Geschiedenis synopsis hoofdstuk 1 t/m 3

advertisement
Geschiedenis synopsis hoofdstuk 1 t/m 3
van Debby Haalebos
Bronnen:
Je hebt geschreven bronnen die kan je in delen in 3 groepen:
 Primaire bronnen is een document dat direct is vast gelegd en dus en directe weergave
van een gebeurtenis. (belangrijkste)
 Secundaire bronnen zijn in directe weergaven van een gebeurtenis, bijvoorbeeld
toneelstukken, literair verhalen, enzovoorts.
 Epigrafisch materiaal teksten die niet in boeken staan maar zijn in gekerfd of in
gekrast bijvoorbeeld hiërogliefen.
Perkamenten,papyrus en zijde waar oude teksten op stonden zijn zelfde bewaard gebleven
toch zijn de gedachte achter deze teksten bewaard gebleven omdat ze werden overgeschreven
en door gegeven aan de volgende generatie. Dit is overlevering.
We hebben ook nog ongeschreven bronnen hier in zijn twee groepen:
 Voorwerpen: hierbij moet je denken aan gebouwen, bodemvondsten maar ook delen
van een infrastructuur of bodemverkleuringen hoorde bij deze groep.
 Door mensen gemaakte verbeeldingen: hier bij moet je denken aan schilderijen en
beelden.
De geschreven primaire bronnen zijn het belangrijkst toch kunnen we nooit helemaal zeker
weten of het als exact zo gebeurd is. Want de bronnen en onze eigen interpretatie (uitleg)
maakt de geschiedenis.
Chronologie:
In de 6de eeuw na Christus werd door de monnik Dyonisius de Christelijke jaartelling uit
gezocht. Het jaar dat Christus werd geboren werd het jaar 1, het jaar 0 heeft dus nog nooit
bestaan, in de 8ste eeuw werd de Christelijke jaardeling in het Christelijke Europa algemeen
gebruikt.
Je kunt op 3 manieren te weten komen hoe oud iets is:
 Artefacten vergelijken met andere voorwerpen uit een bepaalde aardelaag.
Voorwerpen die het meesten overeen komen, komen uit de zelfde periode
 C14 methode toe passen: De C staat voor koolstof, de koolstof 14C heeft een
radioactieve isotoop dat volgens een vast patroon in tijd steeds minder word. Dus is
het uit te reken uit welke tijdsperiode het komt.
 Dendrologie word toe gepast op houten artefacten. Hierbij worden de houtnerven op
het artefact vergeleken met een groot schema met boom – jaarringen , elke
tijdsperiode heeft een andere soort ring zo kan je zien uit welke periode het artefact
komt.
Hoofdstuk 1:
De tijd van jagers en verzamelaars:
Kenmerkend aspect: De levenswijze van jagers en verzamelaars
Rond 13000 voor Christus +/- eindigde de laatste ijstijd. De tempraturen stegen en toendra’s
werden moerassen en bossen. De jagers en verzamelaars kwamen terug naar noord Europa.
De Jagers en verzamelaars trokken rond in groepen van tussen de 10 en 25 en reisde in bands
(met andere groepen). Toch was het leven van de prehistorische mens moeilijk want:
1. Men moest kennis hebben van het gebied bijvoorbeeld waar zijn er veel dieren en
waar vind men water.
2. Besef van tijd en seizoen
3. Waar en wanneer groeide eetbare planten
4. Waar kan men vuursteen vinden
Ook hadden mannen en vrouwen hun eigen taken. De mannen jaagde de vrouwen verzamelde
eetbaren knollen, bessen, planten en noten, ook moesten ze voor de kinderen zorgen. Al de
ervaringen over de eetbare dingen in de natuur werden door geven van generatie op generatie.
Maar er werd ook niks weg gegooid. Van de vacht van het gevangen beest werd kleding
maakt en van de botten dien de als grondstof voor bijlen en priemen en vuurstenen diende als
pijlpunten en krabbers. Als er ergens te weinig voedsel was trokken ze weer verder. Uit de
beeldjes van vrouwen met enorme borsten,billen en heupen kan je zien dat ze aan een
vruchtbaarheidsritueel deden en dat ze dus misschien een geloof hadden.
