie te komen waarin vrijheid in verbondenheid en
gelijkheid van kansen maximaal zijn. Dit is het beste mogelijk door
de verantwoordelijkheden en risico’s op de juiste plek te leggen.
Kosmopolitische kleinburgerlijkheid
Kosmopolitisme is een mooi ideaal als dit leidt tot een beter
samenleven op onze planeet doordat mensen meer begrip voor
elkaar hebben en er betrokkenheid heerst. Het ideaal is echter
zeer gevoelig voor corruptie waarbij ‘kosmopolieten’ zich als
moreel superieur voordoen ten aanzien van de ‘burgers’, omdat
men zogenaamd meeleeft met de wereld en de anderen dat niet
doen en daarom moreel minderwaardig zijn. Kosmopolitisme is
zodoende van een houding verworden tot een identiteit die de
inhoud van het begrip ontkent. Bij een dergelijke corruptie zijn de
48
verantwoordelijkheden en risico’s afgeschoven op de ‘burgers’,
terwijl de ‘kosmopolieten’ de macht voor zichzelf opeisen.
Ambitie volgens de progressieve erecode creëert een valse
tegenstelling tussen burgerlijkheid enerzijds en kosmopolitisme
anderzijds. Burgerlijkheid in het conflictmodel wordt gezien als
acceptatie van een ondergeschikte positie waar mensen zich niet
ten volle kunnen ontplooien. Dergelijke kleinburgerlijkheid leidt
dan tot een saai bestaan waar men niet het leven kan leiden dat
men wil. Men wordt door angst en onzekerheid gedreven en kan
daarom geen ambities waarmaken. Burgerlijkheid in het
participatiemodel is echter iets geheel anders want daar betekent
het een partnerschap tussen gelijken waar iedereen zijn ambities
kan nastreven en het succes van de één het succes van de ander
bevordert. Werkelijk kosmopolitisme is enkel mogelijk in het
participatiemodel en vereist mensen die in partnerschap staan tot
elkaar. Burgers zijn en maken de maatschappij kosmopolitisch.
Sommige moderne kosmopolieten reizen de wereld over
en wonen nergens langdurig. Een dergelijke levensstijl is slechts
ten dele kosmopolitisch omdat men niet betrokken is bij de
wereld, maar slechts een tijdelijke baan in een ander land heeft.
Vaak is een dergelijke internationale baan ook nog sterk
verbonden met de Nederlandse samenleving en verdwijnt het als
de invloed van de laatste vermindert. Veel kosmopolitische banen
worden gefinancierd door middel van nationale cliëntelistische
netwerken. De internationale markt voor banen is erg beperkt.
Iedereen die afhankelijk is van taal, cultuur en de vrijheid in
verbondenheid in Nederland is niet in staat om zomaar Nederland
in te ruilen voor een ander land zonder ernstig statusverlies. Wie
zit er te wachten op een Nederlandse cultuurmanager? Helaas is
een groot deel van het hedendaagse kosmopolitisme een vorm
van snobisme waarmee een elite zijn bevoorrechte positie
tegenover zichzelf legitimeert. Een voorbeeld van dergelijke
kosmopolitische illusies om de machtsposities te rationaliseren is
een onderzoek van TNS NIPO dat Peter Kanne in zijn boek
49
‘Gedoogdemocratie’ aanhaalt. Dit onderzoek bekeek het zelfbeeld
van de bestuurlijke elite en hun beeld van de bevolking door hen
te vragen om beide groepen in te delen naar
internationaal/vernieuwend en nationaal/traditioneel. Volgens
dat onderzoek beschouwt een overgrote meerderheid (87
procent) van de onderzochte bestuurders zichzelf als
internationaal en vernieuwend terwijl ze de bevolking als
overwegend (89 procent) nationaal en traditioneel zien. Een
dergelijk wereldbeeld laat een democratisch tekort zien, ook
omdat men de burger doelbewust minder ‘hoog’ inschat als
zichzelf en hem daarmee diskwalificeert als een partner met
legitieme belangen. Het gezegde: “Wie het kleine niet eert, is het
grote niet weerd”, geldt vanzelfsprekend ook voor de mate waarin
men zichzelf als kosmopolitisch beschouwt. Een vreedzame
internationale samenleving is enkel mogelijk als de onderdelen
ervan zichzelf als waardevolle partners zien. Een vorm van ‘eigen
bevolking eerst’ waar dit betekent dat men opkomt voor de eigen
belangen, is geen uiting van xenofobie maar van geestelijke
gezondheid en een vrijwaring van corruptie. Alleen mensen en
groepen die zichzelf respecteren krijgen, en verdienen, respect
van anderen.
Onteigening door migratie en het herwinnen van de
populistische stem
Nederland wordt al eeuwen bewoond door concurrerende
identiteitsgroepen die elk voor zich niet sterk genoeg waren om
de alleenheerschappij te winnen. Als gevolg daarvan is er sinds
jaar en dag een vorm van co-existentie onder de noemer
tolerantie. De Nederlandse tolerantie is geboren uit realisme en
niet vanuit een moreel hoogstaande principiële positie. Dit is
positief want het laatste zou zeer schadelijk zijn omdat men dan
status krijgt door tolerant te zijn en het daarmee een middel
wordt om boven de ander uit te stijgen en hem zo te benadelen.
50
Tolerantie als machtsmiddel vermindert de mogelijkheid om
vreedzaam samen te leven en creëert een potentie voor geweld.
De tolerantie geboren uit realisme is de laatste decennia echter
overschaduwd door de tolerantie geboren uit snobisme. Het levert
immers nationaal en internationaal een hoge status op als je een
reputatie hebt als tolerant en sociaal progressief land waardoor je
anderen de les kan lezen. Deze reputatie zorgt er dan voor dat
men op een gelijkwaardig niveau met andere, grotere, landen kan
onderhandelen. ‘Klein doet pijn’ in het conflictmodel. Een,
verkeerde, manier om hier mee om te gaan is door groots te
dromen en beperkt te denken. Deze zelfmisleiding is uiteindelijk
zeer schadelijk voor een duurzaam samenleven omdat het leidt tot
beleid dat zelf-ondermijnend is. Een voorbeeld hiervan is het
bevorderen van immigratie met het idee om zo de bevolking op
peil te houden en ‘mee te doen’ in de wereld. Nu de autochtone
bevolking al decennia vergrijst en afneemt is er behoefte om deze
achteruitgang te compenseren met immigratie. Behalve dat het
ethisch zeer dubieus is zit er ook een denkfout in. Dit idee is
imperialistisch en niet correct want de bevolkingsafname komt
voor een groot deel doordat mensen hun plaats in de samenleving
niet kunnen vinden en daardoor niet in staat zijn een volgende
generatie voort te brengen. Migranten zijn behalve mensen zoals
iedereen, natuurlijk ook concurrenten voor een positie in de
samenleving. Door nu meer concurrenten te importeren, wordt
het nog moeilijker om een plek in de samenleving te krijgen
waardoor de situatie voor een deel van de bevolking nog verder
verslechtert. Het betekent niet dat immigratie per definitie slecht
is en dat het koste wat het kost moet worden voorkomen. Het is
echter wel noodzakelijk om de maatschappelijke kosten bij de
juiste personen te leggen.
Je kan het migranten heel moeilijk maken zodat ze weinig
kansen krijgen om iets van hun leven in Nederland te maken.
Hierdoor zullen weinigen nog proberen om Nederland te
bereiken. Het is de vraag of je dat als samenleving wilt want we
51
krijgen dan een hardvochtige, onmenselijke maatschappij. Een
andere keuze is om de problemen en risico’s die altijd verbonden
zijn met migratie, op de sterkste schouders te leggen. Zo is het
bijvoorbeeld mogelijk om de kosten in termen van mogelijkheden,
kansen en verlies van korte termijn welvaart van migratie op de
schouders te leggen van de grootste voorstanders ervan, namelijk
de progressieve culturele elite. Alle culturele subsidies zouden
bijvoorbeeld als communicerende vaten verbonden kunnen
worden met de opvang en inburgering van migranten. Ook is het
een mogelijkheid om asielzoekers alleen in rijke buurten op te
vangen. Als gevolg daarvan gaat zeer waarschijnlijk de waarde
van het privébezit omlaag. Hierdoor kunnen de kosten moeilijker
worden afgeschoven op de zwaksten die politiek een minder
sterke stem hebben. Dit geeft dan wellicht ook de mogelijkheid om
de publieke kosten in termen van kansen, mogelijkheden en
welvaart van immigratie als uitgangspunt van het politieke debat
te krijgen. Als gevolg van immigratie door minder welvarende
groepen gaat het publieke bezit op korte termijn namelijk in
waarde omlaag, maar hoe minder men elkaar erkent als
deelnemer aan dezelfde gemeenschap hoe meer men zich afsluit
van de ander en geen belang ziet in het publieke bezit. Als het lukt
om migranten goed te integreren is het daarnaast wel mogelijk om
op langere termijn meer welvaart te genereren, maar alleen als
men in het participatiemodel kan blijven en/of komen. Het
verschil tussen Denemarken en Zweden laat zien dat een politieke
partij die de immigratieproblematiek op de agenda kan zetten de
macht heeft om een beleid te implementeren waarbij er minder
immigratie is zonder dat de samenleving ineenstort of dat er een
onethisch systeem ontstaat.
Geert Wilders kwam na de gemeenteraadsverkiezingen
negatief in het nieuws met zijn oproep voor minder Marokkanen.
Wellicht leidt dit tot een veroordeling wegens discriminatie. Het is
de vraag of het simpelweg een zoektocht van hem naar een
zondebok is of dat het een diepere reden heeft. Het is bijvoorbeeld
52
opvallend dat hij het altijd heeft over migrantengroepen die
overlast veroorzaken en een bedreiging vormen voor een deel van
de autochtone bevolking. Geert Wilders heeft bijvoorbeeld nog
nooit opgeroepen tot minder Indonesiërs, terwijl dit toch de
grootste groep ‘allochtonen’ is. Zij zijn echter zo goed geïntegreerd
dat er geen zero sum competitie meer bestaat en in plaats daarvan
een gezamenlijk belang is ontstaan. De uitingen van Geert Wilders
en andere populistische politici in Europa zijn meestal niet
gebaseerd op intrinsiek racisme maar zijn een reactie op een
existentiële bedreiging voor gewone mensen die geconfronteerd
worden met een bevolkingsgroep die een zero sum houding tegen
hen aanneemt. Geert Wilders wil zodoende “minder Europa,
minder PVDA en minder Marokkanen” omdat zij de democratische
waarden van autochtonen afpakken. Het uitdragen van
democratische waarden als politicus is ook het opkomen voor de
autochtone bevolking die onteigend wordt door een elite. Politici
zoals Geert Wilders zijn niet de belangrijkste vijanden van de
democratische waarden. Vaak is het tegengesteld en zijn ze juist
de grootste voorstanders ervan, maar dan moeten ze wel uit het
conflictmodel stappen want anders blijft het bij geschreeuw voor
de bühne.
Individuele immigratie kan grote kansen bieden als dit in
goede banen wordt geleid. Zo kan immigratie leiden tot meer
kansen op een partner als men door de Nederlandse gemeenschap
is uitgesloten. Ook biedt het een internationaal netwerk en kan de
immigratie van gewilde specialisten de welvaart verhogen zonder
extra investeringen in onderwijs. Dit gaat echter vaak wel ten
koste van de welvaart in andere landen.
Maatschappelijk activisme door elites voor minderheden
is vrijwel altijd gericht op een maatschappelijke indeling die
voordelig is voor een bepaalde elite. Deze elite gebruikt
minderheden van allerlei pluimage als middel om dit doel te
bereiken. De grootste vijand van de elite, en vaak ook van de
onderklasse, is de middenklasse. Deze laatste kijkt vooruit, terwijl
53
de boven- en onderklasse omlaag en omhoog kijkt waardoor er
een groot verschil in wereldbeeld ontstaat. Vandaar dat er zeer
weinig maatschappelijk, wetenschappelijk en juridisch activisme
is dat zich richt op het verbeteren van de positie van de
middenklasse. Hoe kan een sociaaldemocratische samenleving
met een kleine homogene middenklasse bevolking de uitdagingen
aan van massa-immigratie en de als gevolg daarvan
onvermijdelijke multiculturele samenleving? Dit is alleen mogelijk
door de welvaart, in de vorm van korte termijn welzijn en lange
termijn mogelijkheden, te verminderen voor elk individu en de
maatschappelijke banden losser te maken via liberalisering.
Massa-immigratie leidt tot onteigening van de zwakkeren in de
samenleving, maar deze ‘zwakkeren’ bestaan op termijn vooral uit
mensen die voorheen de middenklasse waren. Het zorgt er
namelijk voor dat de middenklasse samenleving verdwijnt en er
een maatschappij ontstaat van boven- en onderklasse. Dit
verwijdert de democratische waarden uit de samenleving. In het
hoofdstuk over de inclusiviteit en de democratie komt dit verder
aan bod. Als je werkelijk democratische waarden voorstaat dan
compenseer je mensen die beperkt worden in hun kansen en zorg
je dat de lasten op de schouders van de sterksten komen in plaats
van slechts de lusten. Massa-immigratie is een manier voor elites
om de middenklasse bevolking te onteigenen van hun
mogelijkheden doordat de fundamenten van de maatschappij in
het nadeel van de middenklasse worden aangepast. Er heeft dan
ook decennia een zwaarbewaakte consensus om het
migratiedebat gelegen die links, liberaal en pro-immigratie is
geweest. Tegelijkertijd was er een duidelijk taboe om deze
waarheid in twijfel te trekken; liberaal en open ten opzichte van
immigratie en extreem autoritair ten opzichte van een open debat
erover.
Autochtonen worden niet alleen materieel en van hun
gelijkheid van kansen onteigend, maar er is ook een onteigening
van erkenning. Het burgerschap verdwijnt omdat er geen
54
partnerschap meer bestaat tussen overheid en inwoner doordat
deze laatste als last wordt beschouwd in het project om te komen
tot een samenleving waar een elite de onderklasse ‘helpt’. De
waardigheid van mensen wordt afgenomen en men wordt
weggezet als onwaardig, inferieur schepsel dat een gevaar is voor
het ‘paradijs’ dat men aan het bouwen is. Het gebrek aan
erkenning van de menselijke waarde is één van de belangrijkste
redenen waarom mensen op anti-immigratie en populistische
partijen stemmen. De elite leeft alleen mee met de situatie van
immigranten maar niet met de situatie van de middenklasse
omdat deze een ander wereldbeeld voorstaat, terwijl de
minstbedeelden hetzelfde wereldbeeld hebben als de elite, maar
dan bezien van onderop. Voor onteigende autochtonen geldt enkel
minachting als zouden zij profiteurs zijn en incapabel om mee te
komen in de nieuwe, utopische maatschappij. Mensen willen
erkenning als volwaardig mens en als dit hen wordt ontnomen,
bijvoorbeeld door de geestelijke onteigening door de elite met
behulp van massa-immigratie, dan is die drang nog groter. Men
vertrouwt echter, terecht, niemand ‘boven’ hen en een
partnerschap is hen ontnomen. Dit leidt tot een samenleving van
wantrouwen en onveiligheid.
Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de PVV een grote
aanhang zal krijgen onder islamitische allochtonen is het even
onwaarschijnlijk dat zichzelf respecterende allochtonen massaal
zullen blijven stemmen voor knuffelpartijen. Deze partijen hebben
namelijk niet werkelijk het beste met allochtonen voor want ze
ontnemen hen de eigen verantwoordelijkheid en daarmee een
essentieel element van hun menselijkheid. Ook buitenlanders
hebben er belang bij dat de grenzen niet volledig open staan want
dan vervliegt een groot deel van de welvaart omdat de
gemeenschap verdwijnt en daarmee de voorwaarde voor
welvaart.
Mensen geven hun hard bevochten vrijheid zomaar weg
als het een elite lukt om de belangen verkeerd voor te stellen. Zo
55
moet bijvoorbeeld een gemiddelde Nederlander met een gezin zijn
dagelijkse leven noodgedwongen strak indelen om voldoende
middelen te hebben om voor iedereen in het gezin te zorgen. Hoe
meer geld je hebt hoe meer vrijheid. Door nu de welvaart zomaar
weg te geven ontneem je de vrijheid voor jezelf en je kinderen.
Daar komt nog bij dat als je als gemeenschap de welvaart zomaar
weggeeft de wereld niet rijker wordt, maar dat in plaats daarvan
de welvaart verdampt. Zonder een goed functionerende
gemeenschap is welvaartscreatie of behoud niet mogelijk.
Om de macht te behouden creëren elites vaak valse
tegenstellingen die effectief verzet tegen hun machtsposities zeer
moeilijk maken omdat men het verkeerde gevecht levert. Zo
worden mensen die tegen onteigening door middel van migratie
zijn, weggezet als extreemrechts met alle associaties van dien. Zij
gaan vervolgens vaak werkelijk geloven dat de enige oplossing
voor het wegnemen van de onderdrukking een extreemrechts
beleid is, terwijl er betere oplossingen zijn maar deze bedreigen
de machtsposities van de elite en zijn daarmee geen deel van het
denkraam dat in de samenleving is opgelegd.
De personen die op de PVV stemmen staan in wereldbeeld
dichter bij de PVDA en het CDA dan de VVD. De laatste partij
wordt weliswaar net als de PVV gezien als rechts maar de
liberalen staan een politiek voor van vrijheid door verwijdering.
Het primaire doel van de PVV-stemmer is het herwinnen van het
burgerschap waardoor men weer wordt gerepresenteerd door de
overheid en erkend door de samenleving. Op deze manier ontstaat
er weer vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen. Dit is
iets totaal anders dan de vrijheid door verwijdering van de VVD of
de gelijkheid van uitkomst van de PVDA. PVV-ers zijn daarmee
eigenlijk PVDA-ers en CDA-ers die door de gevestigde orde opzij
zijn gezet ten gunste van een nieuwe groep. Wanneer de
potentiële PVV-stemmer Wilders te extreem vindt gaan velen
echter niet terug naar de PVDA of het CDA, maar gaan ze naar de
VVD omdat deze vrijheid door verwijdering biedt waardoor je een
56
kans hebt om aan de onderdrukking te ontsnappen. Om de
populistische stem te herwinnen is het zaak om de
rechtvaardigheid te herstellen en vrijheid in verbondenheid aan te
bieden door de belangen van deze groep weer centraal te stellen
en hen te laten participeren als burger. Deze belangen zijn niet
‘extreemrechts’, maar zijn juist middenklasse idealen waarbij een
succesvol bestaan gezocht wordt door samenleven. Alleen rijke
ondernemers kunnen zich vrijheid door verwijdering veroorloven
en dan ook nog alleen omdat zij het VMR-model in hun voordeel
hebben opgelegd waardoor de verantwoordelijkheden en risico’s
op anderen worden afgeschoven.
Er is geen correlatie tussen menslievendheid en
solidariteit enerzijds en steun voor buitenlanders en immigratie
anderzijds. Er is echter wel een duidelijk verband tussen een hoge
maatschappelijke status enerzijds en steun voor migratie en
buitenlanders anderzijds. Het steunen van immigratie is deel van
de ‘kosmopolitische levensstijl’. Als je immigratie wilt
verminderen, is het daarom van groot belang dat je de elite een
uitweg biedt uit hun zelfgecreëerde gevangenis en voorkomt dat
ze te veel status verliezen. Door, zoals de meeste populisten doen,
de elite frontaal aan te vallen geef je eigenlijk de strijd op en ben je
niet eerlijk tegen anderen of jezelf en blijf je vastzitten in het
conflictmodel waar je vecht tegen je frustratie en probeert om
hoog te worden.
4. VEILIGHEID EN DE STAAT
Een fundamentele waarde voor het bestaan van een duurzame
politieke gemeenschap is veiligheid. Deze veiligheid heeft als
doelstelling ervoor te zorgen dat zowel het individu als de
gemeenschap maximale kansen krijgt om fysiek te overleven.
Fysieke overleving is afhankelijk van vele factoren en alle hierop
volgende waarden van inclusiviteit, rechtvaardigheid en
zelfverwerkelijking spelen een geïntegreerde rol hierin. In dit
57
hoofdstuk ligt de nadruk op de rol van de staat, of meer algemeen
de bestuurseenheden van de gemeenschap, voor het bieden van
een bestaansvoorwaarde van alle andere waarden. Een staat dient
de bevolking die het vertegenwoordigt te beschermen tegen
fysieke vernietiging of onderdrukking. De huidige militaire
technologie is zo vergevorderd dat slechts grote staten en
bondgenootschappen in staat zijn om voldoende militaire kracht
te genereren om een gemeenschap en het individu te beschermen.
Daarnaast is het verstandig om niet naïef te zijn om te denken dat
vrede de natuurlijke toestand is van het internationale
samenleven. Gewelddadige conflicten kunnen zeer schadelijk zijn
en dienen daarom zoveel mogelijk op een geweldloze manier
voorkomen te worden maar als de machtsverhoudingen te ver
uiteenlopen is er al snel de neiging van de sterkste groep om de
eigen belangen boven die van de rest te stellen. Een risicoinschatting leidt dan al snel tot de conclusie dat er weinig gevaar
voor de eigen persoon is om de wil aan een ander op te leggen. Het
krachtsverschil tussen het Amerikaanse leger en dat van een land
als Burundi is bijvoorbeeld zodanig groot dat de eerste in principe
geen slachtoffers hoeft te vrezen bij een militair conflict. Nu heeft
Burundi weinig waardevolle middelen die anderen graag willen.
In Nederland ligt dat anders. Er zijn vele landen en volken die
maar al te graag de welvaart van Nederland zouden willen
hebben. Het liefst goedschiks maar als de mogelijkheid zich
aandient kan dit ook kwaadschiks. Het is dan ook van groot belang
dat er altijd een voldoende militaire capaciteit aanwezig is om
bescherming te bieden tegen geopolitieke tegenstanders, of dit nu
Rusland, ISIS, China of een nog onbekende macht is.
De Nederlandse soevereiniteit is op velerlei gebieden sterk
veranderd. Zo is Nederland militair sterk geïntegreerd en
afhankelijk van anderen. Deze afhankelijkheid leidt echter niet tot
een afname van veiligheid want het bondgenootschap waar
Nederland deel van uitmaakt, de NAVO, heeft op veiligheidsgebied
dezelfde belangen. Het is dan ook geen werkelijk verlies van
58
soevereiniteit maar voornamelijk een herdefiniëring van de
eenheid waarop die soevereiniteit betrekking heeft. Een dergelijke
schaalvergroting leidt tot een toename in plaats van een afname
van soevereiniteit. De vraag is of deelname aan de uitbreidende
Europese Unie ook een vergroting van soevereiniteit is.
De Europese Unie en de bescherming tegen externe
vijanden
Door het uitblijven van grootschalige militaire interstatelijke
conflicten op het Europese continent kan er de illusie bestaan dat
oorlog in dit deel van de wereld is uitgebannen en het een relikwie
is uit het verleden. De kleinere oorlogen in de Balkan in de jaren
negentig van de twintigste eeuw en de oorlog in Oost-Oekraïne
van 2014 speelden zich weliswaar niet in het hart van Europa af
maar brengen de oorlog wel dichterbij. Oorlog zal nooit
verdwijnen omdat de competitie tussen groepen mensen nooit zal
verdwijnen en de methodes om deze conflicten in geweldloze
banen te leiden nooit volledig neutraal of effectief kunnen zijn.
Met het wegvallen van de dreiging van de Sovjet-Unie is een
grootschalig militair conflict op Europees grondgebied verder weg
dan ooit. Hoewel Europa omringd is door instabiliteit zijn deze
kleine conflicten geen existentiële bedreigingen voor het
voortbestaan van de landen in Europa. Daarnaast zijn de meeste
landen lid van de NAVO waardoor Europa deel uitmaakt van een
westers militair bondgenootschap dat nog lange tijd dominant zal
zijn in de wereld.
Belangrijke redenen voor het uitblijven van grootschalige
oorlogen in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog zijn het
bestaan van de Koude Oorlog, het oprichten van Europese
instituties voor samenwerking èn het dividend dat de voorgaande
oorlogen heeft opgeleverd. De Koude Oorlog tussen het Westen en
het communistische blok onder leiding van de Sovjet-Unie zorgde
voor een Europese koude vrede en een wapenstilstand tussen
59
twee niet-Europese tegenstanders wier machtsinvloed leidde tot
het onderdrukken van mogelijke spanningen tussen Europese
landen onderling. Net zoals Joegoslavië en de Sovjet-Unie
uiteenvielen toen de onderdrukkende macht wegviel en de roep
voor democratie en identiteit bevolkingsgroepen divergerende
paden opstuurde, kan dat ook met Europa gebeuren. De val van
het communisme leidde echter niet tot het uiteenvallen van de
Europese samenwerkingsverbanden. Integendeel, want na het
wegvallen van de Koude Oorlog is de integratie juist sterk, en in
versneld tempo, toegenomen. De samenwerking in de Europese
Unie die we vandaag de dag hebben, leidt weliswaar tot vele
problemen op sociaaleconomisch en politiek gebied maar ook tot
vele mogelijkheden om conflicten op een andere dan militaire
wijze op te lossen. De belangrijkste reden voor het uitblijven van
interstatelijke oorlogen in Europa ligt echter in het verleden.
De vrede die we nu hebben is gebouwd op de oorlogen in
de voorbijgaande twee eeuwen. Deze oorlogen hebben vele
slachtoffers veroorzaakt maar ook een omgeving geschapen die
vrede en veiligheid bevorderen. Zo hebben oorlogen ervoor
gezorgd dat de bevolkingen van de Europese landen relatief
homogeen zijn geworden met een duidelijke etnische
meerderheid in elk land en weinig grote minderheden in andere
landen. Dit is het gevolg van de fysieke vernietiging of verdrijving
van andere culturele groepen. Net zo belangrijk was echter de
creatie van nationale, etnische identiteiten waar die voorheen
slechts sluimerend bestonden. Dit proces van natie-bouwen
(nation building) verleende de staat naast de macht ook de
autoriteit om het volk te besturen waardoor de staat zijn energie
niet meer hoefde te richten op het afdwingen van de
gehoorzaamheid van de bevolking. Inwoners werden
gepromoveerd tot burgers. Het leverde daarmee de staat zelf
veiligheid op ten opzichte van de bevolking. Een ander gevolg van
de grootschalige oorlogen in Europa was een vergaande
centralisering en modernisering van de samenleving. De dreiging
60
van, en werkelijke deelname aan, een oorlog dwingt een
samenleving en de staat om zo effectief mogelijk te zijn omdat
men anders direct fysiek geëlimineerd dreigt te worden. Deze
dreiging is een veel sterkere stimulans voor verandering dan
enige andere sociale of economische dreiging. Een oorlog leidt tot
het sluiten van de rangen waarbij conflicten tussen individuen
plaats maken voor het grote conflict waardoor grote
maatschappelijke vernieuwingen mogelijk worden waar die
voorheen onmogelijk leken.
De vraag is of de nabije toekomst even veilig zal zijn als de
afgelopen zeventig jaar. Successen behaald in het verleden bieden
immers geen garantie voor succes in het heden en de toekomst. De
veranderingen in de laatste decennia bieden meer kansen op het
in goede banen leiden van conflicten maar geven ook aanleiding
voor het ontstaan van meer conflicten. De nationale en Europese
instituties voor het oplossen van mogelijke conflicten zijn sterk
gegroeid en leiden vaak tot tragere en meer compromisgerichte
beslissingen maar halen tevens de angel uit de meeste conflicten.
Dus hoewel de vele coördinatiemechanismen vanuit sociaal en
economisch opzicht vaak grote nadelen hebben en de
concurrentiekracht ondermijnen, is een escalatie naar een
grootschalige oorlog onwaarschijnlijker geworden. Andere
factoren leiden echter tot meer en diepere conflicten. De
bevolkingen van de meeste Europese landen zijn in hoog tempo
diverser geworden tot op een punt dat er binnen afzienbare tijd
alleen nog minderheden bestaan. Dit leidt tot spanningen tussen
bevolkingsgroepen en een afname van onderling vertrouwen in de
samenleving. Hierdoor ontstaan nieuwe conflicten die ook nog
langer onderhuids blijven doorwoekeren.
De EU biedt geen militaire bescherming maar vormt op
andere vlakken juist een bron van onveiligheid. Er zijn geen
directe militaire dreigingen voor Nederland en Europa, maar wel
economische en sociale uitdagingen die door de inefficiëntie en
grote tegenstellingen van de EU leiden tot reële gevaren. De
61
voortschrijdende macht van de EU ondermijnt de nationale
identiteiten wat ervoor zorgt dat de cultuur vervaagt en de
gemeenschap minder hecht wordt. De dominantie van de liberale
politiek zorgt er tevens voor dat de macht van het kapitaal sterker
wordt ten opzichte van de macht van de arbeid. De open grenzen
zijn vooral open voor het kapitaal en voor immigranten, maar niet
voor de doorsnee burgers. Hoe eenvoudig is het voor een
gemiddelde hoogopgeleide burger om zich in een volledig nieuwe
taal en cultuur te bewegen en een baan van het juiste niveau te
vinden? Je kan niet een jaar in Bulgarije wonen en volledig
integreren, dan een jaar in Slowakije om dan weer een jaar in
Spanje te werken en wonen waarbij je integraal deel bent van de
samenleving als geïnformeerde burger. Een dergelijke levensstijl
is alleen mogelijk als je overal een buitenstaander blijft. De
menselijke vaardigheden zijn onvoldoende om tientallen talen
vloeiend te spreken, integraal onderdeel te zijn van een cultuur en
daarnaast nog gericht te blijven op technische vaardigheden waar
je geld mee verdient. De vervaging van de grenzen tussen de
Europese landen zorgt dan voor vervreemding waarbij mensen
zich een vreemdeling wanen in eigen land en de EU. Een
Nederlander, of Duitser of Griek of Ier, is zodoende een
vreemdeling in Europa wat tevens impliceert dat er geen
Europeanen zijn buiten de gesubsidieerde EU instellingen.
Het Europese Parlement en de Commissie worden door
hun tegenstanders vaak weggezet als actiegroep voor meer
‘Europa’. De ambitie die velen in Brussel uitstralen is de wens dat
de EU een staat wordt zoals de VS en China. Het idee is dan dat als
de regels maar voldoende worden geharmoniseerd elke uithoek
van Europa even competitief wordt als Duitsland en Nederland.
