1 - Scholieren.com

advertisement
1. Wat is politiek?
Politiek = de manier waarop een land bestuurd wordt.
Besluiten in ons land worden genomen door de regering en het parlement.
Terreinen waar voortdurend besluiten over genomen worden;
 Openbare orde en veiligheid
 Buitenlandse betrekkingen
 Infrastructuur
 Welvaart
 Welzijn
 Onderwijs
Verschillende manieren invloed uitoefenen op politiek;
 Stemmen
 Lid worden van een politieke partij
 Contact opnemen met politici
 Een verzoek indienen
 De media benaderen
 Je aansluiten bij een actiegroep
 Een bezwaarschrift indienen of naar de rechter stappen
 Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid: het openlijk overtreden
van de wet om politici ervan te overtuigen dat een genomen besluit
verkeerd is.
Democratie = een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke
besluitvorming.
Directe zeggenschap = directe democratie
Indirecte democratie = volk neemt niet zelf de beslissingen = parlementaire
democratie (omdat het parlement de beslissingen neemt)
Regels voor een goed functionerende democratie;
 Alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te kiezen en om
verkozen te worden.
 Iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten.
 Iedereen mag demonstreren of op een andere manier z’n mening uiten.
 De leden van de Staten-Generaal oftewel de Eerste en Tweede kamer
worden gekozen door een geheime stemming.
 De wetten worden vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal.
Dictatuur/autocratie = alle macht is in handen van 1 persoon of een kleine groep
mensen.
Het communisme is gebaseerd op de ideeën van Karl Marx, China – Cuba –NoordKorea – Sovjet-Unie.
Fascisten zijn zeer nationalistisch. Het eigen land en eigen volk is voor hen het beste
en het belangrijkste, Duitsland – Italië - Spanje
Religieuze dictatuur, Iran, gebaseerd op de islam.
Kenmerken dictatuur;
 Grondrechten worden niet beschermd
 Geen vrije meningsuiting
 Oppositiepartijen zijn verboden


Er is een grote politieke rol voor militairen
(schijn) verkiezingen
2. Politieke stromingen
Ideologie = een samenhang geheel van ideeën over de mens en de gewenste
inrichting van de samenleving.
Aanhangers ideologie vormen samen een politieke stroming.
De meeste ideeën in ideologieën;
 Waarden en normen
 Sociaaleconomische verhoudingen
 Machtsverdeling in de samenleving
Nederland kent 3 grote ideologieën/stromingen = liberalisme, socialisme en
confessionalisme.
Progressieve politici benadrukken de tekortkomingen in de samenleving.
Conservatieve politici benadrukken vooraal datgene wat al bereikt is en houden
graag alles bij het oude = reactionair
Conservatief = behoudend
Politiek rechts benadrukt de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen
 VVD & PVV
Politiek links gaat uit van het principe van gelijkwaardigheid en wil dat iedereen
gelijke kansen heeft op onderwijs, inkomen en werk  PvdA, SP & Groenlinks
Liberalen  persoonlijke en economische vrijheid, en de staat moest zich niet
bemoeien met de economie.
Volgens liberalen is de vrijemarkteconomie het beste voor ons land.
PVV en VVD
Het doel van socialisten was een einde maken aan de armoede en de ongelijkheid
= gelijkheid was hun doel.
Socialisten;
Communisten  arbeiders moesten door een revolutie alle macht overnemen.
Sociaaldemocraten  ze wilden meedoen met de verkiezingen om zo te zorgen
voor goede sociale wetgeving.
Volgens socialisten is een verzorgingsstaat het beste voor ons land.
PvdA, SP en Groenlinks
Confessionele mensen baseren hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging.
Rentmeesterschap = de mens heeft de taak om goed voor de aarde te zorgen
waarop hij leeft.
Solidariteit = we moeten zorgen voor de kwetsbaren in de samenleving.
CDA = grootste christendemocratische partij, politieke midden.
Links van het midden = ChristenUnie & SGP
3. Politieke Partijen
Een politieke partij bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over een
ideale samenleving.
Actiegroepen houden zich bezig met één bepaalde doelstelling en voeren
buitenparlementaire acties als ze dat nodig vinden.
Belangenorganisaties behartigen de belangen van één bepaalde groep
mensen.
Wat voor soorten partijen zijn er?
Partijen op basis van een ideologie
One-issuepartijen richten zich op één aspect van de samenleving en hebben
daar een duidelijk standpunt over
Protestpartijen.
Niet-democratische partijen, fascistische of rechts-extremistische partijen.
Politieke partijen hebben een aantal belangrijke taken;
Integratiefunctie  ze maken een samenhangend geheel van
programmapunten = partijprogramma
Informatiefunctie  ze informeren de kiezers over hun standpunten.
Participatiefunctie  ze proberen burgers te stimuleren om actief deel te nemen
aan de politiek
Selectiefunctie  mensen die in de politiek willen, doen dat meestal via een
bestaande partij of ze richten er zelf eentje op.
4. Verkiezingen
Politici op verschillende niveaus;
 Het Europees Parlement
 De Tweede Kamer
 De Provinciale Staten
 De gemeenteraden
Een partij die officieel wil worden;
 Ze moeten zich officieel laten registreren bij de Kiesraad
 Ze moeten in alle 19 kiesdistricten een kandidatenlijst en een ondertekende
steunbetuiging van 30 personen inleveren
 Ze moeten een borgsom van 11 250 euro betalen.
In Nederland hebben alle Nederland van 18 jaar en ouders actief kiesrecht.
Passief kiesrecht = het recht om je verkiesbaar te stellen.
Verkiezingsprogramma = hierin staan de standpunten van de partij.
Lijsttrekker = de bekendste kandidaat van elke partij staat op nummer 1 op de
kandidatenlijst.
Je kunt de volgende redenen hebben om op een partij te stemmen;
 De standpunten
 Jouw belangen


Je stemt strategisch, je kijkt welke partij kans maakt om in de regering te
komen
Aantrekkingskracht van de lijsttrekker
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging = alle zetels worden eerlijk verdeeld op
basis van alle geldige uitgebrachte stemmen.
Kiesdeler = de hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor één zetel.
Voorkeursstemmen = je kunt ook op iemand anders stemmen ipv de lijsttrekker van
een partij. Daardoor kan iemand die laag op de lijst van zijn partij staat, toch
gekozen worden.
Zwevende kiezers = kiezers die niet op een vaste partij stemmen maar makkelijk van
partij wisselen.
Kabinet = alle ministers en staatssecretarissen samen.
5. De regering
Regering = koningin en ministers
Het doel s om een kabinet te vormen van bekwame ministers en staatssecretarissen
die;
 Het samen een zijn over het toekomstig beleid
 Samen de steun van de meerderheid van de Tweede Kamer
Stap 1
Na de dag van de verkiezingen ontvangt de koningen;
 De vice-president van de Raad van State
 Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer
 De fractievoorzitters van de politieke partijen
De koningin benoemt een informateur.
Stap 2
Omdat partijen verschillende standpunten hebben, laat de informateur de partijen
allerlei compromissen sluiten  coalitie mogelijk, een samenwerkingverband tussen
twee of meer partijen.
Coalitiepartijen stellen een regeerakkoord op, hierin komen de hoofdlijnen te staat
van het beleid van de komende jaren.
Stap 3
Informateur brengt verslag uit naar de koningin.
Is er wel een coalitie gevormd? Koningin benoemt formateur die geschikte ministers
en staatssecretarissen bij elkaar zoekt.
Een kabinetscrisis kan op twee manieren worden veroorzaakt;
 De ministers zijn het onderling oneens over het aantal kwesties.
 De meerderheid van de Tweede Kamer steunt het kabinet niet meer
Als een kabinet ontslag neemt, volgen er meestal vervroegde verkiezingen.
Demissionair kabinet = de oude ministers blijven meestal in functie totdat er een niet
kabinet is gevormd.
Constitutionele monarchie = een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden
van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd.
Belangrijkste taken van de koningin;
 Haar handtekening plaatsen onder alle wetten
 De troonrede voorlezen op Prinsjesdag
 Ministers en (in)formateurs benoemen
 Regelmatig overleg voeren met de minister-president
De belangrijkste taken van de regering zijn de voorbereiding en de uitvoering van
het overheidsbeleid, dit gebeurd door;
 Het opstellen van wetsvoorstellen
 Het uitvoeren van het eenmaal aangenomen wetten
 Het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het
parlement
Miljoenennota = samenvatting van de Rijksbegroting.
Onschendbaar = het kabinet is verantwoordelijk voor de inhoud van de wetten en
de troonrede, maar ook voor alle gedragingen van alle leden van het Koninklijk Huis.
Portefeuille = elke minister heeft een eigen beleidsterrein.
Een minister heeft een of twee staatssecretarissen onder zich die verantwoordelijk zijn
voor een deel van zijn beleidsterrein.
De ministerraad komt elke vrijdag bijeen onder voorzitterschap van de ministerpresident, ook wel premier genoemd.
6. Het parlement
Politieke cultuur = de manier waarop de regering en het parlement met elkaar
omgaan.
Poldermodel = bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen.
Parlement = Eerste Kamer + Tweede Kamer = Staten-Generaal
Parlementsleden = volksvertegenwoordigers
De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten.
De Tweede Kamer heeft 150 leden de voor 4 jaar worden gekozen.
De Tweede kamer behandelt als eerste een wetsvoorstel en mag een voorstel
afwijzen of veranderen.
In de Eerste Kamer (Senaat) zitten 75 leden. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel
niet veranderen maar alleen goed- of afkeuren.
Alle Kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren tot een
fractie onder leiding van een fractievoorzitter.
Fractie = de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen
orgaan.
De politieke partijen in de Eerste en Tweede Kamer kunnen worden verdeeld in
regeringsfracties en oppositiepartijen.
Regeringsfracties = de partijen die ministers in de regering hebben zitten.
Oppositiepartijen = alle partijen die niet in de regering zitten.
Ministers hebben wetgevende en uitvoerende macht.
De wetgevende macht delen ze met parlement.
De uitvoerende macht is in handen van de ministers.
Trias politica = de scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht.
Belangrijkste taken parlement;
 (mede)wetgeving
 Controle van de ministers
De Eerste en Tweede kamer hebben twee rechten;
 Stemrecht bij wetsontwerpen
 Het budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren
Daarnaast heeft de Tweede Kamer nog twee extra bevoegdheden;
 Het recht van initiatief biedt Tweede Kamerleden de mogelijkheid om
wetsontwerpen in te dienen.
 Het recht van amendement. Dit recht geeft de Tweede Kamer de
mogelijkheid om wijzigingen in een wetsvoorstel aan te brengen.
Om te controleren of ministers hun werk goed doen hebben de Eerste en Tweede
Kamer een aantal rechten om informatie te krijgen;
 Het recht om schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen
 Het recht van interpellatie  een minister ter verantwoording roepen
 Het recht op eden parlementaire enquête biedt de mogelijkheid tot een
gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsgebied.
 Het recht om een motie in te dienen  een verzoek aan de minister om iets te
doen of juist niet te doen. Motie van afkeuring  het beleid van een minister
wordt afgekeurd. Motie van wantrouwen  als een meerderheid van de
Kamer geen vertrouwen meer heeft in een minister, moet ontslag wel.
6. Gemeente en Provincie
Drie niveaus van politieke besluitvorming;
 Het Rijk
 De provincie
 De gemeente
Gedecentraliseerde eenheidsstaat = de rijksoverheid stelt de grote lijnen van het
beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden
overgelaten.
Lagere overheden;
 zijn beter op de hoogte van de situatie en dus ze kunnen dus ook beter
beoordelen wat er nodig is
 zijn dichter bij de burgers en de burgers zijn het bestuur dus ze ook makkelijker
kunnen worden aangesproken.
Belangrijkste taken provincie  ruimtelijke ordening en milieu.
Provincie maakt streekplannen. In deze streekplannen moet de provincie rekening
houden met het rijksbeleid.
De leden van de Provinciale Staten kiezen uit hun midden het dagelijks bestuur; de
Gedeputeerde Staten (gedeputeerden)
Provinciale staten neemt belangrijke besluiten en controleert de Gedeputeerde
Staten.
De Gedeputeerde Staten vormt het dagelijks bestuurd; bereidt plannen voor en
voert het beleid uit.
Commissaris van de Koningin is voorzitter van zowel Provinciale Staten als
Gedeputeerde Staten.
De gemeente vult de streekplannen die door de provincie zijn opgesteld
gedetailleerd in door middel van bestemmingsplannen.
Gemeenteraad neemt belangrijke besluiten en controleert College van
Burgemeester en Wethouders.
College van Burgemeester en Wethouders vormt het dagelijks bestuur; bereidt
plannen voor en voert het beleid uit.
Burgemeester is voorzitter van zowel College van Burgemeester en Wethouders als
de gemeenteraad.
8. Internationale politiek
Samenwerking met andere landen is goed vanwege;
 Landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk
 Het is efficiënter om een probleem gezamenlijk aan te pakken
Soevereiniteit = het recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgesteld, wordt
ingeperkt.
Enkele Europese landen begonnen snel na de WO-II serieus na te denken over
samenwerking vanwege 3 redenen;
 Ze wilden voorkomen dat een Europees land ooit nog een oorlog zou
beginnen.
 Ze wilden op economisch gebied beter concurreren met de VS.
 De wilden zich beschermen tegen het opkomende communisme van
Rusland.
Het begin van de EU ligt in de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen
en Staal.
In 1992 werd vastgelegd dat de Europese Unie zou komen met één
gemeenschappelijke munt.
De Raad van Ministers keurt wetten goed of af, de Europese Commissie voert uit, het
Europees Parlement controleert en het Hof van Justitie is de onafhankelijk rechterlijke
macht.
 Het dagelijks bestuur van de EU wordt gevormd door de Europese Commissie.
De Raad van Ministers moet de wetten uiteindelijk goedkeuren.
 Raad van Ministers = Raad van de Europese Unie. De Raad van Ministers heeft
de wetgevende macht.
 Het bestuursorgaan dat door de Europese burgers wordt gekozen is het
Europees Parlement.
 De rechtsprekende macht in de EU berust bij het Europese Hof van Justitie.d
Er is veel kritiek;
 het weinig-democratisch karakter van de Europese Unie  heeft nauwelijks
zeggenschap.
 het dreigend verlies van de nationale soevereiniteit.
 het dreigend verlies van werkgelegenheid.
Er zijn 194 onafhankelijke staten in de wereld.
Er is pas sprake van een staat als het een eigen grondgebied heeft, een bevolking
en een overheid heeft die het land bestuurt.
Secretaris-generaal = hoogste ambtenaar van de Verenigde Naties.
Secretaris-generaal = voorzitter van de Algemene Vergadering.
Resoluties = een soort uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt
veroordeeld.
In de Veiligheidsraad zitten 15 landen waarvan 5 permanent (VS, Rusland, China,
Frankrijk en Engeland  vetorecht; het recht om de uitvoering van een resolutie te
verbieden.
VN-vredesmissie; hierin zijn soldaten uit verschillende landen vertegenwoordigd.
9. Politiek in de praktijk
Bestuurlijke processen lopen via 4 fasen;
Invoer  groepen uit de samenleving brengen allerlei eisen en wensen naar voren.
Omzetting  de politiek moet de belangen van de groepen afwegen.
Beleidsvoorbereiding = een wethouder of minister zal zijn ambtenaren vragen de
zaak te onderzoeken en advies uit te brengen.
Uitvoer  als een wetsvoorstel is aangenomen, zorgen ambtenaren voor de
uitvoering.
Terugkoppeling  besluiten roepen altijd reacties op in de samenleving.
Politieke actoren = alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die
betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.
De massamedia vervullen vijf politieke functies;
 Een informatieve functie; kranten en tv berichten over politieke discussies en
tv zendt live debatten uit.
 Een onderzoekende of agendafunctie; media signaleren problemen in de
samenleving die vervolgens op de politieke agenda terechtkomen.



Een commentaarfunctie; kranten geven dagelijks commentaar op politieke
kwesties.
Een spreekbuisfunctie; kranten en tv geven politici, actiegroepen en burgers
ruimte om hun zegje te doen.
Een controlerende functie; de media volgen ministers kritisch en kijken of ze
ook doen wat ze beloven.
Voor een goed functionerende media moet er wel persvrijheid zijn.
Met de vervulling van hun politieke functies dragen de media bij aan de
meningsvorming; doordat we van alles lezen over politieke problemen vormen we
ons een mening.
Daarbij is de pluriformiteit van de media belangrijk  er zijn veel verschillende
soorten kranten, tv-zenders en tijdschriften.
Pressiegroepen = groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke
besluitvorming.
Als ze gaan lobbyen zoeken ze persoonlijk contact met politici om ze te overtuigen
van hun standpunten.
Alle pressiegroepen samen = Vijfde Macht
Kloof tussen burger en politiek = minder dan de helft van de kiezers gaat naar de
stembus.
Om de afstand tussen burgers en politiek te verkleinen zijn de afgelopen jaren
diverse voorstellen gedaan;
 Het direct kiezen van de minister-president en burgemeesters.
 Het referendum  raadplegend referendum, uitslag advies – bindend
referendum, uitslag bepalend.
 Een andere politieke cultuur
Download