Ötzi
Hoe de mensen in de prehistorie leefde kunnen we een beetje zien aan het lichaam van Ötzi
het was gewond en had zwart geworden longen door de kampvuren en stierf in de vrieskou
van de Alphen zijn lichaam is zo goed bewaard gebleven door het ijs dat zelfs zijn laatste
maaltijd nog te vinden was.
Het ontstaan van de landbouw:
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Ongeveer 10000 jaar voor Christus veranderde de leefwijze van de mens, de landbouw werd
uitgevonden. Toch duurde de overstap van het jagen en verzamelen naar de landbouw lang.
De landbouwrevolutie begon in de vruchtbare halve maan het gebied dat begon bij de Nijldal
door naar Israel, Libanon, Jordanië, Syrië en Irak. Granen groeide er in het wilt en werden al
door nomaden verzamelt, en ze gingen zelf zaaien. In het begin het jagen en verzamelen nog
steeds belangrijker dan het Agrarische voedsel, wat alleen als aanvulling diende, maar
uiteindelijk werd het de belangrijkste bron van voedsel. Ook gingen men dieren temmen zo
ontstond er na de akkerbouw ook veeteelt. De Prehistorische mens bracht het land in cultuur,
dat is dat je zelf dingen verbouwd en je dus niet meer afhankelijk bent van de natuur. De
landbouwsamenleving verschilde veel van de samenleving van jagers en verzamelaars, want
de boeren trokken niet rond maar woonden bij hun akkers. In de landbouw werden
uitvindingen gestimuleerd hier werden de ploeg en het wiel uit gevonden. Dit verbeterden de
productie. Ook maakte ze potten van klei waar hun voorraad in lag en maakte ze de eerste
kalender.
De Bandkeramiekers
Rond 5000 V.C vestigde zich de eerste boeren in Nederland in Limburg. Ze worden
Bandkeramiekers genoemd vanwege de bandvormige versieringen op hun potten. Ze bouwde
grote rechthoekige boederijen van hout. Pas 1000 jaar later gingen de jagers en verzamelaars
ook over op de landbouw.
De eerste steden:
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De rivieren Eufraat en de Tigris vormen de grenzen van Mesopotamië. Ze waren ook de
levens aders van Soemerië dat ook de oudste beschaving is die we kennen. Hier uit groeide
steden zoals Oer, Oeroek, Eridoe en Girsoe. Omdat de Eurfraat en de Tigris ieder jaar buiten
hun oevers gingen bleef er een vruchtbare slib achter, deze was zeer geschikt voor landbouw.
Daarom vestigde zich hier boeren en bouwde hun dijken om dit voorgeval onder controle te
krijgen. Ook bouwde ze voor de akkers die verder bij de rivier lag een irrigatiesysteem.
Gevolg hiervan was een hoger productie, meer dan de boeren zelf nodig hadden hierdoor kon
een deel van de bewoners vrijgesteld worden van het boer zijn en zich gaan specialiseren in
iets anders bijvoord kleermaker of handelaar. Men ging ook handelen met andere dorpen,
hierdoor ontstond de landbouwsamenleving. Uit eindelijk was de productie zo toegenomen
dat er steeds meer mensen op een klein gebied konden wonnen en dorp groeide uit naar
steden. In Mesopotamië ontstond de eerste stedelijke beschaving. Priesters hadden
belangrijke taken in de steden namelijk:
 Voerde religieuze rituelen uit
 Coördineerden het werk aan de irrigatiesystemen
 Hielden toezicht op de verdeling van graan en op de handel
Er ontstond dus een aparte laag van geestelijke en bestuurders
Jericho
Tussen 8350 en 7200 V.C werd Jericho gebouwd door boeren, men bouwde ovale huizen van
klei. Er omheen groeven ze een gracht met dikke muren. Archeologen dachten dat die muren
diende als beveiliging maar ze kunnen ook gediend hebben als dijk. Maar na 7200 V.C
veranderde de manier van bouwen.