Het Europese continent bestaat echter uit een groot aantal landen
met sterk afwijkende economieën, identiteiten en talen die niet
zomaar in een nieuw geheel kunnen opgaan. De belangen van de
verschillende landen die deel uitmaken van de EU staan vaak
tegenover elkaar waardoor de samenwerking in veel gevallen
62
eerder een gijzeling is. Zo is een economisch beleid dat goed is
voor Italië niet automatisch goed voor Nederland. Het is
bijvoorbeeld rationeel voor Duitsland om geen ‘eurobonds’ uit te
geven, terwijl het voor Italië juist rationeel is om dit wel te doen
omdat het impliceert dat de schulden van de laatste worden
betaald door Duitsland. Een groot probleem van het streven naar
een Verenigde Staten van Europa in plaats van een Verenigd
Europa van Staten is dat de verantwoordelijkheden en risico’s te
eenvoudig kunnen worden afgeschoven op anderen. De creatie
van een EU heeft niet gezorgd dat de Europese machtspolitiek is
verdwenen maar heeft het juist een nieuwe impuls gegeven en het
VMR-model nog verder uit balans gebracht.
Nationalisten in opkomende landen proberen een groot
rijk te creëren door onder andere een hoge bevolkingsgroei.
Wanneer je de bevolkingsgroei van de laatste 50 jaar in
internationale vergelijkingen ziet dan is de marginalisering van
Europa duidelijk zichtbaar. Brazilië had in 1960 bijvoorbeeld
exact hetzelfde aantal inwoners als Duitsland terwijl het
bevolkingsaantal in Brazilië nu drie keer zo hoog is als in
Duitsland. Afrikaanse en islamitische landen zijn zelfs nog veel
sterker gegroeid. Deze groei zal zich de komende decennia
voortzetten, ook al omdat de Europese bevolking sterk vergrijst.
Zo heeft een klein Afrikaans land als Oeganda al evenveel
geboortes in 2014 als Frankrijk en Duitsland gezamenlijk. De
relatieve, en absolute, afname van de Europese bevolking leidt
onvermijdelijk tot verminderde internationale invloed. De
Europese elite wil desalniettemin ook een groot rijk maar de wijze
waarop dit wordt nagestreefd is niet door het verhogen van de
autochtone bevolkingsgroei maar door immigratie. Door
bevolkingsgroei via migratie te bevorderen is het niet nodig om de
samenleving te hervormen en blijven de machtsposities op korte
termijn veilig. De bevolking neemt af als mensen hun plaats in de
samenleving niet kunnen vinden en daardoor geen nieuwe
generatie kunnen voortbrengen. Naast het veiligstellen van de
63
machtsposities is er nog een andere reden voor de elite om
immigratie te bevorderen en zo een bepaald bevolkingsniveau te
krijgen. In het vorige hoofdstuk kwam het onderzoek van TNS
NIPO in het boek van Peter Kanne aan de orde waarin duidelijk
naar voren kwam dat de bestuurselite zichzelf als kosmopolitisch
ziet en de burgers als nationaal en traditioneel. Immigranten zijn
in de ogen van de elite wereldburgers en daarmee kosmopolitisch
en passen daarmee beter in hun wereldbeeld. Het is een uiting van
ontspoorde ambitie waar de verantwoordelijkheden en risico’s
zijn afgeschoven en hedonisme hoogtij viert.
Bescherming door en tegen de staat
In het westerse politieke denken is er een grote rol weggelegd
voor instituties die een tegenwicht kunnen vormen voor de macht
van de staat. De scheiding der machten is bijvoorbeeld belangrijk
in het voorkomen dat één groep de macht over de staat kan
krijgen. In het hoofdstuk over het recht komt dit verder aan de
orde. Bescherming van de burger tegen de staat is belangrijk door
het grote machtsverschil tussen beiden. De geïnstitutionaliseerde
tegenmacht die decennialang is opgebouwd, wordt echter door
het huidige en het vorige kabinet afgebroken. Deze tegenmacht
was oorspronkelijk bedoeld om de burger te beschermen tegen de
staat, maar heeft gaandeweg een politieke rol voor zichzelf
gecreëerd om zo de belangen van de gevestigde orde te
beschermen. Het verwijderen van deze hindermacht is dan een
toename van bescherming van de burger en een vergroting van de
democratie. Grote organisaties zijn moeilijk te controleren en
leiders zijn vaak afhankelijk van kleine groepen binnen de
organisatie om de macht te krijgen en te behouden. Door de
ondemocratische netwerken hun machtsposities te ontnemen
komt de weg vrij voor werkelijke participatie.
Aan de ene kant heeft de staat een doorslaggevende
invloed op het publieke domein doordat de politieke partijen
semioverheidsinstanties zijn, net als het maatschappelijke
64
middenveld dat afhankelijk is van subsidies. Ook het onderwijs en
de academische wereld zijn sterk afhankelijk van de staat. Aan de
andere kant wordt de macht van de staat uitgehold door
decentralisering enerzijds en supranationalisering anderzijds. Ook
de globalisering van de economie zorgt ervoor dat de staat niet
meer in staat is om de vele idealen van de burgers te
implementeren in de samenleving met frustratie en onmacht
onder de bevolking als gevolg. In de huidige situatie is het
probleem vaak niet dat de staat te sterk is, maar dat het juist te
zwak is om te leveren wat mensen er van verwachten, terwijl de
staat wel sterk genoeg is om alternatieven te onderdrukken. De
overheid moet publieke goederen leveren, zorgen voor onderwijs
en infrastructuur en sociale sturing van gedrag en herverdeling
zodat een elite niet alles krijgt. Het belangrijkste goed dat de staat
levert is echter veiligheid.
De staat is de belangrijkste gecentraliseerde verzorger van
veiligheid. Hiertoe is het noodzakelijk dat het gebruik van geweld
door de staat als legitiem wordt gezien en dat inwoners hun eigen
leven willen wagen om de veiligheid van de staat en anderen te
beschermen. Dit doen ze alleen als ze de staat als legitiem
erkennen en het hun belangen dient. In het verleden was
nationalisme de gebruikelijke strategie om deze legitieme
erkenning te bereiken. Nationalisme is een ideologie die stelt dat
de grenzen van de staat overeen moeten komen met die van de
natie en dat de staat een vertegenwoordiger is van de natie.
Hierdoor worden de staatsstructuren vertegenwoordigend en
ontstaat er een partnerschap tussen de nationale burgers en de
politiek. Nationalisme is een ‘moderne’ (19e-eeuwse) vorm van
identiteitspolitiek. Het is het gevolg van de modernisering van de
samenleving waarbij een sociale mobiliteit ontstaat en mensen
grotendeels aan elkaar gelijk zijn in kansen en mogelijkheden, en
kwalificaties belangrijk zijn om deze te benutten. Om de
gelijkwaardige samenwerking tussen mensen te bevorderen is er
een transcendente identiteit nodig om zo een gemeenschap te
65
creëren van mensen die met elkaar verbonden zijn door middel
van een gedeelde identiteit. Nationalisme is op dit moment in de
westerse omstandigheden echter geen ideale vorm van
identiteitspolitiek. Het is bijvoorbeeld niet goed mogelijk om
iedereen een collectieve identiteit op te leggen want dit impliceert
een schending van de individuele rechten van velen. Daarnaast is
de macht niet meer zo sterk gecentraliseerd bij de staat en zijn er
te veel mogelijkheden om onder de onderdrukking uit te komen.
De staat is ook niet meer zo machtig dat het succes van een
individu er volledig vanaf hangt. De globalisering en de vrije
markt bieden vele alternatieven voor een mogelijk ‘nationaal
thuis’. Een andere tendens is dat de sociale mobiliteit afneemt, de
kwalificatieverschillen toenemen, terwijl de onderlinge
herkenning afneemt. Het behouden van oude identiteiten en het
creëren van nieuwe identiteiten is zeer moeilijk. Zo is het
bijvoorbeeld nooit gelukt om een Sovjetmens te creëren. Als
gevolg van de vervreemding van de staat van de samenleving
bestaat het gevaar dat de staat als een tegenstander wordt gezien.
In dat geval worden we allemaal populisten.
Een levensgroot probleem is de visie van de liberale
democratie op de werking van de overheid. Het liberalisme gaat er
vanuit dat de staat autonoom is en de overheidstaken
onpersoonlijk en neutraal uitvoert. Er wordt hierbij uitgegaan van
een tegenstelling tussen een premoderne en een moderne staat
waarbij de eerste zijn diensten levert aan bepaalde
(vrienden)groepen terwijl de laatste zonder aanziens des
persoons deze diensten levert. Er wordt geen tegenprestatie
verwacht want dat impliceert corruptie. Dit is echter een
verkeerde tegenstelling. Een goed functionerende staat is nooit
onpersoonlijk als dit betekent dat het geen rekening houdt met de
persoon waar de overheid mee in contact staat. De burger moet
een partner zijn en geen klant. Een staat mag niet onpersoonlijk
en neutraal zijn maar dient rechtvaardig te zijn. Dit betekent dat je
mensen niet mag benadelen door anderen te bevoordelen. Een
66
onpersoonlijke, neutrale staat kan nooit rechtvaardig zijn omdat
het geen rekening houdt met de belangen van de burger en hem
daarmee reduceert tot klant en zo een onoverbrugbare kloof
tussen de overheid en de inwoners creëert.
Als bol.com mij een e-mail stuurt met het verzoek om mijn
leven te wagen zodat zij hun marktaandeel kunnen vergroten en
daarmee hun dienstverlening kunnen verbeteren dan gaat die email direct naar mijn spam-folder. Ook een minder vergaand
verzoek wijs ik vanzelfsprekend af. Hun dienstverlening is
weliswaar goed maar dat weegt niet op tegen de gevraagde offers.
Hetzelfde geldt voor een overheid waar mensen geen relatie als
burger mee hebben maar enkel als klant. Het is niet rationeel om
offers te brengen voor een entiteit waar je geen partnerschap mee
hebt want het levert geen omgeving waarin een gemeenschap
vrijheid en gelijkheid biedt. Als de dienstverlening je niet bevalt
dan ga je naar een ander. De verregaande liberalisering van, niet
alleen de economie maar ook en vooral de relatie tussen overheid
en burger, zorgt ervoor dat de Nederlandse overheid wordt zoals
bol.com; een dienstverlener met snelle en goede service maar
zonder intrinsieke waarde. Een liberale overheid ziet geen
burgers, maar slechts klanten die een product afnemen. Dit
ondermijnt de samenwerking tussen overheid en burger en leidt
tot het wegvallen van duurzaamheid.
De uitdaging waar we in de 21e eeuw voor staan, is hoe we
het partnerschap tussen burger en bestuur het beste kunnen
vormgeven. In het volgende hoofdstuk over inclusiviteit en
democratie komt dit uitgebreid aan de orde.
Bescherming tegen interne vijanden en het vergroten
van maatschappelijk vertrouwen
De globalisering en het verplaatsen van soevereiniteit naar
Europese instituties leidt er toe dat staten minder slagvaardig
worden omdat ze minder zeggenschap hebben over de inrichting
67
van de maatschappij dan voorheen. Zwakkere staten zijn dan
weliswaar niet langer in staat om de bevolking te mobiliseren
voor een effectieve oorlog tegen andere staten, maar ze worden
ook steeds minder goed in staat om het ‘eigen’ grondgebied en
zichzelf te beschermen tegen aanvallen van binnenuit.
Desintegratie is een realistische mogelijkheid als de soevereiniteit
te veel wegvloeit.
De Nederlandse samenleving heeft een lange traditie van
maatschappelijke participatie en vertrouwen tussen burgers
onderling en tussen burgers en de overheid. Dit komt onder
andere tot uiting in het grote aantal maatschappelijke organisaties
waar mensen zich belangeloos inzetten voor sociale doelen, van
de lokale voetbalvereniging en de bridgeclub tot het bouwen van
een school in Ghana. Een sociale omgeving waarin men elkaar
vertrouwt, levert sociaal kapitaal op dat het leven van mensen
sterk verbetert en vele mogelijkheden voor samenwerking biedt.
Dit beperkt zich niet tot vrijwilligerswerk maar is ook van cruciaal
belang voor de interactie met de overheid en voor het opstarten
van nieuwe, innovatieve bedrijven. Een vertrouwensrelatie tussen
burger en overheid betekent dat er een partnerschap bestaat in
plaats van een conflictsituatie waarbij men de ander wantrouwt.
Dit is bevorderend voor de effectiviteit van beleid en het welzijn
van iedereen. Het ideaal van een vertrouwenssamenleving is
echter geen vanzelfsprekendheid en is afhankelijk van een
rechtvaardige samenleving waar men elkaar beschouwt als
partners om samen meer succes te genereren in plaats van dat
men elkaar ziet als vijanden waar het succes van de één ten koste
gaat van dat van de ander.
Wat een cultuur van wantrouwen met een samenleving
doet, is te zien in landen en gebieden waar het leven veel minder
voorspoedig is dan in Nederland. Een voorbeeld van een regio
waar het maatschappelijke wantrouwen epidemische vormen
heeft is het zuiden van Italië. De familie is daar de enige duurzame
basis voor samenwerking en vertrouwen. Anderen zijn niet te
68
vertrouwen omdat ook zij alleen het beste voor hebben met hun
directe familie en iedereen die daar niet toe behoort als vijand
zien. Een wantrouwende samenleving bestaat uit radioactieve
mensen waar je afstand tot moet bewaren want anders beschadig
je jezelf. De samenleving is een stuk minder economisch
gediversifieerd dan die in Nederland waar mensen sterker gericht
zijn op de (nationale) markt in plaats van de uitgebreide familie.
Dit is gerelateerd aan het feit dat wanneer je te sterk
gespecialiseerd bent in een bepaalde persoonlijke kwaliteit je te
weinig capaciteiten hebt voor andere noodzakelijke kwaliteiten
om je staande te houden in de competitie waar mensen elkaar
proberen te benadelen in plaats van samen sterk te staan. In een
omgeving van wantrouwen kan je je niet terugtrekken in
specialisme ook al lijkt dit veiligheid te bieden. In plaats daarvan
zorgt specialisme voor isolatie en een afname van macht.
Individuele competitie is een illusie, omdat mensen zeer
gelijkwaardig aan elkaar zijn. Menselijke machtsverwerving is
alleen mogelijk via coalities. Slechts op specialistische punten kan
iemand veel beter worden dan anderen, maar hij heeft dan toch
alleen maar de macht op dat specifieke gebied en is op andere
gebieden niet beter of vaak zelfs slechter dan anderen waardoor
hij in een machtsstrijd kwetsbaar is en op zijn niet-specialistische
gebieden onderuitgehaald kan worden. In een machtsstrijd draait
het niet om kwaliteiten maar om zwakheden. De macht krijg je
niet door een uitmuntende kwaliteit maar doordat de coalitie
waar je deel van uitmaakt deze kwaliteit kan gebruiken. Iemand
met allemaal tienen en één vijf verliest de competitie van iemand
die overal een zes en een half voor heeft. Een maatschappij
gedomineerd door wantrouwen biedt geen ruimte aan uitblinkers
omdat de doelstellingen van de sociale omgeving niet gericht zijn
op het gezamenlijk genereren van een succesvolle toekomst maar
op het winnen van een zero sum machtsstrijd. De wetenschapper
en expert is heer en meester op één gebied maar om de
concurrentie te winnen moet je je zwakten weghalen en dit kan
69
het eenvoudigst door samenwerking met anderen die deze
zwaktes aanvullen. In een vertrouwensomgeving profiteert
iedereen van elkaars kracht in plaats van dat men gebruik maakt
van andermans zwakten om de ander te beperken en zo zelf
relatief, maar niet absoluut, te stijgen. Een samenleving gebaseerd
op vertrouwen heeft grote ramen met open gordijnen. Je kan
alleen open zijn als je erop kan vertrouwen dat mensen niet
gericht zijn op het uitbuiten van je zwaktes. Vertrouwen werkt
alleen als betrouwbaarheid een positieve waarde in de
maatschappij heeft. Als egoïsme wordt beloond en ondermijning
een levensstijl is dan is betrouwbaarheid geen deugd maar een
zwakte.
Een gebrek aan sociaal kapitaal is het gevolg van een
wantrouwensamenleving en deze beperkingen leiden tot een
zwak maatschappelijk middenveld. Ook leidt het tot een minder
effectieve overheid omdat deze niet kan inspelen op de behoeften
van de inwoners maar een entiteit is die apart staat van de
samenleving en waarvan men middelen kan toe-eigenen of die
men moet vrezen. Wantrouwen voedt zichzelf en richt zo de
samenleving te gronde. Cynisme zorgt ervoor dat men niet
hervormt en versterkt zo het wantrouwen. Wantrouwen in de
overheid leidt ertoe dat mensen proberen wat eigenlijk publieke
goederen zouden moeten zijn op een private manier te krijgen,
zoals veiligheid. De grootste uitdagingen voor de veiligheid van de
bevolking liggen in het vrijwaren van mensen voor geweld dat
direct een impact op hun leven heeft. In een
wantrouwensamenleving komt de dreiging voornamelijk van de
buren en niet van landen als Rusland of China. Vaak is het zelfs het
geval dat mensen juist belang hebben bij een externe macht die de
dagelijkse dreiging wegneemt. Onderdrukking van de
onderdrukkers brengt veiligheid, maar voor wie en hoelang? In
het conflictmodel creëert geweld een mate van veiligheid omdat je
zo de leeuwen (of beter gezegd: de hyena’s) die jou beperken op
afstand zet. De maffia is een uiting van een geprivatiseerde
70
bescherming. Op korte termijn biedt de maffia veiligheid aan
individuen maar op langere termijn creëert het daarmee een
klimaat van angst en geweld zodat de samenleving nog verder
wegzinkt in wantrouwen. De maffia biedt dan veiligheid van
geweld die ze zelf veroorzaakt. De maffia kan succesvol zijn in een
omgeving die gedomineerd wordt door wantrouwen en gericht is
op de korte termijn. Helaas geldt een dergelijk beeld soms ook
voor de staat. Wanneer de staat de bron van onveiligheid is,
betekent dit dat deze gekaapt is door een belangengroep die het
eigen succes nastreeft ten koste van de bevolking. Een
samenleving die gefascineerd is door geweld van en tegen
anderen zal er uiteindelijk ook zelf aan ten onder gaan. De
verheerlijking van geweld is een uiting van frustratie dat je niet je
eigen leven kan controleren en niet uit het conflictmodel stapt.
Een dergelijke samenleving gedomineerd door wantrouwen en
maffiagroepen die geprivatiseerde veiligheid bieden is geen
dagelijkse werkelijkheid in Nederland. Het kan echter wel
werkelijkheid worden als de samenleving als onrechtvaardig
wordt gezien en mensen niet meer gericht zijn op samenwerking
maar op egoïstisch handelen ten koste van anderen. Een
belangrijke reden voor het voortbestaan van vertrouwen in de
Nederlandse samenleving is de mogelijkheid om mensen kansen
te bieden zichzelf te ontplooien zonder dat het daarvoor nodig is
om de ontplooiing van anderen te beperken. Samen staan we
sterker dan alleen of als we elkaar tegenwerken.
Groei is noodzakelijk voor een duurzame en vreedzame
samenleving. De strijd voor overleving van individuen kan alleen
duurzaam in goede banen worden geleid als er een vooruitgaande
beweging is. Anders gaat men tegen elkaar werken en komt men
in een neerwaartse spiraal terecht. Achteruit gaan is zeer
schadelijk, zowel economisch, men kan zijn schulden niet meer
betalen, als sociaal, herverdeling leidt tot een stoelendans
waardoor de samenleving steeds kleiner wordt. Dit leidt tot een
grote onveiligheid. Als men denkt dat de toekomst minder goed
71
zal zijn dan het heden en verleden dan zal deze gedachte zichzelf
waarmaken omdat men niet meer vooruit kijkt maar de ander
probeert te benadelen om zo zelf een hoge positie te behouden.
Steden en regio’s waar veel buitenlanders wonen hebben
ook veel PVV-stemmers onder de autochtone bevolking, maar
steden als Volendam en Sint Willebrord (Brabant) hebben weinig
buitenlanders maar stemmen toch veel op de PVV. Dit wordt
veroorzaakt doordat zij een antiautoritaire cultuur hebben en het
gezag wantrouwen, vaak terecht. Om werkelijk het beste voor de
gemeenschap te krijgen is het echter belangrijk dat de overheid
niet als een tegenstander wordt gezien maar als een partner. Zo
niet, dan blijft er een cultuur van onderdrukking bestaan die grote
schade aanricht aan de mensen die deel zijn van deze cultuur en
hun horizon beperkt. Een dergelijke cultuur is niet crimineel maar
wel zeer schadelijk voor het welzijn. Wanneer men deel is van een
dergelijke cultuur zit men gevangen in de spelonken van het
conflictmodel en durft men er niet uit te stappen omdat men bang
is dat dit tot de eigen ondergang leidt. Een handreiking van de
machtigen om het vertrouwen te herstellen is daarbij van groot
belang. Uiteindelijk is het doel om te komen tot een volwaardig
partnerschap waarbij men de belangen van iedereen in
ogenschouw neemt. Een antiautoritaire cultuur van wantrouwen
komt ook bij sommige groepen buitenlanders voor. Marokkanen
en Somaliërs zijn het meest in het oog springende voorbeeld
hiervan. Een dergelijke cultuur van wantrouwen is schadelijk voor
iedereen, maar het meest voor degenen die een deel van deze
cultuur zijn. Iedereen die het beste met hen voor heeft, zou dan
ook deze cultuur van wantrouwen moeten aanpakken en
proberen de stap te maken naar het participatiemodel. Wanneer
men in het conflictmodel blijft zitten dan is het noodzakelijk om
elk commentaar op de slechte situatie met een gelijke, in plaats
van een gelijkwaardige, actie te beantwoorden omdat men anders
verder onderdrukt wordt. Een tegenaanval zonder dat men iets
aan de situatie verandert levert echter geen vooruitgang op,
72
slechts de status quo en aangezien het een equilibrium is dat een
negatieve invloed heeft op het welzijn van de mensen is het een
acceptatie van verlies en onmacht.
In het debat over de oorzaken en oplossingen van
criminaliteit wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen de rol
die cultuur speelt enerzijds en hoe economische factoren van
toepassing zijn anderzijds. Deze twee kunnen echter niet goed van
elkaar worden gescheiden want beiden beïnvloeden elkaar in
hoge mate. ‘Rechts’ heeft vaak een beeld dat er een cultuur van
crimineel gedrag bestaat dat zichzelf in stand houdt, terwijl ‘links’
de schuld legt bij de sociaaleconomisch omstandigheden.
Criminaliteit is een gevolg van de onmacht om een hoge status en
goede positie in de maatschappij te krijgen. Men ‘kiest’ dan voor
de criminaliteit omdat dit het meeste oplevert. Het is een cultuur
waarin men vastzit in het conflictmodel en daardoor de eigen
mogelijkheden niet voldoende kan benutten. Het is dan van belang
om mensen te overtuigen, of te dwingen, het conflictmodel te
verlaten en in plaats daarvan via het participatiemodel te werken.
Het uitgebreide maatschappelijke middenveld in Nederland is een
kostbaar bezit. De participatie van burgers in het
maatschappelijke middenveld zorgt voor een cyclus van opwaarts
vertrouwen. Dit is echter alleen het geval wanneer het
middenveld van onderop tot stand komt. In dat geval is het
maatschappelijke middenveld een uiting van vertrouwen tussen
burgers. Wanneer het middenveld afhankelijk is van steun ‘van
boven’ dan is er juist sprake van een afname van het vertrouwen
tussen burgers en is er vervreemding van elkaar en van de staat.
Het maatschappelijke middenveld is in dat geval een uitbreiding
van de macht van de gevestigde orde die mensen niet meer als
burger maar als klant ziet. Dit betekent tevens dat mensen niet
meer samenwerken en als gevolg van elkaar afdrijven waardoor
de onderlinge herkenning minder wordt.
73
Geestelijke veiligheid
De menselijke veiligheid zoals in de voorgaande pagina’s aan bod
kwam, bestaat uit lichamelijke vrijwaring van geweld. Even
belangrijk om werkelijk veilig te zijn is echter de geestelijke
veiligheid. De mens is een sociaal wezen die van nature naar
buiten gericht is en samenwerking met anderen zoekt. Dit levert
grote mogelijkheden op maar ook gevaren als de sociale omgeving
niet het beste met je voor heeft. Zoals in het voorgaande naar
voren kwam, is een samenleving waar wantrouwen heerst niet
bevorderlijk voor samenwerking en heerst er grote onveiligheid.
De mens is geen atomair individu die in isolatie kan overleven. Het
bestaan van een gemeenschap die het beste met de mens voor
heeft is cruciaal voor veiligheid. De enige legitieme gemeenschap
is diegene die vrijheid in verbondenheid biedt. Al het andere is
onderdrukking. Zonder vertrouwen in anderen is er geen
geestelijke veiligheid en wordt het leven beperkt en kan je niet
profiteren van de menselijke mogelijkheden. Als het wantrouwen
heerst dan verdwijnt de mogelijkheid om mens te worden en is er
van leven geen sprake, maar is er slechts een uitzichtloos bestaan.
Een samenleving die streeft naar een hoge mate van geestelijke
veiligheid dient te zorgen dat succes van de één niet ten koste gaat
van die van de ander, maar dat iedereen de hoop heeft om zichzelf
te verbeteren en anderen hierin bevorderlijk zijn en geen vijand.
Als mensen de hoop verliezen om zichzelf te verbeteren dan
zullen ze zich richten op het verlies van de ander en daalt men af
in het conflictmodel.
“Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” en “je moet
niet denken dat je iets voorstelt en beter bent dan een ander”, zijn
uitingen van een gettomentaliteit waarin men de ander geen
succes gunt en bang is dat de ander wel vooruitkomt en daardoor
in relatieve status stijgt. ‘Gewoon blijven’ is anderzijds wel een
positieve eigenschap als dit impliceert dat je jezelf blijft. Mensen
die gek gaan doen voelden zich beperkt en overcompenseren dat
74
en slaan door in een afwijkende identiteit. Het kunnen zijn wie je
bent, betekent dan dat je iets extreems moet doen als compensatie
voor de zelfverloochening in het dagelijkse leven. Een dergelijke
zelfverloochening is het gevolg van een geestelijke onveiligheid.
Het is dan niet mogelijk om de persoonlijke identiteit voldoende
te beschermen tegen aanvallen van anderen waardoor men het
zelfrespect dreigt kwijt te raken.
Het fenomeen pesten krijgt steeds meer aandacht omdat
het schadelijk is voor het duurzame samenleven. Pesten
impliceert dat men gericht is op het verlies van anderen in plaats
van dat men gericht is op het eigen succes. Het is een omgeving
waarin grote onveiligheid heerst en iedereen verliest. De gepesten
verliezen omdat zij worden uitgesloten van de groep en zo
beperkt worden in hun levenskansen. De anderen verliezen ook
want het wantrouwen dat het pesten oplevert heeft ook gevolgen
voor de overblijvers. Vervolgens is er nog de schade die
veroorzaakt wordt doordat men niet gericht is op vooruitgang,
maar op ‘herverdeling’. Men kijkt niet vooruit maar naar elkaar
om op de hoede te zijn dat men niet het volgende slachtoffer
wordt.
Geestelijk gezonde en succesvolle mensen overschatten
hun individuele capaciteiten. Dit optimisme is noodzakelijk om
het maximale uit jezelf te halen en niet aan ondermijning en
depressie ten onder te gaan. De samenleving en de overheid
moeten zorgen voor een goede kanalisering en balans van dit
optimisme zodat het geen schade toebrengt aan het individu en de
samenleving maar in plaats daarvan kansen oplevert voor allen.
Een ondermijnende cultuur zorgt ervoor dat mensen niet
volwassen worden en als gevolg hun belangen niet goed kunnen
inschatten.
Vakmanschap is een belangrijke drager van zelfrespect,
het biedt een goede positie in de maatschappij en beschermt
zodoende tegen onderdrukking. Een echte vakman zorgt ervoor
dat een probleem (en hijzelf) niet volledig geïsoleerd wordt van al
75
het andere. Ook is hij niet perfectionistisch omdat hij weet dat
streven naar perfectie geen kwaliteit is maar een uiting van een
gebrekkig zelfvertrouwen. Een te ver doorgevoerd specialisme
leidt echter tot isolatie en onveiligheid. Academici denken
bijvoorbeeld dat ze door hun specialisatie een berg hebben
gebouwd maar als hun specifieke kennis niet door de samenleving
wordt erkend hebben ze in werkelijkheid een put voor zichzelf
gegraven. Het levert geen vrijheid maar zelfbeperking. Academici
houden zich dan voor de gek door te denken dat ze overzicht en
daarmee inzicht hebben, terwijl het eigenlijk een vervormd
wereldbeeld is van iemand die achteraan staat en niet deelneemt
aan het werkelijke gebeuren en er ook geen werkelijk gefundeerd
oordeel over kan hebben.
Mensen krijgen hun identiteit grotendeels door de sociale
positie die ze bekleden. Een persoon in een ondergeschikte positie
zal dan een gebrek aan zelfvertrouwen hebben zodat het een
cirkel van onderdrukking wordt waar men alleen uit komt als het
zelfvertrouwen ergens anders vandaan kan komen. Alle
succesvolle religies creëren daarom een alternatieve
gemeenschap waar mensen wel een positie in hebben waar ze
zelfvertrouwen
uit
kunnen
halen.
Als
je
een
minderwaardigheidscomplex hebt moet je deel worden van een
sociale omgeving die je een hoge(re) status geeft.
Als je de angst overwint voor dreigingen van je zelfwaarde
dan ben je beschermd en heb je vrijheid, zelfs als anderen je
proberen te benadelen. Het bezit van een geloof in jezelf is sterk
verbonden met een geloof in de cultuur waar je deel van uitmaakt,
in het heden, maar misschien nog sterker die uit het verleden. Het
zelfvertrouwen van een persoon ondermijnen door hem af te
sluiten van zijn cultuur is een zeer effectieve wijze om de
geestelijke veiligheid te verminderen. Mensen vervreemden van
hun culturele geschiedenis omdat deze misbruikt wordt in de
machtsstrijd en deze daarom niet meer te vertrouwen is. Door
corruptie van het denken moet je voor alles opnieuw het wiel
76
uitvinden want alle historische kennis is onbetrouwbaar
geworden doordat de elite een bepaalde bril naar het verleden
heeft gecreëerd die alles in hun voordeel interpreteert. De
geschiedenis is een verhaal om de huidige tijd vorm te geven in
ons eigen voordeel zodat we zo sterk mogelijk staan in de
competitie met anderen. De geschiedenis is geen feitelijkheid
maar een cultuur waar we mee pronken, die we gebruiken om
anderen van ons af te houden en om een sjabloon te creëren voor
een gewenste maatschappelijke indeling in het heden en de
toekomst.
