levensloopregeling

advertisement
HANDLEIDING LEVENSLOOPREGELING
Een praktische uitleg voor werkgever en werknemer
De levensloopregeling
Per 1 januari 2006 is de Wet Aanpassing Fiscale Behandeling van VUT en
Prepensioen en Introductie Levensloopregeling (VPL) in werking getreden. Met de
inwerkingtreding van deze wet hebben werknemers een wettelijk recht om via de
werkgever fiscaal vriendelijk te sparen voor periodes van onbetaald verlof. Het
wettelijk recht van de werknemer wordt vastgelegd in de Wet Arbeid en Zorg.
De levensloopregeling maakt een drietal bestaande regelingen overbodig; deze zijn
dan ook per 1 januari 2006 opgehouden te bestaan, namelijk:
 de fiscale verlofspaarregeling;
 de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof;
 de financieringsregeling loopbaanonderbreking.
Zoals aangegeven biedt de levensloopregeling werknemers de mogelijkheid om te
sparen voor periodes van onbetaald verlof. Om voor de fiscale voordelen van de
levensloopregeling in aanmerking te komen, moeten er wel spelregels in acht worden
genomen. In deze uitleg wordt achtereenvolgens ingegaan op:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
kenmerken van de levensloopregeling
opbouw van het levenslooptegoed
opname van het levenslooptegoed
fiscaliteit bij inleg en opname van spaartegoeden
verplichtingen van de werkgever
deelnemen aan levensloop of spaarloon?
diverse onderwerpen
2
1. Kenmerken van de levensloopregeling
Wettelijk recht op deelname
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de spaarloonregeling, is een werknemer niet
afhankelijk van de werkgever voor het openstellen van deelname. Het bestaan van
de levensloopregeling – en de mogelijkheid van deelname daaraan - vloeit voort uit
de wet. De werknemer kan zelf bepalen of hij/zij spaart in de levensloopregeling en
kan deze keuze ieder jaar maken. Het staat een werknemer vrij om zelf te bepalen of
hij/zij deelneemt aan een regeling, welk bedrag er wordt gespaard, voor welke
doeleinden en in welk product.
Het wettelijk recht en de keuzevrijheden van de werknemer maken van de
levensloopregeling niet per definitie een werknemersaangelegenheid. In de
uitvoering van de regeling speelt de werkgever een belangrijke rol. Zo lopen
bijvoorbeeld zowel de inleg als de opname van spaarsaldi over de loonstrook. Ook
heeft de wetgever een aantal taken en verantwoordelijkheden bij de werkgever
neergelegd. Daarnaast kan de werkgever de levensloopregeling ombuigen in een
arbeidsvoorwaarde, door een bijdrage te leveren in de inleg.
Werkgever en werknemer dienen de levensloopregeling schriftelijk vast te leggen,
waarbij een aantal voorwaarden geldt. Zo mag over het tegoed uitsluitend worden
beschikt voor de financiering van onbetaald verlof en mogen de aanspraken in
beginsel niet worden afgekocht, verpand of vervreemd.
Spaarinstelling
Het levenslooptegoed moet worden opgebouwd bij een door
De Nederlandsche Bank erkende financiële instelling, namelijk een kredietinstelling
(bank) of een verzekeraar.
Onder (ministeriële) voorwaarden kunnen ook andere instellingen als uitvoerder
worden aangewezen. Deze voorwaarden kunnen nadere eisen bevatten ten aanzien
van het verschaffen van inlichtingen en het stellen van zekerheid. De werknemer is
vrij in de keuze voor een spaarinstelling.
3
2. De opbouw van een levenslooptegoed
Inleg via de werkgever
Wanneer een werknemer besluit te sparen via levensloop, dient het spaarbedrag via
de werkgever aan de geselecteerde spaarinstelling te worden overgemaakt. Het is
voor de werknemer niet mogelijk om vanuit privé geld op de levenslooprekening te
storten. Het levenslooptegoed mag slechts bestaan uit het ingehouden loon en het
daarmee gerealiseerde rendement.