Tijdlijn Hoofdstuk 1
Rond 13000v.C
einde van de
laatste ijstijd.
rond 10000v.C
ontwikkeling
van de
landbouw
Tussen 8350 en
7200v.C bouw
van Jericho
Rond 5000v.C
eerst boeren
komen naar
Nederland
Rond 3000v.C
Soermerië heeft
12 grote steden
Hoofdstuk 2:
Wetenschap en Politiek in de Griekse Stadstaat
Kenmerkend aspect: De Ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken
over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
Belangrijke filosofen waren:
 Socrotes  Stelt veel vragen
 Plato Leerling van Socrotes, bij hem moest alles perfect zijn zoals in de
sterrenhemel, uitvinder van Astronomie

Aristoteles  Leerling van Plato, alles gebeurt hoe het moet, is onderzoeker, uitvinder
van de biologie
Grieken noemde Griekenland in die tijd Hellas. Hellas was niet één geregeerd rijk mar was
verdeeld in stadstaten. Zo’n stadstaat bestond uit een stad omringt door land dit noemen we
een landbouwstedelijke samenleving. Elke stadstaat had zijn eigen manier van bestuur met
een eigen leger en munt. De regeringvormen die er waren zijn
 Monarchie, regeringsvorm waarbij een koning de macht heeft.
 Tirannie, regeringsvorm van een alleenheerser die aan de macht is gekomen door een
staatsgreep.
 Aristocratie, regeringsvorm waarbij een klein groepje de macht heeft ( De beste
regeerde ) Had de voorkeur van de meeste filosofen .
 Oligarchie, regeringsvorm waarbij een klein groepje de macht heb denk hierbij aan
priesters of adellijke. Had de voorkeur van de meeste filosofen.
 Democratie, Het volk mag beslissen over de regels, het volk regeert. Vrije mannen
(dus geen vrouwen of slaven) hadden stemrecht en mochten bij volksvergadering zijn.
Dit heet Burgerschap. Voor een besluit moesten er minsten 6000 vrije mannen zijn.
Grote filosofen vonden demogratie voor domme mensen, en mensen hier nooit de
waarheid spraken.
In de 6de eeuw voor Christus ontstond in Ionië de filosofie, mensen gingen hier voor eerst op
wetschappelijke manier nadenken over de natuur nadenken. Hun manier van denken vormde
de wetenschappelijke takken van de biologie, Astronomie, natuurkunde, wiskunde en
politicologie.
Socrotes
Socrates was een Griekse filosoof. Hij liep er bij als een arme man en stelde altijd vragen aan
iedereen. Net zo lang tot men begon te twijfelen. Hij was populair onder de rijke jongeren van
Athene. In 399 v.C werd zijn manier van denken hem Fataal en werd hij veroordeeld tot het
drinken van de gifbeker. Zijn manier van denken heeft hij niet zelf op geschreven dat heeft
zijn leerling Plato gedaan.
Kenmerkend aspect: De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks Romeins cultuur zich door Europa verspreiden
Rome is gesticht in 754v.C, In de 5e eeuw voor Christus veroverde de Romeinen heel Italië.
In de 3de eeuw v.C begon de verovering van landen buiten Italië. In 146 v.C na honderd jaar
strijd versloegen de Romeinen Carthago. Een eeuw v.C ging het hard met de verovering en in
43v.C veroverde ze Groot Brittannië.