De discussie of Zwarte Piet een overblijfsel is van racisme
of dat het een machtsmiddel is in een cultuurstrijd om de
Nederlandse cultuur een nieuwe vorm te geven laat zien dat de
Nederlandse samenleving in het conflictmodel zit in plaats van in
het participatiemodel. De machtsverhoudingen in de samenleving
veranderen snel en activisten zien hun kansen om meer status te
krijgen door zich op te werpen als leider van een gemeenschap die
aan invloed wint. Eén van de grote uitdagingen van Nederland is
om een waardevolle Nederlandse culturele identiteit te
krijgen/behouden. Dit is zo’n grote uitdaging omdat de
Nederlandse cultuur in vergelijking met vele concurrenten minder
diepgang heeft. De Nederlandse identiteit heeft bijvoorbeeld
minder duurzaamheid dan die van de Joden en Chinezen. Ook de
verschillende migrantenculturen zijn geduchte concurrenten. In
een Europa met verdwijnende grenzen zijn de grote landen zoals
Duitsland en Frankrijk ook een bedreiging voor de continuïteit
van de Nederlandse cultuur. Het is daarom belangrijk dat je goed
bedenkt wat je weggooit als je het Sinterklaasfeest zoveel aanpast
dat je het eigenlijk afschaft als deel van de culturele identiteit. Ook
kan iets wat eerst niet als racistisch werd gezien dit wel worden
als de interpretaties ervan veranderen. Zou het daarom verboden
moeten worden? In een samenleving waar iedereen veel kansen
heeft om zichzelf te organiseren is zoiets meestal niet nodig.
Alleen als de identiteit wordt gebruikt om anderen te benadelen of
77
te bevoordelen en er grote machtsverschillen bestaan, zou dit aan
banden kunnen worden gelegd. Het enkelvoudige argument dat
een persoon gekrenkt wordt doordat hij een bepaald imago heeft
is onvoldoende reden om het daarom te verbieden. Dat iemand
geestelijk last heeft van een imago is geen basis voor goede
rechtsspraak; narcisme is iets anders dan de strijd tegen racisme.
Als je je imago wil oppoetsen, voor anderen en jezelf, dan moet je
de verantwoordelijkheid op je nemen om te streven naar
zelfverbetering en dit niet afschuiven op anderen. De term
racisme zou voorbehouden moeten zijn aan doelbewuste
benadeling en uitsluiting van een persoon of groep op basis van
etnische kenmerken. Deze uitsluiting dient daarnaast zodanig
beperkend te zijn dat men zich niet voldoende als mens in de
samenleving kan ontplooien. Je kan racisme alleen aanpakken als
je uit het conflictmodel stapt want anders wordt de onderliggende
partij eenvoudigweg geherdefinieerd zodat de nieuwe minderheid
niet wordt gemarkeerd door huidskleur maar door iets anders.
Het wezen van een democratie is niet dat de meerderheid
de wensen van de minderheid respecteert als deze een
machtsmiddel zijn om de meerderheid te ondermijnen. De
Nederlandse nationaliteit staat onder druk en zal nog vele deuken
en scheuren oplopen waarbij een groot probleem is dat de status
van de Nederlandse identiteit niet zo groot is als die van vele
andere culturen waardoor mensen minder gemotiveerd zijn om
het te beschermen en er minder diepgang is om te beschermen.
Geestelijke veiligheid proberen te bereiken door te
investeren in intellectualisme is te vergelijken met lichamelijke
veiligheid proberen te bereiken door bodybuilding. Het versterkt
de persoonlijke kracht en men is zodoende beter in staat om de
competitie met directe vijanden aan te gaan. Dit leidt tot een
afname van angst bij jezelf en een toename van angst bij anderen
en leidt zodoende tot de illusie van meer persoonlijke veiligheid
op korte termijn. Investeren in persoonlijke wapens betekent
echter tevens dat je niet uit het conflictmodel stapt en dat men de
78
competitie dus probeert te winnen ten koste van de ander. Een
dergelijke wapenwedloop komt uiteindelijk altijd op een dood
spoor terecht. Het is een veel verstandiger keuze om uit het
conflictmodel te stappen en in het participatiemodel. Alleen dan is
werkelijke veiligheid mogelijk.
5. INCLUSIVITEIT EN DE DEMOCRATIE
De democratie als zoektocht naar de beste adaptieve
waarheid
Eén van de belangrijkste uitgangspunten van universalistische
ideologieën en religies is de zoektocht naar een objectieve
waarheid die ergens in is gefundeerd. Dergelijk fundamentalisme
vinden we zowel in religies als de islam en het christendom, als in
het westerse wetenschappelijke wereldbeeld. Het gaat echter
voorbij aan enkele cruciale eigenschappen van de menselijke
intellectuele vermogens, namelijk dat ons brein niet gericht is op
objectieve maar op adaptieve waarheidsvinding. Dit houdt in dat
we van nature geneigd zijn om problemen adaptief op te lossen
zodat onze overlevingskansen worden verhoogd. Mensen
redeneren altijd vanuit hun belangen en het idee dat het voor de
mens mogelijk is om een objectieve waarheid te vinden is
zelfbedrog en één van de grootste dwalingen. De wens om een
objectieve waarheid te vinden vloeit voort uit onzekerheid en een
gebrek aan controle over onszelf en de wereld. Een geloof in een
fundament geeft een illusie van vastigheid in een continu
veranderende wereld. Om werkelijk controle te hebben is het
echter noodzakelijk dat men de illusie van een objectieve
waarheid loslaat en de werkelijkheid van de adaptieve waarheid
aanvaardt. Op deze manier is het mogelijk om mee te bewegen
met de continu veranderende wereld en daarmee een zo goed
mogelijke positie te kunnen handhaven.
79
Het menselijke brein is niet gericht op het verzamelen en
catalogiseren van feiten maar op het leren van ervaringen om zo
goed mogelijk voorbereid te zijn op de toekomst. De mens is
toekomstgericht, waarbij het verleden en het heden in dienst
staan van dit doel. De toekomst is weliswaar ongewis wat leidt tot
onzekerheid, maar het is belangrijk om niet te vergeten dat de
controle op heden en verleden ook merendeels een illusie is. Het
verleden wordt continu geherinterpreteerd al naar gelang de
veranderende machtsverhoudingen, terwijl onze positie in het
heden vrijwel volledig afhankelijk is van krachten buiten ons die
slechts zeer minimaal kunnen worden beheerst. Aangezien we de
interpretatie van het verleden gebruiken om ons een beeld te
vormen van de toekomst en hoe we die tegemoet moeten treden,
is het belangrijk dat de interpretatie van de geschiedenis
bevorderend werkt en niet ondermijnend is. Door een juiste
adaptieve waarheid te volgen is het mogelijk om de eigen
belangen zo goed mogelijk te dienen.
Optimisme en een zekere mate van wensdenken is een
noodzakelijk onderdeel van de adaptieve waarheid maar kan ook
ontsporen als we niet eerlijk tegen onszelf durven zijn en we ons
beter voordoen dan we in werkelijkheid zijn. Bij het wensdenken
ziet men de wereld en de machtsverhoudingen zoals men wil dat
deze eruit zien in plaats van dat het een objectieve weergave is
van de werkelijkheid. Een objectieve weergave bestaat echter niet
want onze acties bepalen tot op zekere hoogte hoe de
werkelijkheid eruit zal zien. Een gebrek aan macht om een
wereldbeeld dat in ons voordeel is werkelijkheid te laten worden,
is een belangrijke reden voor een verlies van realiteitszin. We
raken dan vervreemd van de adaptieve waarheid en schaden zo
onze toekomst.
Net zoals het voor de mens niet mogelijk is om in het
luchtledige te overleven, is werkelijk kritisch denken een
abstractie die onhaalbaar is voor de menselijke intellectuele
vermogens. De westerse sociale wetenschap is bijvoorbeeld
80
kritisch op alle ideeën die een gevaar vormen voor de
machtsposities van de beoefenaren ervan, terwijl het tegelijkertijd
blind is voor de eigen dwalingen. De wetenschappelijke methodes
die de sociale wetenschap gebruikt zorgen ervoor dat
machtsmisbruik van het individu zoveel mogelijk wordt beperkt.
Het doet echter niets tegen het groepsdenken en de noodzaak om
politiek correcte uitkomsten te genereren willen onderzoekers
duurzaam carrière maken. De vermeende zelfcorrectie van de
wetenschap is daarbij als een slager die zijn eigen vlees keurt.
Zowel verificatie als falsificatie zijn daarbij onvoldoende om de
sociale wetenschap op hetzelfde niveau te krijgen als de
bètawetenschap want argumenten zijn altijd gebaseerd op
belangen. De sociale wetenschap is in wezen altijd een vorm van
activisme waarbij men probeert de samenleving in een bepaalde
vorm te gieten die bevorderlijk is voor de belangen van degenen
die het onderzoek doen. Wetenschappelijke studies zijn daarnaast
belangrijk om het wereldbeeld van een bepaalde groep te
bevestigen en daar de zelflegitimatie voor bevoorrechte posities
uit te halen. Mensen intellectueel opvoeden is bijvoorbeeld
meestal een misleiding om mensen in een afhankelijke en lagere
positie te manoeuvreren. De grote complexiteit van het
wetenschapsbedrijf biedt daarnaast een ideale kans om
alternatieven buiten te sluiten. Het is vrijwel onmogelijk voor
iemand die geen positie in een wetenschappelijke instelling heeft
om genoeg tijd en middelen vrij te maken om deel te nemen aan
het
wetenschappelijke
debat.
De
grote
hoeveelheid
onderzoeksgegevens en de benodigde inbedding in de aanwezige
literatuur via voetnoten zijn een huizenhoge barrière tegen elke
buitenstaander. De enige werkelijke oplossing hiervoor is de
wetenschap afhankelijk te maken van de democratische
samenleving waardoor zij geen belang hebben bij het
ondermijnen daarvan. Net als in andere politieke en
maatschappelijke sectoren dienen ook posities in de sociale
wetenschap niet te lang door één persoon te worden bezet, maar
81
een sterke doorstroming te hebben. Goed functionerende
wetenschap heeft als taak om de intellectuele diepgang te
verzorgen om zo de onderliggende maatschappelijke processen
inzichtelijk te maken. Politici en activisten zijn even intelligent als
wetenschappers maar hebben een noodzakelijke vorm van
oppervlakkigheid die hen in staat stelt om machtsposities te
bezetten en beleid te implementeren. De intellectuele diepgang
wordt dan in het ideale geval voor een groot deel uitbesteed zodat
men de eigen geest vrij heeft voor andere activiteiten. Als
wetenschap zich omvormt tot activisme dan worden
wetenschappers slechte politici want ze offeren de diepgang op
terwijl ze niet de positie hebben om beleid te voeren. Politici en
activisten worden op hun beurt gedwongen slechte
wetenschappers te zijn omdat de ‘wetenschap’ niet meer
vertrouwd kan worden en men dus zelf onderzoek moet doen
maar daar de tijd en middelen niet voor heeft. Wantrouwen leidt
uiteindelijk tot ieders ondergang.
In een democratie ligt de soevereiniteit bij het volk en niet
bij een enkeling of kleine groep die over het volk heerst. Een
primair doel van elk levend wezen en dus ook van de mens is om
te zorgen voor een succesvolle overleving. Dit is dan ook een
primair doel van de democratie; namelijk beleid te implementeren
dat de overleving van de bevolking bevordert. Dergelijk beleid kan
niet gegrondvest worden in een objectieve, absolute waarheid
maar is afhankelijk van adaptieve waarheidsvinding. Deze
adaptieve waarheidsvinding is gericht op het vinden van de beste
beslissingen om de overleving van het volk nu en in de toekomst
maximaal te laten zijn. Goed functionerende democratische
processen zijn dan ook altijd gericht op het vinden van deze
waarheid. In een dictatuur van de enkeling of de weinigen is de
adaptieve waarheidsvinding gericht op de maximalisering van de
overleving van de machthebbers in plaats van op die van de
gehele bevolking. In het conflictmodel betekent een dergelijke
indeling dat de overleving van de één ten koste gaat van de ander,
82
in dit geval dus van de bevolking die niet direct betrokken is bij de
waarheidsvinding. De huidige democratieën worden allemaal
bestuurd door een gekozen aristocratie (aristocratie =
heerschappij van de besten) bestaande uit politici die eens in de
zoveel jaar worden geselecteerd door middel van verkiezingen. De
bevolking kiest dan de besten uit om hen te vertegenwoordigen.
De grote mate van professionalisering van het politieke bedrijf en
de oligarchisering van de bestuursfuncties- en structuren zorgen
ervoor dat werkelijke politieke deelname voor de meesten
onbereikbaar is. In plaats daarvan is men een toeschouwer met
een zeer beperkte inbreng in de vorm van het invullen van een
stembiljet eens in de paar jaar. Vervolgens is ook het grotere
publieke domein, of maatschappelijke middenveld, waar door
middel van debat de adaptieve waarheid deels wordt bepaald,
voor de meesten onbereikbaar. Het wordt bevolkt door
professionele politici en vertegenwoordigers van grote
maatschappelijke organisaties. Een normaal mens heeft er weinig
te zoeken, ook al omdat hij een chief without indians is, dus
sprekend zonder een grote achterban te vertegenwoordigen,
waardoor zijn stem niet serieus genomen wordt. De
waarheidsvinding in onze huidige democratie is uitbesteed aan
professionals, maar daarmee hebben we onze democratie
uitgehold. Een professionele klasse van bestuurders heeft nooit
exact gelijklopende belangen als de rest van de bevolking,
waardoor de waarheidsvinding niet gericht is op de
maximalisering van de overleving van de bevolking maar op die
van de bestuurders. Aangezien de bestuurders onstabiele,
bevoorrechte posities innemen zullen zij de bevolking op termijn
altijd als intrinsiek vijandig bezien. Het volk kan immers hun
bevoorrechte positie afnemen bij een eerstvolgende verkiezing.
Een gevolg is wederzijds wantrouwen tussen bestuurders en
bestuurden. Een dergelijk wantrouwen is in een maatschappij die
is ingedeeld aan de hand van het conflictmodel helaas merendeels
correct. Zoals bij de bespreking van het conflictmodel aan de orde
83
kwam, is debat daar niet gericht op het zoeken naar een
gezamenlijke waarheid maar naar het winnen van een competitie
ten koste van de ander. Argumenten worden gezocht en
geëvalueerd om de ander te verslaan en niet om een probleem op
te lossen. De adaptieve waarheden van de verschillende
conflicterende partijen lopen ver uiteen en zijn vaak tegengesteld
zodat er hoogstens een compromis bereikt kan worden waarin de
verschillende partijen niet te veel verlies nemen. Werkelijke
waarheidsvinding is zodoende niet mogelijk bij conflicten. Bij de
bespreking van het conflictmodel kwam ook aan de orde dat de
liberale democratie het conflict in de politiek en de maatschappij
sterk heeft vergroot. Het conflictmodel is zelfs een intrinsiek
onderdeel van de liberale democratie. Een liberale democratie is
dan ook niet werkelijk democratisch, omdat men niet kan komen
tot de beste adaptieve waarheidsvinding voor de gehele bevolking
maar hoogstens een compromis tussen strijdende partijen kan
bereiken die geen van allen recht doet. De liberale democratie is
op zijn hoogst een gijzelingsdemocratie. Op dit moment bevinden
we ons dus in een situatie waarbij de gewone man een
toeschouwer is van de politieke waarheidsvinding die alleen nog
maar in naam democratisch is, en ook nog alleen omdat de
machthebbers het als democratisch definiëren.
Verkiezingskoorts om ons te genezen van
maatschappelijke kwalen en loting en quota’s om een
open samenleving te krijgen
Loting om het democratische tekort te verkleinen
In zijn boek uit 2013 getiteld ‘Tegen verkiezingen’ betoogt David
van Reybrouck dat een deel van de kwalen waaraan de huidige
democratie leidt de fixatie op verkiezingen is, terwijl deze juist
intrinsiek ondemocratisch zijn. Als alternatief zouden we volgens
hem een systeem van loting moeten invoeren. Inderdaad stelde
84
Aristoteles dat de invulling van politieke posities via loting
democratisch is en via verkiezingen aristocratisch. De laatste is
immers gericht op de selectie en heerschappij van de besten. Dat
loting vrijwel volledig uit het ‘democratische’ vocabulaire is
verdwenen laat de macht van de heersende klasse zien over de
inhoud en richting van het debat. Zij hebben er immers belang bij
dat ‘de besten’ op de meest bevoorrechte posities belanden.
Doordat het politieke bedrijf sterk geprofessionaliseerd is en er
daarom een hoge barrière bestaat om eraan deel te nemen, is het
mogelijk om mensen die er niet mee ‘zijn opgegroeid’ de toegang
te bemoeilijken waardoor de politieke cultuur in stand kan
blijven. Immers, als slechts enkelingen doorstromen in plaats van
een grote meerderheid zullen zij niet de macht hebben om
werkelijke veranderingen door te voeren. In plaats daarvan
nemen de meeste nieuwelingen de mores van het politieke bedrijf
over zodat het zichzelf in stand houdt. Daarnaast zal de
waarheidsvinding, ofwel de keuze voor welke richting de
maatschappij zich dient te ontwikkelen, van bestuurders anders
zijn dan die van de bestuurden omdat zij andere belangen hebben.
Het huidige democratische tekort bestaat er onder andere uit dat
velen van mening zijn dat de politieke bestuurders niet werkelijk
de belangen van de burgers dienen, maar vooral op eigen gewin
en status uit zijn. Is loting dan een oplossing voor het
democratische tekort? In een loterij wordt winst of verlies
volledig bepaald door toeval. Er is dan niemand die beslist of een
ander het wel of niet verdient. Eenvoudigweg een deelnemer zijn
aan de loterij is voldoende om de positie te verkrijgen. Als de
zetels in de Eerste of Tweede Kamer (deels) zouden worden
toegewezen via loting dan zou de politiek veel representatiever
zijn dan vandaag het geval is. Er bestaat dan nog wel het risico dat
ook zij zich op termijn meer zullen identificeren met hun collega’s
dan met de bevolking die zij vertegenwoordigen. Een belangrijk
verschil is echter dat gelote personen diverser zijn en daarom
meer van elkaar verschillen dan politieke professionals, zodat zij
85
minder snel een groep zullen vormen en dat het langer duurt
voordat zij zichzelf als politicus gaan zien. Ook leidt een grotere
diversiteit vaak tot nieuwe inzichten en minder groepsdenken.
Tevens zorgt het ervoor dat één van de grote problemen van de
politiek, namelijk het machtsdenken, sterk vermindert. Mensen
die zichzelf verkiesbaar stellen en daarvoor campagne voeren,
binnen de politieke partij en daarbuiten, zijn over het algemeen
sterk gericht op het vergaren van macht, terwijl degenen die via
loting de positie krijgen deze motivatie grotendeels missen. De
eersten zullen dan wellicht meer gemotiveerd zijn om hun werk
goed uit te voeren, maar zullen ook alles in het werk stellen om
hun machtsposities te behouden waardoor ze voor zichzelf gaan
werken in plaats van voor de bevolking.
Een politiek bestuur dat bestaat uit gelote personen is
weliswaar een betere afspiegeling van de maatschappij dan één
bestaande uit gekozen bestuurders, maar hoeft niet
noodzakelijkerwijs representatiever te zijn. Het is heel goed
mogelijk dat een professionele bestuurder veel beter in staat is
om de belangen van de bevolking te vertegenwoordigen dan een
willekeurig individu uit de bevolking. Daarnaast is er nog een
fundamenteel onderscheid te maken in de wijze waarop
vertegenwoordiging kan worden gezien. Zo is er een onderscheid
te maken naar vertegenwoordiging in de zin van delegatie,
waarbij men zo goed mogelijk de vertegenwoordigende partij
weerspiegelt en zo dus letterlijk uitvoert wat de ander wenst.
Daarnaast is er ook een andere vorm van vertegenwoordiging
mogelijk, namelijk een voorstelling van de vertegenwoordigende
partij zoals een schilderij een voorstelling is van een landschap,
waarbij het geen letterlijke kopie is maar juist een waarheid
zichtbaar maakt die er anders niet was geweest. Deze laatste vorm
van vertegenwoordiging is één van de sterkste punten van een
electorale democratie. Een groot voordeel van verkiezingen en de
strijd voor politieke posities ten opzichte van loting is dat het
richtinggevend is. Politici proberen macht te verwerven in de
86
publieke arena. Hiertoe proberen ze om (onbestemde) gevoelens
die bij de burgers leven te achterhalen, te benoemen en te
manipuleren. Vaak zijn mensen zich niet bewust van wat nu de
juiste maatschappelijke keuzes zijn om het maximale uit hun
persoonlijke leven te halen. Als de politiek op zijn best is, geeft het
een visie op een betere toekomst voor iedereen zodat mensen die
zelf denken afwijkende belangen te hebben van anderen, juist
kunnen profiteren van samenwerking met elkaar. Een dergelijke
opdracht vereist integere en gekwalificeerde vertegenwoordigers.
Aangezien er vele mogelijkheden zijn voor kwaadwillenden om dit
principe te misbruiken voor eigen politiek gewin is het
noodzakelijk om regelmatig mensen te vervangen en ervoor te
zorgen dat men zo min mogelijk kansen krijgt om privileges op te
bouwen en te beschermen.
Verkiezingskoorts verwijdert polarisatie
Verkiezingen leiden vaak tot een tijdelijke polarisatie in de
samenleving. Mensen en ideeën komen tegenover elkaar te staan
en er is meestal sprake van een grote maatschappelijke
opwinding. Politici proberen mensen te mobiliseren waardoor
machtsposities van de gevestigde orde in gevaar kunnen komen.
Een dergelijke opwinding, of verkiezingskoorts, kan leiden tot
grote maatschappelijke onrust. Dit is een belangrijke reden
waarom een dictatuur zo tegen verkiezingen is. In een
democratische samenleving kan een dergelijke koorts ook leiden
tot grote verdeeldheid en desintegratie maar het kan daarnaast
ook zeer heilzaam zijn. Koorts is een temperatuursverhoging van
het lichaam dat dient om ziektes beter te bestrijden. Hetzelfde
geldt voor verkiezingskoorts. Ook dit kan ervoor zorgen dat de
maatschappelijke ziektes worden bestreden. Niet alleen door de
problemen aan te pakken en mensen weer hoop te geven op een
beter leven, maar ook doordat een groot conflict ervoor zorgt dat
kleinere conflicten naar de achtergrond worden gedrukt. Mensen
vergeten hun kleinere, onderlinge conflicten omdat ze zich bezig
87
gaan houden met het grote conflict dat de richting van de
samenleving gaat bepalen. Hierdoor wordt de gemeenschap
gezuiverd van conflicten en de samenhang versterkt.
Het democratische en ondemocratische middenveld
In een dictatuur wordt elke mogelijke oppositie tegen de
machthebbers onderdrukt. Hiertoe worden onafhankelijke
maatschappelijke organisaties zoals politieke partijen, vakbonden
en culturele verenigingen verboden of onderdeel gemaakt van ‘de
partij’, omdat deze in staat zijn om mensen te mobiliseren tegen
de gevestigde orde. In een democratische maatschappij is een
dergelijk maatschappelijk middenveld wel aanwezig, waardoor er,
in theorie, een tegenwicht ontstaat tegen de machthebbers die de
maatschappij en de overheid controleren. Het is weliswaar correct
dat er in Noord-Korea geen significante oppositie tegen het
regime bestaat, maar dat betekent niet dat het bestaan van een
veelomvattend maatschappelijk middenveld in Nederland ook een
tegenwicht van de gevestigde orde is. Integendeel zelfs, want het
maatschappelijke middenveld wordt voor een groot deel beheerst
door personen die zichzelf beschouwen als onderdeel van de
gevestigde orde. Nu hoeft dat niet slecht te zijn maar het zorgt er
wel voor dat maatschappelijke organisaties geen levensvatbare
oppositie zijn tegen de machthebbers. De situatie in Noord-Korea
is tegengesteld ten opzichte van Nederland in de mate van
maatschappelijke organisatie van het middenveld, maar niet in de
mate van de mogelijkheid om oppositie te voeren tegen de
gevestigde orde. Door het bestaan van grootschalige
subsidienetwerken in Nederland zijn maatschappelijke
organisaties afhankelijk van elkaar en de overheid waardoor hun
loyaliteit eerder bij elkaar en de overheid ligt dan bij de groepen
die ze zeggen te vertegenwoordigen. Dit is alleen ongedaan te
maken door de subsidienetwerken te ontmantelen want ‘wie
betaalt, bepaalt’. Het verlenen van subsidie is bijna altijd het
steunen van het verleden in plaats van investeren in de toekomst,
88
zelfs al heeft het betrekking op duurzame, innovatieve
ontwikkelingen omdat werkelijk ontwrichtende innovatie een
nieuwe visie impliceert die actief wordt tegengegaan als je uitgaat
van bestaande belangen. Doordat Nederland zoveel gevestigde
maatschappelijke organisaties heeft, is het moeilijk voor
nieuwelingen om er tussen te komen en een nieuw geluid te laten
horen die boven die van de anderen uitsteekt. Er is in het
Nederlandse maatschappelijke middenveld geen sprake van terra
nullius, maar van een geraffineerd, geïntegreerd netwerk van
belangen. Het maatschappelijke middenveld in Nederland zorgt er
zo voor dat alternatieve visies op de samenleving minder
eenvoudig opkomen. De gevestigde orde gebruikt de dominantie
in het publieke domein om alle denkbeelden die een bedreiging
kunnen vormen buiten te sluiten en omdat het gemakkelijker is
om te werken via bestaande structuren en doordat de kosten,
zowel sociaal als financieel en organisatorisch, om iets nieuws op
te richten zeer hoog zijn komen er minder alternatieve visies op.
Het is een illusie om te denken dat je zomaar uit het niets iets kunt
creëren en dat er dan een maatschappelijke revolutie volgt. Ook
omdat de dwang zich uitstrekt naar het denken waardoor men
niet de helderheid van geest krijgt om werkelijk oppositie te
voeren tegen de gevestigde orde en in plaats daarvan in het
conflictmodel blijft steken.
Niettegenstaande de nadelen van een sterk ontwikkeld
middenveld is het bestaan van maatschappelijke organisaties die
tezamen het middenveld vormen van groot belang voor een
welvarende samenleving waarin men gezamenlijk werkt aan een
betere toekomst van allen. Het zorgt ervoor dat mensen aan
velerlei doelen kunnen werken zonder dat het van boven moet
worden opgelegd. Ook zorgt het voor maatschappelijk vertrouwen
wat leidt tot minder conflicten en betere samenwerking. Het
maatschappelijke middenveld is zodoende zeer waardevol. Het is
echter van belang dat de bestuurders van dergelijke organisaties
hun posities niet gaan gebruiken voor politiek gewin dat ten koste
89
gaat van het algemeen belang. Een sterke maatschappelijke positie
zorgt ervoor dat het eenvoudiger is om de politiek te beïnvloeden
waardoor de belangen van kleine groepen zwaarder kunnen
komen te wegen dan die van de democratische meerderheid.
Hoe democratische middelen een dictatuur kunnen steunen
De mogelijke dictatuur van de meerderheid is een groot probleem
van een (gecorrumpeerde) democratie. In een democratie
gebaseerd op verkiezingen en zonder rechtsstaat is het namelijk
mogelijk dat 51 procent van de bevolking de andere 49 procent
doelbewust benadeelt. Wanneer dit het geval is dan is er nog
slechts sprake van een democratie in naam en niet in uitvoering.
Een democratie is gebaseerd op een zeer grote meerderheid van
mensen die zijn te classificeren als middenklasse. De
middenklasse kijkt vooruit en is gericht op samenwerking met
anderen zonder hen onderuit te halen. In een werkelijke
democratie zijn dan ook geen minderheden omdat mensen elkaar
niet doelbewust beperken en men daarom zichzelf kan
ontwikkelen in samenwerking met anderen. De democratie is een
kwetsbaar systeem dat gevoelig is voor corruptie via het ontstaan
van groepen die hun succes uit het ongeluk van anderen halen. De
wijze waarop het Westen dit probleem doorgaans ‘oplost’ is door
de democratie te binden aan een rechtsstaat met fundamentele
grondrechten voor iedereen waardoor minderheden altijd een
zekere mate van bescherming genieten. Wetten zijn echter altijd
kwetsbaar voor interpretatie en bieden daardoor vaak
schijnveiligheid. Het wereldbeeld van de rechters die de wetten
interpreteren en de mate van juridisch activisme van
belangengroepen is van groot belang in het bepalen van de
hoeveelheid
bescherming
en
mogelijkheden
die
minderheidsgroepen hebben. De rechtsstaat biedt een zekere
garantie dat minderheden niet te zeer geschaad worden, maar het
biedt geen oplossing voor het wegnemen van het onrecht dat erin
ligt dat men tot een minderheid is gemaakt. Een mogelijke
90
bijkomende oplossing voor het democratische tekort dat
veroorzaakt wordt door de dictatuur van de meerderheid kan de
invoering van loting zijn. Loting zorgt er namelijk voor dat er
minder conflicten zijn en minder wij-zij denken. Politieke
machtsposities worden immers niet gewonnen door strijd maar
toegewezen volgens het toeval. Afhankelijk van de wijze waarop
loting wordt ingevoerd kan het ook zorgen dat het opofferen van
anderen veel moeilijker wordt omdat er dan geen groepen
tegenover elkaar staan, maar slechts individuen.
De dictatuur van de meerderheid is niet de enige
dictatoriale trek van de democratie. De dictatuur van het
paradigma is een even groot gevaar. In een representatieve
democratie heeft de gevestigde orde vaak belangen die zich
uitstrekken over de verschillende politieke partijen heen en die
afwijkend zijn van die van de gemiddelde burger. Bestuurders
hebben immers andere belangen dan bestuurden en het vergt een
grote mate van integriteit van politici om daar geen misbruik van
te maken. De gevestigde orde heeft belang bij het opleggen van
een wereldbeeld dat in hun voordeel is. Politieke correctheid is
geen uiting van een morele hoogstaandheid, maar van
machtspolitiek om tegenstanders buiten te sluiten. In een
lotingsdemocratie is de dictatuur van het paradigma
waarschijnlijk minstens even groot, maar zal het zich anders
uiten. Als posities beschikbaar zijn door middel van loting is er
geen noodzaak om een politiek standpunt in te nemen zoals bij
verkiezingen want het heeft toch geen invloed op de vraag of je de
positie krijgt of niet. Het is dan ook niet rationeel om te investeren
in afwijkende standpunten want dan isoleer je jezelf en
verminderen de mogelijkheden om mee te doen. Veel
maatschappelijke problemen zijn echter sluimerend aanwezig en
zodoende moeilijk te benoemen en aan te pakken. In een
representatieve democratie zijn er vaak (marginale) partijen die
deze conflicten wel benoemen om op die manier politieke macht
te veroveren. Door het benoemen van deze problemen worden ze
91
meer werkelijkheid onder de bevolking, hoewel ze vaak weinig of
geen invloed hebben op het wereldbeeld van de bestuurders. Een
representatieve democratie heeft daarnaast een verschil, dat zich
vaak ontwikkelt tot een tegenstelling, in visie op de
maatschappelijke indeling ten opzichte van de bevolking.