Verzoek van de werknemer
De werknemer dient de werkgever te verzoeken de beoogde bijdrage aan de
levensloopregeling in te houden op het salaris en over te maken op de geblokkeerde
spaarrekening.
Met het verzoek dient de werknemer aan te geven:
hoeveel hij/zij wil sparen;
in welke termijnen hij/zij wil sparen;
naar welke rekening het spaarbedrag moet worden overgemaakt.
De werkgever moet het verzoek inwilligen uiterlijk per de 3 e kalendermaand nadat het
verzoek is gedaan. Om te voorkomen dat de werkgever geconfronteerd wordt met
binnen een kalenderjaar wijzigende keuzes, kan de werknemer het verzoek slechts
één keer per jaar doen. De keuze kan in de loop van het jaar wel worden stopgezet.
Voor wijziging van de keuze is medewerking van de werkgever vereist.
Spaarbedrag
12%-grens
De werknemer kan –behoudens nader te noemen uitzonderingen- jaarlijks ten
hoogste 12% van het brutoloon sparen op de levenslooprekening. Indien in enig jaar
teveel wordt gespaard, dient dit binnen hetzelfde kalenderjaar te worden hersteld. De
spaarinstelling zal het teveel door de werkgever ingehouden bedrag dan
terugboeken, waarna de werkgever het aan de werknemer verloont.
210%-grens
Om in enig jaar te mogen sparen, mag het saldo op de levenslooprekening aan het
begin van het kalenderjaar niet meer bedragen dan 210% van het brutoloon dat
verdiend werd in het voorgaande jaar. Het saldo op de rekening op zich mag wel
meer bedragen dan de genoemde 210%. Nieuwe toevoegingen aan het saldo –
behalve rendement of intrest- mogen pas weer plaatsvinden als het saldo minder dan
210% bedraagt.
Het tegoed op de levenslooprekening kan bijvoorbeeld boven de 210%-grens
uitstijgen door:
4
-
reguliere inleg;
intrest of rendement;
daling brutoloon (deeltijdwerk of demotie).
De werknemer kan er ook voor kiezen om te sparen op een beleggingsrekening. De
met de beleggingen behaalde rendementen tellen net als de op een
levenslooprekening of –verzekering bijgeschreven rente mee bij de toets of het totale
tegoed hoger is dan 210% van het brutoloon.
Demotie of deeltijd dienstverband
Indien de werknemer binnen een tijdvak van tien jaren voorafgaand aan pensioneren
een salarisverlaging accepteert voor:
het aanvaarden van een deeltijdfunctie voor tenminste 50% of
het aanvaarden van een lager gekwalificeerde functie (demotie),
dan mag het jaarlijks de sparen bedrag op de levenslooprekening afgeleid worden
van het salaris direct voorafgaand aan de salarisverlaging.
Hiermee wordt bereikt dat in een actief seniorenbeleid waarbij ouderen de instroom
van jongere collega’s mogelijk maken, de ouderen door het accepteren van de
salarisverlaging niet worden beperkt in de opbouw van het levenslooptegoed.
Omzetting prepensioen in levensloop
Pensioenuitvoerders kunnen vanaf de inwerkingtreding van de levensloopregeling
aan haar deelnemers de mogelijkheid bieden, opgebouwde aanspraken op
prepensioen af te kopen ten behoeve van levensloop. De storting van de waarde van
deze aanspraak telt niet mee voor de 12%-grens. Deze mogelijkheid staat ook open
voor aanspraken op overbruggingspensioen.
Overigens betekent deze bepaling niet dat werknemers een wettelijk recht hebben
op afkoop van de prepensioenaanspraken. De pensioenuitvoerder bepaalt zelf of zij
dit aanbiedt.
Werknemers in de leeftijd van 51 tot 56 jaar
Het is mogelijk om de levensloopregeling te gebruiken om vervroegd te pensioneren.