Rome was jaren lang een repliek, Je kon het op delen in 2 groepen de Senatoren groep. Deze
bestond uit
 2 Consuls
 8 raetoren (soort rechters)
 300 senatoren
En de volkstribune of wel in het Latijns plebis, deze moest de adviezen van de senatoren
goedkoren. Samen vormen ze de SPQR: In Latijns betekend het Senatus Populusque
Romanus, vertaalt: De Senaat en het Volk van Rome. Rome was nooit helemaal democratie,
het was een meng van aristocratie en democratie. Dit veranderde toen Julius Caesar de macht
griep in 48v.C. Na dat hij vermoord kwam er een burgeroorlog uiteindelijk werd Caesar zijn
neef, die later Augustus genoemd zou worden, de eerste keizer. Augustus richtte zich vooral
op de verdediging van het Romeinse rijk. Binnen het Romeinse rijk werden er wegen aan
gelegd en deze werden bewaakt. Men kon dus veilig reizen. In het Imperium Romanum (het
Romeinse rijk) heerst Pax Romana (Romeinse vrede)
Romeinen stonden bekend om hun taaiheid, hardheid, discipline en dat ze uitstekende
organisatoren waren. Het land werd in Rome geregeerd de provincies werden geregeerd door
gouverneurs vanuit de hoofdsteden van de provincies. Nadat de Romeinen Hellas hadden
veroverend, ontstond de Griekse – Romeinse mengcultuur met de Romeinse hardheid en de
Griekse fijnzinnigheid. Ook werd Grieks de nieuwe mode! Dit verspreiden zich door het hele
rijk.
De Romeinen waren tolerant tegenover andere culturen. Veroverde volken mochten hun
cultuur en godsdienst houden. Toch werden ze wel beïnvloed door de romeinen, uiteindelijk
begonnen de volken aan romanisering .
Cleopatra
Zoals de Egyptisch traditie was trouwde ze met haar broer en besteeg samen met hem in 51
v.C de troon. Vier jaar later kwam er oorlog tussen broer en zus, Cleopatra won dankzij hulp
van Julius Caesar en heerste ze alleen over Egypte. Twee jaar later werd ze verliefd op
Marcus Antonius en trouwde me hem. Hierdoor raakte ze betroken in de machtstrijd tussen
haar man en Augustus in 30 v.C. Marcus verloor en Egypte werd ingenomen, Marcus stortte
zich in een zwaard en Cleopatra liet zich bijten door een adder.
De Grieks – Romeinse cultuur:
Kenmerkend aspect: de klassieke vormentaal van de Grieks – Romeinse cultuur
De Griekse beeldhouwkunst is sterk beïnvloed door de Egyptische, in het begin. Maar de
Grieken gingen nieuwe dingen uitproberen. Zo ontdekte ze dat het beeld beweeglijker uit zag
als het niet stijf op de grond stond of levendiger als er een glimlach stond op het gezicht.
Maar meestal maakte ze geen beelden van mensen, maar van de goden maakte ze beelden.
Alles moest perfect zijn. Dit word de Klassieke periode genoemd. Grieks was in de eeuw v.C
in dus een paar handige handelaren hadden het idee om de Griekse beelden na te maken, deze
waren razend populair . Maar op een gegevenmoment ontwikkelde de Romeinen hun eigen
stijl deze was voor heel erg idealistische. Voordeel hiervan is dat we nu een goed beeld
hebben hoe de keizers en andere belangrijke mensen van die tijd er uit hebben gezien.
Romeinen idealistisch  Grieken Perfectie.
In de 7de eeuw v.C werden tempels gebouwd in de Dorische stijl, later kwam de Ionische stijl.
Dorisch
Ionische
Corinthisch
Phidias
Phidias werd geboren in Athene, hij leerde van oude meesters de beeldhouwkunst. Door een
vriendschap met Perikles kreeg hij de besten opdrachten van Athene maar door deze
vriendschap kreeg hij ook problemen. Waarschijnlijk is hij verbannen en gin hij naar
Olympia. Zijn belangrijkste werken zijn de beelden van Athena in Parthenon en het negen
meter hoge beeld van Zeus voor de tempel in Olympia wat één van de zeven wereldwonderen
was.
Romeinen en Germanen:
Kenmerkend aspect : De confrontatie tussen de Grieks – Romeinse cultuur en de
Germaanse cultuur van noordwest – Europa
In de eeuw v.C kregen de Romeinen vooreerst met de Germanen te maken nadat Caesar
tussen 58v.C en 52v.C heel Gallië en een deel van Germanië veroverde . In 12v.C trokken de
Romeinen Nederland binnen omdat keizer Augustus het rijk wilde uit breidde tot aan de Elbe,
maar de Romeinen werden verslagen in 9n.C door Germaanse stammen. De grens bleef 400
jaar lang bij de oude rijn.
