Ervaringsreflectielijn

advertisement
De Haagse Hogeschool
Academie voor Gezondheid
Opleiding HBO-Verpleegkunde Verkort Duaal
Studiejaar:
2015-2016
Jaar/periode:
1/2
Blokboek Evidence Based Nursing en preventie
Ervaringsreflectielijn
Introductie
De ervarings- reflectieleerlijn voor praktijkleerperiode 1.2 bestaat uit de volgende onderdelen:
 Voorbereiding op de praktijkleerperiode
 Begeleiding tijdens de praktijkleerperiode
 Maken van een praktijkleerplan
 Praktijkopdracht
 SLB- bijeenkomsten tijdens de praktijkleerperiode
In de leerlijn leer je :
 hoe je je voorbereidt op de praktijk
 hoe je een planning maakt voor je leerproces in de praktijk
 hoe je reflecteert op je handelen in de praktijk
Na afloop van de praktijkleerperiode en de slb-bijeenkomsten kun je:

beschrijven welke leerpunten voor jou relevant zijn bij de voorbereiding op praktijk

je ontwikkeling ten aanzien van de verpleegkundige competenties op niveau 5
beschrijven

activiteiten selecteren, die bijdragen aan het ontwikkelen van de competentie die je
deze praktijkleerperiode dient te behalen

onderdelen van behandelde theorie in de praktijk toepassen

noodzakelijke bronnen raadplegen om zicht te krijgen op het functioneren van de
verpleegafdeling

deelnemen aan relevant overleg, zodat je het verpleegkundig handelen optimaal
voorbereidt, uitvoert en evalueert;