Immers, een saldo van 210% van het laatst vastgestelde salaris kan worden gebruikt
om drie jaren onbetaald verlof op te nemen op een inkomensniveau van 70% van het
laatste salaris. Zonder echter met rendement en salarisontwikkeling rekening te
houden, duurt het 17,5 jaren om een saldo van 210% te bereiken. Voor werknemers
die op 1 januari 2006 ouder waren dan 51 jaar, is het niet redelijk om te
veronderstellen dat nog een voldoende saldo kan worden opgebouwd om vervroegd
te pensioneren. Voor hen geldt het jaarlijkse maximum van 12% van het brutoloon
niet; zij kunnen onbeperkt sparen. Wel blijft de 210%-grens van toepassing.
5
Voor medewerkers die op 1 januari 2006 56 jaar of ouder waren, geldt deze
mogelijkheid niet. Van hen wordt verondersteld dat zij gebruik kunnen maken van het
leeftijdsafhankelijke overgangsrecht voor VUT- en (pre)pensioenregelingen.
Bijdrage van de werkgever
Werkgevers kunnen overwegen om al dan niet structureel een bijdrage te leveren
aan het levenslooptegoed van de werknemers. De bijdrage van de werkgever mag
niet afhankelijk zijn van deelname aan de levensloopregeling. Ook aan medewerkers
die niet aan de levensloopregeling deelnemen, moet een vergelijkbare bijdrage
worden betaald.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven, dat naar zijn
inzicht een werkgever vrij is om de werkgeversbijdrage afhankelijk te stellen van de
leeftijd van de werknemer. Het verdient absoluut de aanbeveling om een dergelijke
intentie voor te leggen aan de Commissie Gelijke Behandeling. Het leveren van een
leeftijdsafhankelijke bijdrage zou strijdig kunnen zijn met de Wet Gelijke Behandeling
naar Leeftijd op grond van Arbeid.
6
3. Opname van het levenslooptegoed
Zoals eerder aangegeven is de levensloopregeling bedoeld ter financiering van
periodes van onbetaald verlof. Hieronder kan ook worden verstaan de financiering
van vervroegde uittreding. Immers, ook dan is sprake van onbetaald verlof, echter
direct aansluitend aan de pensionering van een werknemer.
Naast onbetaald verlof als bestedingsdoel keurt de fiscus het ook goed, als het
levenslooptegoed wordt aangewend ter verbetering van pensioenaanspraken.
Onbetaald verlof
Voorbeelden van onbetaald verlof zijn:
zorgverlof;
ouderschapsverlof;
studieverlof;
loopbaanonderbreking.
Het in de Wet Arbeid en Zorg opgenomen recht op deelname aan levensloop
resulteert niet in een wettelijk recht op opname van verlof. Voor opname van nietwettelijke verlofsvormen is instemming van de werkgever nodig. Overigens kan een
werkgever een verzoek om onbetaald verlof niet zomaar weigeren. Bij haar afweging
dient de werkgever volgens ‘goed werkgeverschap’ te handelen. Dit betekent dat
moet worden gekeken naar zowel de belangen van de werkgever als die van haar
werknemer. Of het besluit om in te stemmen met opname van onbetaald verlof in een
concreet geval naar redelijkheid en billijkheid is genomen, zal afhangen van de
omstandigheden van het geval.
Vervroegde uittreding
De werknemer kan bij vervroegde uittreding op twee manieren beschikken over het
opgebouwde levensloopsaldo. In de eerste plaats kan in overleg met de werkgever
een periode van onbetaald verlof overeengekomen worden, waarbij deze periode
aansluit bij de reguliere pensioendatum.
Toont de werkgever zich niet bereid om hieraan mee te werken, dan kan de
werknemer het dienstverband beëindigen en alsnog over het tegoed beschikken.
Deze laatste optie neemt echter wel met zich mee dat het tegoed in één keer in de
heffing van loonbelasting wordt betrokken. Bij de beëindiging van het dienstverband
kan het tegoed namelijk alleen ineens worden opgenomen.