De Romeinen vonden de Germanen maar barbaren, net als alle volken die ze niet verstonden
of de cultuur niet begrepen. De Romeinen keken op de Germanen neer maar hadden tegelijk
ook ontzag voor hun onverschrokkenheid. Veel Germaanse mannen diende in het Romeinse
leger . De Germanen bewonderde de Romeinen. Op een gegevenmoment raakte de grens zo
vervallen dat Germaanse mannen de grens overstaken om koninkrijken te stichten, maar ze
namen wel de romaans talen en de Romeinse gewoontes zoveel mogelijk over
De Bataafse opstand:
Tussen 50 en12v.C kwamen de Bataven naar de Nederlandse riviergebieden. Ze moesten
mannen leveren aan het Romeinse leger, maar de Bataven werden meer gebruikt voor de
seksuele pleziertjes. Julius Civilis riep zijn stamgenoten in de zomer van 69n.C bij elkaar en
bekokstoofde een opstand. Ze staken Romeinse forten in brand, het heeft meer dan een jaar
geduurd voordat de rust terug was. Hierna zijn de Bataven verdwenen.
Jodendom en Christendom
Kenmerkend aspect: De ontwikkeling van het Jodendom en het christendom als de
eerste monotheïstisch godsdiensten.
In het Romeinse rijk wachtte men dat de keizer als een god werd vereerd, maar de joden
weigerde dit omdat er voor hun maar één god was.
Monotheïstisch  Het geloven in één god zoals Allah of Jahweh
Polytheïstisch  het geloven in meerdere goden zoals het Griekse geloof
God christenen  God
God Joden  Jahweh
Heiligboek christenen  Bijbel
Heiligboek Joden  Tenach
Abraham was volgens de Tennach de eerste die zag dat er maar één god was. Hij zou een
nomade geweest zijn en op aanwijzing van Jahweh zou hij naar Kanaän, daar heeft de Jahweh
hem een belofte gedaan. Abrahams kinderen trokken weer weg uit Kanaän en gingen werken
en wonen in Egypte. Waar Mozes hun in 13v.C van de slavernij bevrijden om naar het
beloofde land te trekken. Mozes ontving op de Sinaï berg de 10 geboden die ook door
christenen zijn aangenomen. Volgens de joden kwamen er na Mozes meer goden die men
vooral aan het gebod “gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” herinnerde.
In 1000v.C ontstond het koninkrijk Israel met onder andere koningen als Saul, David, en
Salomo. Maar in 926v.C viel het weer uit één. Een deel van Israël ging Juda heten, hun
hebben vreemde overheersers gehad maar tijdens de Romeinse overheersing raakte de Judeërs
over hele rijk
Volgens de bijbel trok er in Juda een man rond tussen 26 en 30 n.C die naastenliefde predikte
en het opnam voor de arme en zieken. Zijn volgelingen waren er van overtuigt dat hij de
Messias was, de verlosser van vreemde overheersers, was. Zijn naam was Jezus van Nazareth
, hij werd in 30n.C opgepakt, gekruisigd en begraven in een grot door de Romeinen. Maar hij
stond weer op omdat hij de zoon van god was.
De Joden waren de eerste volgelingen van Jezus , pas in de 2de eeuw n.C werden de
volgelingen christenen genoemd. Langzaam ontstond er een kloof tussen de joden en de
christenen. In de bijbel zijn de verhalen over Jezus het nieuwe testament, de tenach vormt het
oude testament van de bijbel .
Christenen werden in het Romeinse rijk veroordeeld omdat ze net als de joden weigerde om
de keizer als god te vereren. Maar het christendom groeide en in 312 gaf keizer Constantijn de
christenen godsdienstvrijheid en bekeerde zichzelf tot het geloof. Keizer Theodosius maakten
het Christendom zelfs tot staatsgodsdienst en verbood de andere.
