Bronnenopdracht bij het onderwerp slavernij; tekstbronnen havo 4 Over de slavenhandel van de Nederlanders en de slavernij in Suriname waren de meningen eeuwenlang verdeeld (en dat zijn ze nog). Tegenstanders gebruikten bronnen van ooggetuigen op een heel andere manier dan voorstanders. Met de onderstaande bronnen gaan jullie je verdiepen in verschillende visies op de Nederlandse slavenhandel en de Nederlandse plantagekolonie Suriname. Gebruik ook de vertoonde dia’s en de daar gestelde vragen! Bron 1: De Middelburgse Commercie Compagnie was in de 18e eeuw de grootste Nederlandse slavenhaler. Zij had een vijfde van de Nederlandse slavenhandel in handen. In de reglementen van deze compagnie stonden allerlei voorschriften voor de overtocht. Zo valt er te lezen: De scheepsofficieren wordt op het hart gedrukt: o o o om er goed voor te zorgen dat zij niet door de negers of slaven overmeesterd worden; om niet toe te staan dat de negers, slaven of slavinnen door officieren of scheepsvolk verkracht of mishandeld worden. Als dit onverhoopt toch mocht gebeuren, dan zal hiervan notie gemaakt worden in het scheepsjournaal. De overtreder zal door de scheepsraad gestraft worden; om de slaven goed te verzorgen en hen correct te behandelen tot slot moeten de officieren er voor zorgen dat de dokter elke ochtend de slaven op ziektes controleert. De officieren zijn verplicht om de dokter alles te geven wat deze nodig heeft om de slaven te verzorgen. Bron 2: Olaudah Equiano (1745-1797) behoorde tot de Ibo-stam in het koninkrijk Benin aan de westkust van Afrika. Equiano werd toen hij 10 jaar oud was ontvoerd en verkocht als slaaf. Toen hij 21 was, was hij vrij en werd hij een bestrijder van de slavernij. Hij schreef een boek over zijn ervaringen. Over de overtocht: 'De benauwdheid van het ruim en de hitte van het klimaat, gevoegd bij het aantal in het schip, dat zo overvol was dat elk van ons nauwelijks ruimte had om zich om te draaien, verstikten ons bijna. Dit leidde tot overvloedig transpireren, zodat de lucht spoedig ongeschikt werd om in te ademen. Die vieze lucht veroorzaakte een ziekte onder de slaven, waar velen aan stierven en zodoende het slachtoffer werden van de zorgeloze gierigheid, als ik dit zo mag zeggen, van hun aankopers. Deze ellendige toestand werd nog verergerd door de ontvellingen van de kettingen, die nu onverdraaglijk werden, en het vuil van de noodzakelijke tonnen, waar de kinderen vaak in vielen en bijna verstikten. De kreten van de vrouwen en het gekreun van de stervenden maakten het geheel tot een afschrikwekkend schouwspel, dat haast onvoorstelbaar was.' Bron 3: Historicus H. den Heijer vermeldde in een toespraak in april 2011 de resultaten van jarenlang onderzoek naar slavenschepen. Het schip ‘Brookes’, waarvan de beruchte plattegrond vol slaven wereldberoemd werd, geeft volgens hem niet de werkelijkheid weer: De Brookes was een berucht schip, maar eerder uitzondering dan de regel. De meeste Afrikanen werden niet op die manier vervoerd. Het zou ook onlogisch zijn, want zo zouden er maar weinig levend zijn aangekomen. Meestal hadden slaven meer ruimte. Ze werden dagelijks, als het weer het toeliet, aan dek gebracht om te bewegen. Niet uit menslievendheid, maar uit economische noodzaak, want ze moesten goed geld opbrengen in de plantagekolonies van de West (West-Indië). Bron 4: De scheepsarts Gallandat schreef in 1769 een boek onder de titel 'Noodige onderrichtingen voor de slaafhandelaaren': Als men in aanmerking neemt dat door de slavenhandel een groot aantal nuttige mensen in leven gehouden wordt; dat de slaven een veel beter leven hebben in onze Amerikaanse landen dan in hun vaderland; dat het voordelig is voor de negervolken dat hun misdadigers door deze handel voor altijd worden weggevoerd; en als men bovendien bedenkt welke voordelen hieruit voortvloeien voor onze Amerikaanse volksplantingen, waar de negers veel geschikter voor de landbouw blijken te zijn dan de blanken of de indianen, dan zal men moeten toegeven dat het voordeel van de slavenhandel zowel voor de negervolken als voor de slaven, voor de kooplieden in het algemeen en voor de volksplantingen in het bijzonder, de bezwaren en alle tegenwerpingen die men naar voren zou kunnen brengen, verre te boven gaat.' Bron 5: J.G. Stedman verbleef tussen 1772 en 1777 in Suriname. Ook hij schreef over zijn ervaringen een boek. Maar het ondragelijkste voor hun is, dat ofschoon een neger en zijn vrouw voor elkaar de grootste genegenheid voelen, de vrouw zich de walgelijke omhelzingen van een opzichter moet laten welgevallen. Zij moet dit toestaan, wil zij haar man niet in stukken geslagen zien worden. Deze onwaardige behandeling heeft hen dikwijls tot de gewelddadigste wanhoop vervoerd. Bron 6: F.A. Kuhn werkte vanaf 1816 als arts in Suriname. Hieronder heeft Kuhn de voedselsituatie beschreven: Het voedsel bestaat voor de negers uit taaie en zwaar te verteren meelachtige vruchten of wortels zoals: bananen, knollen, aardvruchten, wortels, aardappels en rijst. Voorts eten de slaven verse, gerookte en gezouten vis, veel zout en peper. Hun gewone drank is water. Als de plantageneger goed van bananen en vis is voorzien dan is hij, ondanks dat het zware kost is, gewoonlijk zeer gezond. Wordt hij echter hiervan niet voldoende voorzien, dan ziet hij zich gedwongen om ander voedsel te eten. Hij verliest kracht en begint te lijden. Tot mijn grote spijt moet ik zeggen dat de voeding in het algemeen niet zo goed is als misschien bij goede verzorging mogelijk zou zijn. Terwijl op enige plantages de negers overvloed hebben, is er op andere soms niet alleen schraalte maar zelfs gebrek.