7
Verbetering van pensioenaanspraken
Het saldo op de levenslooprekening (of een deel daarvan) kan worden aangewend
voor de verbetering van pensioenaanspraken. Dit kan zowel tijdens de opbouw van
het levenslooptegoed of direct voorafgaand aan pensioneren.
Voorwaarde is echter altijd, dat de pensioenregeling na omzetting binnen de
begrenzingen van het fiscale pensioenkader blijft. Bij aanwending van (een deel van)
het tegoed voor verbetering van pensioenaanspraken, zal de spaarinstelling de
gelden rechtstreeks doorstorten naar de pensioenuitvoerder.
Onder voorwaarden kan van deze mogelijkheid ook gebruik worden gemaakt bij
buitenlandse pensioenregelingen. Dit kan bruikbaar zijn voor de buitenlandse
werknemer die tijdelijk in Nederland werkzaam is en zijn pensioenregeling bij zijn
(voormalige) werkgever in het buitenland kan voortzetten.
Beëindiging van de dienstbetrekking
Het saldo op de levensloopregeling kan in beginsel niet worden afgekocht. Een van
de uitzonderingen op deze hoofdregel is afkoop bij beëindiging van het
dienstverband. De uitkering wordt dan aangemerkt als loon uit vroegere
dienstbetrekking. De afkoopmogelijkheid geldt niet alleen op het moment van
uitdiensttreding, maar is ook mogelijk binnen een redelijke termijn daarna.
Het is voor de werknemer niet verplicht om het gehele tegoed bij beëindiging van de
dienstbetrekking op te nemen. De werknemer kan er ook voor kiezen om het tegoed
te laten staan en te betrekken in een toekomstig, nieuw dienstverband.
Het opgebouwde levenslooptegoed kan bij het aanvaarden van een nieuwe
dienstbetrekking zonder fiscale gevolgen worden ingebracht in een
levensloopregeling bij een nieuwe werkgever. Het kan hierbij ook om een
voortzetting van de regeling gaan, aangezien de werknemer bepaalt op welke
rekening de ingehouden bedragen worden gestort.
De werknemer heeft bij beëindiging van de dienstbetrekking de mogelijkheid het
levenslooptegoed bij de uitvoerder van de regeling te laten staan en bij de nieuwe
werkgever met een nieuwe regeling te beginnen. Is overdracht naar een andere
uitvoerder niettemin gewenst, dan staat die mogelijkheid open.
De hoogte van het op te nemen tegoed
Bij opname van onbetaald verlof kan de werknemer niet zomaar een willekeurig
bedrag uit het levenslooptegoed opnemen. Voorwaarde voor opname voor
financiering van onbetaald verlof is, dat het opgenomen tegoed niet meer bedraagt
dan het loon dat direct voorafgaand aan het verlof werd genoten.
8
Opname via de werkgever
Bij opname uit het levensloopsaldo zal de spaarinstelling het op te nemen bedrag
(ineens of in delen) overmaken aan de werkgever. De werkgever is
inhoudingsplichtig en zal het tegoed onder inhouding van loonbelasting en premies
volksverzekeringen aan de werknemer uitbetalen.
De werknemer kan er niet voor kiezen om de spaarinstelling als inhoudingsplichtige
aan te wijzen, ook niet bij dreigend faillissement van de werkgever. Alleen als een
werkgever ontbreekt, kan de spaarinstelling als inhoudingsplichtige optreden.
De werkgever ontbreekt bij opname
Indien de werkgever ontbreekt, zal de spaarinstelling dus als inhoudingsplichtige
optreden. Bij twijfel over de aanwezigheid van een inhoudingsplichtige kan dit
worden voorgelegd aan de Belastingdienst. In voorkomende gevallen moet het
tegoed in één keer worden overgemaakt naar de werknemer. Er zal immers geen
sprake meer zijn van opname van onbetaald verlof.