Jaartelling en kalanders
In 525n.C verving paus Johannes I de Romeinse jaartelling door de christelijke, er werd niet
meer geteld sinds de oprichting van Rome maar vanaf de geboorte van Jezus. Alleen deze
klopt niet. Het duurde eeuwen voordat deze in europa algemeen geaccepteerd werd. Joden
tellen vanaf het moment dat volgens hun de wereld werd gesticht en de Islam telt vanaf het
moment dat Mohammed van Mekka naar Medina vluchtte. Maar ook de kalenders
verschillen.
Tijdlijn hoofdstuk 2:
1000v.C ontstaan
van koninkrijk
Israel
926v.C Koninkrijk
Israel viel.
12v.C Romeinen
trokken Nederland
binnen.
27v.CAugustus
word de eerste
keizer
Rome word
gesticht in 754v.C
48v.C Julius
Caesar greep de
macht
6de eeuw v.C
De filosofie
ontstaat in Ionië
399v.C Socrotes
word veroordeelt
tot het drinken van
de gif beker
Hoofdstuk 3
De opkomst van de islam
Kenmerkend aspect: het ontstaan en de verspreiding van de islam
In 610 toonde de engel Gabriel zich aan Mohammed, hij was een Arabier ze staan bekend als
slimme mensen, ze hielden vaak kamelen en schapen. Stammen roofde onderling. In zo’n
stam lag de macht bij familie hoofden, De belangrijkste werd gekozen hij werd Sjeik, hij
moest zorgen dat de Moerawah na geleefd werd.
De moerawah
1. Geduld & volhardigheid bij tegenslagen
2. Moed bij oorlogen
3. Beschermen van de zwakke
4. Plicht om onrecht van andere stammen te wreken
Mohammed werd geboren in 570 als stedeling, hij zou in zijn leven een profeet zijn geweest.
Hij stierf in 632.
De Arabieren leven op het Arabische schiereiland waar een groot woestijngebied was. Arabië
was rond 600 niet een afgelegen hoek want het grensde aan het goed ontwikkelde Perzische
rijk en aan het oost – Romeinse rijk. Mekka is op een oase gebouwd, en rond de 7e eeuw was
het een welvaart handelscentrum geworden. Mohammed woonde in Mekka, Mohammed
moest Allahs woord door geven, hij kreeg tot zijn dood visioenen waar Allah tegen hem
sprak. Mohammed vertelde ze weer aan de mensen, na zijn dood zijn deze verhalen
opgeschreven in de koran. De islam heeft belangrijke overeenkomsten met de Joden en
Christenen. Zo geloven ze ook in Jezus, en Mozes, in scheiding tussen goed en kwaad. Het
Jodendom en Islam zouden de zelfde voorvader hebben namelijk Abraham (Ibrahim) Joden
zouden afstamden van Izak en de Moslims van Ismaïl. Ondanks dat de koran in het Arabies
geschreven moest zijn is het toch een universele godsdienst want moslims hadden tot de jihad
de spanning om de islam te verspreiden. Mohammed vlucht in 622 van mekka naar medina
hier begint de islamitische jaartelling, in medina begint ook de eerste islamitische staat.
Hierna groeide de status van Mohammed, steeds meer stammen luisterde naar hem. Na
Mohammeds dood brachten de kaliefen de islam in een rap tempo naar Irak, Iran, Syrië,
Palestina en Egypte. Hierna viel de verovering even stil maar in 660 begonnen ze weer ze
veroverde Azië, noord Afrika en een deel van spanje. Precies 100 jaar na mohammeds dood
kwam er een einde aan de aanval. In 1492 waren de moslims weer uit Spanje verdwenen
maar in de Balkan trokken de turken er nu op uit om de islam in te brengen. Het lukte de
Arabieren zo veer te komen omdat ze ontzetten veel kennis hadden nog van o.a. de Grieken.
Tarik ibn Zijad
Tarik is een Arabische naam maar hij was geen Arabier, hij behoorde tot de imazighen of
mauri die er om bekend stonden geduchte strijders te zijn. Tarik’s vader was over gegaan naar
de islam, zelf kreeg hij een hoge besturingsfunctie. In 711 trok hij als generaal de straat van
Gibraltar over en kwam hij aan op 30 april in Gibraltar. Ze doden de Spaanse koning , dit
maakte een einde aan de burgeroorlogen.