Hierdoor ontstaat er een conflictsituatie tussen bestuurders en
bestuurden. Bij de lotingsdemocratie ontstaat dat conflict veel
minder vlug omdat er niet zo snel een tegenstelling ontstaat
tussen bestuurder en bestuurden en omdat men problemen niet
sterker aanzet om er oplossingen voor te vinden. Een
lotingsdemocratie creëert dan ook geen politieke energie die als
voedingsbodem van een paradigmawisseling kan dienen.
Er is ook in dictatoriale samenlevingen een zekere mate
van vrijheid. Deze vrijheid wordt echter beperkt tot activiteiten
die de machtsposities van de elite niet bedreigen. In afgezwakte
vorm is dat ook in het Westen het geval, zoals de fanatieke
aanvallen op populisten en andere flankpartijen door de
gevestigde orde laat zien. Je kan vaak een heleboel zeggen in een
dictatuur zolang het maar niet oproept tot actie tegen de
machtsposities van de elite. Verkiezingen zijn weliswaar minder
democratisch dan lotingen maar zijn voor een dictatuur toch een
veel groter gevaar omdat ze leiden tot het organiseren en
mobiliseren van mensen achter een bepaalde doelstelling waarbij
een vijandbeeld wordt gecreëerd. Ook leiden verkiezingen tot
conflicten en tot oplossingen die eerst nog niet bestonden in de
denkbeelden van mensen. Verkiezingen kunnen zodoende leiden
tot een grotere focus en helderheid die gericht kunnen worden op
het onderuithalen van de posities van de elite. Lotingen zijn
daarentegen veel minder gericht en creëren geen alternatieve
werkelijkheid maar zijn een afspiegeling van het heden en volgen
het geaccepteerde paradigma. Als een communistische partij
bijvoorbeeld een deel van de leidende posities reserveert voor
mensen van het politbureau en de rest invult door middel van
loting dan is het onwaarschijnlijk dat er maatschappelijk verzet
92
ontstaat of dat de stabiliteit van de overheid en het land in gevaar
komt. Loting kan zodoende voor een grote stabiliteit zorgen, maar
het is de vraag of je dat wil als het doel is om te komen tot een
democratische samenleving. Zoals in de volgende hoofdstukken
aan de orde zal komen, leidt de invoering van democratische
middelen niet automatisch tot een meer democratische
samenleving.
De democratische waarden bepalen het democratische gehalte
van een land
Veel politici en politieke wetenschappers beperken de democratie
tot de selectie van de politieke bestuurders, terwijl democratie
veel omvattender gezien moet worden. Wanneer je gewone
mensen vraagt wat ze het meest waarderen aan de democratie is
dat niet het politieke debat of de mogelijkheid om te kiezen voor
specifieke politieke partijen. Wat mensen het meest waarderen
aan de democratie is de maatschappelijke indeling die het
voorstaat. Een samenleving die open en vrij is en de mensen de
mogelijkheid biedt om het maximale uit hun leven te halen. Een
democratische maatschappij is een open samenleving waar alle
posities voor iedereen toegankelijk zijn; gelijkheid van kansen en
vrijheid in verbondenheid. De huidige samenleving is echter niet
open voor iedereen. Er zijn vele barrières die mensen beperken in
de ontplooiing van hun leven. Een belangrijke barrière wordt
gevormd door de verkeerde toepassing van meritocratische
beginselen die sterk leven in de Nederlandse maatschappij.
Volgens dit denkbeeld zijn alle maatschappelijke posities in
theorie voor iedereen toegankelijk mits hij of zij de kwalificaties
ervoor heeft. Aan de ene kant levert dit een grote mogelijkheid op
voor iedereen die niet met een gouden lepel is geboren maar er
zijn echter ook grote problemen met meritocratische beginselen
die ervoor zorgen dat een moderne samenleving ze niet exclusief
als grondbeginselen van een rechtvaardige samenleving kan
hanteren maar slechts als hulpmiddel. Ten eerste is het succes van
93
een enkeling alleen mogelijk als de omgeving duurzaam succes
kan voortbrengen. Wanneer één persoon alles krijgt en de rest
niets dan bestaat er geen gemeenschap en kan een persoon, hoe
goed hij ook is, nooit succesvol worden. Ten tweede is kwaliteit
sterk afhankelijk van de maatschappelijke positie die hij of zij
bekleedt, zodat er een kip-en-het-ei probleem ontstaat. Mensen in
een goede positie hebben meer middelen en zelfvertrouwen en
kunnen hun positie gebruiken om hun leven op orde te krijgen en
zijn zo beter in staat om te voldoen aan de eisen van de
maatschappij. Ook hebben zij een betere informatiepositie die hen
in staat stelt betere keuzes te maken voor hun carrière. Een ander
probleem is dat het zeer moeilijk is om te bepalen hoe goed
iemand zal zijn in een positie die hij op dit moment niet heeft. Men
selecteert mensen op basis van opleiding, ervaring en eventueel
een assessment, maar dit is nooit een garantie dat iemand de baan
wel of niet beter zal uitvoeren dan een ander. Een verder
probleem is dat de meritocratische beginselen sterk 19e-eeuws
zijn en in de 21e eeuw grote tekortkomingen kunnen
voortbrengen. In de 19e eeuw was het idee om mensen te
emanciperen door ze goed op te leiden voor een bepaalde taak
waarna zij die de rest van hun werkzame leven konden uitvoeren.
Een dergelijk Frans systeem is juist zeer elitair en beperkt het
samenleven. In de huidige dynamische maatschappij is een
dergelijk uitgangspunt een recept voor werkloosheid en
economische teruggang. Een hoge mate van flexibiliteit is juist
noodzakelijk, waarbij men een leven lang leert en continu inspeelt
op nieuwe ontwikkelingen en men zichzelf om- en bijschoolt. De
netwerksamenleving tenslotte zorgt ervoor dat kwaliteiten
moeilijk kwantificeerbaar worden omdat samenwerking en
persoonlijke vaardigheden in belang toenemen. Cultureel kapitaal
wordt belangrijker en het gevaar bestaat dan dat kwaliteit
bepaald wordt door de kennis en acceptatie van een wereldbeeld
dat in het belang is van de gevestigde orde. Zo werd George Bush
bijvoorbeeld door een groot deel van de intelligentsia gezien als
94
een dom leeghoofd omdat hij een andere visie op de wereld had,
terwijl hij waarschijnlijk één van de intelligentere presidenten van
de VS is geweest. Dit alles kan ervoor zorgen dat een pure
meritocratie zeer ondemocratisch wordt, terwijl een goede
toepassing van de meritocratische principes er juist ook voor
kunnen zorgen dat elites niet in staat zijn de bevoorrechte posities
te monopoliseren. Loting is een ideaal middel om de problemen
van de meritocratie en de corruptie ervan te bestrijden.
Doorstroming en het democratische gebruik van quota’s
Activisten die strijden voor de rechten van minderheden claimen
terecht dat mensen die ‘anders’ zijn op meer of minder
geraffineerde wijze door de gevestigde orde worden uitgesloten.
De oplossing die activisten hiervoor aandragen, is het instellen
van quota’s. Door een bepaald percentage allochtonen of vrouwen
verplicht te stellen, wordt een specifieke vorm van diversiteit
afgedwongen en kan een elite zich niet verschuilen achter
gemanipuleerde meritocratische beginselen. Helaas hebben
activisten over het algemeen alleen aandacht voor mediagenieke
minderheden en worden autochtonen die niet tot de elite behoren
afgedaan als minderwaardig en daarmee beperkt in hun kansen.
Zo schafte KPN zijn quotaregeling voor vrouwen pas af toen bleek
dat allochtone mannen er groot bezwaar tegen hadden omdat het
hun carrièrekansen sterk verkleinde. Dat autochtone mannen die
geen deel zijn van de gevestigde orde ook worden beperkt speelde
nooit een rol, wat duidelijk laat zien hoe de waardeverhoudingen
in de samenleving liggen. De wijze waarop quota’s op dit moment
worden geïmplementeerd, lost het probleem van het old boys
network helaas niet op. In plaats daarvan corrumpeert het de
democratische samenleving verder door een extra barrière in te
bouwen waardoor de open samenleving nog verder weg ligt voor
mensen die niet tot de gevestigde orde behoren. De huidige
quotaregelingen zijn daarnaast vooral goed voor een beperkt deel
van de minderheden. Zo zorgen de quota’s voor vrouwen er alleen
95
voor dat een kleine groep bevoorrechte vrouwen nog meer
privileges krijgt, terwijl het niets doet aan werkelijke
achterstelling van sommige vrouwen die een lagere sociale positie
bekleden. Ook dit laat zien dat er een, zeer ondemocratische,
waarde-indeling tussen mensen wordt gemaakt. Een oplossing
hiervoor kan het instellen van quota’s op basis van loting zijn,
zodat het niet meer mogelijk is dat een kleine elitegroep alle
goede banen onderling kan verdelen. Om het werkelijk
democratisch te maken, dienen dergelijke lotingen voor een zo
groot mogelijk deel van de bevolking te gelden en niet alleen voor
een specifieke minderheidsgroep. Het doel is immers om een open
samenleving voor iedereen te krijgen en niet om bepaalde mensen
met een donkere huidskleur of vrouwelijke sekse te bevoordelen.
Het argument dat maatschappelijke posities alleen door een klein
select groepje kunnen worden uitgevoerd is een drogreden. De
gemiddelde persoon in de 21e eeuw is intelligent, hoogopgeleid en
goed geïnformeerd over de maatschappelijke mogelijkheden. Met
een korte gericht inhoudelijke cursus is het voor de meeste
mensen mogelijk om een toezichthoudende functie bij elke
organisatie te bekleden. Het gaat daarbij tenslotte niet om
specifieke kennis en ervaring in de uitvoering, maar om
integriteit, gezond verstand en algemene (morele) ontwikkeling.
Wat de invoering van de quotaregeling voor toezichthoudende
topfuncties in Noorwegen liet zien, was dat vrouwen zonder veel
relevante kennis en ervaring toch in staat waren om hun taken uit
te voeren. De ‘topbanen’ zijn zo bezien dus ook intellectueel
toegankelijk
voor
mensen
die
niet
een
bepaald
ontwikkelingstraject in onderwijs en carrière hebben doorlopen.
Een dergelijk ‘ontwikkelingstraject’ dient meestal niet om mensen
meer inhoudelijke kennis te geven, maar meer om hen met de
juiste waarden te indoctrineren en hen daarmee te assimileren in
de gevestigde orde.
Het beperkte gebruik van quota’s om posities voor
iedereen toegankelijk te maken als de barrières te hoog zijn
96
geworden, is goed in te passen in een systeem dat gebaseerd is op
vrijheid in verbondenheid en gelijkheid van kansen leidend naar
een open samenleving voor allen. Het is echter van groot belang
dat dit niet door de machtigen kan worden misbruikt om de eigen
positie te verstevigen. De quota’s die er nu zijn voor vrouwen en
minderheden zouden bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden door
middel van loting onder de gehele bevolking. Vrijwel elke
Nederlander heeft de intellectuele capaciteiten voor een
toezichthoudende functie. Zo zou 40 procent van de
toezichthoudende posities bij grote en middelgrote bedrijven via
loting kunnen worden toegewezen om op die manier een goede
inbedding in de samenleving te krijgen en het old boys network te
doorbreken. Invoering van loting in de politiek is echter minder
democratisch dan het lijkt, hoewel een officieel niet-politiek
orgaan zoals de Eerste Kamer wel een goede kandidaat zou
kunnen zijn om een significant deel van de posities door loting aan
te wijzen. In de 19e eeuw diende de senaat om de adel het gevoel
te krijgen dat ze niet zouden worden onteigend door het volk. In
de 21e eeuw is het logischer om het volk dat gevoel te geven. Ook
uitvoerende posities in de samenleving die geheel of gedeeltelijk,
direct of indirect, gefinancierd worden met publiek geld zouden
met een dergelijk quotasysteem kunnen werken. Gesubsidieerde
activiteiten zouden in principe altijd open moeten zijn voor
iedereen in de samenleving want het wordt gefinancierd met
gemeenschapsgeld. Ook stichtingen zouden hun bestuur
gedeeltelijk kunnen openstellen door middel van loting.
Stichtingen hebben immers tot doel om de maatschappij te
beïnvloeden waardoor er een belang is dat dit de gehele
maatschappij ten goede komt.
De scheiding tussen activisme en politiek bestuur
De meerderheid van de landen in de wereld is op dit moment
democratisch in naam waarbij de politieke leiding door de
bevolking
via
verkiezingen
wordt
gekozen.
De
97
democratiseringsgolven die ervoor hebben gezorgd dat grote
delen van Afrika en Zuid-Amerika democratisch zijn geworden
kunnen als een groot succes voor het democratische ideaal
worden gezien. De redenen die hiervoor vaak worden aangehaald
zijn voornamelijk: de kracht van de democratie is dat het zo’n
goed idee is, en: de middenklasse laat zich niet meer knechten
door een elite. Het probleem met veel landen die democratisch
zijn, is echter dat de middenklasse helemaal niet zo groot is en
zeker niet de meerderheid van de bevolking beslaat. Ook het
argument dat democratie ‘een goed idee’ is dient op de juiste
merites te worden beoordeeld. Denken kan niet losgezien worden
van doen. Er zijn helaas goede aanwijzingen dat de democratie
vooral een goed idee is voor elites die hun macht willen behouden
en tegelijkertijd willen profiteren van de mogelijkheden van
handel en hulp van het Westen. De democratie is een fragiel
samenspel tussen velerlei krachten in de maatschappij. Elites
hebben alle gelegenheid om de procedures die tezamen moeten
zorgen voor een democratische samenleving te kapen omdat zij
een grote informatievoorsprong hebben en de richting van het
debat kunnen bepalen. Democratie in naam invoeren is relatief
eenvoudig omdat de elite de structuren zodanig kan manipuleren
dat de democratische waarden waardeloos worden. Verkiezingen
zijn in dat geval geen oplossing om een werkelijke democratie te
krijgen want de democratische arena helt te sterk over in het
voordeel van de gevestigde orde. Een mogelijke oplossing om de
democratie ook een goed idee voor de bevolking te laten zijn, is
door het gebruik van loting onder de gehele bevolking, one man,
one lot, voor een groep van bijvoorbeeld 500 personen waarna
men vervolgens de politieke leiding uit dit gezelschap kiest. Zo
voorkom je dat een politieke klasse de macht onderling verdeelt.
Ook leidt het tot goede mensen want onder die 500 personen
zitten gegarandeerd capabele mensen die tevens representatiever
zijn voor de bevolking.
98
Een bijkomend recept om de invloed van een politieke
elite te verkleinen kan een scheiding tussen activisme en politiek
bestuur zijn. In veel landen wordt de politiek beheerst door een
aantal politieke partijen die het debat bepalen. Het is voor
nieuwkomers moeilijk om een plek ertussen te veroveren. Dit
komt ook omdat gevestigde politieke partijen netwerken hebben
die hen van steun voorzien. Zo is de subsidie die de overheid aan
politieke partijen geeft een zeer belangrijke bron van inkomsten
voor die partijen. Daarnaast zorgen politici die een
bestuursfunctie hebben ervoor dat de politieke partij in zekere zin
deel gaat uitmaken van de overheid. Net zoals de scheiding tussen
kerk en staat zorgt ook een scheiding tussen activisme en politiek
bestuur ervoor dat een ideologie niet de staatsstructuren
eenvoudig kan domineren. Een manier om de macht van de
gevestigde politieke orde te breken, is door politieke partijen uit
te sluiten van het politieke bedrijf en ze op een gelijk niveau te
behandelen als andere maatschappelijke organisaties zoals de
voetbalvereniging, een mensenrechtenorganisatie of de Rotary
club. Politieke organisaties worden dan gewone deelnemers aan
het maatschappelijke middenveld zonder dat zij hun macht
oneigenlijk kunnen inzetten.
De huidige samenleving heeft vele trekken van een
aristocratische meritocratie en beperkt daarmee de democratie.
Om onze samenleving te democratiseren en daarmee gelijkheid
van kansen en vrijheid in verbondenheid voor iedereen dichterbij
te brengen, dienen posities waarvan de barrières te hoog zijn
geworden om nog door een gemiddelde persoon te worden
genomen door middel van loting toegankelijk gemaakt te worden.
Vernieuwing is echter alleen mogelijk als je tevens het goede van
het huidige behoudt. Verkiezingen zijn weliswaar aristocratisch
maar niet objectief slecht omdat het kwaliteit en inzet beloont.
Democratisering moet niet leiden tot afbraak van onze
maatschappij en de kansen op toekomstig geluk, maar juist tot een
vergroting ervan.
99
De desintegratie van de middenklasse, het einde van de
liberale democratie en het begin van de
participatiedemocratie
Het gebrekkige democratische gehalte van een liberale
democratie
Het conflictmodel is een belangrijke pijler van de Nederlandse en
westerse maatschappij. Het socialisme en liberalisme zijn
belangrijke actoren hierin. Beiden zien de mens als een atomair,
rationeel denkend individu die in een overkoepelend sociaal
systeem moet worden geplaatst. Het socialisme legt daarbij de
nadruk op gelijkheid van uitkomst, terwijl het liberalisme
voornamelijk kiest voor vrijheid door verwijdering. Beide
ideologieën worden beschouwd als rationeel. Het probleem
hierbij is echter dat we meten wat goed te meten is, maar omdat
we nooit alles kunnen meten, gaat er informatie verloren
waardoor we een vervormd beeld krijgen van de werkelijkheid.
Zoals in het hoofdstuk over de menselijke natuur aan de orde
kwam is de mens geen geïsoleerd individu, maar een inherent
sociaal wezen die gericht is op het maken van verbanden met de
omgeving. Aangezien dergelijke eigenschappen moeilijk te meten
zijn en in een model zijn onder te brengen, gaat veel van deze
cruciale informatie verloren. De systemen van het socialisme en
liberalisme claimen dan weliswaar rationeel te zijn maar zijn juist
irrationeel omdat ze cruciale elementen uit hun modellen
weglaten. Het ‘rationalisme’ is daarmee hoogst irrationeel en
blind voor de menselijkheid.
Socialisme en liberalisme werken beiden in het
conflictmodel waarbij problemen niet worden opgelost in ieders
voordeel maar via een systeem van verliezers en ‘winnaars’. Het
liberalisme lost conflicten op door middel van verwijdering en is
vooral populair bij mensen die denken beter te zijn dan anderen
en daarom veel kansen denken te hebben om succesvol te zijn
100
zonder inmenging van anderen. Het is echter een menselijke
eigenschap om jezelf hoger in te schatten dan anderen wat
resulteert in een maatschappij waar iedereen denkt
bovengemiddeld te zijn terwijl dat theoretisch onmogelijk is. Eén
probleem van het oplossen van een conflict door middel van
verwijdering is dat dergelijke problemen niet werkelijk worden
opgelost. Men stopt de samenwerking en ieder gaat zijn eigen
weg. Doordat iedereen zijn eigen weg kiest en men met onmin uit
elkaar is gegaan, zal men steeds verder van elkaar afdrijven
waardoor het steeds moeilijker wordt om nog tot elkaar te komen.
Dit betekent dat de maatschappij meer en meer een naast-elkaarleving wordt en hierdoor desintegreert. Mensen komen dan niet
meer samen om aan nieuwe, innovatieve projecten te werken. In
elke dictatuur geldt een verbod op samenscholing omdat er
anders sociale actie tegen de dictator kan ontstaan. In het
liberalisme geldt iets dergelijks omdat het systeem mensen van
elkaar isoleert en het wantrouwen tegen elkaar hoog houdt. Het
grote verschil is dat iedereen een dictator denkt te zijn, maar
uiteindelijk geldt zo’n dictaat enkel voor de eigen persoon. Zonder
samenleving is persoonlijk succes onmogelijk want een mens kan
nooit alle producten en diensten van een moderne maatschappij
zelf produceren. Het socialisme probeert gelijkheid op te leggen
en de personen die het meeste hebben geprofiteerd van de
maatschappij ten dele te onteigenen. Omdat deze laatsten de
samenleving nodig hebben voor hun toekomstig succes zullen zij
nooit volledig verzet hiertegen bieden want dat zou de eigen
ondergang betekenen. Over het algemeen zijn liberalen gierig met
kansen en geld. Socialisten zijn daarentegen vaak gul maar wel
met andermans geld en kansen. Daar komt ook nog bij dat een
competitie tussen liberalen en socialisten leidt tot het
ondermijnen van de middenklasse ten faveure van een hoogversus-laag systeem. Liberalen en socialisten onteigenen dan
voornamelijk de middenklasse van hun kansen en geld en niet
zozeer de armen of rijken. Door het verkeerde mensbeeld en het
101
gebruik van het conflictmodel bouwen het liberalisme en
socialisme geen gemeenschap maar een imperium. Het
samenleven werkt zolang men gevangen zit in het conflictmodel
en de ergste conflicten kan exporteren. Een liberale of
socialistische
individualist
voelt
zich
echter
alleen
verantwoordelijk voor zichzelf en niet voor zijn voorouders, maar
ook niet voor eventuele kinderen. Hij is wie hij zelf ‘wil’ zijn. Een
dergelijke onafhankelijkheid kan positief zijn als je in een
omgeving zit die je onderuithaalt, maar daardoor raak je wel
vervreemd van jezelf. Om werkelijk succesvol te worden moet je
uit het conflictmodel stappen en een volwaardig deel van een
gemeenschap worden. Iets dat het liberalisme en het socialisme
niet kunnen bieden.
Eén van de grote problemen met de liberale democratie is
het gebrek aan duurzaamheid. Dit is inherent aan het systeem en
duurzaamheid kan in een liberale democratie alleen worden
opgelegd. Iedereen die streeft naar duurzaamheid dient dan ook
uit het paradigma van de liberale democratie te stappen. De
liberale democratie is namelijk voornamelijk gericht op het
beschermen van privébezit en individuele mensenrechten. Het
beschermt de private eigendommen op korte termijn uitstekend,
maar dit gaat ten koste van de bescherming van publieke
eigendommen. In het verleden gebruikte de liberale democratie
voor het beschermen van publiek bezit de uitgangspunten van het
nationalisme, maar deze zijn in de 21e eeuw grotendeels uitgeput.
Het verlenen van publieke diensten door de liberale democratie
heeft wel wat weg van de werkzaamheden van de maffia in
zuidelijk Italië. Omdat de overheid niet in staat was om de
gemeenschappelijke goederen van veiligheid, inclusiviteit,
rechtvaardigheid en zelfverwerkelijking te leveren, richtten
individuen zich tot de maffia om dit voor hen en hun familie te
leveren. Op langere termijn betekende dit echter dat men niet
alleen veiligheid kreeg tegen anderen maar dat de maffia ook
veiligheid bood tegen zichzelf. Een privaat goed wordt
102
geconsumeerd en door deze omzetting neemt het in waarde af,
terwijl een publiek goed in waarde toeneemt als het wordt
gebruikt. Hierin ligt de onoverkomelijke paradox van liberale
democratie enerzijds en duurzaamheid anderzijds. Duurzaamheid
is niet duurzaam op te leggen want dat impliceert dat er een fout
in het systeem zit dat je niet oplost maar waarvan je slechts de
gevolgen verzacht. De patiënt wordt niet verlost van zijn ziekte,
maar alleen de symptomen worden aangepakt.
Na de val van het communisme werd door velen geclaimd
dat dit de laatste overwinning was van de liberale democratie. Na
daarvoor het nationaalsocialisme en het fascisme te hebben
verslagen bleef enkel de liberale democratie als levensvatbaar
maatschappijmodel over. De liberale democratie is inderdaad te
zien als het einde van de politieke geschiedenis. Niet omdat het
perfect is maar omdat het de samenlevingen die het volledig
implementeren desintegreert waardoor hun geschiedenis
ophoudt. De liberale democratie is bang voor ethiek en loopt weg
van conflicten om ze vervolgens te onderdrukken. Dit is geen optie
voor de moderniteit met zijn grote mate van onderlinge
afhankelijkheid. De uitdagingen waar onze maatschappij voor
staat, zijn niet op te lossen met de middelen en uitgangspunten
van de liberale democratie, maar vereisen een nieuw paradigma,
dat van de participatiedemocratie.
Investeren in vertrouwen bevordert innovatie en verhoogt het
onderwijsniveau
Het onderwijs is één van de belangrijkste middelen om te zorgen
dat mensen een goede kans hebben om een volwaardige
maatschappelijke positie te krijgen. Het is dan ook van groot
individueel belang om veel te investeren in een opleiding.
Desalniettemin komt het veelvuldig voor dat jongeren minder
goed zijn opgeleid dan hun ouders. Dit betekent dat ze
waarschijnlijk niet sociaal zullen stijgen maar in plaats daarvan op
de maatschappelijke ladder zullen dalen. Ondanks de universele
103
toegang tot onderwijs kiezen mensen er dus voor om eerder uit te
vallen en niet het maximale uit hun opleidingskansen te halen.
Deze keuze hoeft niet op één moment rationeel genomen te
worden maar is vaak het gevolg van druk vanuit de omgeving
waardoor het onwenselijk of irrationeel is om verder door te
leren. Dit geldt voornamelijk wanneer er een vermeende winnaarkrijgt-alles situatie bestaat en het daarom alleen rationeel is om
hard te studeren als er een goede kans is dat je de beste wordt. In
een dergelijke situatie is er geen nummer twee of drie, er is alleen
een winnaar en een verliezer. Dit betekent dat de kosten voor
onderwijs (in tijd en verloren kansen) al snel hoger worden dan
de opbrengsten. Ook zorgt een omgeving van wantrouwen voor
beperkingen in het toepassen van het geleerde. Het is dan
namelijk niet mogelijk om samen te werken met anderen en de
opgedane kennis te gebruiken als gemeenschapsbevorderend
cultuurmiddel. Een gemeenschap is sterk afhankelijk van gedeelde
ervaringen anders kan je nergens over praten. Wanneer je geen
mogelijkheid hebt om de kennis toe te passen in een sociale
omgeving valt een cruciaal element van succesvol leren weg,
namelijk de verbinding tussen denken en doen. Het één kan
onmogelijk zonder de ander, want dan raak je de weg kwijt.
Daarnaast is er het groeiende gat tussen kwalificatie en kwaliteit.
Dit is vooral in de zuidelijk Europese landen een probleem maar
geldt in mindere, maar wel toenemende, mate ook voor
Nederland. Een masteropleiding betekent niet automatisch dat je
ook goede, nuttige vaardigheden hebt waar je een goede carrière
mee kunt opbouwen. Dit is een belangrijke reden voor de hoge
jeugdwerkeloosheid in Zuid-Europa. Hun kwalificaties mogen dan
hoog zijn, hun kwaliteit uitgedrukt in vaardigheden is dat niet, of
tenminste onvoldoende.
De PVDA en D66 staan bekend als partijen die een grote
rol voor onderwijs zien weggelegd in het vormgeven van een
succesvolle en rechtvaardige samenleving. Nederland is in
internationale vergelijkingen één van de best scorende landen als
104
het gaat om het onderwijs- en kennisniveau. De mogelijkheid voor
minder bedeelde mensen om te studeren heeft tot grote sociale
mobiliteit geleid. Investeren in goed onderwijs is ook van groot
belang voor het toekomstig succes van de Nederlandse
samenleving maar een te grote nadruk op het belang ervan mist
enkele cruciale factoren die minstens even belangrijk zijn voor het
succes van elk individu en van de samenleving als geheel. Er is bij
onderwijs namelijk sprake van een afnemende meerwaarde. Het
is rationeel om veel te investeren in onderwijs als mensen
analfabeet zijn, maar een tweede masteropleiding is vaak
overbodig vanuit het standpunt van de groei van persoonlijke
vaardigheden in het uitvoeren van specifieke taken. Men probeert
dan boven de ander uit te stijgen in een uit de hand lopende
competitie waardoor onderwijs een wapen wordt om de ander
mee te schaden. In het vorige hoofdstuk over veiligheid en de staat
kwam aan de orde dat maatschappelijk vertrouwen van groot
belang is voor het ontstaan van innovatieve organisaties. Wanneer
er wantrouwen heerst, is het moeilijk samenwerken en komen
nieuwe initiatieven niet op omdat men elkaar niet tegenkomt.
Men kan dan niet profiteren van kwaliteiten van de ander maar
moet ervoor op de hoede zijn. Het is dan ook zo dat wantrouwen
tot een gebrek aan mogelijkheden leidt en niet zozeer dat een
gebrek aan onderwijs de mogelijkheden vermindert. Kennis moet
namelijk de mogelijkheid hebben om te stromen wil het waarde
kunnen toevoegen. Een geïsoleerd mens mist de cognitieve
mogelijkheden om grootse dingen te verwezenlijken en moet
daarnaast een significant deel van zijn capaciteiten gebruiken om
zich te verdedigen tegen anderen. Een samenleving die innovatief
en succesvol wil zijn bereikt meer door het bevorderen van
vertrouwen dan nog meer te investeren in onderwijs. Wanneer de
samenleving al wantrouwend is, leidt een toename van
investeringen in onderwijs zonder het wantrouwen aan te pakken
juist tot een verdere afname van vertrouwen omdat een opleiding
dan als een wapen tegen de ander wordt ingezet. De mens is van
105
nature nieuwsgierig en leergierig. In een vertrouwenwekkende
omgeving zullen mensen deze aanleg volgen en daarmee vanzelf
goed opgeleid raken als daar de mogelijkheden voor zijn. De
gebrekkige motivatie bij sommige leerlingen komt doordat ze niet
verwachten dat de kennis en vaardigheden hen zullen helpen een
goed leven te leiden. Dit komt door de ondermijnende competitie
en het heersende wantrouwen.
