- Scholieren.com

advertisement
Paragraaf 1:
Recht: iets kunnen of mogen volgens de wet
Maatschappelijke gedragsregel: regel die door de maatschappij zelf is opgelegd
Rechtsnorm: regel, wetsvoorschrift
Rechtvaardigheid: gevoel van mensen over wat goed en slecht is
Rechtsstaat: staat waarin de recht gehandhaafd word
Absolute monarchie: regeringsvorm waarbij de koning absolute macht heeft
Grondwet: wet die de grondbeginselen van de regering van de staat bevat
Sociale rechtsstaat: staat waarin burgers sociale grondrechten hebben
Belastingplicht: plicht van de burger om belasting te betalen aan de overheid
Leerplicht: wettelijke verplichting tot het volgen van onderwijs
Publiekrecht: regelt de relatie tussen regering en burgers
Privaatrecht: regelt de relatie tussen burgers onderling
Staatsrecht: recht dat betrekking heeft op de organisatie van de staat
Bestuursrecht: regelt het recht tussen bestuurlijke organen en burgers
Strafrecht: wet waar de strafbepalingen in worden geregeld
Burgerlijk recht: regelt de relatie tussen burgers onderling
Personen- en familierecht: recht met betrekking tot personen en families, nabestaanden etc
Ondernemingsrecht: recht met betrekking tot het oprichten van een onderneming
Rechtspersonen: alles buiten de mens dat betrekking heeft bij een onderneming
Vermogensrecht: regelt alle zaken met betrekking tot iemands vermogen of geld
Paragraaf 2:
Trias politica: machtenscheiding tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht
Wetgevende macht: kan wetten vaststellen waar burgers zich aan moeten houden
Uitvoerende macht: zorgt ervoor dat goedgekeurde wetten worden uitgevoerd
Rechterlijke macht: beoordeelt of mensen de wet hebben overtreden en bepaalt hun straf
Checks en balances: je kan elkaar controleren en iedereen heeft evenveel macht
Sociaal grondrecht: recht op werk, recht op gezondheidszorg en recht op woongelegenheid
Klassiek grondrecht: vrijheid van godsdienst, meningsuiting, kiesrecht
Legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan degenen die een
misdaad hebben begaan
Strafbaarheid: iets is alleen strafbaar als het zo in de wet staat
Strafmaat: de officier v justitie mag geen hogere straf eisen dan in de wet staat.
Ne bis in idem-regel: als je bent vrijgesproken kan je niet voor dezelfde misdaad opnieuw
worden vervolgd, behalve met nieuw bewijsmateriaal
Paragraaf 3:
Rechtshandhaving: regering moet zorgen voor veiligheid van burgers en rechtshandhaving
Geweldsmonopolie: de overheid mag als enige meer macht hebben en geweld gebruiken
Rechtsbescherming: grondwet beschermd burgers tegen machtsmisbruik v d overheid
Misdrijf: een zware overtreding van de wet volgens het legaliteitsbeginsel
Overtreding: overtreden van een wet, schenden van een wet/gebod
Wetboek van strafrecht: boek waar overtredingen en misdrijven in staan
Criminaliteit: misdaad in grotere vorm
Wetboek van strafvordering: boek met bevoegdheden van politie en officier v justitie
Verdachte: iemand onder verdenking van een misdaad
Staande houden: iemand aanhouden op verdenking van misdaad
Arresteren: iemand meenemen naar het bureau op verdenking van misdaad
Preventief fouilleren: het fouilleren van iemand om een misdaad te voorkomen
Vasthouden: een verdachte op het bureau houden voor 6 u of minder
In beslag nemen: bewijsmateriaal in beslag nemen voor een rechtszaak
Machtiging tot binnentreding: een woning binnengaan met toestemming vd rechter
Huiszoekingsbevel: in een woning zoeken naar bewijzen met toestemming vd rechter
Infiltratie: binnendringen in een misdaadorganisatie voor het zoeken van bewijs
Openbare aanklager: zoekt namens de samenleving bewijs tegen een verdachte
Openbaar Ministerie: alle officieren van justitie zijn het OM
Seponeren: Niet vervolgen
Schikking: overeenkomst met wederzijdse tegemoetkoming
Vervolgen: rechtsmaatregelen nemen tegen iemand die een misdaad heeft begaan.