Hofstelsel en horigheid
Kenmerkend aspect: De vrijwel volledige vervanging in west europa van de agrarisch –
urbane cultuur door een zelfvoorziende agrarische cultuur. Georganiseerd via
hofstelsels en horige
Europa was in de middeleeuwen vrij armmoedig, handel en nijverheid waren bijna helemaal
verdwenen, de bevolking leefde van de zelf voorziening. Dit alles gebeurde na val van het
west romeinse rijk, nadat 395 het romeinse rijk werd opgesplitst in oost en west werd het in
west een chaos. Van pax Romana was niks meer te merken. Uit eindelijk viel west Europa in
476 nadat Odoaker de Germaan zich tot koning van Rome kroonde. Hierna vervielen de
romeinse steden en werden het niets meer dan ruïne. West europa had tussen 500 en 1000 een
agrarische economie, iedereen werkte voor zich zelf alleen de eerste stand (geestelijke) en de
tweede stand werd hiervoor vrij gesteld.
1ste stand geestenlijken:
Paus Bishop priesters & pastoors
Paus beslist wat je mag denken
paus is baas van heel gebied, die zijn onderverdeeld in kleine gebieden daar heerst een Bishop
Het kleinste gebied is voor de priesters en pastoren
2de stand Adel:
Keizer Koning en prinsen  hertogen  graven baronnen en markiezen  jonkheren
Samen zijn heten ze vazallen of bellatores
bellatores moeten: vechten, werken niet
Land werd onder de vazallen verdeeld via het leenstelsel
Naast vrije boeren en slaven kwam er een nieuwe groep bij, de horige zij die moesten
luisteren, toch waren de horige niet helemaal rechteloos, ze mochten hun land niet zonder
toestemming van de heer verlaten. Horige zagen zich verplicht om te werken van een
grootgrondbezitter vanwege de onveiligheid die er was. Zo ontstond ook het hof stelsel, een
heer heersten over een domein. Zo domein kan je in 2e splitsen namelijk het vroonland van de
koning en het hoeve diende als land van de boeren. Horige moesten hiervoor wel
herendiensten doen, dan moesten ze paar dagen per week op het land van de heer werken
Geld
De Romeinse hadden geld van goud, zilver of koperen munten. Dit verdween naar de val van
het west Romeinse rijk, Ruilhandel was de voornaamste handel die er was. Het geld was niet
verdwenen het was gewoon heel zeldzaam. Van de 7de tot de 13de eeuw waren zilver munten
het geld van europa.
Het feodale stelstel
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
De paus kroonde in 800 Karel de Grote tot keizer. Hij zou de opvolger zijn van de Romeinse
keizers, maar zijn besturing was heel anders. Hij stelde het feodale stelsel in of wel leen
stelsel.
Van het oude Romeinse staatsapparaat was rond 500 niet veel meer over, alleen geestelijke
konden nog lezen. De infrastructuur stortte, in hierdoor konden heersers hun gezag vaak maar
over een klein gebied laten horen, Daarom hadden keizers en koningen vaak lagere adelen
nodig om het land te regeren. De lagere adel moest trouw zweren aan de koning en of keizer.
