- Scholieren.com

advertisement
Geschiedenis 4.2 De Romeinse samenleving
Rijk:
Rijke Romeinen namen het er goed van. Ze woonden in prachtige villa’s en paleizen met uibundige
eetzalen, schitterende zwembaden. Ze schaamden niet voor hun rijkdom. Ze toonden die aan het
volk als ze zich op een stoel door de stad liet dragen, omringd door lijfwachten en mensen die van
hen afhankelijk waren.
Arm:
De rijken vormen maar een zeer kleine bovenlaag. Het overgrote deel van de bevolking had het veel
minder goed. De verschillen tussen rijk en arm waren enorm. Minstens een kwart kon niet in zijn
eigen levensonderhoud voorzien. Deze romeinen hadden geen werk of werkten alleen af en toe als
sjouwer of bouwvakker. De armste Romeinen leefden in krotten of lemen hutjes. Mensen die het
beter hadden woonden in bakstenen flatgebouwen van drie tot vier verdiepingen. Hele gezinnen
zaten daar opeengepakt in een of twee kamertjes. Ze hadden geen keuken ze kochten warme eten
uit een snackbar of een gaarkeuken. Ze hadden geen stromend water of riolering. Het stonk
verschrikkelijk.
Brood en spelen:
De machthebbers gaven de bevolking ‘brood en spelen’ om zelf populair te worden en om de volk
rustig te houden. Rome gaf in de keizerteid 200 000 arme mensen gratis graan. In de 70-80 liet de
keizer het Colosseum bouwen, een stadion met 50 000 zitplaatsen. Er waren allerlei spectaclaire
shows te zien zoals gevechten met leeuwen, tijgers, olifanten en andere dieren. Ook werden er
zeeslagen gehouden met miljoenen liters waters. Het populairste waren de Gladiatoren, meestal
krijsgevangen. Als de keizer aanwezig was, groeten de gladiatoren hem voor het gevecht met de
woorden: ‘Ave caesar, morituri te salutant’ (‘ Vaarwel keizer zij die gaan sterven groeten u’). Als een
verliezer nog leefden kond het publiek aangeven of hij alsnog moest worden gedood. Winaars kregen
geld en een lauwekrans. Sommige werden rijk en beroemd.
Handel:
Het Romeinse rijk had een landbouwstedelijke samenleving met meer dan 1000 steden en stadjes.
Rond de steden en tussen de delen van het rijk was een levendige handel. DE economie profiteerde
van de pax romana, van de goede wegen en van het gemak van het Romeinse muntgeld. De
sestertius en de denarius werden in het hele rijk als betaalmiddel geacepteerd. De echte rijken
vonden handel toch een beetje minderwaardig. Rijkdom hoor in hun ogen te zijn gebaseerd op het
bezit van landbouw. De meeste mensen woonden in het plattenland. De boeren moesten de grote
steden van voedsel voorzien. Het graan van Rome kwam uit Sicilië en Egypte. Volgeladen schepen
brachten het naar Ostita, de haven van Rome. Daar werd het overgeladen op rivierboten die het over
Tiber naar de stad brachten. Via Ostia werd veel meer geÏmporteerd, zoals kruiden en prafum uit
Arabië parels uit de Rode Zee en hout uit Noord – Europa
Boeren:
In de begintijd van de republiek waren de meeste Romeinse boeren zelfstandig. 3e eeuw v.C werden
veel boeren geruÏneerd. Veel mannen waren lang van huis door de oorlog. Ook werd veel land
verwoest tijdens de tochten van Hannibal en tijdens de burgeroorlogen. Verarmde boeren trokken
massaal naar de stad om een nieuw bestaan op het bouwen. Vele zakten daar af en toe tot het
proletariat, de massa die niets bezat. Grond bleef de belangrijkte bron van rijkdom. Vanouds lieten
rijke families hun landbouwgronden bewerken door pachtboeren, die hun een deel van de obrengst
gaven. Daarnaast stichtten ze latifundia, grote landbouwbedrijven waarop slaven werkten.
Slaven:
Vooral in de 2e en 1e eeuw v.C waren er in Italië enorme hoeveelheden slaven. Dat kwam doordat
Rome toen veel grote oorlogen voerde en krijgsgevangen als slaven werden verkocht. Slaven werden
massaal terwerkgesteld in de lamdbouw. Hoogopgeleide Griekse slaven werkten bijvoorbeeld als
leraar of boekhouder. Alle slaven werden rechtenloos, maar sommigen werden goed behandeld. Een
deel kong geld verdienen om zich vrij te kopen. Maar voor de meeste slaven was het leven
uitzichtloos.
Download