je leerervaringen schriftelijk vast leggen

praktijksituaties analyseren
Te gebruiken literatuur
Boeken tijdens de gehele praktijkleerperiode:
 Groen, M. (2008). Effectief handelen door reflectie. Groningen: Noordhoff.
 Pool e.a. ( 2011). Met het oog op de toekomst beroepscompetenties van hboverpleegkundigen. Utrecht: NIZW.
 Wilkinson, J. M. (2013). Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces. Amsterdam:
Pearson Education.
 Jong van der. e.a. (2003). Handboek verpleegkunde. Houten: BSL
Voorbereiding op praktijkleerperiode 1.2
Om effectief te kunnen leren tijdens de praktijkleerperiode ga je je voorbereiden op de volgende
punten:
 de competenties die je moet behalen in praktijkleerperiode 1.2
 wat je van je werk- en/of praktijkbegeleider mag verwachten tijdens deze praktijkleerperiode.
 het schrijven van een praktijkleerplan (de basis is je PLP uit blok 1.1) en dit laten goedkeuren
door de studieloopbaanbegeleider en praktijkopleider.
Als je op een nieuwe afdeling komt, dan verzamel je en bestudeer je informatie over de afdeling en
doelgroep door middel van de uitvoering van de voorbereidingsopdrachten, die in blok 1.1 onder de
reflectieleerlijn beschreven staan.
Begeleiding tijdens de praktijkleerperiode
Inleiding
Je krijgt tijdens de praktijkleerperiode begeleiding vanuit de opleiding en de zorginstelling. Hierdoor
wordt de integratie theorie en praktijk bevorderd en het reflecteren op het verpleegkundig handelen en
het leerproces gestimuleerd. Hieronder wordt de begeleiding toegelicht en komen de onderdelen
evaluatie en de bewaking van continuïteit van het leerproces aan de orde.
Begeleiding vanuit de opleiding tijdens SLB- bijeenkomsten
Binnenschools word je tijdens de slb- bijeenkomsten begeleid door je studieloopbaanbegeleider.
Tijdens deze bijeenkomsten besteedt de slb’er er samen met jou en je groepsgenoten aandacht aan
het werken en leren in de praktijk en de ervaringen die je daarbij opdoet. Centraal staat de manier
waarop je ervaringen kunt gebruiken bij je groei als professional.
Begeleiding in de instelling
Binnen de instelling krijg je begeleiding van een werkbegeleider en een praktijkopleider (deze
begeleidt op afstand en is verantwoordelijk voor de leervoorwaarden op een afdeling). De
werkbegeleider is je eerste aanspreekpunt bij vragen en onduidelijkheden. De begeleider zorgt er op
die manier voor dat je kunt werken aan het behalen van je (persoonlijke) doelen en de opdrachten.
Contact stage-instelling en de Haagse Hogeschool
Wanneer er tijdens de praktijkleerperiode problemen of vragen zijn bij je praktijkbegeleider neemt
deze, na overleg met jou, contact op met je studieloopbaanbegeleider. Vermeld daarom altijd de naam
(en het telefoonnummer) van je studieloopbaanbegeleider en praktijkbegeleider op je praktijkleerplan.
Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, kan de studieloopbaanbegeleider besluiten ‘derden’ in
te schakelen.
De slb’er neemt in deze periode rondom tussen of eindevaluatie contact op met de begeleider in de
praktijk. In bijzondere gevallen kan de studieloopbaanbegeleider aanwezig zijn bij de (tussen)
beoordeling.
Beoordeling praktijkleerperiode 1.2
Jouw functioneren in de praktijk wordt aan de hand van de competentiekaart (zie BB) beoordeeld door
je praktijkbegeleider. Het vereiste eindniveau is 2 voor de deelcompetenties 1.1,1.2,1.3. (5.1 en 5.2.
heb je al in ‘blok 1.1 behaald) Halverwege de praktijkleerperiode (na 5 weken) vindt een
tussenbeoordeling plaats.
Criteria voor de tussenbeoordeling
Om voor een voldoende tussenbeoordeling in aanmerking te komen dient de student:
- Het definitieve praktijkleerplan uiterlijk in week 3 ( = 30 november 2015) afgerond en
ingeleverd te hebben, waarbij de feedback van de studieloopbaanbegeleider en
werkbegeleider is verwerkt.
-
Te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke
leerdoelen en het vereiste competentieniveau en dit toe te kunnen lichten aan de hand van
concrete voorbeelden, waaruit groei blijkt.
Te kunnen verwoorden op welke wijze er is gewerkt aan de praktijkopdracht.
Criteria voor de eindbeoordeling
Om voor een voldoende eindbeoordeling aanmerking te komen dient de student:
- Te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke
leerdoelen en het vereiste competentieniveau en dit toe te kunnen lichten aan de hand van
concrete voorbeelden, waaruit groei blijkt.
- De praktijkopdracht (het verpleegplan) te hebben gemaakt waarbij deze opdracht door de
praktijkbegeleider ‘op waarheid’ is beoordeeld.
De studiepunten voor de praktijkleerperiode 1.2 worden toegekend, indien aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
- Het functioneren in de praktijk is met een voldoende beoordeeld
- De beoordelingsformulieren van de tussenevaluatie en eindevaluatie (competentiekaart) zijn
in week 10 van praktijkleerperiode 1.2 ingeleverd bij de studieloopbaanbegeleider.
- Er is sprake van voldoende aanwezigheid van en actieve participatie tijdens de slbbijeenkomsten.
- De praktijkopdracht is door de docent met een voldoende beoordeeld.
Het maken van het praktijkleerplan
Inleiding
Aan het begin van de praktijkleerperiode maak je na bestudering van de ervarings-reflectieleerlijn een
praktijkleerplan. Hierin beschrijf je waar je tijdens de komende tien weken aan gaat werken.
Het praktijkleerplan is een hulpmiddel om je leerproces goed te laten verlopen. Het maakt je
leerproces inzichtelijk voor jou en je begeleiders.
Vanaf de eerste lesdag start je met het maken van een praktijkleerplan. Gedurende de volgende twee
weken specificeer je het plan naar de doelgroep (zorgcategorie) en de mogelijkheden van de afdeling
waar je werkt. Je levert je (concept)praktijkleerplan voor aanvang van de eerste slb- bijeenkomst in bij
je praktijkbegeleider en studieloopbaanbegeleider. Je krijgt feedback van je
slb’ er tijdens de eerst slb- bijeenkomst. Ook je werk/praktijkbegeleider geeft feedback. De feedback
wordt gegeven aan de hand van de criteria van het praktijkleerplan ( zie BB ).