Demotie
Bij demotie kan het levenslooptegoed alleen worden aangesproken, als de demotie
leidt tot vermindering van het aantal arbeidsuren.
Opname bij pensioneren
Op de dag voor pensioneren wordt het levenslooptegoed als loon uit vroegere
dienstbetrekking in de belastingheffing betrokken. Immers, bij pensioneren kan van
het opnemen van onbetaald verlof geen sprake meer zijn.
Deeltijdpensioen en levensloop kunnen wel samen gaan. De dienstbetrekking blijft
dan namelijk gedeeltelijk in stand en de mogelijkheid van opname van verlof blijft dan
bestaan.
Zoals eerder aangegeven kan de werknemer kort voor pensioneren besluiten het
levenslooptegoed voor verbetering van pensioenaanspraken te gebruiken.
Overlijden van de werknemer
Bij het onverhoopt overlijden van de werknemer valt het levenslooptegoed in één
keer in de nalatenschap.
9
Opname hoger dan het opgebouwde tegoed
Sommige spaarinstellingen bieden de mogelijkheid om een hoger bedrag uit de
levensloopregeling op te nemen dan het op dat moment aanwezige
levenslooptegoed. Deze opname leidt dus tot een negatief saldo op de
levenslooprekening. Het is toegestaan om dit negatieve saldo later af te lossen via
een inhouding op het loon. Bij deze inhouding dienen wel de begrenzingen in acht te
worden genomen. Het gaat hierbij met name om de grens van 12% van het loon in
het kalenderjaar. Deze inhouding wordt in dat geval bij fictie aangemerkt als het
opbouwen van een voorziening voor een periode van extra verlof. De over het
negatieve levensloopsaldo te betalen intrestvergoeding is niet aftrekbaar en moet
buiten de levensloopregeling worden geadministreerd. Het saldo op de
levenslooprekening mag niet verder afnemen door negatieve intrestbijschrijvingen.
10
4. Fiscaliteit bij inleg en opname van spaartegoeden
Inhouding loonbelasting
Over het bedrag dat de werknemer jaarlijks spaart, is geen loonheffing verschuldigd.
De loonbelasting wordt pas door de werkgever ingehouden als uit het tegoed wordt
opgenomen.
Inhouding premies werknemersverzekeringen
De werknemer is over het spaarbedrag wel premies werknemersverzekeringen
verschuldigd. Bij opname van het tegoed blijft inhouding van
werknemersverzekeringen achterwege.
Dekking werknemersverzekeringen
Aangezien over het jaarlijks te sparen bedrag premie werknemersverzekeringen
wordt ingehouden, zal er ten gevolge van de deelname aan de levensloopregeling
geen verlaging van de uitkeringsgrondslag optreden. Het volledige loon van de
werknemer wordt betrokken in de premieheffing en vormt daarom ook de basis bij de
berekening van eventuele uitkeringen.
Ondanks het feit dat bij opname van het tegoed geen premies
werknemersverzekeringen worden voldaan, blijft de werknemer wel verzekerd voor
de werknemersverzekeringen.
In de Wet Onbetaald Verlof en Sociale Verzekeringen is opgenomen dat het
normale, vóór de verlofperiode geldende arbeidspatroon van de verlofganger
uitgangspunt blijft voor de vaststelling van het recht op een uitkering wanneer het
verlof niet langer duurt dan 18 maanden.
Een werknemer die tijdens de verlofperiode ziek wordt, heeft onmiddellijk na afloop
van het verlof recht op een uitkering uit hoofde van de ziektewet of loondoorbetaling
door de werkgever.
Heffingskortingen
Met de introductie van de levensloopregeling worden tevens twee nieuwe
heffingskortingen in het leven geroepen, namelijk:
de levensloopverlofkorting;
de ouderschapsverlofkorting.