De massamens en de consumptiemaatschappij
De huidige samenleving wordt vaak aangeduid als een
consumptiemaatschappij met een grote vrijheid voor individuen
om hun verlangens te bevredigen. De consumptiemaatschappij
heeft ook een grote mate van formele gelijkheid waardoor de
barrières om te streven naar individuele behoeften zo laag
mogelijk worden gehouden. Er is geen eenzelvige macht die een
bepaalde levensstijl oplegt en mogelijkheden beperkt. In plaats
daarvan lijkt het of de macht sterk is verspreid over alle
individuen die tezamen de samenleving vormen. Een dergelijk
liberaal wereldbeeld miskent (doelbewust) de menselijke natuur
en de onderlinge machtsverhoudingen in een gemeenschap. De
schaalgrootte en verregaande differentiatie van de moderne
samenleving zorgen ervoor dat het mogelijk is voor sommigen om
een grote machtspositie op te bouwen, vaak ten koste van
anderen. De consumptiemaatschappij biedt weliswaar veel
kansen, maar de risico’s worden vaak veronachtzaamd. Doordat
de barrières zijn verdwenen, is het voor de machtigen veel
eenvoudiger om hun wil op te leggen en daarmee de minder
machtigen te benadelen. Er is immers geen plek meer waar je je
achter kan verschuilen en een volwaardig bestaan kan opbouwen
zonder afhankelijk te zijn van het grote geheel. Door de
complexiteit van de maatschappij is het daarnaast mogelijk om
steeds verder uit te lopen op anderen wanneer men eenmaal een
goede positie heeft bemachtigd. De informatie-asymmetrie neemt
namelijk steeds verder toe waardoor de barrières al snel
106
onoverbrugbaar worden en de gelijkheid van kansen alleen nog
maar een theoretische abstractie zijn.
Hoe zal de maatschappij er over twintig jaar uitzien? Zal
de ongelijkheid groot zijn? Is er nog werkelijke vrijheid voor de
gemiddelde persoon of is vrijheid dan nog slechts een abstractie?
De ontwikkelingen wijzen in ieder geval naar een groeiende
ongelijkheid waarbij de middenklasse dreigt te verdampen ten
gunste van een groep winnaars en een groep verliezers. Het is
echter heel goed mogelijk dat een samenleving waar grote
ongelijkheid heerst en de middenklasse niet de meerderheid is in
de moderne tijd succesvoller kan zijn dan één waar ‘de
middenmoot/middelmatigheid’ koning is. Het ligt er tevens aan
hoe je succes definieert en waar je ambitie ligt. Bekijk je het
statistisch of vanuit het perspectief van de individuele persoon?
Bezie je het op korte of op lange termijn? Een samenleving kan
bijvoorbeeld op macroniveau succesvol zijn terwijl een groot
aantal mensen toch ongelukkig en onsuccesvol is; een paar
superrijken en een grote groep armen.
Daarnaast is Nederland een onderdeel van een
internationale gemeenschap waar dezelfde mechanismen
plaatsvinden. In een geglobaliseerde winnaar-krijgt-alles
omgeving zonder barrières is het voor ‘Nederland’ onmogelijk om
bij de winnaars te horen. Nederland is eenvoudigweg te klein en
kan daarom niet profiteren van de schaalgrootte die de VS en
China wel hebben. Ook een eventuele Europese staat zal deze
schaalvoordelen niet bezitten, want de culturele, sociale en
economische verschillen zijn hiervoor te groot. Een Europese
eenheidsstaat zal voornamelijk leiden tot een stijging van de
coördinatiekosten omdat systemen die niet met elkaar in de pas
lopen toch bijeen moeten worden gehouden.
De alomtegenwoordigheid van internet en de robotisering
leiden tot een situatie waarbij slechts enkele marktspelers
overblijven. De zoekmachine van Google is bijvoorbeeld superieur
in kwaliteit en gebruiksgemak, meer dan enig ander alternatief en
107
omdat iedereen er toegang toe heeft zal men rationeel gezien voor
Google kiezen. Andere zoekmachines zijn geen werkelijk
alternatief omdat het gebruik daarvan tot een beperking van de
eigen mogelijkheden leidt. Plaats en tijd zijn veel minder
belangrijk dan vroeger en iedereen heeft nu de mogelijkheden om
het beste systeem/product te gebruiken. Als er slechts één of
enkele winnaars zijn is de rest, vanuit het perspectief van
mogelijkheden om de markt te beïnvloeden en de richting van de
ontwikkelingen te bepalen, een verliezer. Vanuit een individueel
gebruikersstandpunt is het rationeler om een product van Google
te gebruiken en is er eigenlijk geen concurrentie.
De nationaalsocialistische ideologie gebaseerd op hogere
en lagere mensen wordt vaak aangehaald als de tegenpool van de
liberale democratie. Nu biedt de liberale democratie natuurlijk
een veel betere bescherming tegen onderdrukking dan de
nationaalsocialistische ideologie maar het onderliggend principe
is minder tegengesteld dan vaak wordt voorgesteld. De uitwerking
van de liberale democratie in de 21e eeuw heeft ook tot gevolg dat
er een duurzame tweedeling ontstaat tussen een onderklasse en
een bovenklasse. De middenklasse speelt in geen van beide
ideologische systemen de hoofdrol. De liberale democratie wordt
door de gevestigde orde gezien als onvermijdelijk en als wenselijk.
Het zou leiden tot een samenleving van vrije en gelijke mensen die
zelf bepalen hoe zij hun leven indelen. De liberale democratie
heeft
een
uitgebreide
wetgeving
van
fundamentele
mensenrechten die individuen beschermen tegen directe
uitbuiting en beperkingen. Men krijgt zo ook belangen in het
systeem en valt het daarom minder hard aan. Helaas betekent dit
niet dat iedereen werkelijk zichzelf ten volle kan ontplooien. Veel
rechten en kansen zijn in werkelijkheid abstracties.
De massamens is sterk verbonden met een
consumptiemaatschappij, waarbij men een klant in plaats van een
burger/partner is. De meerderheid van de inwoners in een
consumptiemaatschappij is niet van belang in het bepalen van de
108
richting waarin de technologie zich ontwikkelt. Een oligarchische
aristocratie met een meerderheid van consumenten in plaats van
burgers kan even dynamisch zijn als een samenleving van
middenklasse burgers. Het zijn immers een klein aantal winnaars
die uiteindelijk overblijven in een winnaar-krijgt-alles omgeving.
In de topsport is geen plaats voor het gemiddelde. Mensen die
geen kans hebben om de top te bereiken verspillen hun tijd als ze
proberen mee te doen in de competitie. Het is veel rationeler om
een toeschouwer te zijn en daarmee een ‘lagere’ positie te
accepteren. Een dergelijke maatschappij bestaat dan ook uit
hogere status en lagere status mensen en de uitwisseling
daartussen is minimaal. Het leven van de onderklasse is ook
helemaal niet zo slecht, zowel objectief als subjectief.
Vanzelfsprekend willen zij deel worden van de bovenklasse, maar
de grote barrières die er zijn maken dit onrealistisch. En men
accepteert dat, vanuit het standpunt dat de top de positie voor een
groot deel aan de hand van merites heeft gekregen en omdat het
hen persoonlijk voordeel oplevert. Als de onderklasse hard werkt
om de middenklasse te worden dan zal hun leven in werkelijkheid
minder goed zijn dan als ze hun situatie accepteren. De
consumptiemaatschappij zorgt er namelijk actief voor dat de
middenklasse wordt ondermijnd. Het is niet rationeel om te
streven naar een middenklassepositie, want dat is het slechtste
van twee werelden. Je bent in zo’n positie niet goed genoeg om
ervoor te zorgen dat je niet onderuitgehaald kan worden en je
hebt geen toegevoegde waarde voor jezelf of anderen. De richting
van de ontwikkelingen wordt immers bepaald door een enkeling
aan de top in plaats van de massa daaronder.
Het leven in een tweelagenmaatschappij kan weliswaar
materieel gewenste resultaten opleveren, maar er zijn ook
geestelijke gevaren. De massamens is ook een kwalitatieve
toestand. Men kan zijn menselijkheid verliezen als het niet
mogelijk is om jezelf te ontplooien. Als mensen geen deel kunnen
zijn van een gemeenschap en niet de erkenning als mens krijgen
109
dan vermindert hun levenskwaliteit. De massamens beslaat echter
niet enkel de onderklasse, maar ook altijd de bovenklasse. Beiden
houden elkaar gevangen in een systeem dat hun beider
menselijkheid ondermijnt als ze niet erkennen dat ze elkaar nodig
hebben. De oplossing om te ontsnappen aan de geestelijke
gesteldheid van de massamens ligt niet in het versterken van de
aanval of de verdediging maar in het ontsnappen uit het
conflictmodel. Snobs die dreigen zelf irrelevant te worden omdat
ze niet meer mee kunnen draaien in de maatschappelijke top,
proberen vaak de ander weg te zetten als massamens die door hen
geleid moeten worden naar een gemeenschappelijk doel, zoals een
Verenigde Staten van Europa. Dergelijke ‘filosofen’ zijn zelf
massamensen en zijn lui, verwend, vrijblijvend, accepteren geen
gezag en nemen geen verantwoordelijkheid. Hun laatste redding
is het overtuigen van anderen dat zij geleid moeten worden.
Wanneer het niet lukt om voetvolk te krijgen zullen deze ‘leiders’
zelf wegkwijnen. Iemand die ‘hoog’ is omdat hij neerkijkt op
anderen is echter geen winnaar maar een barbaar.
De samenleving helt steeds sterker over naar een
consumptiemaatschappij waarbij men geen partner meer is in de
ontwikkeling van de maatschappelijke (in)richting. Het lijkt soms
een onvermijdelijke natuurkracht, maar zoals met vele andere
politieke waarheden, ‘kan niet’, is zeldzaam en is vaak een
rookgordijn om de gebrekkige politieke wil te maskeren.
Nederland is geen rijk en succesvol land geworden omdat men
achteroverleunde en ‘de geschiedenis’ zijn werk liet doen. Het is
juist het gevolg van politieke keuzes hoe we de maatschappij het
beste kunnen indelen om het maximale eruit te halen. Het is een
feit dat de middenklasse krimpt als gevolg van technologische
ontwikkelingen. Om dit tegen te gaan is het nodig om het
onderwijs te hervormen door minder vroeg te kiezen, meer
generalistische opleidingen aan te bieden en een leven lang leren
te stimuleren. Daarnaast dienen we te investeren in onderling
vertrouwen. Ook kan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de
110
mate van inclusiviteit worden gestimuleerd door gebruik te
maken van quota’s door middel van loting voor waardevolle
posities. De mens is intrinsiek sociaal en zoekt daarom naar
erkenning in zijn directe omgeving. Door ervoor te zorgen dat
mensen van elkaar afhankelijk worden voor hun succes en
gedwongen worden om samen te werken, creëert men een
gemeenschap. Het is een verkeerde, 19e-eeuws elitaire, reactie om
het meritocratisch te maken want dan zal iedereen het onderspit
delven. Als men alleen redeneert vanuit het eigen gelijk leidt meer
‘democratie’ tot desintegratie en minder vrijheid en gelijkheid.
Alleen via een participatiedemocratie is het mogelijk om de
moraal voor iedereen te laten gelden.
Sociale media bieden de mogelijkheid om je af te sluiten
van de mainstream. Hierdoor is het mogelijk om onafhankelijk te
blijven denken en erkenning als mens te krijgen voor degenen die
niet tot de top behoren. Het zorgt er echter ook voor dat de
onderlinge erkenning als deel van dezelfde gemeenschap
verdwijnt. Als er geen gemeenschap is dan wordt iedereen
erbuiten gezien als de vijand. De liberale democratie heeft hier
geen oplossing voor omdat het gericht is op de bescherming van
private eigendommen en individuele kansen. Deze desintegratie
betreft niet alleen het grote geheel maar ook van de verbanden die
de groepen bij elkaar houden. Men drijft steeds verder van elkaar
weg. Dit zorgt voor een verdere isolatie, een verlies van
nuchterheid en van de mogelijkheid om jezelf superieur te wanen
en tegelijkertijd mensen uit te sluiten. Vrijheid door verwijdering
leidt dan ook niet tot het ontstaan van verantwoordelijke burgers
maar tot het verdampen van de maatschappij. Het is daarnaast
zeer moeilijk om gemeenschappelijkheid op te leggen door middel
van een natiestaat en/of geweld. De mogelijkheden om te
ontsnappen aan de macht van de staat zijn hiervoor te talrijk,
onder meer door de sterke inbedding van de mensenrechten en de
globalisering die mensen een uitweg bieden.
111
Globalisering, de mobiliteit van kapitaal en van migranten
en de vervanging van menselijke arbeid door technologie zijn
grote uitdagingen waar we voor staan. Slimme machines nemen
niet de banen over van de laaggeschoolden maar van de
middenklasse. Er komt een winnaar-krijgt-alles maatschappij
waarin een kleine elite de richting bepaalt en de meerderheid
bestaat uit passieve consumenten en toeschouwers. Een
internationale winnaar-krijgt-alles maatschappij zonder barrières
zorgt ervoor dat Nederlanders consumenten en toeschouwers
worden want het is zeer onwaarschijnlijk dat een significant
aantal Nederlanders in staat zal zijn om de wereldwijde nummer
één te worden en te blijven.
Het democratische midden
Het bestaan van de democratie als politieke samenlevingsvorm is
afhankelijk van de belangen van bepaalde sociale groepen. Het is
geen natuurwet en evenmin is het een noodzakelijke
maatschappelijke ontwikkeling. Een groot gevaar is dat we onszelf
feliciteren met de grootse verrichtingen uit het verleden en blind
worden voor de uitdagingen van de toekomst. De liberale
democratie e.a. zijn geen natuurwetten maar zijn (of waren?) van
toepassing op de eisen die de gemeenschap stelde. Een nieuwe
werkelijkheid creëert echter nieuwe waarheden. Het klassieke
Athene was weliswaar democratisch maar na hun ineenstorting
duurde het nog twee millennia voordat de democratie vaste voet
aan de grond kreeg in de westerse samenleving. Een echte
democratie kan alleen bestaan als de middenklasse een grote
meerderheid van de bevolking is en zij elkaar niet kunnen
onderdrukken. Als er wel grote machtsverschillen zijn tussen
mensen is het niet rationeel om democratie te hebben want dan
krijg je ruzie waarbij men elkaar probeert te ondermijnen. De
middenklasse heeft belang bij democratie als zij de meerderheid is
want dan kunnen zij de macht controleren en zelf zijn. Er is alleen
een middenklasse als de machtsverhoudingen niet te groot zijn en
112
als er een mogelijkheid is voor een grote groep om eenzelfde
hiërarchische positie in te nemen. Dit betekent dat er een grote
mate van arbeidsverdeling moet zijn waarbij mensen niet boven
elkaar staan. In landen waar geen ontwikkelde, gediversifieerde
economie is zal democratie niet werkelijk werken, maar is het
slechts een abstractie. Hetzelfde kan ook gaan gelden voor een
toekomstig modern Westen als de winnaar-krijgt-alles indeling
zich verder doorzet.
Hoe zorg je ervoor dat de middenklasse de meerderheid
blijft en zo de democratie overeind houdt? Je bent de
middenklasse als je economisch, sociaal-cultureel en politiek niet
volledig onafhankelijk kan zijn van anderen maar ook niet in een
afhankelijkheidspositie zit waarin je succes afhankelijk is van de
macht en goede wil van anderen. Je bent zodoende een
gelijkwaardige partner van de gemeenschap. De middenklasse
kijkt niet omhoog of omlaag maar vooruit. Dit is het grootste
verschil met een elite en een onderklasse, zij kijken wel omhoog
en omlaag maar niet vooruit. De middenklasse is het
democratische midden, terwijl de rest niet democratisch is. Het
democratische midden is geen machtspositie of een links-rechts
indeling, maar een visie op de samenleving om ervoor te zorgen
dat er geen grote hiërarchische verschillen opkomen die het
bestaan van de middenklasse ondermijnen. Een probleem met de
term ‘middenklasse’ is dat het middelmatigheid suggereert terwijl
het juist het hoogst haalbare is om een middenklasse samenleving
te hebben waar iedereen vooruitkijkt en samenwerkt aan een
succesvolle toekomst. Het doel is om ervoor te zorgen dat de
meerderheid van de bevolking bestaat uit burgers, aangezien zij
partners zijn in de samenwerking om de toekomstige (in)richting
van de samenleving te bepalen. Als het politieke bestuur deze
partners kwijtraakt is het zelf ook de democratie kwijtgeraakt.
Mensen moet je niet wegstoppen in afhankelijkheid want
dat is onmenselijk. Een uitkering mag geen hangmat worden maar
moet een vangnet zijn gecombineerd met een trampoline om weer
113
het maximale uit het leven te halen en te participeren in de
samenleving. In een participatiedemocratie zijn denken en doen
sterk met elkaar verbonden.
Het verwijderen van de kloof tussen burger en
bestuurder door de ambities gelijk te trekken
Constructief populisme probeert de belangen van de bevolking
weer centraal te krijgen
Politieke partijen die niet tot de gevestigde orde behoren, roepen
vaak op tot meer transparantie en openheid van het
democratische proces. Er heerst bij hen een groot wantrouwen
tegen de politieke machthebbers als zouden zij alles in
achterafkamertjes regelen en daarmee de belangen van de
burgers negeren. In deze visie is de democratische politiek
gekaapt door elites die niet het beste met de burgers voor hebben.
Een constructieve vorm van het populisme heeft als doelstelling
om deze gekaapte procedures weer te herwinnen, zodat de
belangen van de bevolking in plaats van die van de bestuurselite
weer centraal staan in het democratische beslissingsproces. De
procedures om te komen tot de best mogelijke democratische
waarheidsvinding zijn tijd- en omgevingsgebonden waardoor de
democratie continu in verbouwing is. Het gevaar bestaat dan altijd
dat de politiek achterloopt bij wat op dat moment een ideale
democratische indeling zou zijn. Zo rechtvaardigen bestuurders
vaak acties die nadelig zijn voor de bevolking met een beroep op
democratische procedures die op dat moment niet meer
bevorderend zijn voor democratie maar deze juist ondermijnen.
Een te grote nadruk op de vorm ontkent de grondslag van de
democratie, namelijk ervoor zorgen dat de overlevingsbelangen
van iedereen in de demos zo goed mogelijk worden bevorderd.
Constructieve populisten zijn er niet op gericht om door
middel van een revolutie een dictatuur te stichten of het systeem
te vernietigen met anarchie tot gevolg. Het doel is democratie,
114
maar veel elementen die op zich democratisch zijn, kunnen als ze
verkeerd worden toegepast leiden tot afbraak en een verzwakking
van de democratie. Dit geldt zowel voor de politiek als voor de
samenleving als geheel. Er ligt dan ook een grote
verantwoordelijkheid op de schouders van populisten om te
strijden voor de invoering van de juiste democratische middelen.
Men moet vermijden dat men in het conflictmodel blijft en/of
terechtkomt en zo niet de helderheid van geest heeft om
machtsmisbruik te weerstaan en deel wordt van het nietdemocratische systeem.
De politieke leiding, ongeacht of ze populistisch is of niet,
mag niet verstrikt raken in de machtsconflicten tussen groepen in
de bevolking. Ze moeten onpartijdig zijn in de machtsconflicten
tussen deze groepen, maar mogen daarbij niet over de belangen
van de mensen heen stappen. In plaats daarvan moeten ze werken
aan beleid dat de belangen zo legt dat de ambities van
verschillende mensen elkaar versterken in plaats van verzwakken.
Het democratische tekort ligt voor het grootste deel in de kloof
tussen burgers enerzijds en bestuurders anderzijds. Veel
bestuurders, als waren ze consultants die de waarden niet van
zichzelf bezitten maar van buiten moeten krijgen, begeven zich
dan onder de mensen om zo te laten zien dat ze één van hen zijn
en dat de kloof daarom niet bestaat. Het is als een koning die op
bezoek gaat bij zijn onderdanen om uit te vinden wat er onder het
volk leeft. Men hoort dan de klachten van de ‘burger’ aan en kijkt
of dit wellicht kan worden opgelost. Een burger is echter een
partner van de overheid, terwijl een klant een toeschouwer en
potentiële klager is. Een verwante methode van bestuurders die
zeggen dat ze het democratische tekort aanpakken is om ‘naar de
burger te luisteren’. Bestuurders kondigen dan een bepaald beleid
aan en kijken vervolgens hoe de bevolking daarop reageert. Als de
protesten te hevig zijn dan wordt het beleid aangepast. Dit is
echter een bestendiging van het democratische tekort en
verhevigt het wederzijdse wantrouwen. Dichter bij de burger
115
staan doe je niet door bij hem op de koffie te gaan maar door
ervoor te zorgen dat de ambities van bestuur en burger gelijk
opgaan en niet tegenstrijdig zijn. De relatie moet zijn als ware men
een voetbalteam waarbij de bestuurders de trainers en voorzitters
zijn. Wanneer spelers en trainer elkaar proberen te benadelen
gaat dit ten koste van allen en ben je deel van een verliezend team
dat nooit zal spelen voor de grote prijzen.
Een uitgangspunt van de participatiedemocratie is het
herstel van vertrouwen en het wegnemen van wantrouwen in
elkaar en in de politiek. Als je ‘de politiek’ en de overheid als
vijand ziet dan beperk je jezelf. Zelfs een minimale overheid heeft
immers een grote invloed op de vrijheid en het geluk van
individuele burgers. Populisten kunnen dan niet met lege handen
blijven staan want lege handen zijn geen schone handen, maar een
uitverkoop van principes en het vastzitten in frustratie als gevolg
van een gebrek aan moed om uit het conflictmodel te stappen. De
overheid als noodzakelijk kwaad zien, is het accepteren van
onderdrukking. Politiek is niet voor cynische mensen want
cynisch beleid is afbraakbeleid, terwijl politiek altijd gaat om het
vormgeven van, en de hoop op, een betere toekomst. De politiek
volgt niet de wet, net zomin als het de wet breekt; het vormt de
wet. Wantrouwen voedt zichzelf en richt de samenleving te
gronde. Cynisme zorgt ervoor dat men niet hervormt en versterkt
zo het wantrouwen. Het benoemen van wantrouwen moet niet het
verstevigen ervan betekenen, maar dient juist te leiden tot inzicht
in de redenen ervan en een correcte aanpak om het vertrouwen te
(her)winnen.
De bestuurselite gebruikt vaak 19e-eeuwse argumenten
om delen van de bevolking van het democratische proces uit te
sluiten. Zo zouden ze niet rationeel genoeg zijn en daarom voor
populistisch beleid stemmen. Een gebrek aan intellectuele
vermogens legitimeert op deze wijze de uitsluiting van de
bevolking door de bestuurselite. Uiteindelijk leidt een dergelijke
antidemocratische houding tot de ondermijning en vernietiging
116
van het systeem zelf. Als mensen geen belang meer in het systeem
hebben, gaan ze het als vijandig zien en het ondermijnen en
aanvallen. Mensen houden op een burger te zijn en worden in
plaats daarvan een (klagende) klant met alle gevolgen voor de
samenwerking van dien.
Verbouwingen van de democratie zijn altijd nodig en
vooral als een bepaalde groep lang aan de macht is loont het om
de ramen open te gooien. Dit verwijdert de oligarchische
tendensen. Het is wel van belang dat de hervormingen niet tot
afbraak leiden. Het openen van de ramen mag dus niet leiden tot
een situatie waarbij het gaat tochten want dan wordt het bestuur,
en als gevolg de samenleving, ziek.
Het ontwerp van de staatsstructuren ten tijde van
Thorbecke wordt vaak aangehaald als toonbeeld van zuiverheid
waarbij de scheiding der machten en de democratische instituties
een duidelijk omlijnd raamwerk vormen. Er zijn sindsdien vele
afhankelijkheidsrelaties gecreëerd tussen instituties en het is vaak
onduidelijk hoe de verantwoordelijkheden en risico’s liggen. Dit is
niet per definitie een afdwaling van het ideaal of van een
machtsgreep van de bestuurselite, maar voor een groot deel het
gevolg van het feit dat het ontwerp zelf verre van compleet is. Het
is geen blauwdruk maar een richtlijn vanuit het uitgangspunt dat
het democratische midden moet worden bevorderd om zo een
duurzaam democratisch bestel te krijgen. Een andere
werkelijkheid vraagt om nieuwe afhankelijkheidsrelaties, maar
wel vanuit hetzelfde principe dat het democratische midden moet
worden bevorderd. Checks and balances betekent niet dat je een
systeem opzet waarbij mensen elkaar het leven zuur kunnen
maken. Het gaat erom dat men niet de eigen belangen boven die
van de gemeenschap kan bevoordelen. Dit kunnen individuele
belangen zijn maar het is ook mogelijk dat er een situatie ontstaat
waarbij alle verantwoordelijke bestuurders allen dezelfde
belangen hebben die niet overeenkomen met die van de
bevolking. Dan gaan zij problemen oplossen die voor de
117
gemeenschap geen probleem zijn, maar het wel worden als de
bestuurders beleid voeren dat hun problemen oplost en daarbij
problemen voor de bevolking creëert.
Democratische politiek impliceert dat de burger een
partner van de overheid is. Wanneer er te veel politiek wordt
bedreven binnen het politieke bestuur zelf dan vervaagt de band
met de burger die daarmee onteigend wordt van zijn
democratische rechten om te participeren in het vormen van de
politiek. Zo is het verdelen van politieke posities zonder
tussenkomst van de bevolking een machtsgreep van de
bestuurlijke elite ten koste van de burger. Net zoals andere
burgers als partners dienen te worden gezien, dient ook het
politieke bestuur niet wantrouwig te worden benaderd.
Vertrouwen moet echter verdiend worden, vooral als er grote
machtsverschillen bestaan. Als een president zijn kabinet
benoemt, is dat geen afname van democratie, maar als leden van
een politieke partij binnen die partij politiek moeten bedrijven om
een positie op de lijst te krijgen dan is dat wel ondemocratisch. Bij
democratische politiek is het de bevolking die de politici benoemt
en niet de politici zelf. Invoering van een districtenstelsel zorgt
ervoor dat politici dichter bij de burger staan. Een benoemde
burgemeester is ook politiek, maar daar bevindt de politiek zich
binnenskamers en is het afhankelijk van partijbelangen in plaats
van dat het verantwoording verschuldigd is aan de bevolking.
Politiek is ook gedelegeerd vertrouwen maar zoals het
gezegde stelt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. De
politiek moet dit vertrouwen waard zijn. Het is dan ook belangrijk
dat politici verantwoordelijk zijn voor grote fouten van hun
dienst. Zo voeren ministers beleid uit en zijn ze de baas van hun
ministerie. De positieve uitkomsten worden op het conto van de
minister geschreven, maar dat betekent ook dat als er grote fouten
in de organisatie worden gemaakt de minister de
verantwoordelijkheid op zich moet nemen ook al heeft hij er niet
persoonlijk schuld aan. In de politiek is er namelijk sprake van
118
risicoaansprakelijkheid en niet van schuldaansprakelijkheid. Als
iedereen schuld heeft is niemand schuldig en wordt de
verantwoordelijkheid afgeschoven op de zwakste partij in het
bestuur, namelijk de bevolking. Voldongen feiten zijn een uiting
van een gebrek aan respect en het afschuiven van
verantwoordelijkheid.
Als het openbaar bestuur op de verkeerde manier open
staat voor marktkrachten dreigt het gevaar dat de politiek
geprivatiseerd wordt. Dit is een verkeerde vorm van populisme
waarbij het algemeen belang wordt geschaad.
Waarom werkt het vragen om een mening aan ‘de
bevolking’ vaak niet als invoer van standpunten voor een politieke
partij, zoals de partij van Rita Verdonk aantoonde? Dit komt onder
andere doordat mensen die hun mening geven worden
geconfronteerd met problemen in hun persoonlijke leven en
klagen om dit verbeterd te krijgen. Er ontstaat ruzie als men
onderling
gaat
discussiëren
omdat
er
geen
gemeenschappelijkheid is. De deelnemers aan het debat zijn geen
partners maar tegenstanders die niets te winnen hebben met het
vinden van een compromis. Dit is niet de wijze waarop je een
deliberatieve democratie moet opzetten maar is een acceptatie
van het conflictmodel als basis voor oude politiek.
Een democratische politicus heeft de morele plicht om
democratische waarden uit te dragen. Dit idee wordt echter vaak
gecorrumpeerd door de gevestigde orde om populisten uit te
sluiten als zouden zij de democratische waarden ondermijnen.
Populisten dragen echter juist democratische waarden uit die
door de gevestigde orde zijn afgepakt van een groep met minder
macht. Het gaat constructieve populisten niet om het onteigenen
van democratie maar om het verwijderen van de corruptie die de
democratische waarden heeft geperverteerd en de democratie zo
de facto heeft afgeschaft.
Hervormen is een politiek en geen technisch proces. De
onwil om te hervormen komt niet door onkunde maar doordat het
119
systeem de gevestigde orde goed uitkomt. Om te hervormen is het
belangrijk dat de hervormers geen grote belangen in het huidige
systeem hebben. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat ideeën voor
verandering niet afwijkend gedrag lijken maar dat het breed
beleefd wordt. Niemand wil deel zijn van afwijkende personen die
niet de macht hebben.
Politieke partijen zijn belangrijke actoren om democratie
te krijgen want sociale klassen zijn niet meer dan denkbeelden die
alleen werkelijkheid worden als er organisaties zijn die ze
vertegenwoordigen en daarmee ook vormen. Ook is er geen
sociale mobilisatie als er geen ideeën zijn. Sociale klassen zijn
abstracties maar zullen alleen als groep actie ondernemen als ze
zichzelf als groep zien. Ideeën zijn daarom belangrijk om
individuen hun belangen te laten zien en inzicht te geven in welke
keuze in hun belang is.
Openheid moet leiden tot vertrouwen en niet tot
oppervlakkigheid
De roep om transparantie en openheid komt op als men elkaar,
vaak terecht, wantrouwt. Vanuit dit perspectief moet het licht
schijnen op de duistere praktijken van de gevestigde orde
waarmee zij hun privileges beschermen. Als gevolg wordt
openheid gecreëerd. Het doel is om ervoor te zorgen dat het niet
meer mogelijk wordt om anderen te benadelen. De essentie van
transparantie in de democratische politiek is dan ook om ervoor
te zorgen dat belangengroepen de democratische procedures niet
kunnen kapen en daarmee de democratie om zeep helpen. Een
groot probleem met populisme is dat meer zogenaamd
democratisch debat en inspraak voor de burger niet automatisch
leidt tot meer democratie. Belangengroepen hebben de
mogelijkheid om het debat te kapen omdat zij veel beter zijn
georganiseerd dan de gemiddelde burger. Meer checks and
balances leidt niet automatisch tot een beter beleid, maar leidt
vaak tot een gijzeling. Er is niet zoiets als te veel of te weinig
120
openheid en transparantie. Het gaat om de implementatie ervan
en waar je open en transparant bent. Transparantie betekent niet
dat je elk onderdeel van het proces in detail moet zien en
controleren. Openheid betekent niet dat elk onderdeel van het
politieke besluitvormingsproces toegankelijk moet zijn voor
iedereen. Openheid van de overheid betekent dat men luistert
naar belangengroepen maar er wel onafhankelijk van blijft en het
publieke belang voor ogen houdt. Dus niet de privébelangen van
deze groepen volgen ten koste van het publieke belang en ook niet
deze private belangengroepen gebruiken voor de eigen agenda.
