Over burgerschap en Aristeides. Dr. Robert Nouwen Naar aanleiding van Bart De Wever, Verbannen (bis), in: De Standaard van 12 juni 2012 De geschiedenis van de oudheid heeft een aantal schitterende lessen over burgerschap opgeleverd. “Als het volk de macht bezit, dan draagt dit bewind de allerschoonste naam: democratie”. Aan het woord is Herodotus, de vader van de geschiedschrijving. Hij moet zowat de eerste geweest zijn die een definitie geeft van de democratie, één van de belangrijke waarden die het Westen momenteel wereldwijd uitdraagt: vrijheid, gelijkheid, beslissen bij meerderheid en politieke verantwoordelijkheid. Vrijheid en democratie zijn trouwens erg verwante concepten. Eén van de vitale punten is de vaststelling dat in de democratie de idee van gelijkheid aan de zijde staat van de idee van vrijheid. Waar het om gaat is de collectieve vrijheid die zich vertaalt in de wil van de meerderheid. De oorsprong van de democratie, nu reeds meer dan tweeduizend vijfhonderd jaar geleden, ligt in Griekenland en meer bijzonder in Athene. Het is daar dat het experiment van de volkssoevereiniteit zich in al zijn facetten ontplooide en dat de grote filosofen voor het eerst fundamenteel nadachten over het functioneren en het doel van de staat. Eén van de problemen waarmee Athene en de pril verworven democratie zich geconfronteerd zagen was een eventueel te grote concentratie van macht in de handen van één persoon. Aristoteles achtte het aangewezen dat men in het bijzonder via wettelijke schikkingen verhinderde dat sommigen te veel invloed verwierven, hetzij via hun vrienden, hetzij door hun vermogen. Toen de filosoof dat verkondigde had het ostracisme zijn diensten reeds bewezen. Oorspronkelijk was het “schervengericht”, dat door Kleisthenes werd ingevoerd, bedoeld als een politiek voorbehoedmiddel tegen de tirannie, tegen een te grote persoonlijke macht. Een gegrond wantrouwen tegenover persoonlijke macht was volgens Demosthenes een burgerdeugd bij uitstek. Plutarchus beschreef de procedure van het ostracisme in zijn biografie van Aristeides. Die was helemaal niet zo lichtzinnig als Bart De Wever die beschrijft. Wanneer de voltallige volksvergadering oordeelde dat een politicus te veel macht naar zich toe trok, dan kon zij beslissen een schervengericht te organiseren. Indien tijdens een volgende samenkomst minstens zesduizend stemmen werden verzameld, moest diegene wiens naam het meest op de potscherven, de ostraka, werd gekrast, Athene voor minstens tien jaren verlaten. Hij behield wel zijn burgerrecht en zijn vermogen. Het was dus duidelijk geen straf, maar veeleer een procedure om diepe politieke twisten zo goed mogelijk te beslechten en het algemene belang van de staat, gedragen door een meerderheid van burgers, zo veel mogelijk tot zijn recht te laten komen. Om misbruiken te voorkomen mocht er maar één keer per jaar een ostracisme plaats vinden. Het was bovendien een hele klus om zesduizend mensen op naar schatting twintigduizend gerechtigde burgers in de volksvergadering te verzamelen, zeker in een tijd dat ambachtslieden hun ateliers moesten sluiten, boeren hun velden moesten verlaten en verlof verlies aan inkomsten betekende. Na verloop van tijd werd het schervengericht ondanks alle voorzorgen een wapen in de strijd tussen de politieke facties. Iedereen die politiek wat te machtig leek of zich zelfs maar van de middelmaat onderscheidde, liep het gevaar slachtoffer ervan te worden. De verschillende partijen verzamelden hun leden en gaven stemdirectieven. Je zou het bijna kunnen vergelijken met een stemming meerderheid tegen minderheid in het parlement. Alleen wordt nu een regering wanneer zij wordt weggestemd, niet met verbanning gestuurd. Rond 415 v.Chr. raakte de procedure in onbruik. Wie was nu die Aristeides? Hij was een Atheens staatsman ten tijde van de Perzische oorlogen in de 5de eeuw v.C. en werd ook de Rechtvaardige genoemd. Hij was één van de tien strategen in de slag bij Marathon (490 v.C.). In de jaren daaropvolgend groeide hij uit tot de één van de belangrijkste politieke rivalen van Themistokles. Als politicus die vooral heil zag in een sterke Atheense landmacht was hij het niet eens met de vlootpolitiek van Themistokles. In 482 v.C. slaagde de laatste er echter in zijn vlootpolitiek door te drukken nadat zijn tegenstander door het schervengericht was weggestemd. Plutarchus vertelt het verhaal dat Aristeides door een ongeletterde boer werd gevraagd om zijn naam op een scherf te zetten. Toen Aristeides hem vroeg, waarom juist deze naam, antwoordde de boer het volgende: “Ik ken hem niet maar ik kan het niet verdragen dat ik hem overal de Rechtvaardige hoor noemen”. Aristeides schreef zijn naam op de scherf, hielp zo de man aan de democratie te participeren en werd voor vijf jaar verbannen. De politieke strijd tussen Themistokles en Aristeides speelde een aanzienlijke rol in de uitslag van dit schervengericht. Tijdens opgravingen in Athene vonden de archeologen trouwens grote hoeveelheden scherven terug waarop pressiegroepen reeds op voorhand de naam van de door hen geviseerde politicus hadden gekrast. Ook van Aristeides werden ostraka teruggevonden. Alleszins was een meerderheid binnen een volksvergadering van zesduizend burgers de mening toegedaan dat Aristeides een te machtig persoon was geworden. Enkele jaren later ervoer Themistokles zelf hoe gevaarlijk dit wapen in een verhitte politieke arena was. De geschiedenis van Aristeides, zoals Plutarchus deze vertelt, illustreert niet dat de Atheners lichtzinnig met de democratie omsprongen. De drastische procedure van het schervengericht werd in Athene tussen 487 en 417 v.C. slechts vijftien maal toegepast. Het bovenstaande verhaal illustreert wel de ernst en de eerlijkheid waarmee sommige Atheense politici, in casu Aristeides, met de democratie omgingen. Uit een diep respect voor de Atheense wetten hielp Aristeides een ongeletterde zijn eigen naam op een ostrakon schrijven en aan de stemming deelnemen, in het volle besef dat het tegen hem zelf was gericht. Hij was niet de enige Athener die er zo over dacht. Sokrates oordeelde dat het belangrijker was te gehoorzamen aan de wetten die de democratie en de vrijheid moesten beschermen dan het eigen leven te redden. In dat licht zou het de historicus Bart De Wever in ieder geval sieren dat hij in naam van de democratie wat minder lichtzinnig zou omspringen met de geschiedenis, zelfs al is deze meer dan 2000 jaar oud, en deze zo te misbruiken voor het verspreiden van eigen politieke opvattingen.