H15

advertisement
15. Nederland als gemengde economie
15.1
Herinner (H.13) dat Nederland een gemengde economie had (collectieve sector corrigeert
nadelen van het prijsmechanisme).
Belangrijke groeperingen:
 Kabinet: de ministers; geven leiding aan
 Ambtenaren: voorstellen van ministers worden door hen voorbereid en door kabinet
aan
 Parlement (eerste en tweede kamer) voorgelegd. Ambtenaren voeren vervolgens uit.
 Adviesorganen:
o CPB (Centraal Plan Buro): onderbouwt toekomstbeeld op wetenschapelijke
manier (rekeninstituut van regering). In MEV (Macro-economische
Verkenning) verwachte ontwikkeling van belangrijke economische grootheden
met en zonder voorgenomen kabinetsbeleid op Prinsjesdag.
o SER: (Sociaal Economische Raad): bestaat uit werkgevers-,
werknemersvertegenwoordigers en Kroonleden (specialisten op sociaaleconomisch terrein).
o CBS (Centraal Buro voor de Statistiek): voorziet kabinet en cpb en iedereen
met statistische gegevens.
Op Prinsjesdag (3e dinsdag september) wordt niet alleen de MEV gepubliceerd, maar ook de
Troonrede (voorgenomen beleid op hoofdlijnen) en de Miljoenennota: info over financiële
economische situatie in Nederland.
Nederland is echt overlegland. Ook ondernemingen overleggen veel en hebben (de grotere)
een ondernemingsraad als overlegorgaan tussen werknemers en werkgevers.
15.2
Functies Rijksoverheid:
 Allocatiefunctie (toedelingsfunctie): overheid beïnvloedt verdeling productiefactoren
over hun verschillende mogelijkheden (via eigen productie overheid (redenen: zie
collectieve en quasicollectieve goederen)
 Stabilisatiefunctie: anti-cyclisch begrotingsbeleid maar ook voorkomen van sociale
onrust. Aandacht voor economische groei op korte termijn (conjunctuur) maar ook op
langere termijn (structuur)
 Herverdelingsfunctie: om (naar eigen inzichten) rechtvaardige verdeling van
inkomens te krijgen herverdeelt overheid via belastingen en subsidies/uitkeringen
inkomen.
15.3
Doelstellingen Economische politiek:
 Evenwichtige Economische Groei: een reële toename van de productie van 2 à 3 %
per jaar, gelijkmatig verdeeld over de bevolking, regio’s en met aandacht voor de
Derde Wereld. Milieu is aparte doelstelling geworden.





Volledige werkgelegenheid: Zo weinig mogelijk werkeloosheid met aandacht voor
volwaardigheid: juiste mensen op juiste plaats. Ook vanuit sociaal oogpunt van
belang.
Stabiel prijspeil: Zo weinig mogelijk inflatie, maar in ieder geval minder dan in het
buitenland (ivm concurrentie-positie).
Evenwicht op de betalingsbalans: van het saldo op de betalingsbalans mag geen
verstorende werking op de economie uitgaan.
Rechtvaardige inkomensverdeling: Wat rechtvaardig of aanvaardbaar is, is heel
subjectief/politiek.
Schoon milieu: er moet aandacht zijn voor de uitputbaarheid van grondstoffen en
natuurlijke hulpbronnen, voor de omgeving van de mens en de duurzaamheid van de
samenleving.
15.4
Instrumenten van economische politiek:
 Conjunctuurbeleid: gericht op de Effectieve Vraag (= C + I + O + E – M); o.a.
anticyclisch begrotingsbeleid; o.a. via belastingen en rentestand, maar ook via eigen
uitgaven overheid. Gericht op economische groei op korte termijn.
 Structuurbeleid: gericht op aanbodzijde economie, o.a. op productiecapaciteit dus
hoeveelheid en kwaliteit van de prod.factoren. o.a. innovatiebeleid,
infrastructuurbeleid, scholingsbeleid, enz. enz.. Gericht op economische groei op
lange termijn.
 Marktbeleid: gericht op soepeler werken markten, zodat Vraag en Aanbod beter op
elkaar afgestemd worden (privatisering, deregulering, tegengaan machtsvorming op
markten, enz.).
15.5
Europese Unie is een Monetaire Unie:
 Vrij verkeer goederen, diensten
 Vrij verkeer productiefactoren
 Gemeenschappelijk buitentarief
 Gemeenschappelijk economisch beleid
 1 centrale munt en 1 centrale bank
Instellingen van Europese Unie:
 Europese raad: bestaat uit regeringsleiders (bij ons: JP) en ministers van buitenlandse
zaken. Beslist over belangrijke vraagstukken.
 Raad van Ministers: Afhankelijk van vraagstuk één minister per land. Besluit over
voorstellen van Europese Commissie
 Europese commissie: Dagelijks bestuur; controleert nakoming verdragen en heeft
recht van initiatief (mag voorstellen doen).
 Europees Parlement: Adviseert Raad van ministers over voorstellen van de Europese
Commissie.
 Europese Hof van Justitie: spreekt recht over juiste toepassing van verdragen; is
zowel voor regeringen als voor burgers.
EU-beleid omvat veel terreinen: concurrentie-wetgeving, landbouw, juridisch enz.
Begroting EU:
Voornaamste inkomstenbronnen:
 Deel van de BTW-ontvangsten van de lidstaten
 Douanerechten: invoerrechten van lidstaten gaan naar EU
 Heffing afhankelijk van grootte Nationaal Product afzonderlijke lidstaten
Voornaamste uitgavenposten:
 Landbouw en visserij (herinner het autarkie-streven van de EU)
 In toenemende mate steunverlening aan zwakke lidstaten, de zgn. regionale
steunverlening uit het structuurfonds.
Download