Van af de 8ste eeuw ontstond uit deze persoonlijke banden een nieuw bestuurstelsel, het
leenstelsel of wel feodale stelsel. Het komt er op neer dat de koning of keizer een stuk land te
leen gaf aan vazal deze werd leenman, de heer werd leenheer. De vazal moest trouw zweren
dat hij zijn hele leven lang trouw en raad en daad gaf aan de heer. Het leenstelsel kwam voor
eerst tot bloei in het rijk van Karel de Grote. Het Frankische rijk was ontstaan uit ruïnes, een
belangrijke Germaanse frank was Clovis die rond 500 een serie verovering tochten door
Gallië maakte, na zijn dood werd het rijk verdeeld onder zijn zoons, maar viel niet geheel uit
elkaar. Rond de 8ste eeuw had het Frankische rijk weer een paar sterke leiders Karel Martel
(719- 741) zijn zoon Pepijn de Korte (741-768) maar vooral Karel kleinzoon, Karel de grote
(768 – 814) was een sterk leider hij zou de machtigste leider worden van europa in de vroege
middeleeuwen. Toen hij koning werd, was her rijk klein het bestond uit Frankrijk, Nederland,
België en een klein stukje Duitsland. Karel de Grote breiden het land uit door middel van
oorlogen. Hij bracht grote ruiterlegers op, deze werden door technische verandering werden
dit de eerst ridders.
Karel gaf zijn land te leen, zo ontstonden er een paar honderd districten (gouwen) die door de
mensen uit de adel werden bestuurd. Maar het leenstelsel had zwaktes, hij liet de leenmannen
vrij zijn gehang gaan want Karel had goed vertrouwen, het zou de bedoeling dat na de dood
van de leenman er een nieuwe door Karel werd aan gewezen maar families van de doden
leenman eiste het land op
Keizer
Karel de grote stond in 800 op kerstavond op en werd gekroond als keizer, hij werd hiermee
gezien als opvolger van de Romeinse keizers. Er waren geen keizers meer geweest sinds 324 .
Christendom in Europa
Kenmerkend aspect: De verspreiding van het Christendom in geheel europa.
De verovering van Karel de grote bevorderde ook de verspreiding van het christendom, de
verspreiding van het christendom ging toch vrij traag. De christenen zagen het bekeren als
naastenliefde want wie geen geloof had was verdoemd. Bij de Germanen hadden alle
stammen eigen goden, rituelen en taboes. In 450 werd er voor eerst gekerstende buiten het
Romeinse rijk door monniken. Gekerstend is het verspreiden van het cristendom. Een
keerpunt was de bekering van Clovis, hij was krijgsheer en zou in 496 toen hij in nood was de
god van de christenen aanroepen, na de overwinning liet hij zich dopen samen met duizenden
andere krijgers. In die tijd was god voorgesteld als helper en overwinnaar! Een andere
krijgsheer verbood heidense gezang. Rond 600 brachten Ierse monniken het geloof naar
Brittannië. Tegelijk begon de paus vanuit Rome de kerstening te bevorderen. Toen Brittannië
een eeuw later was bekeerd stuurde de paus willibrord naar de friezen en bonifatius naar
Duitsland. Maar de kerstening verliep moeizaam. In754 werd bonifatius vermoord in Dokkum
door de friezen. De friezen lieten zich pas bekeren nadat Karel 30 jaar oorlog met ze had
gevoerd en 4500 man liet onthoofden omdat ze een kerk in de brand hadden gestoken.
Na de dood van Karel ging het weer minder met het christendom. De Vikingen plunderde
europa, europa raakt verdeeld. In de 10de eeuw sloeg het christendom met hulp van de duitse
keizer terug. Hierdoor kwam er wel een scheiding tussen oost en west. West had een bisschop
en paus terwijl oost de keizer en de patriarch luisterde.
Volksgeloof
Van af de 11de eeuw zijn er pas tekenen van het christelijke geloof onder gewone stammen.
Heidense rituelen hielden soms nog eeuwen stand onder volken. Machthebbers verboden een
het geloven in meerdere goden, toekomst voorspelen en waarzeggerij omdat het god boos zou
maken toch komen een paar dingen uit het christendom overeen met de Germaanse geloven,
zo komt de opstanding van Jezus overeen met het lente feest van de Germanen
Tijdlijn hoofdstuk 3
476 val west
Romeinse rijk
497 Clovis bekeerd
zich tot het
christendom
622 Mohammed sticht
de islam
711 moslims trekken
naar Spanje
800 – 1000
Vikingen plunderen
Nederland
768 -814 regering
periode van Karel de
grote in Frankische
rijk
800 Karel de grote
word keizer
754 Bonifatius word
vermoord in dokkum
Download