Je verwerkt deze feedback en levert begin week 3 je definitieve praktijkleerplan in bij je
praktijkbegeleider. Je voegt het feedbackformulier van de docent toe aan de versie voor je begeleider
in de praktijk. Je begeleider beoordeelt het plan op haalbaarheid.
Inhoud van het praktijkleerplan:
- Introductie van jezelf, inclusief CV
- Een actuele SWOT- analyse met daarbij de implicaties van de sterke en zwakke punten voor
het functioneren tijdens de stage.
- De uitwerking van de voorbereidende opdrachten.
- Persoonlijke leerdoelen. Bij de doelen formuleer je activiteiten, waarmee jij je doelen wilt
behalen en evaluatiecriteria waaraan de activiteiten moeten voldoen.
De doelen zijn SMART (zie BB) geformuleerd en gebaseerd op de SWOT analyse.
- De opdracht tijdens de stage. Je geeft kort een beschrijving van de opdracht en de wijze
waarop je de opdracht wilt gaan behalen.
- Je geeft een beschrijving van de activiteiten, waarmee je het gewenste competentie niveau
wilt behalen. Maak hiervan een schematisch overzicht.
De ontwikkeling van de volgende competenties van de vijf rollen van de HBO- verpleegkundige
staan centraal in praktijkleerperiode 2:
Nr.
1.1
Competentie
Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de HBO-verpleegkundige
op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op maat.
- Alle deelcompetenties voor zover van toepassing, m.u.v. 1.1.4 1
niveau
2/3 *
1.2
Om de risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek en behandeling te
verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe.
- Alle deelcompetenties m.u.v. 1.2.8
2
1.3
Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun familieleden te bevorderen geeft de
hbo-verpleegkundige op basis van een programmatisch aanpak informatie,
voorlichting en advies aan individuen en groepen.
2
*Deelcompetentie 1.1 heb je al behaald in praktijkleerperiode 1. Toch werk je nu ook weer aan deze
deelcompetentie, omdat je een verpleegplan gaat opstellen van een cliënt/patiënt en die ook gaat
uitvoeren. Je kunt er voor kiezen om deze deelcompetentie op niveau 3 te behalen, maar dit is niet
verplicht. Deelcompetenties 1.2 en 1.3 dien je op niveau 2 behaald te hebben.
1
Bron: Document: “Uitwerking kerncompetenties”, welke te vinden is op BB
Toelichting uitwerking competenties
-
-
Je werkt minimaal aan de bovenstaande rollen, kern- en deelcompetenties en laat hierbij het
gedrag zien dat beschreven is bij niveau 2 van de competentiekaart ( blz. 44). Het betreft de
competenties vakbekwaamheid, samenwerken, oordeelsvorming, effectieve leerhouding en
reflecteren; deze moet je minimaal op niveau 2 behaald hebben.
De rollen beschrijf je aan de hand van het format praktijkleerplan die je ook in blok 1.1 hebt
gebruikt. Volgens de volgende methodiek :
 Je noteert minimaal twee persoonlijke leerdoelen in de context van deze beroepsrol
 Je laat deze leerdoelen logisch voortvloeien uit je SWOT, de competentieomschrijving,
het gewenste competentieniveau bij deze stage en uit de voorbereidingsopdrachten.
Formuleer jouw leerdoelen SMART
 Je beschrijft per leerdoel concrete activiteiten die jou helpen het benodigde niveau te
bereiken
 Je noteert per leerdoel kort welke bewijsstukken jij wilt verzamelen om jouw
competentieniveau inzichtelijk te maken
De praktijkopdracht
Naast het werken aan de kerncompetenties van de rol van zorgverlener maak je in blok 1.2 een
praktijkopdracht.
Opdracht : Het verpleegplan
Maak een verpleegplan. Het verpleegplan bestaat uit ten minste vier verpleegkundige diagnosen,
waarvan er minimaal één een relatie heeft met competentie 1.2 ( individuele preventie) en één met 1.3
(GVO).
Het verpleegplan wordt opgezet aan de hand van de methodiek zoals die behandeld is tijdens de
hoorcolleges en bijeenkomsten in de integrale leerlijn. Bij het opstellen van het verpleegplan maak je
gebruik van verschillende bronnen die je ook tijdens de werkcolleges methodiek hebt gebruikt. Zorg er
wel voor dat de diagnosen en interventies gericht zijn op jouw patiënt. Zo vertaal je de algemene
interventies uit ‘de boeken’ naar jouw specifieke patiënt.
Je zult merken dat er in de praktijk ook gewerkt wordt met andere verpleegplannen dan jij op school
geleerd hebt. Onderdeel van de opdracht is het vergelijken van de plannen uit de praktijk en de
verpleegplannen zoals die volgens de methodiek van school worden opgesteld. Doel hiervan is het
herkennen van voor en nadelen van beide systemen en het vormen van een eigen mening hierover.
Nadat je het plan hebt geformuleerd werk je minimaal twee weken aan het behalen van de
zorgresultaten.
Het verslag is getekend ‘naar waarheid’ door je werk -, of praktijkbegeleider. Zie BB
Het verslag bestaat uit de onderstaande onderdelen en voldoet aan de criteria zoals deze zijn
opgenomen in de criterialijst die te vinden is op BB.
1
2
3
4
5
6
Beschrijving van de casus van de zorgvrager, incl. MBZ ziektebeeld.
Formuleer vier, volgens de PES, geformuleerde diagnosen. Bij elke diagnose is er minimaal één
zorgresultaat vermeld en zijn interventies beschreven. Ook worden evaluatiecriteria en momenten beschreven.
Een verantwoording van de gemaakte keuzes; waarom is er voor die diagnose gekozen en op
basis waarvan is er voor de geformuleerde resultaten en interventies gekomen?
Denk daarbij ook aan de prioritering van de verpleegkundige diagnoses.
Een verslag hoe er tijdens de praktijkleerperiode aan het behalen van de resultaten is gewerkt en
wat de (voorlopige) resultaten zijn. Een onderdeel van dit verslag is de feedback van je
werkbegeleider op de wijze waarop jij voorlichting hebt gegeven.
Een vergelijking tussen het eigen verpleegplan en dat van de instelling met daarin van elk
verpleegplan 2 voor- en 2 nadelen.
Een door de begeleider ondertekend formulier ‘ op waarheid gecontroleerd” .
De opdracht wordt beoordeeld door de docent.
De opdracht wordt in week 8 ( 18 januari 2016) van blok 1.2 ingeleverd bij de docent/tutor die
de werkcolleges begeleidt.
Download