Dick Benschop is geboren in Driebergen en studeerde

advertisement
Dick Benschop – Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012
20 november 2012
Dick Benschop is geboren in Driebergen en studeerde
Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Hij heeft in verschillende functies in de Tweede Kamer en de PvdA
gewerkt. In 1994 richtte hij zijn eigen consultancy onderneming
op. Tussen 1998 en 2002 keerde hij terug naar de politiek als
staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet-Kok.
In 2003 trad hij in dienst bij Shell in het Europese gasbedrijf Shell
Energy Europe. Hij verhuisde begin 2006 naar Kuala Lumpur waar
hij leiding gaf aan de Gas & Power business (LNG en GTL) in
Maleisië. In 2009 werd hij Vice President Strategy voor de Royal
Dutch Shell Group. Per 1 mei 2011 is hij President-directeur van
Shell Nederland.
Dick Benschop – Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012
20 november 2012
Hartelijk dank voor de uitnodiging
vandaag iets over Europa te zeggen. U zult
begrijpen dat het onderwerp een liefde van
mij is gebleven. Ik wil vandaag een
perspectief geven op wat – naar mijn
mening – de fundamentele wijziging in de
kern van de Europese samenwerking is en
tot welke agenda en zwaartepunten dit zou
moeten leiden. Deze agenda en de keuzes
daarin, wijken af van wat velen nu als de
kern van het probleem zien.
Dit leidt tot de fascinerende paradox dat het
Europa van de naoorlogse verzoening een
uiterst politiek project was, dat werd
vormgegeven en verteld in economische
termen: gemeenschap van kolen en staal,
interne markt, monetaire unie. Omgekeerd
wordt de huidige economische missie van
de rol van Europa in de wereld nu vooral in
politieke termen beschreven: een politieke
unie. Dat laatste is volgens mij onderdeel
van het probleem.
De Europese samenwerking is decennialang
een project van verzoening geweest. ”Nooit
meer oorlog”, na al die verwoestende FransDuitse oorlogen en wereldoorlogen. Iemand
zei ooit: ”Europa is opgericht tegen het
eigen verleden” – dat nooit meer. Winston
Churchill sprak in 1946 van het drama
Europa. Over het succes van dit project –
de verzoening – kan maar één conclusie
getrokken worden: een gigantisch succes.
Terecht dat Europa de Nobelprijs voor de
Vrede ontvangt.
De vertrouwenscrisis (of je het nu een
eurocrisis of een schuldencrisis noemt) waar
Europa onder lijdt, vertroebelt het zicht. Het
crisismanagement was niet om over naar
huis te schrijven. Er is twijfel gezaaid over
het bijeenblijven van de eurozone, waarop
de markten de besluitvormers verder bleven
testen en uitdagen. Dat werkte dus
averechts. Uiteindelijk heeft de ECB in
augustus de voorlopig beslissende zet
gedaan met de Outright Monetary
Transactions – een intentie om waar nodig
obligaties op te kopen, gekoppeld aan een
hervormingsprogramma. Er was gesproken
over de noodzaak van een groot wapen –
een bazooka. Dit was het grote wapen. En
… de renteverschillen lopen terug … zonder
dat de ECB ook maar een obligatie heeft
opgekocht. Daar valt iets uit te leren. Nu is
het aan de lidstaten om door middel van
bezuinigingen en hervormingen aan verder
herstel van vertrouwen te werken.
Vertrouwen van de markten in de meest
getroffen landen en vertrouwen tussen de
lidstaten onderling.
De Nobelprijs komt alleen te laat. Europa is
met horten en stoten een geheel nieuwe fase
van haar bestaan aan het ingaan. We
hebben Europa niet meer nodig om de
Duitsers en de Fransen uit elkaar te houden,
we hebben Europa nodig voor twee
samenhangende zaken:
* Om de wezenskenmerken van ons
economisch-sociale model in een
globaliserende wereld te kunnen realiseren,
juist ook door het model te hervormen waar
dat nodig is;
* Om politiek relevant te blijven in een
wereld van verschuivende
machtsverhoudingen.