De Nederlandse organisatiecultuur wordt vaak gezien als
gelijkwaardig in vergelijking met de Duitse, Franse en Engelse
bedrijfscultuur. Zo is er in Nederland een sterke neiging van
werknemers en werkgevers om samen te werken en te streven
naar een compromis. In de andere landen is er daarentegen vaak
een conflictueuze sfeer tussen de verschillende partijen.
Vakbonden in Frankrijk hebben bijvoorbeeld de reputatie om bij
‘onderhandelingen’ er met gestrekt been in te gaan en tot de
laatste snik te vechten voor de belangen van de werknemers zelfs
al gaat dat ten koste van de belangen van diezelfde werknemers.
Geen van beide strategieën is per definitie positief. Je kan er ook
het maximale voor de werknemers uithalen door een compromis
te sluiten als dit betekent dat de belangen van de werknemers op
langere termijn beter zijn gediend. Aan de andere kant is het
echter ook mogelijk dat men de belangen van de werknemers uit
het oog verliest en gaat redeneren vanuit het compromis dat
voordelig is voor de werkgever. Compromissen sluiten moet ook
niet betekenen dat je het ziet als verlies nemen in een zero sum
competitie, maar juist als een stap in de goede richting.
Een element van de roep om meer openheid is de
noodzaak voor belangrijke leiders om hun emoties te tonen, zodat
ze open zijn over hun beweegredenen. Hierdoor kan de burger
beter inschatten of de politiek leider het beste met de bevolking
voor heeft. Een probleem hierbij is dat dit redelijk eenvoudig is te
121
omzeilen. Bij het herleven van een bepaalde situatie zijn acteurs
beter in het vertonen van ware emoties dan degenen die de
situatie werkelijk hebben beleefd. Een gevaar van openheid, waar
het emotionele openheid betreft, is dat het juist de meest
onwaarachtige mensen zijn die dit het beste kunnen. Verkeerde
openheid verbergt incompetentie door middel van gespeelde
gevoelens. Daarnaast leidt openheid ook tot oppervlakkigheid
omdat men beloond wordt op de gehanteerde stijl in plaats van de
inhoud. En wat beloond wordt zal vaker voorkomen. Diepgang
wordt dan een zwakte en een last. Oppervlakkigheid leidt tot een
gebrekkig inzicht in de (onderdrukkings)processen die succes
bepalen omdat men niet diep genoeg nadenkt over de mogelijke
onderliggende gevolgen en oorzaken. Dit is een groot gevaar, ook
omdat communicatie en samenwerking in de netwerksamenleving
van groot belang zijn. Het is dan zeer moeilijk onderscheid te
maken tussen kwaliteiten om te communiceren en kwaliteiten om
te misleiden.
Een volgend gevaar van openheid is dat het leidt tot
uitsluiting van iedereen die niet een zelfde achtergrond heeft.
“… dit zijn ambtenaren die in staat zijn mensen met de
meest uiteenlopende belangen bij de oplossing te betrekken.
Ze laten iedereen meepraten en brengen zo mogelijke
oplossingen in kaart. Decennia was het kunstje bij
onderhandelingen om je kaarten voor de borst te houden. Je
duwde je gesprekspartner een bepaalde richting op zonder
je eigen doelen prijs te geven. Een man als […] draait het om.
Hij geeft al zijn dilemma’s bloot en nodigt zo zijn
gesprekspartners uit dat ook te doen. Onderhandelingen zijn
dan open, iedereen weet wat de ander inlevert, zodat het
wantrouwen afneemt. Het nadeel is dat precies duidelijk is
wat je weggeeft. Maar het enorme voordeel is dat die oude
machtsspelletjes voorbij zijn”.
Dergelijke
samenwerkingskunstenaars
zijn
uitstekende
werknemers en kunnen veel bereiken in grote bureaucratische
122
organisaties die als één geheel moeten samenwerken. Het is
echter een illusie te denken dat het spel om de macht voorbij is.
De machtsspelletjes worden niet afgeschaft, maar voor een deel
naar een ander niveau verplaatst waarbij de inhoud wordt
gesublimeerd in de stijl. Het is daarbij een terugkeer naar de
premoderne tijd waarin de notabelen de baantjes verdeelden. In
een dergelijke omgeving waar iedereen elkaar als gelijkwaardige
gesprekspartner erkent, moet je wel een gelijkwaardige
achtergrond hebben. Als je niet op het gymnasium hebt gezeten en
lid bent geweest van de juiste studievereniging dan wordt je niet
voor vol aangezien en kan je niet meedoen. In een dergelijk
harmoniemodel erkent de elite elkaar als mens terwijl dit ten
koste gaat van de rest. Een buitenstaander heeft hier dan geen
toegang meer toe want hoe kan je iets goeds doen als je niet tot de
club behoort? Als je open bent wordt je onderuitgehaald en/of je
ideeën gestolen en als je gesloten bent sta je er buiten en kan je
niet meedoen. Een zekere mate van professionele afstandelijkheid
zorgt ervoor dat je bevrijd bent van onderdrukking door mensen
die niet het beste met je voor hebben en carrière maken ten koste
van jou en dit proberen goed te praten. Het participatiemodel
zorgt er in tegenstelling tot het harmoniemodel voor dat iedereen
kan meedoen ongeacht zijn achtergrond.
In een organisatie waar iedereen zich terugtrekt op zijn
kamer, de deur dichttrekt en een naambordje met Prof. Dr. op de
deur plakt heerst wantrouwen tegen de ander. Men probeert zich
te beschermen door fysieke afscheiding. Kennis is echter
waardeloos als het niet wordt gebruikt. Kennis moet stromen. Dit
houdt in dat mensen moeten samenwerken en de barrières zoveel
mogelijk moeten worden afgebouwd om dit mogelijk te maken.
Volledige openheid is echter geen optie. Dit is te vergelijken met
een vacuüm want dan is er geen mogelijkheid om de eigen
belangen te beschermen en ben je volledig afhankelijk van de
machtigen die jou op elk moment onderuit kunnen halen. De
openheid is dan juist het tegengestelde want iedereen houdt zijn
123
kaarten dicht bij de borst en niemand neemt nog het initiatief. Om
de juiste mate van openheid te bepalen is het noodzakelijk om de
mate van onderling vertrouwen te weten. Hoe hoger het
vertrouwen hoe meer openheid er mogelijk is.
Een burger is een partner terwijl een klant een potentiële klager is
Iedereen die een voorstander is van democratische politiek zou
verheugd moeten zijn met de inbreng van populisten in de
politiek, want zij proberen weer erkenning te krijgen voor mensen
die uit de positie van actieve burger zijn weggeduwd naar de
positie van toeschouwer en klant. Populisme gaat om het
herwinnen van de democratische structuren zodat men weer
vertegenwoordigd wordt door de politiek. Men wordt zodoende
weer een partner in het bestuur, met alle verantwoordelijkheden
die erbij horen. Wanneer de burger een klant wordt dan gaat hij
klagen als de dienstverlening niet perfect is. Vanuit het perspectief
van de overheid wordt hij dan een klager in plaats van een
partner. De lotsverbondenheid verdwijnt evenals de waardigheid
van de verhouding tussen bestuur en bestuurde. De overheid
probeert klanten op afstand te zetten omdat er een conflictsituatie
tussen beiden bestaat. De verwijdering leidt tot een democratisch
tekort dat door wantrouwen in stand wordt gehouden en zichzelf
versterkt.
Het politieke bestuur wordt op dit moment vaak gezien als
een gewone baan waarbij men gericht is op het goed uitvoeren
van de taken zodat de desbetreffende organisatie goed
functioneert, terwijl men minder rekening houdt met de band met
de samenleving. Het gevoel van verantwoordelijkheid voor de
samenleving is minder geworden dan het enkele decennia geleden
was. Een baan in het politieke bestuur is minder een roeping dan
voorheen en degenen die dat nog wel zo voelen zijn over het
algemeen een roepende in de woestijn. Bestuurders die slechts
uitvoerders zijn leggen bij voorkeur geen verantwoording af aan
de bevolking maar slechts aan hun afdeling. Hierdoor gaat een
124
belangrijke kwaliteit van het openbaar bestuur verloren, namelijk
het verhogen van de kwaliteit van de samenleving als geheel, en
komt de uitvoerende instantie verder af te staan van de
samenleving, neemt het gevoel ermee af en wordt het minder
effectief. Dergelijke instellingen worden dan al snel
bureaucratische molochs. Bureaucratie geeft schijnzekerheid en
zorgt ervoor dat men verdwaalt in de regels en afdwaalt van wat
werkelijk belangrijk is.
Een andere reden voor de verandering van perspectief van
het openbaar bestuur is de uitkleding van de inhoudelijke taken
van de topambtenaren en het roulatiebeleid waarbij mensen niet
te lang op één plek blijven zitten. Sinds de jaren negentig van de
20e eeuw zijn hoge ambtenaren steeds meer managers geworden
in plaats van inhoudelijke specialisten. Deze laatsten worden nu
als externen ingehuurd voor specifieke projecten. Hierdoor wordt
voorkomen dat hun rol te politiek wordt en dat zij de
democratische
beslissingsprocessen
gaan
bedreigen.
Deskundigheid in het openbaar bestuur, en de wijze waarop dit
wordt gedefinieerd, is afhankelijk van de rol die de overheid
speelt in de samenleving.
Het
beloningsbeleid
bij
de
overheid
moet
overeenstemmen met de taken die ze uitvoeren. Het is niet
mogelijk om een volwaardig partnerschap met de burger te
hebben als ambtenaren enorme salarissen opstrijken. Als een
directeur van een publieke instelling zich te goed voelt voor een
salaris van een ton dan is hij ongeschikt voor de functie want het
gaat ook om het dienen van de samenleving en niet alleen om het
halen van business targets.
Als niet duidelijk is wat de publieke zaak is dan zullen
bestuurders, zelfs als ze integer zijn, geneigd zijn om de belangen
van de bestuurselite als uitgangspunt te nemen en kunnen ze dat
voor zichzelf en anderen legitimeren met het idee dat de
bevolking niet weet wat goed voor hen is. Paternalisme is
afhankelijk van het ondermijnen van de publieke zaak. Ook hier
125
geldt dat dit de samenwerking met de burger ondermijnt en dat
paternalisme klagende klanten voortbrengt in plaats van
verantwoordelijke burgers. De paternalistische code is daarmee
een ondermijning van het burgerschap.
6. RECHTVAARDIGHEID EN DE RULE OF LAW
De moraal van rechtvaardigheid
Het rechtvaardigheidsprincipe is een aangeboren morele
eigenschap zoals de grote emoties als blijheid, droefheid, angst en
woede dat ook zijn. Het is te vergelijken met het
evenwichtsorgaan; als je het mist kan je je niet staande houden in
een sociale omgeving. De invulling van rechtvaardigheid is echter
net als de menselijke kernmoraal afhankelijk van de interpretatie
van de werkelijkheid en hangt sterk samen met onze belangen en
welke sociale omgeving we beschouwen als deelgenoot van deze
belangen. Het rechtvaardigheidsprincipe is cruciaal voor
solidariteit en zorgt ervoor dat de mens in staat is in een groep
samen te leven om zo de vruchten te plukken van de
samenwerking en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat men niet
wordt benadeeld. Solidariteit tussen mensen is enkel mogelijk als
het succes van de één niet ten koste gaat van de ander maar het
juist bevordert. Solidariteit kan niet worden opgelegd want dan is
het onderdrukking. Werkelijke solidariteit is het wegnemen van
onrechtvaardigheid. Wanneer men onrechtvaardig wordt
behandeld dan is er sprake van ontmenselijking en wordt men als
een buitenstaander en vijand gezien waardoor de groep minder
succesvol is en uiteindelijk zal desintegreren. Het belangrijkste
punt bij het rechtvaardigheidsgevoel is dat het informatie oplevert
of men wordt gezien als vriend of vijand. Als men geen gevoel van
verontwaardiging meer krijgt bij een oneerlijke verdeling en zo
dus ook geen behoefte meer heeft om de ander te straffen en in
plaats daarvan alleen kijkt naar de egoïstische mogelijkheid om
126
als individu zoveel mogelijk te krijgen dan is elke samenwerking
uitgesloten en verdwijnt de gemeenschap. Op dat moment is er
een competitie op leven en dood waarin samenwerking
uitgesloten is en waarbij de samenleving uiteenvalt. Als de emotie
van morele verontwaardiging verdwijnt wanneer andere
personen zichzelf een onrechtvaardige hoeveelheid toekennen,
dan is ook de identificatie met anderen verdwenen en verdwijnt
de basis van de gemeenschap. Om de schijn van rechtvaardigheid
en de eenheid te behouden nadat men de ‘eigen mensen’ heeft
benadeeld zijn er mensen van buiten nodig om de vrijgekomen
posities te vervullen. Dit is echter een piramidespel en leidt niet
tot duurzaam succes. Een belangrijk gevolg van onrechtvaardig
handelen is namelijk dat de goeden weg of ten onder gaan en dat
je overblijft met dieven die gericht zijn op het onderuithalen van
anderen. Beloon gluiperigheid en je krijgt gluiperds. Het
rechtvaardigheidsprincipe is één van de belangrijkste menselijke
kenmerken die de mens in staat stelt ver boven zijn beperkte
individuele capaciteiten uit te stijgen en succesvolle groepen te
vormen. Een rechtvaardige samenleving is dan een vereiste voor
duurzaam en succesvol overleven van zowel het individu als de
gemeenschap.
Juridisch activisme ondermijnt de democratische
zelfbeschikking
De rechtsstaat is een belangrijk instrument om de democratie
tegen zichzelf te beschermen als het dreigt ondemocratisch te
worden. In een werkelijke democratie behoort de overgrote
meerderheid van de bevolking tot de middenklasse. De
middenklasse kijkt vooruit en beschouwt anderen als partners en
medestanders in de zoektocht naar een duurzame en welvarende
toekomst. Als de samenleving echter afdaalt van het participatienaar het conflictmodel wordt het belangrijk om niet alleen
vooruit, maar ook omlaag en omhoog te kijken en succes na te
127
streven ten koste van de ander. Het gebeurt dan regelmatig dat er
coalities ontstaan waar de machtigsten anderen opofferen aan de
eigen belangen. Met behulp van de middelen van de rechtsstaat is
het dan weliswaar mogelijk om zwakkeren te beschermen maar
dit is symptoombestrijding in plaats van dat het de onderliggende
problemen oplost. Het cruciale probleem is dat de middenklasse
zichzelf verloochent door niet meer vooruit te kijken en daarmee
de democratie in wezen afschaft. In het conflictmodel zijn er op de
langere termijn alleen maar verliezers. De rechtsstaat is daarom
een veiligheidsnet in een corrumperende democratie, maar
wanneer je ‘minderheden’ echt wil beschermen is de enige
werkelijke remedie het voorkomen dat er minderheden ontstaan.
Een minderheid ontstaat pas als maatschappelijke posities
afhankelijk worden van het benadelen van anderen. Een
afwijkende cultuur, afkomst, opleiding en dergelijke zijn daarbij
niet de oorzaak van de onderdrukking, maar zijn een
identiteitsmarkering om een bepaalde groep te benadelen. Het
beschermen van de rechten van minderheden is vooral van belang
in niet-democratische landen omdat daar succes wordt behaald
door het de ander te ontnemen. In een democratie daarentegen
gaat men niet vooruit over de ruggen van anderen maar doordat
men op elkaars schouders staat.
De rechtsstaat borgt de rechten van deze minderheden, die
zowel rijker als armer kunnen zijn. Het is echter minstens zo
belangrijk om de democratie te beschermen tegen juridisch
activisme van goed georganiseerde belangengroepen. In een
liberale rechtsstaat ligt de soevereiniteit bij het individu en niet bij
het volk. Een dergelijk liberaal uitgangspunt heeft belangrijke
consequenties voor de machtsverhoudingen in de samenleving en
de weerbaarheid van de democratie. Zoals in het hoofdstuk over
de menselijke natuur aan de orde kwam is de mens geen atomair
individu maar een integraal onderdeel van een sociaal geheel.
Door de sociale verbanden weg te denken en rechten te geven aan
een abstract individu ontneem je mensen hun recht op betere
128
levenskansen. Door de soevereiniteit volledig bij het individu te
leggen ontneem je mensen hun zelfbeschikking en menselijke
waardigheid. Het geeft geprivilegieerde personen namelijk een
oneigenlijk voordeel hun machtsposities te gebruiken om hun
‘recht’ te halen, waarbij deze rechten in werkelijkheid privileges
zijn die niet toegankelijk zijn voor anderen. Een liberale
rechtsstaat is geen democratische rechtsstaat. Een democratische
rechtsstaat is gebaseerd op een partnerschap van burgers die de
wetgeving zodanig vormgeven dat het bevorderlijk voor hen is en
waar geen zero sum competitie heerst. Het is een
participatiemodel in plaats van een conflictmodel. Minderheden
worden
beschermd
vanuit
de
levenshouding
van
gelijkwaardigheid en menselijkheid waardoor deze erkenning
ervoor zorgt dat ze geen werkelijke minderheden meer hoeven
zijn omdat ze niet in hun mens-zijn worden beperkt. In een
liberale rechtsstaat staat echter het conflictmodel centraal waarbij
de sterksten zegevieren en de zwakkeren moeten inschikken. In
een dergelijke omgeving is de rechtsbescherming slechts een
abstractie die niet leidt tot een succesvoller leven, maar enkel tot
frustratie en cynisme over cadeaus die je alleen van een afstand
kan bekijken.
De opmars van het liberale gedachtegoed in het recht leidt
tot een ondermijning van de democratie omdat de vorming van
het recht door juridisch activisme en interpretaties van rechters te
ver verwijderd raakt van de bevolking. Het recht wordt zo een
machtsmiddel van een kleine gespecialiseerde elite. Ook moet een
rechter niet in staat worden gesteld om een wet te toetsen aan de
grondwet want dan krijgt de rechtsprekende macht te veel
soevereiniteit. Het is dan mogelijk voor rechters om hun
interpretatie van wetten op te leggen waarbij de
volksvertegenwoordiging wordt omzeild en de bevolking
onteigend van zijn democratische mogelijkheden om de
samenleving vorm te geven.
129
Activisme voor minderheden beperkt zich niet tot
menselijke minderheden maar strekt zich ook uit over de natuur
en het milieu. Het geven van rechten aan de natuur zorgt ervoor
dat de samenleving van bovenaf wordt ingedeeld en dat de
verantwoordelijkheden en risico’s worden afgeschoven op de
zwakkeren in de samenleving. De rechten zorgen meestal niet
voor een afname van de onrechtvaardigheid maar voor een
institutionalisering ervan waarbij de machtsverhoudingen steeds
verder uit het lood slaan. Werkelijke duurzaamheid is alleen
mogelijk als je de natuur laat meedoen in het participatiemodel
waardoor het VMR-model ook van toepassing is op de natuur en
‘de vervuiler betaalt’ werkelijk mogelijk is.
Vroeger werd het recht gezien als een manier om de macht
van de staat te beknotten. Nu wordt het door populisten, vaak
terecht, als machtsmiddel beschouwd van een elitaire klasse die
de soevereiniteit van het volk ondermijnt en in plaats daarvan de
belangen van een elite uitdraagt. De werkwijze van het juridisch
activisme volgt globaal de volgende lijnen: Elites voeren juridisch
actie om specifieke favoriete minderheden te beschermen, terwijl
ze in werkelijkheid opkomen voor de eigen belangen door
anderen, merendeels de middenklasse, te benadelen en het
systeem zodanig vorm te geven dat het hen goed uitkomt en de
meerderheid van de bevolking benadeelt. Juridisch activisme is
daarmee een poging tot een machtsgreep van de elite om de
democratie te verwijderen. Delen van de onderklasse worden
daarvoor als breekijzer gebruikt. Helaas is ‘progressief’
grotendeels reactionair geworden om de eigen privileges te
beschermen. Reactionaire snobs met pseudo progressieve
praatjes zijn voornamelijk bezig met de bescherming van hun
privileges. Bij de bespreking van het conflictmodel kwam aan de
orde dat rechtse rakkers hun privileges proberen te beschermen
door op te komen voor Joden, terwijl linkse reactionairen hun
belangen proberen veilig te stellen door op te komen voor
migranten. Beide extremen verloochenen daarbij de democratie
130
en maken de middenklasse tot zondebok. In dit wereldbeeld is de
middenklasse een vijand waartegen minderheden moeten worden
beschermd. Een dergelijk conflictmodel ondermijnt de
democratische waarden en leidt ons weg van het
participatiemodel. Ook de minderheden die worden beschermd
zijn in het systeem van juridisch activisme slechts middelen om
een doel te bereiken. Wanneer ze niet meer nodig zijn worden ze
dan ook vervangen door minderheden die de activisten meer
profijt opleveren. Door niet te investeren in menselijke
waardigheid zijn de rechten die je krijgt slechts abstracties die
enkel werkelijkheid zijn zolang de machtsverhoudingen gunstig
uitvallen.
Een andere reden om het gebruik van het recht door
individuen en belangengroepen te beperken, is om zo de elite
tegen zichzelf in bescherming te nemen. De machtshonger die op
korte termijn gestild kan worden door de samenleving een
richting op te duwen met behulp van gerechtelijke uitspraken,
leidt op langere termijn vaak tot ongewenste effecten die ook de
elite in hun mogelijkheden beperken. In werkelijkheid is ‘de elite’
meestal helemaal niet zo onkwetsbaar als ze vaak zelf zich
inbeelden, zeker niet als de internationale competitie in volle
omvang wordt meegenomen. Wat eerst een toename van rechten
lijkt, kan in werkelijkheid juist een vrijheidsbeperking inhouden
die iedereen raakt, ook de elite. Door het ondermijnen van de
middenklasse levert de democratische samenwerking aan kracht
in en vermindert de sociale en economische dynamiek. Wanneer
het recht te ver afdwaalt van de belangen van de middenklasse
leidt dit tot een gevoel dat ‘de rechtsstaat de onze niet is’. In dat
geval verdwijnt het burgerschap en is men geen partner maar een
potentiële tegenstander in het bepalen van een maatschappelijke
indeling.
In Engeland en Zwitserland is er significante politieke
steun voor het opzeggen van het belangrijkste Europese
mensenrechtenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten
131
van de Mens (EVRM). De reden hiervoor ligt niet in het idee dat de
mensenrechten zouden moeten worden afgeschaft. In plaats
daarvan ageren politici tegen het feit dat rechters in Straatsburg
de wetten zo interpreteren dat ze steeds verder afstaan van hoe
de bevolking van Engeland en Zwitserland de mensenrechten
interpreteert. Doordat de rechters het verdrag steeds
gedetailleerder en vanuit hun persoonlijke levensvisie uitleggen
wordt de reikwijdte ervan zo ver opgerekt dat het geen deel meer
is van de democratische rechtsstaat, maar dat het van bovenaf
wordt opgelegd. Een dergelijk verwijderingsproces is inherent aan
wetgeving die niet direct verbonden is met de democratische
bevolking. Het verdrag opzeggen of het ondergeschikt maken aan
het nationale recht zijn oplossingen hiervoor. Het minder
toegankelijk maken voor activisten of de interpretatievrijheid
verlagen zijn andere, minder vergaande mogelijkheden. De
bescherming van de democratische rechtsstaat impliceert dat het
nationale recht boven het internationale recht moet gaan.
De internationale rechtspraak wordt ook steeds verder
uitgebreid door de toename van het aantal tribunalen waar
bedrijven overheden kunnen aanklagen als hun winsten bedreigd
worden door nieuwe of veranderende wetgeving. Dergelijke
tribunalen worden vaak opgezet in de marge van internationale
handelsakkoorden, zoals NAFTA en het toekomstige TTIP, om
conflicten op te lossen. Dit geeft grote, internationaal opererende
bedrijven echter privileges om druk uit te oefenen op landen om
de wetgeving zodanig aan te passen dat het de winst van
multinationals ten goede komt. Als een overheid dan zijn beleid
aanpast om bijvoorbeeld de gezondheidszorg te hervormen of
door anti-rookbeleid te stimuleren dan kan een bedrijf de
overheid aanklagen omdat dit ten koste gaat van zijn winst. Een
dergelijk gerechtelijk instrument is zeer ondemocratisch en geeft
een grote macht aan multinationals terwijl het uiteindelijk de
burger is die hiervoor betaalt door wetgeving die niet
geoptimaliseerd is voor zijn succes maar voor multinationals en
132
door de boetes die door de gemeenschap moeten worden
opgebracht.
De decentralisatie van de soevereiniteit en de gevolgen
voor de rechtsstaat
De belangrijkste herverdeling die de staat oorspronkelijk deed is
niet financieel maar is gelijkwaardigheid van alle burgers voor de
wet. Elites hebben namelijk meer mogelijkheden om hun gelijk te
halen en de overheid kan ervoor zorgen dat de elites zich ook
dienen te houden aan de wet. Wat blijft er echter over van de
rechtsstaat als er geen duidelijk gedefinieerde gemeenschap meer
is en de staat veel van zijn soevereiniteit heeft verloren aan
andere instellingen? Het 19e-eeuwse idee van een internationale
gemeenschap bestaande uit nationale staten die grotendeels
soeverein zijn op hun grondgebied is met de verregaande
globalisering in de 21e eeuw niet meer toepasbaar. De
soevereiniteit van de staat vervliegt en de samenleving wordt
steeds diverser en minder coherent. Zowel de fysieke als de
geestelijke grenzen vervagen. Waar kan je elkaar dan aan houden
als er geen ‘wij’ meer is? Eén stroming probeert de rechtspraak de
rol van de democratie over te laten nemen als scheidsrechter die
bepaalt wat geoorloofd is en wat niet. Is een instelling, zoals een
gerechtshof, die duidelijkheid verschaft in de chaos van
uiteenlopende visies op rechtvaardigheid een wenselijk iets of is
het een poging van activistische belangenvertegenwoordigers om
hun visie van de samenleving op te dringen en die daarmee het
recht delegitimeren en de democratie ondermijnen?
De toenemende decentralisatie van de macht leidt tot een
toename van coördinatieprocessen tussen mensen en groepen;
tolerantie geboren uit noodzaak in plaats van uit principe. Het
voordeel van een dergelijke tolerantie is dat het geen middel is om
via morele chantage boven de ander uit te stijgen, maar dat het
een mechanisme is om vreedzaam samen te leven. De regels zijn
133
dan niet het morele kompas. Het morele kompas is nodig om de
regels goed toe te passen zodat ze rechtvaardig zijn en dus zo min
mogelijk beperken. Dit betekent echter niet dat de eigen waarden
het raam moeten worden uitgegooid. Wanneer dat wel gebeurt, is
het heel goed mogelijk dat bijvoorbeeld de Sharia belangrijker
wordt dan de Nederlandse wet. En het is zeer de vraag of dat een
wenselijke situatie is.
Soevereiniteit wordt steeds sterker verspreid over
verschillende instellingen in plaats van in één gecentraliseerde
staat. De democratie wordt dan steeds meer een verdeling van
macht in plaats van een verdeling van functies. Het is daarbij van
belang om te zorgen dat dit niet uitloopt op een gijzeling waar
men middels het conflictmodel tegenover elkaar staat en daarom
niets gunt. Het is daarom belangrijk dat de vormgeving van de
wetgeving democratische uitgangspunten heeft. Met andere
woorden de geest van de wet moet erop gericht zijn een
middenklasse samenleving te creëren waar men samenwerkt en
vooruitkijkt in plaats van succes behaalt zonder anderen of ten
koste van hen.
Een samenleving kan je niet micro-managen met behulp
van wetgeving. Een teveel aan wetten leidt tot een afname van
effectiviteit, democratie en dynamiek. Activisten kunnen dan
namelijk de regels gebruiken om anderen te benadelen aangezien
er een informatie-asymmetrie ontstaat en bij een grote
hoeveelheid regels er altijd wel een mogelijkheid is om iets (niet)
te bereiken. Daarnaast ondermijnt een te grote hoeveelheid
wetten ook de legitimiteit van de rechtssprekende macht die dan
wordt gezien als partijdig, omdat ze in het voordeel is van
professionals, en als incompetent omdat de werkdruk al snel te
hoog wordt om alles goed uit te voeren. Het gerechtelijke systeem
in Italië is een voorbeeld van hoe de wetgeving de samenleving
beperkt in plaats van beschermt en opbouwt.
134
De Rule of Law en de terugkeer van religie
Een belangrijk uitgangspunt bij de toepassing van het recht is het
idee van de Rule of Law. Hierbij is iedereen gelijk voor de wet en
staat er dus niemand boven de wet. Dit is in tegenstelling tot Rule
by Law, waar een soevereine heerser de wet oplegt en hij dus zelf
boven deze wet staat. In theorie is in een democratie het volk
soeverein, wat dus ook betekent dat ‘het volk’ boven de wet staat.
In een liberale rechtsstaat is niet het volk soeverein waar het de
interpretatie en toepassing van de wet bepaald, maar is dit
privilege gereserveerd voor een kleine groep juridische
professionals. De democratische rechtsstaat probeert ervoor te
zorgen dat de wet zoveel mogelijk geldt voor iedereen en dat er in
de praktijk een hoge mate van Rule of Law is. De verregaande
decentralisatie van instellingen zorgt er echter voor dat ook het
recht gedecentraliseerd wordt. Het idee dat er een objectief recht
mogelijk is komt voort uit machtsdenken van universalistische
religies en levensovertuigingen die hun mens- en wereldbeeld aan
iedereen willen opleggen. Het idee van rechtvaardigheid is
weliswaar een aangeboren morele eigenschap maar de invulling
daarvan is grotendeels afhankelijk van de machtsverhoudingen in
de samenleving. Degene die het recht vormgeeft, bepaalt dus ook
in hoge mate in hoeverre de samenleving de ene persoon en groep
bevoordeelt boven de ander. Hierin ligt tevens een kiem voor de
terugkeer van religie als belangrijk ordeningsmechanisme in de
moderne samenleving.
Een religie is voor een belangrijk deel een verzameling van
regels om een rechtvaardig mens te worden en een rechtvaardige
samenleving op te bouwen. Het beschermt tegen onderdrukking
en biedt de mogelijkheid om een menswaardig bestaan op te
bouwen bevrijd van wereldlijke machthebbers die mensen
onderdrukken. In het christendom kan je anderen niet opofferen
om er zelf beter van te worden. Alleen God heeft dit recht. De
afhankelijkheid van andere mensen wordt in elke goed
135
functionerende religie vervangen door een afhankelijkheid van
een (abstracte) godheid waardoor mensen vrij zijn van
onderdrukking door een ander terwijl er toch mogelijkheden
blijven om te kunnen samenwerken. De beroemde uitspraak van
Immanuel Kant over de Verlichting geldt in wezen voor elke
duurzame religie waarbij het gaat om “… de bevrijding van de
mens uit zijn aan zichzelf verschuldigde onmondigheid.