Paragraaf 4:
Strafvervolging: officier v justitie bepaalt een bepaalde zaak bij de rechter neer te leggen en
laat die er uitspraak over doen
Politierechter: kleine rechtszaken zoals winkeldiefstal gaan naar de politierechter
Meervoudige kamer: behandelt grote zaken zoals doodslag met 3 rechters
Terechtzitting: behandeling van een strafbaarheid door de rechter
Dagvaarding: bevel dat de verdachte voor de rechtbank moet verschijnen
Advocaat: jurist die personen beschermd voor de rechtbank
Aanklacht: beschuldiging van het gerecht tegen iemand
Requisitoir: verhaal van de officier v justitie om schuld tegen de verdachte te bewijzen
Pleidooi: verhaal van de advocaat om de verdachte te verdedigen
Vonnis: uitspraak van de rechter over een rechtszaak
Kantonrechter: lagere rechter in een provincie
Strafrechtelijke maatregelen: het straffen van een verdachte
Vrijheidsstraf: vrijheid van een verdachte wordt afgenomen (gevangenis)
Taakstraf: verrichten van werkzaamheden voor de staat als straf
Geldboete: geldvergoeding aan het slachtoffer van de dader
Voorwaardelijk: een dader krijgt nog niet de straf, maar nog 1 keer de fout in, dan wel
Bijkomende straf: straf in combinatie met een andere, bv gevangenis en rijbewijs weg
Terbeschikkingstelling: tbs, de dader wordt psychisch behandelt en opgesloten
Hoger beroep: strafzaak gaat in hoger beroep naar het gerechtshof
Ontneming wederrechtelijk voordeel: verkregen winst met het misdrijf wordt afgenomen
Gerechtshof: 3 rechters die de hele rechtszaak nalopen als de verdachte in hoger beroep
gaat na de rechtbank
Hoge raad: hoger dan het gerechtshof, na het in cassatie gaan bij het gerechtshof ga je naar
de hoge raad
Resocialisatie: heropvoeding als gevangenen vrij zijn gekomen
Paragraaf 5:
Geschil: conflict tussen verschillende mensen
Eiser: iemand die iets eist voor het gerecht
Gedaagde: iemand die is opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen
Dagvaarding: oproep om voor de rechter te verschijnen
Procureur: vertegenwoordiger van degene die de rechtszaak is begonnen
Verweer: tegenstand, verdediging
Schadevergoeding: financiële compensatie voor geleden schade
Loonbeslag: de rechter kan beslag leggen op het loon van de verliezende partij
Vermogensschade: vergoeding die de dader moet betalen voor de gemaakte kosten
Immateriële schade: schadevergoeding voor pijn of het verspreiden van leugens
Hoger beroep: een tweede mening vragen bij de rechtbank of het gerechtshof, de zaak
opnieuw bekijken met andere rechters
Kort geding: spoedeisende zaak, zaak moet snel worden opgelost
Bodemprocedure: de hele procedure, duurt erg lang
Paragraaf 6:
Presidentieel vetorecht: elke Amerikaanse president kan wetten tegenhouden
Opperbevel over het leger: een Amerikaanse president heeft het bevel over het hele leger
Hooggerechtshof: gerechtshof waarin de hogere rechters zitten in Amerika
Cassatie: vernietiging van een vonnis wegens schendingen van de wet
Juryrechtspraak: een jury van gewone burgers bepaalt het vonnis van een verdachte
Uitlokking: de politie mag burgers uitlokken tot een misdaad
Klassenjustitie: als mensen uit een hogere sociale klasse worden bevooroordeeld
Rassenjustitie: als mensen van een bepaalde afkomst worden bevooroordeeld
Witteboordencriminaliteit: subtiele misdrijven die worden gepleegd door slimme mensen
(fraude, milieudelicten)
Plea bargaining: een deal tussen de advocaat van de verdediging en de officier v justitie
Three strikes and you’re out law: als je 3 keer een misdaad begaat en voor de rechter moet
verschijnen, moet je de 3e keer lang de gevangenis in
Paragraaf 7:
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden: geeft politie bevoegdheden zoals telefoon
afluisteren en mensen te bespioneren
Wet terroristische misdrijven: opsporingsbevoegdheden werden erg uitgebreid
Anonieme getuigenverklaring: de inlichtingendienst mag anonieme getuigenverklaringen
gebruiken in een rechtszaak
Download