Samenvatting literatuur Verdieping strafprocesrecht Week 1. Strafproces: schakel tussen strafbare feit en de reactie (sanctie/OVJ/rechter). Bevoegdheidstoekenning aan functionarissen en burgers. Toepassing van strafwet. Ambivalentie strafprocesrecht: bevoegdheidstoekenning gaat gepaard met beperkingen; 1) Het legitimeert de overheid op een bepaalde, vaak bezwarende manier, op te treden. 2) Het stelt grenzen aan de hanteerder van de bevoegdheden waar ze zich aan dienen te houden Gematigd acquisitoir: tegenstelling tussen accusatoir en inquisitoire proces. - Accusatoir: twee gelijkwaardige partijen strijden met elkaar ten overstaan van een lijdelijke, passieve rechter die zich beperkt tot vervulling van de rol van scheidsrechter - Inquisitoir: justitie is actief op zoek naar de waarheid. Hier verschijnen een vervolger en een beschuldigde tegenover elkaar. De beschuldigde is geen gelijkwaardige procespartij, maar object van onderzoek. De justitie is in dit proces bekleed met allerlei bevoegdheden die inbreuk maken op anders door het recht gewaarborgde rechten. - Terechtzitting is meer een accusatoir karakter: verdachte heeft meer rechten van het EVRM. Verdachte kan zich verweren tegen inzet van dwangmiddelen van het OM, niet alleen object van onderzoek. Common law landen hebben meer accusatoire karakters. Common law landen werken meer met het feit dat partijen dezelfde tools hebben. In Nederland is het zo dat de verdachte in de beginfase vooral ongelijkwaardig is, OM beschikt over jou. Dit verandert als je naar het onderzoek gaat en heeft hij meer rechten (hoor en wederhoor etc). - De formele waarheid: niet daadwerkelijke waarheid, maar wat op papier is gebeurd (accusatoir). De materiele waarheid: dat wat daadwerkelijk gebeurd is (historische waarheid) inquisitoir karakter Nederlandse strafproces. Als verdachte geen verzet instelt, dat is dat de materiele waarheid. Accusatoir is meer gericht op - Nederlandse strafproces: voorfase inquisitoir karakter, naar mate op zitting accusatoir karakter. - De OVJ heeft een magistraal karakter. Zij dienen ook ontlastend materiaal naar voren brengen indien zij dat vinden. - Die stijl van procesvoering was van oorsprong inquisitoir. De huidige wijze van procesvoering kan worden gekarakteriseerd als een overwegend contradictoir proces met op onderdelen inquisitoire en accusatoire trekken. De rechter heeft een eigen verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige uitkomst van het strafproces. En het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor een zorgvuldige vervolgingsbeslissing. Tegelijk is het tegensprekelijk karakter van het strafproces vergroot; de partijen hebben een sterkere rechtspositie gekregen en de standpunten die partijen innemen zijn van groot belang voor de wijze waarop het strafproces wordt gevoerd. - Contradictoir: proces op tegenspraak. OVJ doet requisitoir en dan verdachte/raadsman hebben het recht om zijn kant van het verhaal te melden. De verdachte heeft ook meer eigen verantwoordelijkheid. Bijv. bijstand tijdens verhaal. De verdachte krijgt rechten, maar dient deze ook te benutten. Accusitatoi: formele waarheid Inquisitoir: materiele waarheid Populisme: In de politieke wetenschappen wordt dit begrip algemeen gedefinieerd als een politiek – of ideologie, waarover hieronder meer – waarin (i) een antagonistische verhouding wordt voorgespiegeld tussen (ii) een homogeen volk en (iii) een slechte elite. Hierop voortbouwend kan het punitief populisme worden gedefinieerd als het populisme voor zover dit inhoudelijk betrekking heeft op misdaad en straf er manifesteert zich een antagonistische relatie doordat een elite – een groep die in een strafrechtelijke context onder meer kan bestaan uit politici, academici, de rechtsprekende macht en andere gevestigde actoren binnen de strafrechtspleging en gevestigde media – de legitieme belangen van een homogeen volk, in het bijzonder hun belang bij veiligheid, systematisch opoffert aan de belangen van verdachten, veroordeelden of anderszins als crimineel geoormerkte kwaadwillende. ECLI:NL:HR:2018:202 (oplegging taakstraf in combinatie met onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag i.s.m. taakstrafverbod?) OM-cassatie. Valkenburgse zedenzaak. Jeugdprostitutie, art. 248b Sr. Oplegging taakstraf in combinatie met onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag i.s.m. taakstrafverbod? Art. 22b.3 Sr staat in de in art. 22b.1 en 22b.2 Sr vermelde gevallen de oplegging van een taakstraf toe indien naast de taakstraf ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Deze combinatie van taakstraf en onvoorwaardelijke gevangenisstraf is, gelet op art. 9.4 Sr, mogelijk indien het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel van die gevangenisstraf ten hoogste zes maanden bedraagt. Wat betreft de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf geldt o.g.v. art. 10.2 Sr dat de duur daarvan ten minste één dag bedraagt. De opvatting dat art. 22b.3 Sr oplegging van een taakstraf uitsluitend toelaat indien tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van "substantiële" duur wordt opgelegd, is - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en in aanmerking genomen de wetsgeschiedenis - onjuist. De strafoplegging is voorts niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. In de in april 2010 gepubliceerde nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister onder meer: "Dat brengt mee dat aan de ene kant de wetgever in algemene zin duidelijkheid moet bieden voor welke misdrijven de taakstraf een passende straf is en aan de andere kant de wetgever voldoende ruimte moet laten aan de rechter om in het concrete geval een passende straf te bepalen, gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de dader, en rekening houdend met de mogelijk verschillende strafdoelen (vergelding en de speciale en generale preventie). De regering wil met dit wetsvoorstel de rechter niet voorschrijven welke straf hij moet opleggen, maar beoogt wel vast te leggen dat bij de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven de rechter niet kan volstaan met het opleggen van enkel een taakstraf. Voor de regering staat daarbij voorop dat de regeling in het wetsvoorstel er niet toe mag leiden dat de rechter niet langer in staat is een straf op te leggen die recht doet aan de omstandigheden van het concrete geval.’’ De taakstraf is in de visie van het kabinet een geschikte straf voor naar verhouding lichte strafbare feiten. Het opleggen van een taakstraf vormt geen toerekende bestraffing van ernstige zeden-en geweldsmisdrijven. Bedoeling van de strafwetgever: