Verwerkingsopdrachten De sportleider als lesgever; SB 3 & 4 ISBN 97890 8524 1089 Thema 8 Bewegingsvormen Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over bewegingsvormen opfrist. Beantwoord de volgende vragen. 1 2 3 4 Waar denk jij aan bij bewegingsvormen? Welke zijn voor de sport die jij veel beoefent belangrijk? Ben je je bewust van de bewegingsvormen die jij gebruikt bij jouw sport? Welke bewegingsvormen doe je gewoon door de dag heen? Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 bewegingsvormen psychische curve intensiveren arbeidscurve differentiëren organisatorische differentiatie inhoudelijke differentiatie het leervoorstel methodiek didactiek methode leergang enkelvoudige bewegingsvorm samengestelde bewegingsvorm de deelmethode de totaalmethode Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen Opdracht 3 Beantwoord de volgende vragen en maak de opdrachten. Ze hebben betrekking op paragraaf 8.1. t/m 8.4. 21 Welke functie hebben de volgende bewegingsvormen (zie par. 8.2): kruipen wandelen huppelen dansen onderhands aanwerpen strekken van de beenspieren zweefrol maken dribbelen armen loszwaaien fietsen doorgeefbal recreatieve waterspelen 22 Welke bewegingsvormen zie je op de foto in paragraaf 8.3? 23 Welke plaats heeft ‘bewegingsvormen’ in het didactisch model? 24 Bij het kiezen van bewegingsvormen houd je rekening met het didactisch model. Hoe? 25 Wat wordt bedoeld met kwalitatieve eisen die aan bewegingsvormen worden gesteld? 26 Leg uit hoe de psychische curve werkt. 27 Geef een voorbeeld van een basisvorm, een herhalingsvorm en een uitbreidingsvorm bij balanceren. Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en toepassen Opdracht 4 Methodiek paragraaf 8.5 Kies een sport. 28 Geef binnen jouw sport drie voorbeelden van bewegingsvormen die oplopen van makkelijk naar moeilijk. 29 Geef binnen jouw sport drie voorbeelden van bewegingsvormen die oplopen van enkelvoudig naar samengesteld. 30 Kies een bewegingsvorm en maak die moeilijker door de bewegingssituatie aan te passen. 31 Kies een bewegingsvorm en maak die makkelijker door het leervoorstel het veranderen. 32 Beschrijf vijf bewegingsvormen bij jouw sport die duidelijk via de deelmethode zijn aangeboden. 33 Hoe zou je deze vaardigheden via de totaalmethode kunnen laten aanleren? 34 Kies een vaardigheid uit jouw sport en maak er een leergang voor. 35 Kies methodisch-didactische hulpmiddelen bij jouw leergang. Let op: Neem geen voorbeelden uit het boek over, bedenk steeds zelf een voorbeeld. Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 5 De belevingswaarde 36 In paragraaf 8.4.2 staat dat bewegingsvormen moeten aansluiten bij de belevingswereld van de sb-deelnemers. Bedenk bewegingsvormen die aansluiten bij de volgende doelgroepen: kleuters; ouderen; mensen met een beperking; pubers; jouw lesgenoten. Opdracht 6 Psychische curve en arbeidscurve 37 In de subparagraaf ‘psychische curve’ van paragraaf 8.4.2 staat een voorbeeld van een opleidingsles volleybal. Pas deze les aan en kies goede bewegingsvormen, waarbij je rekening houdt met de psychische curve en de arbeidscurve. Verwerkingsopdrachten thema 8 De sportleider als lesgever; SB 3 &4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp