Vertrouwen in de GGZ: meer duidelijkheid gevraagd

advertisement
2000
.
2
Maandblad Geestelijke volksgezondheid.
55 . 122 - 133
R.D. FRIELE, P.F.M. VERHAAK & M. ANDELA
Vertrouwen in de
GGZ:
meer duidelijkheid
Desgevraagd antwoordde
Consumentenpanel
vertrouwen
gevraagd
onlangs meer dan de helft van het ondervraagde
Gezondheidszorg
dat ze weinig of heel weinig
hadden in de GGZ(bijvoorbeeld
Riaggs). Hiermee stond de GGZ
onderaan een lijst van twaalf beroepen en typen instellingen in de
gezondheidszorg
waarover deze vraag werd gesteld (Friele e.a., 1998). Uit
het landelijk epidemiologisch
onderzoek Nemesis blijkt dat per jaar bij
ongeveer 20% van de Nederlandse
bevolking sprake is van een psychische
stoornis (Bijl e.a. 1997). Voor deze groep is de GGZeen potentieel
belangrijke sector. Een laag vertrouwen in deze sector kan een hindernis
vormen bij het vragen om hulp. Daarnaast is vertrouwen meestal een
noodzakelijke
constateringen
voorwaarde in het hulpverleningsproces
zelf. Deze
roepen vragen op: Wat zijn mogelijke oorzaken? Wie hebben
weinig vertrouwen?
En wat kan eraan gedaan worden?
'Vertrouwen in de GGZ' is een containerbegrip dat verschillende aspecten in
zich herbergt. Het kan te maken hebben met het beeld van de problematiek die
hier centraal staat, met de gepercipieerde effectiviteit van GGZ hulpverlening
of met het beeld dat mensen hebben van de organisatie van de hulpverlening
in de GGZ. We lichten een en ander toe.
Vertrouwen in de GGZ kan te maken hebben met beeldvorming over de
problemen die daar aan de orde zijn. Ziet men deze als echte problemen of als
aanstellerij? Echte problemen kan men opvatten als een straf van God, als
pech waarmee men nu eenmaal te leven heeft, als problemen die thuishoren in
een ander domein (bijvoorbeeld het medisch-somatische of de familiekring) of
als levensmoeilijkheden waar eenieder zelf uit moet komen. Het beeld van de
GGZ kan ook bepaald worden door de stigmatiserende werking van psychische
VERTROUWEN
IN DE GGZ
problemen (Arends, 1997). Vertrouwen in de GGZ heeft mogelijk ook te maken
met de gepercipieerde behandelbaarheid
van psychische problemen. Men kan
de opvatting koesteren dat het een ziekte is waar geen kruid tegen gewassen is.
Het is belangrijk om daarbij niet alleen aandacht te hebben voor 'genezing'
maar ook voor andere effecten van een behandeling, zoals het draaglijk maken
of leren omgaan met problemen (vg!. Gageldonk & Donker, 1998). Ten slotte
kan het vertrouwen in de GGZ te maken hebben met de manier waarop
psychische problemen opgevangen en behandeld worden. Het vertrouwen kan
gebaseerd zijn op de wijze waarop de sector georganiseerd is of op de
inzichtelijkheid en de gepercipieerde toegankelijkheid ervan. Stichting
Pandora (1998) noemt de organisatie van de zorgverlening een van de
belahgrijkste knelpunten van de GGZ. Hieronder vallen de onbekendheid
met
wat er gebeurt in de GGZ, het verlies van zelfbeschikking, de wachtlijsten of
beperkte keuzemogelijkheden en de onduidelijkheid over privacy.
Een dergelijke uitwerking van het begrip geeft een gespecificeerder
beeld van het gebrek aan vertrouwen. Dit beeld kan nog verder worden
verscherpt door oordelen over aspecten van de GGZ te vergelijken met
soortgelijke oordelen over de algemene gezondheidszorg. Ook kunnen we in
beeld brengen wie extra kritisch of juist lovender is dan de gemiddelde
respondent. Maakt het uit of mensen hun mening geven op grond van wat ze
over de GGZ horen en lezen of dat die mening gebaseerd is op eigen
ervaringen? Kijken mensen die geen psychische problemen hebben anders
tegen de GGZ aan dan mensen die dat wel hebben? Voor de laatsten zou de
GGZ een grotere relevantie kunnen hebben.
Een aldus gespecificeerde analyse verschaft inzicht in de achtergronden
van het relatief geringe vertrouwen en kan aanwijzingen opleveren om
maatregelen hiertegen te nemen. Deze maatregelen kunnen variëren van
publieksvoorlichting over behandelbaarheid van psychische problemen tot het
aanpassen van de organisatie, van het duidelijk maken waar de grenzen van
het geluk liggen tot een heroriëntatie van het professionele handelen. Om tot
zo'n meer diepgaande analyse over het vertrouwen in de GGZ te komen is
hetzelfde Consumenten panel Gezondheidszorg
dat in eerste instantie een
globaal oordeel gaf opnieuw ondervraagd.
Welk beeld heeft men van psychische problemen?
Hoe beoordeelt men de behandelbaarheid en effectiviteit van
2
behandeling bij psychische problemen?
3
Hoe beoordeelt men de organisatie (inzichtelijkheid, toegankelijkheid,
beschikbaarheid, zeggenschap) van de GGZ?
4
Hoe hangen deze verschillende aspecten samen met het globale oordeel
over de GGZ?
123
FRIELE, VERHAAK & ANDELA
5
Hoe verhoudt deze beeldvorming ten aanzien van de GGZ zich tot de
beeldvorming op dezelfde aspecten ten aanzien van de algemene
gezondheidszorg?
6
Hangt de mate van vertrouwen in de GGZ en de beeldvorming samen
met recente ervaringen in de GGZ en de aanwezigheid van psychische
problemen?
Methode
Het onderzoek werd uitgevoerd onder de leden van het Consumentenpanel
Gezondheidszorg
(juni 1998). Het Consumentenpanel
project van de Consumentenbond
Onderzoek van de Gezondheidszorg).
huishoudens
is een samenwerkings
en het NIVEL (Nederlands Instituut voor
Dit panel bestaat uit ongeveer 1500
en vormt een goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking
naar leeftijd, geslacht, ziektekostenverzekering en geografische spreiding.
Mensen met een lage opleiding (alleen basisonderwijs) zijn enigszins
ondervertegenwoordigd.
Er werden 15°5 vragenlijsten verstuurd, waarvan er
lI37 werden geretourneerd (een respons van 76%).
Gemeten variabelen
Van de respondenten
zijn verschillende achtergrondkenmerken
als geslacht,
verzekeringsvorm, gezinsinkomen, beroep en leeftijd bekend. Met een vragenlijst werd navraag gedaan naar het vertrouwen in de GGZ en de verschillende
delen daarvan. Hierbij kwamen de volgende aspecten aan de orde:
Het beeld dat men heeft van mensen met psychische problemen en van
het gewenste handelen bij psychische problemen (zeven items; zie voor'
de formulering van deze en volgende items tabel 2 t/m 4).
De behandelbaarheid
van psychische problemen (zeven items; deels
ontleend aan Gageldonk & Donker, 1998).
Oordelen over de transparantie, mogelijkheden tot medezeggenschap,
toegankelijkheid, de omgang met patiëntenrechten en de samenwerking
binnen de GGZ (achttien items; deels ontleend aan Pandora, 1998).
De items waren van het Likert-type met als keuzemogelijkheden zeer
eens/eens/oneens/zeer
oneens (vier puntsschaal). Alle items werden ook
nagevraagd voor de algemene gezondheidszorg (AGZ). Dit maakt vergelijking
mogelijk, die gerelateerd kan worden aan de verschillen in vertrouwen tussen
GGZ en AGZ. Ook werd gevraagd naar het recente gebruik van GGZvoorzieningen in het afgelopen jaar en de bekendheid met mensen die gebruik
maakten van een GGZ voorziening. De GHQ-12 werd gebruikt om een indicatie
te krijgen van de aanwezigheid van psychische/psychiatrische
problematiek
VERTROUWEN
IN DE GGZ
(Goldberg, 1985). In de vragenlijst wordt de GGZ beschreven als het deel van
de gezondheidszorg waar mensen met psychische problemen terecht kunnen.
Ook wordt aangegeven welke zorgaanbieders ertoe behoren.
Analyse
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt eerst een beschrijving
gegeven van de antwoorden op de diverse vragenlijsten. Verschillen in scores
tussen AGZ en GGZ worden parametervrij getoetst (Wilcoxon). Verschillen
zijn significant bij de p-waarde kleiner dan 0,05. Voor het verkrijgen van
antwoord op de vraag welke items samenhangen met het totale oordeel over de
GGZ zijn paarsgewijze correlatie-coëfficiënten berekend. Achtergrondinformatie
over de onderzoekspopulatie is weergegeven in tabell. Wat leeftijdsopbouw
betreft, komt de onderzoekspopulatie redelijk overeen met de Nederlandse
bevolking. Wat opleidingsniveau betreft, zijn vooral de respondenten
met
alleen basisonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs ondervertegenwoordigd, terwijl respondenten
met HBO en universitair onderwijs over-
vertegenwoordigd zijn.
Tabell
Leeftijd en opleidingsniveau
van de respondenten
respondenten
(%)
(n=1137)
Nederlandse
bevolking ( %)
leeftijd
25-34
23
35-44
25
45-54
19
55-64
11
vanaf 65
22
24
23
20
14
19
opleidingsniveau
basisschool
5
16
VBO
14
17
MAVO/MULO
15
11
HAVO/VWO
9
7
MBO
25
32
HBO!WO
29
18
12.5
,
,
Resultaten
Aan de respondenten
is gevraagd een cijfer van 1 tot en met 10 te geven voor
hun vertrouwen in de GGZ en in de algemene gezondheidszorg (deAGz). De
GGZ krijgt gemiddeld een 6,0 de AGZ gemiddeld een 6,7. Bijna eenderde van
de respondenten
(30%) waardeert zijn vertrouwen in de GGZ met een
onvoldoende. Voor de AGZ geeft 9% een onvoldoende (figuur 1).
Figuur
Rapportcijfer voor het vertrouwen
1
5°
4°
3°
20
10
:..:::.
.
..
..
l
.w.!!
~
w,
°
. . . - . . . . . . . . . . ...
.
. . . . -r,.
:::::I..LJ.
2
4
Gezondheidszorg (gemiddeld 5,95)
J._._--_.
n.
.
6
7
8
9
10
GGZ (gemiddeld 6.73)
Beeldvorming van psychische problemen
In tabel 2 is veel informatie gecomprimeerd. Allereerst is in de eerste kolom
het percentage respondenten weergegeven dat het eens is met een betreffende
uitspraak, voor zover die slaat op de GGZ en psychische problemen. Veel
respondenten
vinden dat mensen met psychische problemen niet serieus
genomen worden. Een aanzienlijke groep vindt ook dat mensen met
psychische problemen niet echt meetellen. Vrijwel iedereen is van mening dat
je psychische problemen beter niet voor jezelf kunt houden. De problemen
bespreken met vrienden of familie wordt net zo vaak als een optie genoemd als
het voorleggen van de problemen aan de professionele hulpverlening.
In de tweede kolom van tabel 2 staat de correlatie weergegeven tussen
de instemming met de betreffende uitspraak en het algemene vertrouwen in de
GGZ. Het beeld dat men heeft van mensen met psychische problemen blijkt
samen te hangen met het vertrouwen in de GGZ: mensen die een negatief
beeld hebben van mensen met psychische problemen hebben ook minder
vertrouwen in de GGZ. In de derde kolom van tabel 2 staat het percentage
VERTROUWEN
IN DE GGZ
respondenten dat instemt met een betreffende uitspraak, maar nu in geval die
uitspraak slaat op algemene gezondheidsproblemen.
gezondheidsproblemen
Mensen met algemene
worden volgens. de respondenten
vaker serieus
genomen en tellen vaker echt mee dan mensen met psychische problemen.
Ook is men in het geval van algemene gezondheidsproblemen
veel sneller
geneigd deze voor te leggen aan professionele hulpverleners en ze minder te
bespreken met familie of vrienden en men vindt vooral dat je ze niet zelf moet
oplossen of voor je houden.
Tabel 2
Het beeld van psychische en algemene gezondheidsproblemen
psychische
met
algemene
vertrouwen
gezondheids-
in de GGZ
problemen
samenhang
problemen
(n=1l3 7)
% mee eens
correlatie
% mee eens
mensen met problemen worden niet serieus genomen
5°
-0,25
19
mensen met problemen tellen niet echt mee
38
-0,27
18
77
Het beeld van mensen met psychische
of
gezondheidsproblemen
Wat te doen bij psychische
of gezondheidsproblemen
problemen moet je zo snel mogelijk voorleggen aan
een hulpverlener
50
0,16
problemen moet je zelf oplossen
38
-0,15
14
problemen kun je het beste eerst bespreken met familie
54
ns
38
6
-0,14
6
58
ns
24
problemen kun je het beste voor jezelf houden
problemen kun je het beste eerst bespreken met vtienden
De behandelbaarheid
van psychische problemen
Tabel 3 betreft de gepercipieerde behandelbaarheid
van problemen en de
effectiviteit van hulp. De tabel is op dezelfde wijze opgebouwd als tabel 2.
GGz-hulp helpt mensen met het accepteren van hun probleem, er beter mee
om te gaan of zich beter te voelen, zo meent de meerderheid van de respondenten. De helft (49%) betwijfelt of dit tot volledig herstel kan leiden. Ook
betwijfelen velen of GGz-hulp ertoe zal leiden dat anderen minder vaak lastig
gevallen zullen worden. Het vertrouwen in GGz-hulp blijkt hoger voor mensen
die van mening zijn dat GGz-hulp tot herstel leidt of dat GGz-hulp bijdraagt
aan het verlichten van problemen. Men denkt over psychische problemen
anders dan over algemene gezondheidsproblemen:
in plaats van 51% zoals
127
FRIELE,
VERHAAK
& ANDELA
voor de GGZ, is 87% van mening dat hulp bij algemene gezondheidsproblemen tot volledig herstel leidt. In de andere opzichten lijken de
verwachtingen over behandelbaarheid
gezondheidsproblemen
Tabel 3
van psychische en algemene
sterk op elkaar.
Waar leidt hulp bij psychische c.q. algemene gezondheidsproblemen
(n=1137 )
psychische
samenhang
met
vertrouwen
problemen
% mee eens
toe?
algemene
gezondheids-
in de GGZ
problemen
correlatie
% mee eens
hulp leidt tOt volledig herstel
51
0,36
hulp helpt mensen problemen
88
0,37
77
te accepteren
87
hulp helpt mensen beter om te gaan met problemen
93
0,36
82
hulp helpt mensen zich beter te redden in lastige situaties
85
0,33
76
88
0,39
94
0,41
96
hulp zorgt dat mensen minder last hebben van hun
problemen
hulp leidt ertoe dat mensen zich beter voelen
91
hulp zorg dat anderen minder lastig worden gevallen
58
Specifieke hulpverleners
0,20
59
en hulpverlening
Wat de organisatie van de hulpverlening betreft, zijn de respondenten
stellingen voorgelegd die betrekking hebben op de transparantie van de GGZ
als sector, op de zeggenschap over jezelf als patiënt, over toegankelijkheid en
beschikbaarheid van zorg, over patiëntenrechten
tussen hulpverleners (zie Tabel 4).
Voor veel respondenten
en over de samenwerking
is de GGZ niet erg doorzichtig: zo is het voor
ongeveer tweederde van de respondenten
onduidelijk hoe patiënten
behandeld worden, of hoe er wordt gewerkt. Mensen die van mening zijn dat
wel duidelijk is hoe de GGZ in elkaar zit, hebben meer vertrouwen dan zij die
menen dat dit niet duidelijk is. Tot slot is de inzichtelijkheid van de AGZ
volgens de respondenten
groter dan die van de GGZ, hoewel nog steeds vrij
veel respondenten van mening zijn dat ook de AGZ niet erg doorzichtig is.