11
De levensloopverlofkorting
De levensloopverlofkorting is met name bedoeld om deelname aan de
levensloopregeling ook interessant te maken voor werknemers met gemiddeld lagere
inkomens. De levensloopverlofkorting komt in mindering op de over het opgenomen
tegoed verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Per kalenderjaar dat de werknemer inlegt in de levensloopregeling wordt deze
heffingskorting opgebouwd. Hoeveel in enig jaar is ingelegd, doet daarbij niet toe.
Het bedrag van de levensloopverlofkorting wordt bij opname van het tegoed
berekend door het aantal jaren waarin de werknemer heeft gestort in de
levensloopregeling te vermenigvuldigen met het bedrag van de korting in dat jaar
(€ 185 in 2006).
Wanneer de belastingheffing over het tegoed dat de werknemer opneemt lager is
dan de op dat moment opgebouwde levensloopverlofkorting, dan blijft het resterende
deel staan tot een latere opname. Spaart de werknemer na de periode van onbetaald
verlof weer verder in levensloop, dan wordt in de periode wederom
levensloopverlofkorting opgebouwd.
De levensloopverlofkorting is van toepassing wanneer de werknemer onbetaald
verlof opneemt en bij afkoop van het levenslooptegoed direct voorafgaand aan
pensioneren.
Indien het levenslooptegoed wordt aangewend voor verbetering van
pensioenaanspraken, zal de levensloopverlofkorting op die opname niet van
toepassing zijn.
De ouderschapsverlofkorting
Werknemers die ouderschapsverlof opnemen èn in dat jaar tevens inleggen in de
levensloopregeling, hebben recht op deze extra heffingskorting. Deze korting biedt
een inkomensaanvulling ter hoogte van 50% van het bruto wettelijk minimumloon per
opgenomen verlofdag (€ 632,40 per maand bij voltijd dienstbetrekking). De hoogte
van de korting is gemaximeerd tot het belastbare loon van het vorig jaar, verminderd
met dat van het huidige jaar.
Er bestaat slechts recht op de ouderschapsverlofkorting als aan twee voorwaarden is
voldaan:
- er wordt gebruik gemaakt van het wettelijke recht op ouderschapsverlof
(maximaal 13 weken verlof per kalenderjaar)
- in het kalenderjaar waarin ouderschapsverlof wordt genoten, wordt ingelegd in de
levensloopregeling.
Opname van het levenslooptegoed is voor het recht op de ouderschapsverlofkorting
overigens niet vereist.
Zowel de levensloopverlofkorting als de ouderschapsverlofkorting zijn overdraagbaar
aan de partner.
12
Arbeidskorting
De arbeidskorting is van toepassing als er sprake is van inkomsten uit tegenwoordige
dienstbetrekking. Bij opname uit het levenslooptegoed voor onbetaald verlof is
daarvan sprake en zal de arbeidskorting worden toegepast. Soms is er echter sprake
van inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, zoals bijvoorbeeld bij afkoop van het
tegoed voorafgaand aan de dag waarop de werknemer pensioneert. De
arbeidskorting is dan niet van toepassing.
Bij overlijden van de werknemer hebben de erfgenamen de keuze om dit loon nog in
de aangifte van de overleden werknemer in aanmerking te nemen als loon uit
tegenwoordige dienstbetrekking of in hun eigen aangifte in aanmerking te nemen als
loon uit een vroegere dienstbetrekking van een ander.
Oneigenlijk gebruik
Directe fiscale afrekening over het gehele levenslooptegoed zal plaatsvinden als:
- niet langer aan de voorwaarden van de levensloopregeling wordt voldaan;
- het levenslooptegoed geheel of gedeeltelijk wordt afgekocht (behalve bij
uitdiensttreding), wordt verpand of vervreemd;
- de werkgever bijdraagt in de levensloopregeling van een werknemer en deze
bijdrage niet gelijk is aan de bijdrage aan overige werknemers;
- de werkgever bijdraagt in de levensloopregeling en daaraan voorwaarden stelt
met betrekking tot het moment van beschikking over het tegoed.