Onmondigheid is het onvermogen het verstand te gebruiken
zonder de leiding van een ander”. Dit is een essentieel element van
elke religie. Het christendom gaat er bijvoorbeeld vanuit dat geen
enkel mens de meester over de ander is en dat iedereen gelijk is
voor God en alleen aan hem rekenschap hoeft af te leggen. Door
een christen te zijn is het mogelijk onafhankelijk je verstand te
gebruiken zonder dat een andere persoon bepaalt wat goed of
slecht is.
Het ‘woord van God’ is zeker niet iets van het verleden.
Integendeel, want in een omgeving waar de belangen, en daardoor
de rationaliteit, ver uiteenlopen en vaak tegengesteld zijn is het
‘woord van de mens’ onbetrouwbaar omdat het een machtsmiddel
is. De toenemende concurrentie voor de waarheid in de
samenleving zal dan ook niet automatisch leiden tot een algemene
acceptatie van de westerse waarden maar kan ook het begin zijn
van een revitalisering van waarden die zich baseren op andere
religies zoals de islam en het boeddhisme. De wet van God is
weliswaar beperkter dan die van de mens maar het is ook
betrouwbaarder omdat het moeilijker is om het woord van God te
manipuleren en zo een maatschappelijke indeling in het eigen
voordeel op te leggen.
Religies hebben echter ook de neiging om de eigen
waarheden te verabsoluteren en alternatieven weg te drukken. Dit
geldt voor het christendom en de islam, maar ook voor het
humanisme dat ook een vorm van religie is. Het humanisme mist
echter de transcendente component en is daarmee zeer kwetsbaar
voor sofisme. Omdat het humanisme de individuele mens als
136
maatstaf en uitgangspunt neemt, is elke samenwerking tussen
mensen iets dat door menselijke structuren moet worden
opgelegd. Hierin ligt een groot gevaar. Het risico is namelijk dat de
machtigen hun wil kunnen opleggen zonder dat de anderen hier
veel tegen kunnen doen. Het is niet voor niets dat het humanisme
vooral aanhangers heeft onder welgestelden en vrijwel niet onder
de armen. Het humanisme ontneemt mensen de mogelijkheid om
gelijkwaardig te zijn in de relatie omdat deze wordt bepaald door
de menselijke hiërarchische posities in de samenleving in plaats
van erkenning als mens in het oog van God. Het gemis aan een
hogere macht dan de individuele mens zorgt ervoor dat de Rule of
Law, dus de gelijkwaardige implementatie van de wet voor
iedereen, moeilijk zo niet onmogelijk wordt. Het humanisme kent
in werkelijkheid enkel Rule by Law waarbij elk individu de
soeverein is die daarmee boven de wet staat. Dit maakt een
rechtvaardig samenleven in een humanistische ideologie vrijwel
onmogelijk. De humanistische waarden die onder andere terug te
vinden zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens zijn ingebed in een kader dat sterke religieuze, voornamelijk
christelijke, trekken heeft waardoor het gemis aan transcendentie
gedeeltelijk wordt opgevangen. Fundamentalistisch humanisme is
een minder grote dreiging dan christelijk of islamitisch
fundamentalisme omdat het humanisme niet op zichzelf kan staan
en daarom geen fundament kan leveren voor een gemeenschap.
Een recht heeft altijd een prijs
De soevereiniteit wordt steeds diffuser en de vraag is wat de
meeste elementaire bouwsteen kan zijn om de soevereiniteit in te
grondvesten. Het liberalisme vestigt dit in de individuele mens,
maar omdat de mens een intrinsiek sociaal wezen is die slechts
vrijheid kan hebben in een sociale omgeving kan dit al snel
uitlopen op een onteigening van zelfbeschikking als we geen
rekening houden met alle eigenschappen van de mens.
137
Een belangrijke vraag is hoeveel rechten je wilt hebben?
Voor het beantwoorden van deze vraag is het noodzakelijk om in
te zien dat een recht altijd een prijs heeft. Elk recht dat je krijgt
bovenop het minimaal vereiste om deel te zijn van een
rechtvaardige gemeenschap die je vrijheid biedt, is een afname
van diezelfde vrijheid. Tegen elk recht dat je krijgt staat namelijk
een plicht. Het is echter zeer moeilijk om in te schatten of de
tegenprestatie in de vorm van een plicht van gelijke waarde is als
het recht dat je krijgt. Daarnaast verandert de waardeverhouding
tussen de rechten en plichten constant wat er toe kan leiden dat je
sterk belemmerd wordt door schimmige plichten die niet meer in
verhouding staan tot de mogelijkheden die de rechten je bieden.
De elite ijvert vaak voor plichten voor zichzelf omdat het gevolg is
dat de minder machtigen dan rechten moeten accepteren die hun
zelfbeschikking verminderen. Een plicht is een privilege.
Zelfbeschikking vereist de erkenning op het recht van
menselijke waardigheid voor iedereen. Verder zijn er geen
rechten nodig maar enkel de eigen verantwoordelijkheid om de
waarheid onder ogen te zien en daarnaar te handelen. Het
afschuiven van verantwoordelijkheid, zoals Google de schuld
geven van het gebrekkige innovatievermogen van Europa, is
zelfbedrog.
In het publieke debat over de participatiemaatschappij
worden mensen vaak aangesproken op hun zelfredzaamheid en
eigen verantwoordelijkheid. Het wordt echter ook vaak gebruikt
om bezuinigingen goed te praten. Rechten worden afgepakt
waardoor mensen in een crisis komen. Vooral als mensen al in een
minder rooskleurige situatie zitten en zonder steun geen
verbetering in hun leven kunnen brengen leidt ‘de
participatiemaatschappij’ tot een tweedeling tussen rijken en
armen. Het gaat erom mensen in staat te stellen om zelfredzaam
te worden en zichzelf maximaal te ontwikkelen. Verwijder de
rechten die mensen beperken en versterk de rechten die kansen
bieden.
138
Vaak is het afnemen van rechten ook in het belang van de
zwakkeren zelf, omdat het hen bevrijdt van opgelegde plichten die
hen in hun maatschappelijke ontwikkeling beperken. Geen
rechten betekent ook geen plichten. Daarom steunen velen die
zichzelf onderdrukt en beperkt voelen de VVD en niet de PVDA
ook al biedt de laatste armen veel meer rechten. Om onder de
plichten vandaan te komen moet je ‘rechten’ opgeven. Als je
vrijheid (=gelijkheid van kansen) wilt dan moet je gelijkheid van
uitkomst opgeven. Dit werkt echter alleen als de samenleving
wordt gedomineerd door onderling vertrouwen en niet door
wantrouwen.
Het recht op privacy is een recht dat in het
informatietijdperk van groot belang is. Dit komt omdat het
mogelijk is voor bevoorrechte personen en groepen om grote
hoeveelheden informatie te verzamelen over anderen en die
kennis te gebruiken om er zelf beter van te worden. Vooral in een
competitieve omgeving kan die informatie ook worden gebruikt
om anderen te benadelen. Daar komt nog bij dat in het geval van
veiligheid elke persoon wordt beschouwd als verdachte. Het is
niet voor niets dat het recht uitgaat van de onschuld tot het
tegendeel is bewezen. Het is namelijk veel moeilijker om te
bewijzen dat je iets niet hebt gedaan dan dat een ander moet
bewijzen dat je het wel hebt gedaan. ‘Schuldig tot het tegendeel
bewezen is’, is dictatoriaal waarbij iedereen wordt gezien als een
verdachte en een vijand in plaats van een partner. Het
schuldoordeel creëert een negatief mensbeeld dat leidt tot de
noodzaak om van bovenaf beperkingen op te leggen in plaats van
dat er kansen worden gegenereerd. Dit zorgt er tevens voor dat je
beschermd moet worden tegen grote bedrijven en de overheid
wat weer leidt tot een rechten-plichten constellatie die op termijn
zeker niet in het voordeel van de minder machtigen is. Het is
daarmee ondemocratisch.
Elk recht heeft een prijs en vaak kan je niet overzien hoe
hoog deze prijs daadwerkelijk uitvalt. Het is daarom verstandig
139
om genoegen te nemen met een minimaal aantal rechten en niet
verblind te worden door het glanzende bladgoud dat een
overmaat van rechten is.
7. ZELFVERWERKELIJKING EN DE HEELHEID VAN
ONS ZIJN
Veiligheid, inclusiviteit en rechtvaardigheid zijn essentieel voor
het voortbestaan van een politieke gemeenschap. Er is echter nog
een vierde waarde die vaak verwaarloosd wordt en zo de
mogelijkheid voor werkelijke participatie beperkt. Dit is de
zelfverwerkelijking van elk individu en de maatschappelijke
implementatie daarvan. Het is niet de taak van de politiek om een
voorschrift te geven voor ieders persoonlijke zoektocht naar zijn
plaats in de wereld, maar de politiek speelt wel een belangrijke rol
om dit voor iedereen mogelijk te maken. De mens is een sociaal
dier en de omgeving speelt daarom een cruciale rol bij het vinden
van persoonlijk geluk. Een mens leeft niet op water en brood
alleen. Er is ook een zingeving nodig die het eigen leven overstijgt
en een (abstracte) geloofsgemeenschap waarin men zichzelf kan
vinden. Het samenleven in een grootschalige maatschappij zorgt
er echter ook voor dat mensen hun eigenheid kunnen kwijtraken
en geleefd worden door de omgeving. Men verliest dan de
zelfbeschikking en is niet meer zichzelf. Het vinden van jezelf
wordt dan een prioriteit. Helaas betekent deze zoektocht meestal
dat men zich terugtrekt en daarmee een barrière opwerpt naar de
maatschappij. Hierdoor vindt er vervreemding plaats en krijgen
vijandbeelden een kans om op te komen. Een persoon die zich
terugtrekt om zichzelf te vinden zal al snel de samenleving als
veroorzaker, en daarmee als een vijand, van de onmogelijkheid
om zichzelf te zijn zien. In een participatiemaatschappij is het juist
van groot belang dat men zichzelf vindt door deel te nemen aan de
samenleving. De ideologische fundamenten van de maatschappij
140
moeten daarom bijdragen aan de mogelijkheid dat mensen niet
zichzelf proberen te vinden bij zichzelf maar juist bij en met
anderen.
De gebrekkige zelfverwerkelijking in de westerse
ideologie
De huidige fundamenten van de Nederlandse samenleving zijn
grotendeels ingebed in het humanisme. Het christendom is
weliswaar eeuwenlang het belangrijkste kader voor het begrijpen
van de wereld geweest maar sinds de Verlichting is het steeds
verder teruggedrongen. Het humanisme is een ideologie die
echter al voor de Verlichting opkomt en zich baseert op de GrieksRomeinse denkwereld. Het vroege humanisme gaat uit van een
wereldvisie waarin de mens centraal staat en er geen
bovennatuurlijke machten zijn die zin geven aan het leven. Het is
de individuele mens zelf die zijn leven zin moet geven. De mens
wordt daarmee het centrum van het universum. Een dergelijke
macht legt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van
elk individueel mens om zijn leven vorm te geven. Deze macht is
echter voor een groot deel een illusie en het is daarom belangrijk
om de bijbehorende verantwoordelijkheid in overeenstemming te
laten zijn met de daadwerkelijke en niet met de ingebeelde macht.
Het humanisme integreert de inzichten van de klassieke Griekse
cultuur over de plaats van de mens en hoe hij zichzelf kan
vervolmaken. Het geeft op die manier richtlijnen voor het goede
leven. Dit bildungsideaal stelt zich tot doel om de literatuur en
cultuur van de klassieke wereld zodanig te internaliseren dat men
in staat is om te ‘deugen’. In de klassieke betekenis is dat: jezelf
optimaal verwezenlijken en als mens te bloeien. Omdat er vele
krachten op het individu inwerken die als gevolg en/of doel
hebben om de zelfverwerkelijking te beperken is het volgens de
deugdethiek nodig om een karakter te kweken dat in staat is om
deze aanvallen op de eigen persoon af te slaan.
141
Het moderne humanisme heeft dezelfde visie op de mens
en zijn positie in de wereld als het vroege humanisme, maar heeft
de grondslag ervan aangepast. De klassieke cultuur is daarbij
vervangen door de Verlichting. De legitimatie voor de
uitgangspunten van de humanistische ideologie is dus vervangen,
terwijl de ideeën gelijk zijn gebleven. Dit geeft aan dat de
Verlichting ofwel zeer grote gelijkenissen vertoont met de
klassieke cultuur òf dat de argumentatie erbij is gehaald om de
denkbeelden enige legitimatie te geven.
De hedendaagse Nederlandse cultuur is sterk
individualistisch en gericht op persoonlijke ambitie in het hier en
nu. Dit zorgt voor een harde concurrentie voor machtsposities en
als gevolg daarvan een verwijdering van elkaar omdat mensen
altijd proberen om niet onderdrukt te worden. De klassieke
Griekse cultuur was ook sterk individualistisch en gericht op
persoonlijke ambitie. De overwinning van het christendom op de
klassieke cultuur was voor een groot deel te danken aan de
‘bovennatuurlijke’ visie die altruïsme en naastenliefde als
alternatieve
mogelijkheid
bood
om
te
komen
tot
zelfverwerkelijking. Het christendom stelde niet meer tot doel het
vormen van het eigen karakter met als doel je te beschermen
tegen aanvallen van anderen en tegelijkertijd de ander zo effectief
mogelijk aan te vallen. In plaats daarvan biedt het christendom de
mogelijkheid om de zero sum conflicten te overstijgen en daarmee
de dreiging voor het eigen, en de ander zijn, voortbestaan te
verwijderen. De vervanging van het christendom door de
Verlichting heeft er juist weer toe geleid dat de maatschappij
desintegreert als gevolg van zero sum conflicten. Net als in de tijd
van de oude Grieken wordt de ideologische onderbouwing van het
hedendaagse humanisme gebruikt door sofisten om de eigen
machtsposities veilig te stellen. Vandaar dat het humanisme
weinig aanhang heeft onder de gewone bevolking en alleen bij een
elite werkelijk populair is. Zoals in het vorige hoofdstuk aan de
orde is gekomen, is het recht kwetsbaar voor interpretatie en
142
afhankelijk van de manipulatie door de machthebbers. De
christelijke ethiek is verticaal tussen God en de mens
(nederigheid, contemplatie en gerichtheid op de andere wereld).
De klassieke ethiek is horizontaal tussen mensen (trots,
daadkracht, kwaliteit van de staat). De eerste biedt veel meer
vrijheid en rust dan de laatste die zich richt op intermenselijke
competitie en ambitie ten koste van anderen. De klassieke (en
Verlichtingsethiek) is een vechtideologie waar men gericht is op
het veroveren van een sociale positie in plaats van dat men
samenwerking nastreeft; het conflictmodel in plaats van het
participatiemodel. Christelijke politiek daarentegen heeft een
samenleving van verbondenheid en samenwerking als gelijken
onder God als uitgangspunt en beperkt zich daarom niet tot een
volg-de-bijbel
verhaal.
Christenen
stijgen
boven
de
intermenselijke conflicten uit en werken volgens het
participatiemodel. Niet vechten maar verbinden.
Het christendom mag dan zijn beperkingen hebben maar
dat geldt evenzeer voor het humanisme. Het humanisme is
arrogant, beperkt en egoïstisch. Het is arrogant want wie zijn wij
dat we onszelf uitroepen tot het centrum van het universum; het
is beperkt omdat het enkel het zeer beperkte menselijke
perspectief heeft en het is egoïstisch want wat doe je met de rest
van de natuur? De natuur wordt in het humanisme als
gebruiksvoorwerp gezien en enkel door de natuur te
antropomorfiseren is het mogelijk om levende wezens die niet
menselijk zijn hun waardigheid te geven. De mens is een integraal
onderdeel van zijn omgeving en door deze te negeren is het
onmogelijk om als mens werkelijk jezelf te vinden. Humanistisch
fundamentalisme is daarom ook intrinsiek onmenselijk. Het
verwijdert ons van ons mens-zijn en creëert illusies om de
eigenwaarde hoog te houden om ons staande te houden in een
hedonistische competitie die op termijn niet in ons belang is. Plato
zag de waarheid in de ideeën, Aristoteles in de natuur en het
christendom legt het bij God, maar het humanisme gebaseerd op
143
de Verlichting ziet de waarheid als niet bestaand en iets waar de
mens over kan en moet beslissen. De mens staat volgens de
Verlichting dan zelfs boven de waarheid. Dit is wel heel erg
arrogant en onwaarschijnlijk als je de beperkte vermogens van de
mens bekijkt. Wat is de diepere waarheid die ons denkvermogen
te boven gaat? Als je je afsluit voor mogelijkheden ga je vreemde
denksprongen maken om deze beperkingen te boven te komen.
Daarnaast betekent de ontkenning van een abstracte autoriteit die
aan de fundamenten van de werkelijkheid staat dat er geen hogere
en objectieve standaarden zijn en daarom ook geen idealen
kunnen bestaan waar men naar kan streven.
FUNDAMENTALISME
Het humanisme is een manier om je te wapenen tegen
onveiligheid in plaats van om de intellectuele moed op te brengen
om het op te lossen. Intelligentie zonder intellectuele moed is
zelfvernietigend want je gebruikt het om te rationaliseren. Een
afname van slimheid is het gevolg. Iemand die altijd zoekt naar
meer kennis heeft een gevoel van onveiligheid. De waarheid is een
afgeleide van de werkelijkheid en geen directe veroorzaker. Het
verschil tussen waarheid en werkelijkheid geeft belangengroepen
de kans om de waarheid in hun voordeel te manipuleren. Jezelf
wapenen door middel van intellectualisme leidt nooit tot het
vinden van een absolute waarheid maar hooguit tot een hogere
hiërarchische positie. Aangezien in een conflictmodel iedereen
deze strategie volgt, leidt het niet tot meer veiligheid maar tot een
escalatie waarbij de wapens steeds sterker en vernietigender
worden, vergelijkbaar met de wapenwedloop tussen landen. In
een dergelijke wapenwedloop komen fundamentalistische
gedachtegroepen op die de machtigen hun belangrijkste wapens
ontnemen. De machtigen kunnen immers de werkelijkheid
vormen naar hun belangen en zo de waarheid bepalen.
Fundamentalisme en extremisme zijn van zichzelf niet goed of
slecht. Er is weliswaar geen absolute waarheid maar
144
fundamentalisme zorgt ervoor dat onderdrukking moeilijker
wordt en men daarom meer vrijheid kan krijgen. Extremisme is
vergelijkbaar met onrealistisch optimisme. Als je een verandering
teweeg wil brengen moet je vechten tegen de behoudende
krachten in de samenleving. Hoe sterker deze krachten hoe
extremer je je standpunt kracht moet bijzetten. Fundamentalisme
en extremisme zijn daarmee wapens in de strijd in het
conflictmodel die op termijn alleen bevorderlijk zijn als men het
gebruikt om naar het participatiemodel over te stappen.
Extremisme en fundamentalisme zijn te bestrijden door
geestelijke veiligheid te bieden.
CORRUPTIE
Elke ideologie kan gecorrumpeerd worden en door het gebrek aan
transcendente inbedding in de gemeenschap is het westerse
humanisme er extra kwetsbaar voor. Een competitie tussen
mensen voor een hogere relatieve positie genereert automatisch
corruptie want de mens is in hoge mate homogeen. De onderlinge
verschillen zijn minimaal. Wat doe je in een competitie met
iemand die dezelfde capaciteiten en achtergrond heeft? De enige
realistische mogelijkheid is om hem te ontmenselijken en een
fictief verhaal te verzinnen waarin de ander mindere kwaliteiten
worden toegedicht. Deze strategie wordt echter door iedereen
gebruikt wat leidt tot het systematisch verkeerd inschatten van de
tegenstander en het afdrijven van de werkelijkheid.
De hemel op aarde is geen privéhemel maar een
gemeenschap waar men in kan deelnemen. Volgens het
christendom zal na Gods overwinning het nieuwe Jeruzalem
neerdalen op aarde. Er zullen dan geen tempels meer zijn voor
God want hij is overal en er hoeft geen speciale plaats voor God
gecreëerd te worden want dat creëert een barrière tussen God en
de mens. Dergelijke tempels van het eigen gelijk zijn elitair en
worden door snobs gebruikt om boven de mensen uit te stijgen.
145
De afbrokkeling van het christendom heeft er ook voor
gezorgd dat er vele new age bewegingen in het Westen zijn
opgekomen. Deze moderne westerse religieuze uitingen zijn vaak
sterk individualistisch met een losse organisatiestructuur. Er is
weinig vertrouwen in elkaar en er worden over het algemeen
geen duidelijke leiders geaccepteerd. Deze groepen zijn onstabiel
en kunnen geen langdurige, duurzame acties ondernemen. Ze
zullen dan ook niet de stap van sekte naar godsdienst kunnen
maken. Hierdoor lukt het hen niet om werkelijk uit het
conflictmodel te stappen en een volwaardige positie te verwerven
in het participatiemodel.
MORAAL
Het is een illusie om een universele moraal los van een bepaalde
transcendente traditie te hebben. Boven de aangeboren moraal
uitstijgen is weliswaar noodzakelijk in een grootschalige
samenleving, maar onmogelijk zonder religieuze inbedding want
het leidt anders tot sofisme en de ondergang. De mens is niet de
maat der dingen, maar participeert in en met het leven. De
‘menselijke maat’ is daarom onmenselijk. Menselijke
gemeenschappen zijn niet gebaseerd op een sociaal contract maar
zijn het gevolg van intrinsieke socialiteit waardoor we
automatisch deel zijn van een gemeenschap en deze van ons. In
een grote, complexe samenleving zijn er vele geschreven en
ongeschreven codes om dit samenleven in goede banen te leiden,
zoals in de vorige hoofdstukken aan de orde is gekomen. Deze
gecodificeerde ethiek moet ingebed zijn in de menselijke moraal.
De ethiek die aan de basis van de samenleving staat moet
aansluiten bij het leven anders werkt het tegen je en ga je de
ondergang tegemoet. De menselijke moraliteit is aangeboren. Het
idee dat de mens zichzelf moet beschaven en zijn eigen natuur
moet weerstaan is irrationeel want het is onmogelijk. Zoals Frans
de Waal het verwoord zijn we dan als een school piranha’s die
besluit vegetarisch te worden. Dit is zelfbedrog en leidt ertoe dat
146
we ten onder gaan aan rationalisaties waarbij we ons ‘beter’
voordoen dan we zijn om een hiërarchische positie te bereiken ten
koste van de ander. Empathie is niet simpelweg meeleven maar is
het begrijpen van de belangen van de ander. Empathie is een
voorwaarde voor de menselijke moraal maar onvoldoende voor
een ethiek. De empathie geldt voornamelijk voor de eigen groep
waardoor het eigenbelang wordt vergroot. Hoe zorg je ervoor dat
de moraal ook voor anderen werkt? De Verlichting stelt dat je
afstand moet nemen van je eigen natuur en iedereen gelijk dient
te behandelen ook al is er meer identificatie met de één dan met
de ander. Dit is onmogelijk en een rationalisatie. De enige
mogelijkheid is om de identificatie te verbreden, of te vernauwen,
of door de belangen zodanig te leggen dat het niet mogelijk is om
de ander sterk te benadelen.
DE WAARDEN VAN EUROPA
De waarden van Europa zijn aantrekkelijk in vergelijking met de
waarden van Noord-Korea, maar heel wat minder in vergelijking
met die van Amerika; Europese gelijkheid versus Amerikaanse
vrijheid,
niet
versus
Noord-Koreaanse
onderdrukking.
Amerikaanse democratie versus Europese aristocratie.
Amerikaanse dynamiek en groei versus Europese starheid en
neergang. Amerikaanse ideeën van jezelf maximaal ontplooien
versus Europese ideeën van acceptatie van een bureaucratisch
leven. Mensen willen respect afdwingen om zo een volwaardig
deel van de gemeenschap te kunnen zijn. Dit doe je door jezelf
maximaal te ontwikkelen (iemand die zijn talenten verspeelt
wordt niet gerespecteerd), door voor jezelf te zorgen en niet
afhankelijk te zijn van anderen en door anderen te helpen. De
waarden van Europa zijn vooral aantrekkelijk voor de armen in de
wereld want op korte termijn levert het hen veel kansen op een
beter leven op. Maar kinderen worden volwassen en willen
uiteindelijk voor zichzelf denken en niet meer onderdrukt worden
onder het mom van gelijkheid. De kinderen van Europa komen
147
dan in opstand of verlaten de kraamkamer om naar een meer
dynamisch deel van de wereld te vertrekken. Ambitie is ook een
essentieel onderdeel van de menselijkheid en het is daarom
cruciaal dat de samenleving dit in goede, rechtvaardige banen
leidt. We moeten ophouden onszelf te feliciteren met successen
uit het verleden en ons te vergelijken met de zwakste
achterblijver om zo de waarheid niet onder ogen te hoeven komen
dat de huidige waarden op het Europese continent niet meer aan
de hoogste standaarden voldoen. De Europese waarden zijn veel
minder aantrekkelijk dan vroeger omdat de machtsverhoudingen
zijn veranderd en men daarom niet meer gedwongen is mee te
gaan in de westerse ideologie. De promotie van Europese waarden
was en is een vorm van imperialisme. De universalistische
karakteristieken zijn zoals China die eenheid onder de bevolking
promoot. De herinterpretatie van de geschiedenis waarin de
Oeighoeren en Tibetanen een onderdeel zijn van de Chinese
geschiedenis. ‘We zijn allemaal gelijk en daarom moet je je
onderwerpen aan de heersende macht’. Gelijkheid in plaats van
vrijheid. Dit zijn stereotiepe nationaliserende activiteiten die
Europa ook heeft gebruikt om nationale identiteiten op te leggen.
Het probleem is dat dit in de 21e eeuw veel moeilijker is door de
mogelijkheid om je te onttrekken aan onderdrukking en omdat er
vele rechtsregels zijn ingevoerd die geforceerde assimilatie zeer
moeilijk maken omdat je daarmee de rechten van individuen
schendt.
Netwerken wordt steeds belangrijker; dus wie je kent (je
sociale vaardigheden en deelname aan een specifieke cultuur)
wordt een belangrijke factor voor succes naast inhoudelijke
kwaliteiten. Alleen met een gedeelde achtergrond is er
vertrouwen mogelijk en heb je iets om over te praten. Waar
voorheen een immigrant genoodzaakt was om in de samenleving
te integreren om zijn ambities voor een succesvol leven na te
streven is dat in de huidige omstandigheden niet noodzakelijk.
Een jonge man of vrouw uit Eritrea die in Nederland komt wonen,
148
doet er verstandig aan zichzelf te scholen en om zijn cultuur te
behouden. Door de globalisering, overdracht van soevereiniteit
naar Europa en de multiculturele samenleving is vernederlandsen
niet rationeel omdat het geen grote bijdrage levert aan succes. Dit
levert de vraag op wie er nog een Nederlander is? Is een persoon
met een Marokkaanse achtergrond een Nederlander? Is een
persoon waarvan het meest exotische een belangrijk percentage
Friese snobs is maar verder volledig protestants Nederlands, een
Nederlander als hij vervreemd is van de Nederlandse cultuur? Is
de elite Nederlands? Zij lopen voorop, maar zijn ook de eersten
die weglopen als het moeilijk wordt. Wie is er bereid om offers te
brengen voor het voortbestaan van de Nederlandse culturele
identiteit als er niet een direct voordeel tegenover staat? Anders
dan bijvoorbeeld de Joden en Chinezen is het twijfelachtig of
Nederlanders door de gebrekkige culturele diepte en lagere status
van de Nederlandse cultuur in staat zijn om een duurzame
gemeenschap te vormen buiten Nederland. Nu Nederland zelf ook
het buitenland wordt, zijn de vooruitzichten op het behoud van de
culturele identiteit niet rooskleurig, tenzij we voldoende
investeren in de vrijheid in verbondenheid die deze culturele
identiteit biedt. Een groot gevaar voor een participatiedemocratie
is dat de meest fundamentele eigenschap van een multiculturele
samenleving is dat culturele identiteiten worden gebruikt om te
concurreren voor machtsposities in de maatschappij. Mensen
leven dan niet samen maar concurreren met elkaar in het
conflictmodel waarbij winst voor de één het verlies van de ander
betekent. Personen nemen dan een bepaalde identiteit aan en
gebruiken deze dan als markering voor hun coalitie om
vervolgens anderen te benadelen in de strijd voor beperkte
maatschappelijke posities.
In tijden van existentiële crises wanhopen en rouwen de
handelaren en bureaucraten om een eventueel uiteenvallen van
de EU. Niet om het verlies van de Europese waarden maar om de
misgelopen winst en macht. Het Europese project van de
149
bestuurselite wordt gedreven door ambitie voor meer macht
zonder dat de verantwoordelijkheden en risico’s worden
genomen. De Europese waarden zijn over het algemeen niet
gediend van de EU die vele van deze waarden juist ondermijnt. De
enige werkelijke voorstanders zijn de bestuursvoorzitters van
grote multinationals en hoge ambtenaren die in de EU een
uitbreiding van hun netwerk zien. De EU is niet nodig voor het
behoud van een democratische rechtsstaat of de idealen van
vrijheid en gelijkheid. De EU is geen democratische instelling die
de inwoners van de deelnemende landen als gelijkwaardige
partners ziet. In plaats daarvan bestaat het grotendeels uit
activisten die hun ambitie volgen en blind zijn voor de gevolgen
voor de gemiddelde burger. De activisten van de EU hebben ook
liever geen burgers maar volgelingen.
INTERNATIONALE ECONOMIE
De internationale gemeenschap bestaat uit instellingen opgezet
door het Westen en vanuit een westerse wereldvisie. In 2000
kwam George Bush aan de macht in de VS met onder andere een
boodschap om het machtsverlies van de VS op de internationale
instellingen tegen te gaan. Hoewel de VS de belangrijkste architect
van de internationale orde is hebben de instellingen een eigen
werkelijkheid gecreëerd met als gevolg een gevoel van een verlies
aan soevereiniteit van individuele landen. Met de opkomst van
nieuwe economieën, en vooral China, zal dit probleem zich weer,
en sterker, voordoen. De waarden waarop de internationale
instellingen zijn gebaseerd zullen zeer waarschijnlijk veranderen.
Het is de vraag in hoeverre nieuwe machten de waarden van het
Westen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de
Mens zullen overnemen of aanpassen aan hun belangen.