Men ervaart een beperkte zeggenschap in de GGZ: zo oordeelt bijna driekwart
dat je als patiënt niet alles te zeggen hebt over de behandeling, ruim de helft
vindt dat er veel te weinig informatie wordt gegeven over medicijnen en is van
mening dat je niet zelf kunt kiezen door wie je geholpen wordt. Het oordeel
VERTROUWEN
Tabel 4
IN DE GGZ
Oordelen over de verschillende aspecten van de organisatie van de
zorgverlening in de GGZen de AGZ(n=1l37)
oordeel over
de GGZ
samenhang
met
vertrouwen
oordeel over
de AGZ
in de GGZ
% mee eens
Transparantie
correlatie
129
% mee eens
van de sector
63
-°')7
35
is het duidelijk bij wie je moet zijn met bepaalde klachten
is het heel onduidelijk hoe patiënten
behandeld
wotden
36
0,3°
59
is het heel onduidelijk hoe er gewerkt wordt
64
-0,36
44
is het heel duidelijk wat de verschillende
hulpverleners
doen
weet ik precies wat de belangrijkste
instellingen
zijn
35
0,26
55
38
0,°9
5°
56
-0,28
43
Zeggenschap
wordt veel te weinig informatie
gegeven over medicijnen
heb je als patiënt alles te zeggen over je eigen
28
0,29
38
kan je niet zelf kiezen door wie je geholpen wordt
60
-0,15
5°
heb je zelf niets meer te zeggen
24
zit je vast aan één hulpverlener
28
-0,17
18
kan ik direct terecht met vragen om hulp
39
0,29
45
is er ruim voldoende hulp beschikbaar
22
0,19
25
zijn er zeer lange wachtlijsten
81
-0,13
81
31
-0,25
26
65
0,34
68
48
0,39
5°
34
0,42
36
4°
0,41
43
behandeling
Toegankelijkheid
-0,24
13
en beschikbaarheid
Patiëntenrechten
gaat men onzorgvuldig
met persoonlijke
zijn de rechten van patiÎnten
gegevens om
goed geregeld
luistert men goed naar klachten van patiÎnten
de zorg
Samenwerking
over
tussen hulpverleners
werken hulpverleners
goed samen
zijn er duidelijke afspraken over de taken van
de verschillende
hulpverleners
---m___-.
-~.-
FRIELE,
VERHAAK
& ANDELA
over de zeggenschap in de GGZ hangt samen met het vertrouwen in de GGZ:
hoe beter het met de zeggenschap is gesteld, des te meer vertrouwen men stelt
in de GGZ. Iets meer respondenten
oordelen positief over de zeggenschap in
de AGZ vergeleken met de GGZ. Dit verschil tussen AGZ en GGZ is klein. In het
algemeen ervaart men de GGZ, evenals de AGZ, als slecht toegankelijk: volgens
een grote meerderheid van de respondenten
zijn er zeer lange wachtlijsten. Dit
beeld hangt enigszins samen met het vertrouwen in de GGZ.
Over het eerbiedigen van patiëntenrechten
en de samenwerking tussen
hulpverleners is men redelijk te spreken. Naarmate men van mening is dat
rekening wordt gehouden met patiëntenrechten en dat hulpverleners goed
samenwerken, is het vertrouwen in de GGZ hoger. Op dit punt scoren GGZ en
AGZ vrijwel gelijk.
Wie hebben veel en wie hebben weinig vertrouwen?
Het vertrouwen in de GGZ blijkt niet samen te hangen met de sekse van de
respondent, de mate waarin deze psychische problemen heeft (score op de
GHQ) en de vraag of hij of zij iemand kent die gebruik heeft gemaakt van de
GGZ. Ook hangt het vertrouwenscijfer niet samen met het opleidingsniveau
van de respondenten, zodat de selectie van het bestand op dit punt niet
verstorend werkt. Wel hangt de mate van vertrouwen in de GGZ samen met de
leeftijd van de respondenten. Vooral tussen de 25 en de 45 geeft men een
relatief hoge score. Respondenten die het afgelopen jaar gebruik maakten van
de GGZ (7%) hebben iets meer vertrouwen (gemiddeld een 6,2) dan de
I
overigen (gemiddeld een 5,9). We zijn nagegaan hoe deze mensen oordelen
over de verschillende aspecten die hier aan de orde zijn geweest. Het algemene
I
beeld blijft hetzelfde: ook zij vinden dat mensen met psychische problemen
niet serieus genomen worden of niet echt meetellen. Ze vinden echter in
sterker mate dat psychische problemen moeten worden voorgelegd aan een
professioneel hulpverlener (60% versus 50%) en zijn minder van mening dat
I
i
problemen moeten worden voorgelegd aan vrienden (46% versus 59%) of
familie (33% versus 56%). Mensen met GGZ-ervaringvellen geen ander
oordeel over de behandelbaarheid van psychische problemen dan
I
respondenten
I
die deze ervaring niet hebben. Maar in een aantal opzichten
verschilt hun oordeel over de organisatie van de zorg. Het is voor hen
duidelijker hoe patiënten behandeld worden (50% in plaats van 36%), wat
I
verschillende hulpverleners doen (5°% in plaats van 33%) en wat de
belangrijkste instellingen (52% in plaats van 35%) zijn. Ze hebben minder het
idee dat er te weinig informatie over medicijnen wordt gegeven (38% in plaats
van 58%), dat je niets meer te zeggen hebt (12% in plaats van 25%) of dat
men onzorgvuldig met gegevens omgaat (22% in plaats van 32%). In één
opzicht zijn ze negatiever dan mensen zonder GGz-ervaring: ze zijn het nog
i
VERTROUWEN
IN DE GGZ
meer oneens dan de anderen met de uitspraak dat er in de GGZ ruim
voldoende hulp beschikbaar is (83% in plaats van 78%).