Bij oneigenlijk gebruik wordt het gehele levenslooptegoed direct belast als loon uit
vroegere dienstbetrekking. De levensloopverlofkorting en arbeidskorting kunnen dan
niet worden toegepast.
Pensioneren
Het levenslooptegoed wordt op de dag vóór pensionering of het eerder bereiken van
de leeftijd van 65 jaar, als loon uit vroegere dienstbetrekking in de belastingheffing
betrokken.
Overlijden
Bij het overlijden van een werknemer mag het opgebouwde levenslooptegoed ineens
ter beschikking worden gesteld van de erfgenamen. Deze erfgenamen hebben de
keuze om dit loon nog in de aangifte van de overleden werknemer in aanmerking te
nemen als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking of in hun eigen aangifte in
aanmerking te nemen als loon uit een vroegere dienstbetrekking van een ander.
13
Wanneer het levenslooptegoed in de nalatenschap van de overleden werknemer
valt, is door de erfgenamen successie verschuldigd. Voor de berekening van het
verschuldigde successierecht kan de verschuldigde loonbelasting op de verkrijging in
mindering worden gebracht.
14
5. Verplichtingen van de werkgever
De introductie van de levensloopregeling neemt voor werkgevers enkele
verplichtingen mee. Zo moeten werkgevers toezien op de naleving van de 12%grens en de 210%-grens. Daarnaast moet de werkgever controleren of de
werknemer niet in enig jaar zowel inlegt in levensloop en spaarloon.
Schriftelijke vastlegging levensloopregeling
Een levensloopregeling moet altijd schriftelijk worden vastgelegd tussen werkgever
en werknemer. Uit de schriftelijke vastlegging moet in ieder geval blijken:
- dat de regeling ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld, uitsluitend
voor het opnemen van een periode van onbetaald verlof;
- dat de aanspraken uit de levensloopregeling niet kunnen worden vervreemd of
prijsgegeven kunnen worden;
- dat afkoop van levenslooptegoeden niet mogelijk is, behalve bij beëindiging van
het dienstverband;
- dat de aanspraken uit de levensloopregeling niet kunnen worden verpand, met
uitzondering van verpanding ten behoeve van de belastingdienst bij buitenlandse
uitvoerders van de levensloopregeling;
- bij welke spaarinstelling de levensloopregeling wordt aangehouden;
- dat de werknemer schriftelijk verklaart welke aanspraken hij/zij uit een
levensloopregeling heeft, waarbij tevens jaarlijks wordt aangegeven wat de
omvang daarvan op 1 januari van dat jaar is;
- dat de werknemer schriftelijk verklaart dat hij/zij niet inlegt in de
levensloopregeling in het kalenderjaar waarin hij deelneemt aan een
spaarloonregeling.
Controle bij meerdere dienstbetrekkingen
De werknemer kan bij meerdere gelijktijdige dienstbetrekkingen bij meerdere
werkgevers deelnemen aan de levensloopregeling. In de situatie van opeenvolgende
werkgevers is voor de bewaking van de grens van 210% van het brutoloon in de
uitvoeringsregeling geregeld dat de werknemer de nieuwe werkgever een verklaring
geeft over bestaande aanspraken bij vorige werkgevers.
15
6. Deelnemen aan levensloop of spaarloon?
De levensloopregeling kan naast een spaarloonregeling bestaan. Een werknemer
kan echter in een kalenderjaar niet in beide regelingen inleggen. De werknemer zal
dus jaarlijks moeten kiezen.
Bij meerdere dienstbetrekkingen kan de werknemer niet bij de éne dienstbetrekking
kiezen voor deelname aan de spaarloonregeling en bij de andere dienstbetrekking
voor deelname aan de levensloopregeling. De verantwoordelijkheid voor handhaving
van deze regel wordt bij de werkgever gelegd. De werknemer is verplicht om de
werkgever te informeren over deelname in dat jaar aan uitvoering van een
spaarloonregeling bij een andere werkgever.