De economische crisis die begon in 2008 werd door geen
enkele betrouwbare persoon of instelling voorspeld. De enigen die
het voorspelden waren personen die ook crises voorspelden die
nooit hebben plaatsgevonden. De vrije markt doctrine, waarbij de
150
overheid zomin mogelijk ingrijpt in de economie en dat als gevolg
de onzichtbare hand van de markt vanzelf zorgt voor een ideale
economische situatie, is een theorie die empirisch geen stand
houdt. Er is zoveel bewijs dat het niet klopt en dat een
geïdealiseerd beeld van een bandeloze vrije markt als oplossing
voor alle problemen alleen met een rookgordijn van
pseudowetenschappelijke wiskundige modellen kan worden
volgehouden. Het kapitalisme moet je reguleren en zo in de hand
houden want anders zal het leiden tot desintegratie en
vernietiging. Het kapitalisme werkte goed en zonder grote crises
tot de grote liberaliseringsgolven die de verantwoordelijkheden,
machtsverhoudingen en risico’s verkeerd legden. Kapitalisme dat
niet gereguleerd wordt heeft de macht om de risico’s af te
schuiven. Eén van de problemen bij de banken is dat de bankiers
beloond worden voor de hoeveelheid winst die ze maken voor de
bank en zichzelf en niet hoeveel winst ze maken voor degene die
het geld inbrengt, namelijk de klant. Als er iets mis gaat zijn er
weinig risico’s voor de bankiers omdat het niet het eigen geld is en
men op z’n hoogst wordt ontslagen en dan bij een andere bank
weer verder kan gaan. Economie is geen exacte wetenschap maar
een politieke theorie om de belangen van bepaalde groepen te
steunen. Ongelijkheid is geen noodzaak, maar een keuze. Als we
een samenleving willen hebben waar burgers in plaats van
klanten en toeschouwers de meerderheid uitmaken dan is dat een
politieke keuze.
De dominantie van het liberale gedachtegoed in het
publieke domein heeft ertoe geleid dat globalisering en de vrije
markt geassocieerd worden met groei. Een land als Nederland dat
sterk afhankelijk is van de export heeft grote belangen bij toegang
tot buitenlandse markten. Dit betekent echter niet dat
globalisering automatisch leidt tot groei. Een gevolg van het
verdwijnen van de grenzen is onder andere dat producten overal
ongeveer even duur zijn, maar dit betekent ook dat de lonen die in
het produceren van het product zitten ook allemaal even hoog
151
zijn. Aangezien Nederland relatief een stuk rijker is dan een groot
deel van de wereld is er aan internationale handel behalve een
wereld te winnen ook veel te verliezen. Liberalen claimen dat de
vrijhandel in ons voordeel is omdat we dan bovenaan de keten
kunnen zitten en alle lagere arbeid door anderen kunnen laten
doen. Socialisten zien in internationale handel en samenwerking
een vorm van solidariteit met de armen die zo geholpen worden
om op hetzelfde welvaartsniveau als Nederland te komen. Beide
visies
hebben
een
irrationele
kant
waarbij
de
verantwoordelijkheden en risico’s worden afgeschoven op de
zwakkeren. Doordat de lonen onder druk staan door concurrentie
met andere, minder welvarende landen, zal de relatieve welvaart
voor een deel van de Nederlandse bevolking ook onder druk
staan. Dit gold eerst vooral voor de laagopgeleiden maar in
toenemende mate ook voor de middenklasse. De groei komt dan
voornamelijk ten goede aan een deel van de maatschappij die het
toch al buitenproportioneel goed had. Op deze wijze kan
globalisering leiden tot een ondermijning van de middenklasse
onder het mom van solidariteit met de zwakkeren in het
buitenland en het creëren van ondernemingskansen voor een
kleine groep ondernemers. Ook hier is het van groot belang om de
verantwoordelijkheden en risico’s niet af te schuiven op de
zwakkeren want dit leidt tot verarming en desintegratie van de
gemeenschap. De lasten moeten, net als de lusten, op de sterkste
schouders worden gelegd. Internationale solidariteit is niet het
belonen van Griekse fraudeurs die een zwembad in de tuin
hebben, maar investeren in kansen voor de armste in Afrika en
Azië en het uitbannen van honger, ziekte en corruptie.
De liberalen geloven dat de moraal zoveel mogelijk uit de
politiek gehaald moet worden omdat deze te eenvoudig is te
manipuleren en dan leidt tot slechte beslissingen. In plaats
daarvan kan de markt alle problemen oplossen. Het liberalisme,
zoals elke politieke stroming, loopt zelf natuurlijk ook over van
moralisme. Het geloof in het wonder van de markt om alle
152
problemen op te lossen is erg gemakkelijk en betekent in de
praktijk dat je net doet alsof de verantwoordelijkheden en risico’s
zijn verdwenen terwijl ze juist groter worden maar de macht
erover kleiner. Het gebruik van minderheden als breekijzer om
beleid in te voeren dat bevorderlijk is voor de eigen, ingebeelde,
elite groep is daarentegen de belangrijkste reden voor corruptie
van politieke moraliteit. Zoals in de hoofdstukken over het
conflictmodel en de rechtvaardigheid aan de orde kwam is de
creatie en gebruik van minderheden van elk soort en kaliber de
meest gebruikte methode van elites om de middenklasse te
onteigenen van hun democratische machtsposities. Het weglopen
voor verantwoordelijkheden en risico’s verkleint dit echter niet.
Alleen door de progressieve erecode te ontmaskeren en de VMR
op de juiste plek te leggen is het mogelijk om politiek-morele
chantage te voorkomen.
De heelheid van ons zijn
NUCHTERHEID EN REALISME
Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse cultuur is de
Hollandse nuchterheid. Net als tolerantie kan nuchterheid echter
zowel een positieve als een negatieve bijdrage aan
maatschappelijk succes leveren. Goede nuchterheid is het vinden
van de juiste balans tussen werkelijkheid (wat mogelijk is) en wat
je wilt bereiken (droom of wens). Om succesvol te zijn is het
weliswaar noodzakelijk om een optimistische blik op de toekomst
te hebben om de uitdagingen van het leven aan te gaan, maar dit
mag niet leiden tot zelfbedrog om onrealistische ambitie te
verhullen. Je kan pas werkelijk jezelf zijn en de helderheid van
geest hebben om kansen te grijpen en bedreigingen te weerstaan
als je de moed hebt om zelfbedrog onder ogen te zien. Intelligentie
is niet het doorslaggevende kenmerk van succes. Er zijn veel
intelligente mensen die niet slim zijn. Je bent pas slim als je je
vaardigheden zo inzet dat je succesvol wordt. De machtigsten zijn
niet de sterksten of de intelligentsten maar de moedigsten. Zij
153
hebben de moed om hun zwakheden te erkennen zonder te
vervallen in lethargie en zelfmedelijden. Tevens is het van belang
om arrogantie en een gebrek aan respect niet te verwarren met
eerlijkheid en nuchterheid. Mensen zoeken naar waarachtigheid
in plaats van huichelachtigheid. Men zoekt niet naar de beperking
van de boer, maar naar verlossing van ondermijning door sofisten.
Om nuchter te blijven als persoon en als gemeenschap is het
noodzakelijk om de samenleving zodanig in te richten dat
ambities niet te ver kunnen afdwalen van de werkelijkheid en dat
kosten en risico’s niet op anderen kunnen worden afgeschoven
waardoor men zichzelf een lange tijd kan bedriegen. Ook is het
belangrijk dat men machtsposities niet kan gebruiken om de
privileges te behouden want mensen verzinnen de meest
uitzinnige verklaringen om hun privileges te legitimeren. Ambitie
en professionalisme betekenen ook het pak dragen dat bij je past.
Als je wilt meedoen met ‘de grote jongens’ moet je geen oversized
pak dragen maar moet je bij je eigen kracht blijven. Nuchterheid is
investeren in realisme. Dit is echter iets anders dan rationalisme.
Wanneer mensen iets rationeel bekijken en het in een model
gieten, levert dit vaak een overzicht op dat beter hanteerbaar is,
maar dat ook cruciale informatie weglaat. Er is altijd een gebrek
aan informatie in een model. Rationalisme leidt tot abstractie
omdat niet alle informatie beschikbaar is. Op deze manier kan je
het inzicht verliezen in het dagelijkse leven en leidt dit tot
irrationele utopieën. Nuchterheid leidt dan tot vol in het hoofd en
leeg in het hart. Ook het ontkennen dat er meer is dan wat de
mens direct zelf kan aanschouwen en begrijpen is een verkeerde
vorm van nuchterheid en leidt tot geforceerdheid en gek doen
waarbij men extreme denksprongen gaat maken om de lege gaten
die het rationalisme creëert op te vullen.
MACHT ZIT IN DE EENVOUD
Een fundamenteel menselijk doel is het streven naar geluk.
Werkelijk geluk zorgt ervoor dat een mens straalt van binnen ook
154
al bevindt hij zich in de donkerste en meest uitzichtloze omgeving.
Veel mensen zijn echter op z’n hoogst tevreden met hun leven in
plaats van dat ze werkelijk gelukkig zijn. Tevredenheid is een
valkuil want het zorgt ervoor dat men minder gemotiveerd is om
te streven naar volwaardig geluk en genoegen neemt met minder.
Tevredenheid is een vorm van ongelukkig zijn en is daarmee een
ongeluk dat desalniettemin kan worden verholpen door een juiste
vorm van nuchterheid. Bij het streven naar een persoonlijke
waarheid is het essentieel dat dit gericht is op een terugkeer naar
de eenvoud. Zoals elke natuurwetenschappelijke waarheid
ongelooflijk complex lijkt maar uiteindelijk te reduceren is tot een
elegante eenvoud, zo geldt dat ook voor de waarheid die de mens
zoekt. Daarnaast geeft complexiteit de mogelijkheid aan elites om
elk denksysteem te corrumperen. De complexiteit wordt zo een
rookgordijn die ons vervreemdt van de waarheid. Een interessant
religieus model dat het hogere probeert te benaderen met behulp
van de eenvoud is de negatieve theologie uit de Middeleeuwen. De
negatieve mystici zoals Meester Eckhart stelden dat het mogelijk
is om God te bereiken door af te trekken in plaats van op te tellen.
De zoektocht naar de waarheid is een aftreksom in plaats van een
optelsom. Deze negatieve theologie probeert door middel van
ademhalingsoefeningen en door een ritmisch bewegen te komen
tot een vervaging van het ego zodat je wordt wat je aan het doen
bent. Hierdoor ga je deel uitmaken van de omgeving en
verdwijnen barrières die je tegenhouden. Het lijkt of je niets doet
maar in werkelijkheid laat je het leven zijn werk doen en bereik je
meer dan als je het rationeel aanpakt. Zo vinden we het ritme van
het leven en gaan we op in de omgeving waardoor we werkelijk
geluk kunnen vinden. Dit is alleen mogelijk als die omgeving te
vertrouwen is en dus het beste met de mens voor heeft.
PARTICIPATIE VERGROOT DE MOGELIJKHEDEN
Volgens de communautaristen leeft iedereen in een
intersubjectieve ruimte met gemeenschappelijke waarden. We
155
zijn dan ook slechts een mens als we deel zijn van een
gemeenschap. Als we anderen kwijtraken dan ook onszelf. Een
omgeving waar wantrouwen heerst, verstoort onze menselijkheid
en leidt tot een ongelukkig leven.
Het organiseren van participatieprojecten om mensen bij
elkaar te brengen lukt alleen als de vier waarden van veiligheid,
inclusiviteit,
rechtvaardigheid
en
zelfverwerkelijking
geadresseerd worden want anders komen alleen de mensen
participeren die toch al meedoen, terwijl de anderen het negeren
of er een teken van vriendjespolitiek in zien. Het VMR-model moet
in balans worden gebracht en de machtigen moeten de moed
hebben om de werkelijke problemen aan te pakken en ze niet op
een zondebok af te schuiven.
De ontwikkeling van de menselijke beschaving is
historisch gezien sterk afhankelijk van schaalgrootte. De eerste
menselijke groepen bestonden uit jagers/verzamelaars die in
kleine aantallen hun bestaan bij elkaar sprokkelden. De overgang
naar een landbouwsamenleving leidde tot een grote toename van
de bevolking. De daaropvolgende industriële samenleving maakte
het mogelijk om nog veel grotere bevolkingsdichtheden te
bereiken. De hogere bevolkingsdichtheden zijn zowel oorzaak als
gevolg van de toenemende technologische ontwikkelingen. Door
een hoge bevolkingsdichtheid kan er namelijk een sociale
dynamiek ontstaan die een creatieve cultuur voortbrengt. Het is
echter geen sociale natuurwet dat er een voortdurende toename
van creativiteit en technologische vooruitgang is. Ontwikkelingen
kunnen ook omkeren. Zo zorgt snobisme voor een beperking van
de sociale dynamiek omdat het barrières opwerpt en de
bevolkingsgroep daarmee subjectief kleiner wordt aangezien
participatie niet meer mogelijk is. Als het snobisme maar sterk
genoeg is en daarmee zoveel mensen van elkaar afsluit dan kan dit
zelfs leiden tot een terugkeer naar het creatieve niveau van de
jager/verzamelaar cultuur. Dit leidt dan al snel tot de ondergang
van de specifieke cultuur omdat in de moderne wereld het niet
156
mogelijk is om je staande te houden zonder gebruik te maken van
de technologische en culturele verworvenheden.
Door het belang van de op elkaar afgestemde man-vrouw
relatie te ontkennen verminder je ieders vrijheid. De roep om
gelijkheid van uitkomst is een uiting van wantrouwen en levert
geen galante mannen en sensuele vrouwen op, maar snobs en
boeren. Een dergelijke cultuur kent minder vreugde en levert de
cultuur ook minder status op, evenals minder kinderen. In
Nederland is er sprake van een sterke onderlinge competitie
waarbij de menselijkheid wordt onderdrukt omdat dit
aanknopingspunten kan bieden aan onderdrukking. Iedereen
wordt dan grijs en agressief als beste methode om jezelf staande
te houden. Er is dan geen mannelijkheid of vrouwelijkheid, maar
slechts vormloosheid en oppervlakkigheid waarbij iedereen
zichzelf verliest.
Doordat het conflictmodel zo centraal staat in veel van het
westerse denken wordt ook de natuur als een tegenstander
gezien. In plaats van dat men de mens ziet als een onderdeel van
de natuur, plaatst de mens zich er buiten, met de illusie dat we ons
er boven plaatsen wat theoretisch niet mogelijk is. De mens in
harmonie zien met de natuur is echter ook een acceptatie van het
conflictmodel waarbij men de natuur als leidende factor ziet en de
mens als willoos slachtoffer ervan. Een betere visie op de natuur is
echter geen harmonie maar participatie. Het verschil is dat bij
harmonie je er vanuit gaat dat de natuur niet mag worden
aangepast aan de menselijke activiteiten ook al is dat schadelijk
voor de mens. Bij participatie gaat het om een samenwerking, een
partnerschap, waarbij je accepteert dat de mens wel degelijk een
grote invloed op de natuur heeft maar dat dit niet hoeft te
betekenen dat deze opgeofferd dient te worden aan de grillen van
de misleidende ambitie van de mens. De natuur mag je zodoende
niet misbruiken of onderuithalen om zelf de macht te hebben ten
koste van het voortbestaan van anderen. De intrinsieke
157
waardigheid betreft niet alleen de mens maar geldt voor elk
levend wezen.
De waarden in verbanden en vrijheid in verbondenheid
en gelijkheid van kansen
Het socialisme heeft als kernideologie gelijkheid van uitkomst. Het
liberalisme heeft vrijheid door verwijdering als kernbegrip.
Vrijheid in verbondenheid is gelijkheid van kansen die daarmee
solidariteit genereert.
In het hoofdstuk over de menselijke natuur kwam aan de
orde dat de mens een integraal onderdeel van de sociale omgeving
is waarmee hij zich identificeert. De sociale natuur van de mens
geeft kansen om grootse ambities te verwezenlijken, maar kan in
een gevaarlijke omgeving ook zeer bedreigend zijn. Vanuit een
politiek standpunt is er veel voor te zeggen om de verbanden
tussen mensen als de belangrijkste drager van de vrijheid te
beschouwen, want deze bepalen of iemand zich tot een volledig
mens kan ontwikkelen of niet. De waarde wordt dan bij het
concept van ‘vrijheid in verbondenheid’ niet neergelegd in het
atomaire individu maar in de verbanden die het voor het individu
mogelijk maken om de eigen overleving te maximaliseren. Door de
waarde in de (mogelijke) verbanden te leggen in plaats van het
individu is het mogelijk om samenwerking als een vergroting van
de individuele vrijheid te zien in plaats van dat het een beperking
inhoudt. Het draait bij de zelfbeschikking van de mens om het
zelfbewustzijn dat echter niet samenvalt met het atomaire,
biologische individu. De neiging van mensen om verbanden te
leggen met de sociale omgeving is aangeboren en is een menselijk
kenmerk. Deze verbanden zijn van groot belang voor elk individu
om succesvol en individualistisch te zijn en niet opgesloten te
worden in egoïsme. Om verbanden duurzaam en succesvol te
laten zijn is cultuur nodig. Cultuur is daarom voor vrijheid in
158
verbondenheid van groot belang terwijl het bij het klassieke
socialisme en liberalisme geen deel uitmaakt van het model.
Het menselijke samenleven wordt bij het uitgangspunt van
vrijheid in verbondenheid niet van boven opgelegd door gekozen
of ongekozen ideologen maar komt vanuit de menselijkheid van
elk individu zelf. Hierdoor wordt de soevereiniteit bij de burger
geplaatst in plaats van bij een bestuur. Van belang hierbij is dat de
burger een partner is waardoor het niet zo is dat deze in isolatie
moet worden beschouwd want dat zou een onteigening van
zelfbeschikking zijn. Het mens- en wereldbeeld van vrijheid in
verbondenheid biedt een modern uitgangspunt op de mens en hoe
het samenleven tot stand komt. Hierdoor is het mogelijk om een
werkelijk vrije en open samenleving voor allen te krijgen
gebaseerd op het menselijke individualisme. Het klassieke
liberalisme, socialisme en communautarisme zijn ideologieën die
niet individualistisch zijn maar in essentie gebaseerd op egoïsme
of op collectivisme. Ze zijn daarmee afhankelijk van een externe
macht om het samenleven op te leggen.
Waar het klassieke liberalisme vrijheid vaak zodanig
definieert dat enkel een bevoorrechte groep er werkelijk van kan
profiteren gaat vrijheid in verbondenheid uit van het
maximaliseren van de vrijheid van allen. Hierdoor is er bij vrijheid
in verbondenheid tevens sprake van gelijkheid-van-kansen,
terwijl het klassieke socialisme zich richt op de gelijkheid-vanuitkomst als gevolg van ontstaan wantrouwen en grote
machtsverschillen. De waarde wordt bij vrijheid in verbondenheid
niet neergelegd in het atomaire individu maar in de verbanden die
het voor het individu mogelijk maken om de eigen overleving te
maximaliseren. Door de waarde in de (mogelijke) verbanden te
leggen in plaats van het individu is het mogelijk om samenwerking
als een vergroting van de individuele vrijheid te zien in plaats van
dat het een beperking inhoudt. De drie begrippen van de Franse
revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap, zijn dan volgens
vrijheid in verbondenheid geen verschillende bewegingen maar
159
drie verschillende invalshoeken van één en dezelfde beweging. Bij
vrijheid in verbondenheid wordt de kwaliteit van de samenleving
afgelezen aan wie er succesvol kan worden. Je helpt de mensen
door hun zelfvertrouwen te verhogen, door de culturele identiteit
te versterken, hen niet te onderdrukken en ze kansen te geven.
Vrijheid in verbondenheid laat ook de tekortkomingen van
het oude socialisme en liberalisme zien die beiden uitgaan van
atomaire individuen die niet van nature gericht zijn op anderen.
Bij het socialisme staat de gelijkheid centraal. Een ideale
socialistische samenleving bestaat uit individuen die allemaal aan
elkaar gelijk zijn. Om deze gelijkheid op te leggen is een grote
bureaucratie nodig die alle mogelijke conflicten onderdrukt en
ervoor zorgt dat men niet boven de ander komt te staan. In het
socialisme worden mensen gezien als atomaire individuen die
moeten worden bevrijd/onderdrukt om zo gelijkheid op te leggen.
De sociale banden worden dan opgelegd in plaats van dat men er
in vrijheid voor kiest. In het liberalisme staat de vrijheid centraal.
Een liberale samenleving gaat uit van atomaire individuen die hun
eigen leven inrichten en daarbij niet gericht zijn op de positie van
anderen maar enkel op de verbetering van de positie van hunzelf.
Een klassiek liberale samenleving heeft een kleine, krachtige staat
die, in tegenstelling tot in het socialisme, niet als primaire taak
heeft de welvaart te herverdelen, maar om de orde te handhaven
zodat iedereen voor zijn eigen geluk kan zorgen. In het liberalisme
is er een verwijdering van elkaar wat het gevaar met zich
meebrengt dat de samenleving uit elkaar valt. Daarnaast kan een
liberale maatschappij veel vrijheid aan de winnaars bieden, maar
is er voor de verliezers vaak weinig te halen. Voor hen is vrijheid
dan, in de woorden van Janis Joplin: “[freedom is] just another
word for nothing left to lose”.
Het liberalisme en socialisme zijn uitingen van het
conflictmodel en houden elkaar gevangen in de competitie tussen
vrijheid door verwijdering versus de gelijkheid van uitkomst. Dit
is enkel te doorbreken met vrijheid in verbondenheid. Vrijheid in
160
verbondenheid overstijgt de socialistisch-liberaal, links-rechts en
progressief-conservatief tegenstelling en biedt daarvoor in de
plaats medemenselijkheid en duurzaamheid. Alleen bij vrijheid in
verbondenheid is er werkelijk individualisme, terwijl het
socialisme en liberalisme gebaseerd zijn op egoïsme waarbij een
samenwerking van bovenaf of door elkaar moet worden opgelegd.
Het concept van vrijheid in verbondenheid gaat er vanuit dat
mensen van nature gericht zijn op samenwerking met anderen en
dat hun zelfbewustzijn zich uitstrekt buiten het fysieke individu.
Hierdoor heeft elk individu grootse mogelijkheden om zichzelf tot
een volwaardig mens te ontplooien. Het is dan wel noodzakelijk
dat de verbanden met de voor de persoon welwillende anderen
goed functioneren. Als dit niet het geval is dan wordt men
geïsoleerd van de eigen mogelijkheden. Werkelijke vrijheid is
eigenlijk altijd een vorm van vrijheid in verbondenheid omdat
men anders geen contact heeft met de wereld. De liberale versie
van vrijheid door verwijdering is daarentegen slechts een middel
om onderdrukking te ontwijken die het gevolg kan zijn van een
onrechtvaardige hiërarchische relatie. Het liberalisme biedt
daarom een ontsnappingsroute maar biedt zelf echter geen
vrijheid. Eenzelfde vergelijking is te trekken met het socialisme,
dat gelijkheid tot doel heeft verheven maar omdat het
uitgangspunt het atomaire individu is kan dit niet een gelijkheidvan-kansen zijn maar slechts een gelijkheid-van-uitkomst.
Vrijheid in verbondenheid is niet het midden tussen links en
rechts of tussen socialisme en liberalisme maar redeneert vanuit
andere uitgangspunten en een ander mensbeeld.
Wanneer we de maatschappij indelen op basis van een
gelijkheid-van-uitkomst filosofie dan is er geen sprake van
individuele keuzevrijheid en staan gelijkheid en vrijheid op
gespannen voet met elkaar. De gelijkheid-van-kansen filosofie
daarentegen biedt een raamwerk waarbij vrijheid en gelijkheid
elkaar versterken en nodig hebben. Een maatschappij die gericht
is op gelijke kansen kan daarbij veel groter, complexer en
161
dynamischer worden. Zo is het bestaan van hiërarchische
structuren in een gelijkheid-van-uitkomst samenleving
problematisch, omdat het impliceert dat mensen ongelijk zijn.
Hiërarchie is dan tegengesteld aan gelijkheid. In een gelijkheidvan-kansen samenleving is hiërarchie echter niet per definitie
slecht en ook niet tegengesteld aan gelijkheid. Men kan in een
hiërarchische verhouding verkeren en tegelijkertijd gelijkheid
hebben. Het gaat immers om gelijke kansen in de strijd voor
overleving. Ontkenning van de positieve kwaliteiten van
hiërarchische structuren benadeelt de zwaksten van de
samenleving. Door een lagere sociale positie of beperktere
vaardigheden hebben zij er het meeste baat bij omdat ze vaak niet
in staat zijn om de eigen levenskansen maximaal te benutten.
Door deel te nemen aan een groep waarvan de leider(s) toegang
heeft tot vele middelen, een netwerk of persoonlijke kwaliteiten
kan een individu zijn persoonlijke kansen verhogen. Binnen de
hiërarchische structuur kan hij meer bereiken dan wanneer hij het
alleen moet doen. Hij heeft immers zelf niet de beschikking over
de middelen om succesvol te zijn. Het is dan wel van groot belang
dat deze hiërarchische structuur niet gericht is op het
onderdrukken (=beperken van kansen) van mensen. Kortom, een
hiërarchische verbinding is slecht als het de overlevingskansen
van personen schaadt en goed als het die kansen vergroot.
Om gelijkheid-van-uitkomst te implementeren is het
noodzakelijk een elite te hebben die dit oplegt. Zodoende is de
hiërarchie niet verdwenen maar is het juist veel steiler en is het
geconcentreerd bij een kleine groep. Vandaar ook dat een
samenleving die pretendeert geen hiërarchie te kennen en
gebaseerd is op gelijkheid-van-uitkomst een totalitaire dictatuur
vormt waarin mensen volledig afhankelijk zijn van een elite. Een
gelijkheid-van-uitkomst samenleving is een maatschappij waarin
regels centraal staan. Deze regels dienen ervoor te zorgen dat
mensen niet afwijken van een door het systeem bepaalde
gelijkheid. Het is zodoende de ultieme bureaucratie. Een
162
bureaucratie is daarbij te zien als geïnstitutionaliseerd
wantrouwen. De wens om onzekerheden uit te sluiten is
gecorreleerd met gebrekkig zelfvertrouwen en een idee dat men
de mogelijke situatie niet onder controle heeft. Om een
bedreigende situatie het hoofd te kunnen bieden zal men
proberen om de situatie zoveel mogelijk te formaliseren, maar
omdat men niet weet waar de dreiging vandaan komt is er al gauw
de neiging om het hele leven te reguleren. Het gevolg is dat men in
een kooi van zelfopgelegde regels gevangen kan raken. Vooral in
situaties waarin mensen bang zijn voor een (al dan niet
bestaande) bedreiging, wordt een bureaucratie overwogen en
vaak zelfs gewenst, hoewel dit geen werkelijke vrije wil is.
Bureaucratische regels kunnen de dreigende onzekerheid
wegnemen. De formele en voor iedereen gelijke regels, geven een
zekere bescherming tegen de willekeur van een machtiger groep
of persoon. Helaas is het middel uiteindelijk erger dan de kwaal,
omdat het bureaucratische systeem van zichzelf al een
onmenselijk systeem is. Zo verdwijnt de herkenning van de ander
als medemens en wordt het vervangen door formele regels,
waardoor tevens de basis van de moraliteit verdwijnt omdat er
geen onderlinge identificatie meer is. Hierdoor worden de regels
de drager van de moraliteit en is er zonder deze regels een zerosum competitie. Daarbij komt nog dat bureaucratische regels niet
voor de top gelden omdat een bureaucratisch systeem, door zijn
formele en planmatige aard, niet kan inspelen op onverwachte
gebeurtenissen. Dergelijke problemen kunnen alleen buiten het
systeem om worden opgelost en geven zo de top alle macht. Het
pad van de gelijkheid-van-uitkomst samenleving leidt dan ook van
wantrouwen naar onderdrukking tot de ondergang. Bij vrijheid in
verbondenheid zijn gelijkheid en vrijheid geen tegengestelden
maar juist onderling afhankelijke grootheden die elkaar
versterken. Zonder vrijheid is er geen gelijkheid. Het liberalisme
gaat uit van vrijheid door verwijdering terwijl het socialisme
gelijkheid van uitkomst voorop stelt. Vrijheid is echter alleen
163
mogelijk in verbondenheid en gelijkheid enkel van kansen. Het
liberalisme biedt daarom geen vrijheid net zoals het socialisme
geen gelijkheid biedt.
De politiek als het verbinden van mensen die denken
divergerende belangen te hebben
Eén van de belangrijkste doelstellingen van de politiek is om
personen en groepen met elkaar te verbinden die met elkaar
zouden kunnen samenwerken maar die niet uit hun geïsoleerde
sociale groep durven komen. Een verbindende politieke visie kan
de horizon van de bevolking verbreden door de angst voor
samenwerking met anderen weg te nemen. Hiervoor is het
noodzakelijk dat dergelijke politiek niet een dekmantel is voor de
ambities van enkelen die de verantwoordelijkheden en risico’s op
de bevolking afschuiven. Kunst en cultuur kunnen ook een
belangrijke rol spelen in het verbinden van mensen. Ook hier is
het echter van belang dat de VMR de juiste balans heeft. Kunst en
cultuur kunnen een idee van gemeenschappelijkheid bevorderen
waardoor mensen het gevoel hebben met elkaar te leven in plaats
van naast of tegen elkaar. Snobistische kunstzinnigheid
daarentegen zorgt juist voor een verkleining van de groep, afname
van het draagvlak en een toename van polarisatie omdat het de
bevolking indeelt in hoog versus laag. Dergelijke kunstenaars zijn
geen onafhankelijke denkers maar hofnarren en spelen op het
veld van de elite waar ze de middenklasse onderuit proberen te
halen waardoor de elite extra onderdanen krijgt. Ze stellen daarbij
niet de machtsposities van de elite maar die van de middenklasse
ter discussie. Door mensen te vervreemden van hun culturele
achtergrond worden ze een vluchteling in eigen land en cultuur
waardoor verdere onteigening eenvoudiger wordt. Een culturele
identiteit is een recht en een verantwoordelijkheid en geen
privilege want het is essentieel voor deelname aan een
gemeenschap die ingericht is volgens het participatiemodel.
164
Creativiteit is niet extreem want dat impliceert dat men nog
steeds in het conflictmodel zit. In plaats daarvan geeft werkelijke
creativiteit een blik op een ander paradigma van de wereld. Het is
geen kunst om het paradigma van de gevestigde orde te steunen.
De politiek en de kunst zijn op hun best als ze een visie voor een
betere toekomst voor allen kunnen bieden waarbij mensen
kunnen worden verbonden die denken dat ze divergerende
belangen hebben maar in werkelijkheid kunnen profiteren van
samenwerking.
165
Download