Discussie: beeldvorming,
duidelijkheid,
toegankelijkheid
131
Het vertrouwen in de GGZ blijkt te bestaan uit verschillende opinies. Deze
hebben betrekking op het beeld van mensen met psychische problemen, de
verwachtte effecten van de behandeling in de GGZ, de transparantie van de
sector, de zeggenschap over de behandeling, het naleven van patiëntenrechten.
Een aantal van deze punten geldt ook voor de AGZ. Ook daar schiet de
zeggenschap over de behandeling te kort en twijfelt men over de samenwerking tussen hulpverleners. Evenals in de GGZ veronderstelt een
meerderheid dat de patiëntenrechten goed zijn geregeld. Maar voor AGZ
problemen zou men sneller professionele hulp zoeken, verwacht men serieuzer
genomen te worden en van de behandeling verwacht men vaker herstel. Ten
slotte heeft men duidelijker voor ogen hoe de AGZ in elkaar zit.
Ervaringskennis speelt een rol bij het vertrouwen in de GGZ. Het globale
oordeel van mensen die het afgelopen jaar in behandeling waren is licht
positiever: zij zijn vaker van mening dat professionele hulp geboden is, oordelen
positiever over de duidelijkheid van behandeling, de taakverdeling, de zeggenschap en de zorgvuldigheid. Bij het interpreteren van de invloed van ervaringskennis op het vertrouwen passen een paar opmerkingen. Allereerst geldt dat
mensen die een zeer negatief oordeel vellen minder snel gebruik zullen maken
van GGz-hulpverlening. Mensen die wel hulp zoeken, zullen minder vaak
uitgesproken negatief oordelen over de GGZ. Gezien het mechanisme van
reductie van cognitieve dissonantie is het ook niet onwaar-schijnlijk dat zij die
in het recente verleden hulp zochten positiever oordelen over de GGZ.
Daarnaast is het tamelijk vanzelfsprekend dat zij, eenmaal in aanraking met de
GGZ,beter weten wat ze kunnen verwachten. Hun positievere oordeel duidt op
klaarblijkelijke vooroordelen jegens de GGZ.Als men het eenmaal meegemaakt
heeft, lijkt men positiever over de zeggenschap, de informatie die men krijgt en
de zorgvuldigheid waarmee de GGZ omgaat met persoonlijke gegevens. Waar
valt nu, gegeven deze resultaten, voor de GGZ winst te boeken?
Het algemene beeld van mensen met psychische problemen is niet
bijster positief. Verbetering in deze algemene beeldvorming zou kunnen
bijdragen aan een verhoging van het vertrouwen in de GGz.
Winst is te behalen door meer duidelijkheid te scheppen over de
zorgverlening in de GGZ;van de structuren, zeggenschap en
samenwerking tussen hulpverleners.
FRIELE,
VERHAAK
& ANDELA
Over wachtlijsten en andere vormen van toegankelijkheid bestaat veel
kritiek (opnieuw vergelijkbaar met de AGZ), maar deze kritiek hangt
nauwelijks samen met het vertrouwensoordeel.