Het is wel mogelijk dat de werknemer zowel een spaarloon- als een
levenslooptegoed heeft opgebouwd. Opname uit beide regelingen in enig jaar is in
tegenstelling tot inleg wel mogelijk.
Wisseling levensloop en spaarloon
De werknemer kan in beginsel onbeperkt wisselen tussen deelname aan de
levensloopregeling en deelname aan de spaarloonregeling. Het verzoek tot
inhouding van loon ten behoeve van een levensloopregeling kan slechts één keer
per jaar worden gedaan.
Fiscaal onderscheid tussen levensloop en spaarloon
Zowel de inleg in de levensloopregeling als die in de spaarloonregeling worden niet
belast. Bij levensloop vindt over de inleg geen eindheffing bij de werkgever plaats,
hetgeen bij spaarloon wel het geval is (25%).
De opname van het levenslooptegoed is progressief belast, waarbij gebruik gemaakt
kan worden van levensloopverlofkorting. Over de opname van het spaarloonsaldo
wordt geen belasting geheven.
16
7. Diverse onderwerpen
Buitenlandsituaties
Emigratie
Hoe moet worden omgegaan met emigratie van een werknemer, hangt af van de
status van het dienstverband. Indien het dienstverband na emigratie in stand blijft,
kan ook de levensloopregeling doorgaan. Gaat emigratie gepaard met beëindiging
van het dienstverband, dan zal verdere inleg niet mogelijk zijn. De mogelijkheid van
afkoop van het tegoed is uiteraard wel mogelijk. De voormalige werkgever blijft in
beginsel inhoudingsplichtig. Bij emigratie zal geen conserverende aanslag voor wat
betreft de levensloopregeling worden opgelegd.
Wonen in het buitenland
De wijze waarop over het op te nemen goed belasting wordt geheven, zal voor in het
buitenland woonachtige werknemers afhankelijk kunnen zijn van geldende
belastingverdragen. In verdragen ter voorkoming van dubbele belasting wordt de
heffing over loon uit dienstbetrekking eveneens toegewezen aan de werkstaat; deze
werknemers zullen dus naar verwachting niet worden geconfronteerd met dubbele
belastingheffing gedurende deze periode. Ook de premies volksverzekeringen zijn in
Nederland verschuldigd, ongeacht waar de verzekerde zich tijdens de opname van
het verlof bevindt.
Bijstand
Bij het bepalen van een eventueel recht op een uitkering in het kader van de Wet
Werk en Bijstand wordt niet getoetst aan het opgebouwde tegoed op een
levenslooprekening.
Ziekte tijdens verlof
Een werknemer die tijdens de verlofperiode ziek wordt, heeft geen recht op een
uitkering uit de werknemersverzekeringen. Wel zal onmiddellijk na afloop van het
verlof recht op een uitkering uit de ziektewet of loondoorbetaling door de werkgever
bestaan. Voorwaarde is dat het verlof niet langer dan anderhalf jaar heeft geduurd. In
de praktijk zal het verlof bij ziekte worden onderbroken.
Afbreken van onbetaald verlof
Een werknemer kan er in overleg met de werkgever toe besluiten een periode van
onbetaald verlof eerder af te breken. Een eventueel reeds door de spaarinstelling
overgemaakt tegoed zal via de werkgever moeten worden teruggestort.
17
Overheveling van het tegoed naar partner of ouder
Het is bij een levensloopregeling niet mogelijk om het tegoed –bijvoorbeeld bij
zorgverlof- over te hevelen naar de partner of ouders.
Werkgever ontbreekt of is failliet
Wanneer er geen werkgever meer aanwezig is, kan het levenslooptegoed op de
levenslooprekening worden. Ook is het mogelijk om bij het beëindigen van de
dienstbetrekking het levenslooptegoed op te nemen als loon uit vroegere
dienstbetrekking. Faillissement van de werkgever heeft geen gevolgen voor de
werknemer. Bij het ontbreken van een werkgever zal de spaarinstelling
inhoudingsplichtig zijn.
18
Download