Met andere woorden: het gaat nu om onze
positie in de wereld, economisch en
politiek.
Als Ankersmit zegt dat Europa ideologisch
op een dood spoor is beland, heeft dat met
deze verschuiving in de bestaansreden van
Europa te maken. Wij zitten in een
overgangsfase, maar zijn nog onvoldoende
in staat deze nieuwe missie handen en
voeten te geven.
Dan kunnen we de blik weer naar buiten
richten en naar de structurele trends die, als
we niet oppassen, Europa in het nauw
zullen brengen. De wereld waarin wij nu
leven is zoveel competitiever geworden dat
dit niet alleen bedrijven, maar ook staten en
individuele burgers raakt. Dat is de
wezenlijke vraag die de globalisering bij
ons neerlegt: hoe concurreren wij op
wereldschaal? Ik denk dat bedrijven zich in
rap tempo hebben aangepast of in ieder
geval aan het aanpassen zijn. Staten
twijfelen over wat zij wel en niet kunnen, en
veel mensen zijn onaangenaam verrast. Dat
is de nieuwe onzekerheid.
Dick Benschop – Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012
20 november 2012
Waar halen wij in Europa onze
economische groei vandaan? De bevolking
groeit niet of nauwelijks en de vergrijzing
gaat toeslaan. Er zal dus geen ruimer
arbeidsaanbod zijn dat de groei zou
kunnen stimuleren. Dus moeten we de
arbeidsproductiviteit verbeteren. Ofwel,
meer innovatie, technologisch voorop lopen
en meer kunnen exporteren. Hier zal alle
aandacht naar uit moeten gaan. Bezuinigen
is noodzakelijk, maar we hebben groei
nodig en die zal uit innovatie moeten
komen. Verbeterde samenwerkingen tussen
overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen
is hierbij van groot belang, zoals in
Nederland met de topsectorenaanpak
wordt beoogd.
Er is echter nog een potentiële groeimotor
voor Europa, die momenteel wordt
verwaarloosd: de uitbreiding van de
Europese Interne Markt. De historische
ervaring zou richtinggevend moeten zijn.
Het succesverhaal van de landen van
Midden- en Oost-Europa kan niet worden
onderschat. Als onderdeel van de Europese
Unie zijn zij net zo hard gegroeid als de
landen in Zuidoost-Azië. De oude lidstaten
hebben daar op hun beurt enorm van
geprofiteerd. Deze convergentie, net als
eerder met Zuid-Europa, is een krachtige
groeimotor voor Europa.
Dit is het verwaarloosde thema in Europa.
Vandaar mijn pleidooi om de uitbreiding
van de Unie weer bovenaan de agenda te
zetten. Voor de landen van de Balkan en
Turkije praten we dan over lidmaatschap
van de Europese Unie. Voor de Oekraïne
en de landen om de Middellandse Zee
eerder over aansluiting bij de Interne Markt,
zonder per se of direct lid te hoeven
worden van de Unie. Zo’n veel grotere
Europese economische zone biedt enorme
economische en politieke voordelen. Dat is
een aanlokkelijk perspectief dat weer
bovenaan de agenda moet komen.
Maar, hoor ik hier en daar al denken: het
gaat nu toch juist om de verdieping van de
Europese samenwerking, om de eurozone,
zelfs om een kerngroep binnen de eurozone
en om het realiseren van het oude ideaal
van de politieke unie? Ik denk het niet.
Uitgangspunt moet blijven dat je slechts
bevoegdheden naar Brussel verschuift als
het absoluut nodig is. De reden voor die
terughoudendheid is dat je de
besluitvorming verder weg brengt van de
burgers. Hoe goed je de Europese
democratie ook denkt te kunnen vormgeven,
het zal nog lange tijd niet dezelfde
gevoelde nabijheid geven als Den Haag.
Bovendien is er geen draagvlak voor een
Europese politieke unie. En draagvlak is niet
triviaal in Europa.
Een bankenunie lijkt een goed voorbeeld,
waar het wel nodig is om te
‘Europeaniseren’. Maar, is er werkelijk een
nieuw verdrag nodig voor betere
begrotingsdiscipline? We hebben al het
Verdrag van Maastricht, het Stabiliteits- en
Groeipact, het Fiscal Compact, de Six-Pack,
de Two-Pack en wat dies meer zij.
Afspraken nakomen is belangrijker dan
suggereren dat een nieuw verdrag wel zou
helpen.
Waar we wel meer Europa nodig hebben,
is op die terreinen waar de nationale
lidstaten op eigen houtje niet meer effectief
kunnen zijn. Het Europese buitenlands- en
veiligheidsbeleid moet veel meer nadruk
krijgen. Handel, ontwikkeling, energie en
klimaat zijn allemaal terreinen die voor de
positie van Europa in de wereld,
economisch en politiek, van groot belang
zijn. Laat de fictie los dat de nationale
staten hier nog aan het roer staan.
De Europese samenwerking loopt een
dubbel risico. Aan de ene kant zijn er de
eurosceptici die elke verdere ontwikkeling
van de unie zullen willen tegenhouden.
Maar … ik denk dat de ‘europhorics’ ook
met vuur spelen. Verhofstadt en Cohn-Bendit
doen mij aan Joschka Fischer denken,
destijds minister van Buitenlandse Zaken van
Duitsland en ruim tien jaar geleden groot
voorstander van een Europese Grondwet. Ik
was een van degenen die daarvoor
waarschuwde: de stap was te groot en het
dromen over een afgeronde Europese staat
was a-historisch – je kunt niet zomaar uit de
Dick Benschop – Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012
20 november 2012
geschiedenis springen. Dat maken mensen
niet mee. Dat leidt tot een enorme backlash
die veel van de bestaande verworvenheden
ter discussie zal stellen. Ik weet nog hoe ik
destijds door NRC Handelsblad bekritiseerd
werd voor mijn terughoudendheid ten
opzichte van zulke visoenen.
Onlangs las ik, in hetzelfde NRC, de
column van Marc Chavannes waarin hij
Joop den Uyl citeerde die in de jaren
zeventig een federaal Europa een product
van a-historisch denken noemde! Ik heb
voor Den Uyl gewerkt en in zijn archief
rondgekeken, maar deze invloed op mijn
denken was mij onbekend. Uiteraard is de
geschiedenis voortgegaan sinds de jaren
zeventig en Europa heeft enorm veel vaart
gekregen. Toch blijft de overweging gelden
dat er grenzen zijn aan het tempo van
politieke schaalvergroting en dat solidariteit
of gemeenschapsgevoel op internationaal
niveau anders is dan op nationaal niveau.
Mijn Europese agenda onttrekt zich dus aan
het schisma ‘voor of tegen’ een veel
verdergaande politieke unie.
Mijn antwoord is volmondig ja voor de
buitenlandse politiek, veiligheid, migratie,
handel, ontwikkeling, energie en klimaat.
Daar zijn op nationaal niveau geen
relevante keuzes te maken.
De monetaire unie moet worden versterkt
met een bankenunie, maar daarbuiten zou
ik terughoudendheid aanmoedigen. Liever
geen nieuw verdrag.
Ik zou ook graag het debat verleggen, van
voor of tegen een politieke unie, naar de
vraag hoe Europa de economische
uitdagingen te lijf gaat. Waar halen we
onze economische groei vandaan? Deze
zal uit innovatie moeten komen en het
afmaken van de Interne Markt, bijvoorbeeld
op digitaal gebied.
En dan … de blik weer naar buiten richten.
Europa heeft een enorme aantrekkingskracht
en we kunnen economisch en politiek zo
profiteren van een grotere Europese Unie en
een grotere Interne Markt, ook met landen
die geen lid worden. Dat zou een markt zijn
die qua inwoners bijna driemaal zo groot is
als de Verenigde Staten.
Tot slot wil ik iedereen die Europa positief
maar ook kritisch tegemoet wil treden een
hart onder de riem steken. Het hierboven
geschetste visioen over een selectief, maar
wel veel groter Europa is niet minder
visionair dan dat van een Europese
federatie. Ik durf het met een gerust hart aan
de geschiedenis over te laten om daarover
te oordelen.
Download