Het gebrek aan vertrouwen in de GGZ zou op basis van de in deze enquête
gedane uitspraken teruggevoerd kunnen worden op een algemeen negatief
beeld: mensen met psychische problemen worden niet serieus genomen, en
daarnaast op een aantal aspecten die nauw met de directe uitvoering van de
hulpverlening te maken hebben: onduidelijkheid over behandeling, over wat
verschillende hulpverleners doen, over afspraken tussen hulpverleners en over
de effectiviteit van de behandeling. Dit zijn ook punten waarop de beoordeling
van de GGZ duidelijk afwijkt van de AGZ.
Uit dit onderzoek blijkt dat mensen vooral inzicht willen in wat er
gebeurt in de GGZ. Ze hoeven niet de garantie te hebben dat hulp tot volledig
herstel zal leiden maar wel dat deze goed georganiseerd is. Naarmate men
meer het idee heeft dat hulp helpt, hoe dan ook, heeft men meer vertrouwen in
de GGZ. Kortom, het vertrouwen in de GGZ is naast een inhoudelijk probleem
een kwestie van public relations, voorlichting en organisatie.
'1S\
VERTROUWEN
IN DE GGZ
Literatuur
oordelen over ziekenhuizen: een vergelijking van acht
Utrechtse ziekenhuizen op basis van patiëntenoordelen
(Utrecht: NiveI, 1999), met C. de Ruiter, Ec.B.
Bijl, R.V., G. van Zessen & A. Raveni (1997).
Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen
in Nederland: het NEMESIS-onderzoek II:
Wijmen en J. Legemaate Evaluatie Wet klachtrecht
Prevalentie van psychische stoornissen.
Groenewegen
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 141,
in de gezondheidszorg
in Zorgvisie, 7, 10-13.
Adres: NIVEL, Postbus 1568,3500 BN Utrecht.
2453-2460.
friele, R.D., G. Straten, P. Groenewegen
De consument
en M. Andela Voldoende vertrouwen
& M.
Andela (1998). Voldoende vertrouwen
gezondheidszorg.
(Den Haag: ZON, 1999) en met G.EM. Straten, P.
in de
spreekt.
Zorgvisie,7, 10-13.
Gageldonk, A. van, & M. Donker (1998). Is de
effectiviteit van de Nederlandse GGZ vast te
Dr P.EM. Verhaak (1952), psycholoog
is als
programmaleider GGZ/ELZ verbonden aan het
NIVEL. Eerder verscheen van hem onder meer,
samen met P.EM. Verhaak en anderen, De huisarts
stellen? Een indruk op grond van onderzoeks-
als poortwachter van de GGZ(Medisch Contact 54, 768770), en met K. de Rijk en anderen Tussen de
gegevens. In: Geestelijke gezondheidszorg in de
21e eeuw. Achtergrondstudies.
Zoetermeer,
Lijnen. Achtergrondstudie
bij de beleidsvisie GGZ
(Utrecht: Trimbos-instituut/NIVEL,
1999).
Raad voor de Volksgezondheid
en Zorg.
Goldberg, D.P. (1985). Identifying psychiatrie
illness among general medical patienrs. British
Medical Journal, 291, 161-162.
Pandora (1997).Jaarverslag 1998. Amsterdam:
Stichting Pandora.
Î
SUlnmary
L
Friele, R.D., P.EM. Verlaak & M. Andela.
'Confidence in the GGZ (= Menral Health Care
Service) : more clarity required'.
A study of the degree of trust placed by Dutch
society in the Mental Health Care system is
discussed. Ir is apparent that two thirds of the
population is satisfied with the GGZ, against a figure of 9°% forthe AGZ (= General Health Care services). The Jack of confidence in the working of the
GGZ seems to lie in the generally prevailing
assumption that people with psychiatrie problems
are not taken seriously. Ir is also closely linked to a
jack of clarity about the treatmenr
itself, about what
the various care-givers actually do and how they
work together, and about the effectiveness of the
treatmenr. On these issues, it is clear that judgemenrs about the GGZ differ greatly from those
surrounding
the AGZ.
Personalia
Dr ir R.D. Friele (1957), gezondheidszorgonderzoeker, is als programmaleider patiënren/
consumenten verbonden aan het NIVEL te Utrecht.
Eerder verscheen van hem onder meer, samen met
G.EM. Straten en P. Spreeuwenberg,
Patiënten
Drs M.G. Andela (1956), is onderzoeker
Consumentenbond
en gezondheidszorg.
bij de
op het gebied van gezondheid
133
Download