Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven Bron: Didactisch model ‘van Gelder’ Student(e) Romy Smits Klas 1c Stageschool Spelelier Plaats Boxtel Vak- vormingsgebied: spelling Speelwerkthema / onderwerp: (week 23) Mentor Datum Groep Aantal lln Linda van de Nostrum 03-03-2015 8 29 Persoonlijk leerdoel: Aan het einde van kwartaal 3 kan ik zorgen voor een goede organisatie tijdens mijn lessen. Dat ga ik doen door middel van letten op mijn tijdsplanning, werken aan mijn overzicht over 2 groepen en door meerdere activiteiten achter elkaar te geven. Met tijdsplanning bedoel ik mijn les in de tijd halen die ik daarvoor heb gekregen. Als dit niet lukt dan komt de organisatie/planning van de andere vakken in de knoei. Overzicht over twee groepen, is heel erg belangrijk omdat ik stage loop in een combinatieklas 7-8. Als ik instructie geef aan groep 7 moet ik ook het overzicht houden op groep 8, en vragen beantwoorden van groep 8. Dit is ook zo voor groep 7. Dit ga ik doen door middel van mijn mentor observeren bij het geven van een instructie, in gesprek te gaan met mijn mentor over hoe ik dat het beste aan kan pakken en vooral door veel te oefenen. In deze les wil ik echt proberen om de leerlingen aan de instructietafel aan de gang te zetten. Een korte uitleg aan het begin van de les. De kinderen die in de verkorte instructie zitten kunnen dan naar hun plaats gaan. Doel voor de verkorte instructie: Na de korte uitleg aan het begin, zelfstandig en zonder vragen te stellen de vragen beantwoorden. Het doel voor de middengroep is: samen van elke opdracht er één samen doen en daarna zelfstandig aan de slag te kunnen. Het doel van de verlengde instructie is dat de leerlingen de hele les bij mij aan de instructietafel blijven, en door te herhalen de spelling van de woorden foutloos maken. Lesdoel(en): De kinderen kunnen de volgende tweelingvormen onderscheiden en schrijven: 1. Tijd van nu/ tijd van toen. 2. Tijd van nu/ bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. 3. Tijd van toen/ bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. (1,2 en 3 zijn allemaal tweelingvormen van elkaar. Ze lijken ook op elkaar. Vandaar de naam tweelingvormen.) De leerlingen leren ook de regels van het maken van de tijd van nu, tijd van toen, bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord. Kerndoel 11: De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: - regels voor het spellen van werkwoorden. - regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden. - regels voor het gebruikvan leestekens. Leerlijn: Als 5-6+: regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief.) - Spelling van leenwoorden (politie, computer, liter) - Spelling van woorden met apostrof (komma’s en thema’s) - Spelling van woorden met deeltekens (trema) en koppeltekens (ideeën en Noord-Brabant.) - Attitude voor correct schriftelijk taalgebruik. - Gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals: een woordenboek, spellingchecker of controleschema’s. 1. We maken gebruik van Algoritmische strategie De leerlingen leren een aantal vaste denkstappen die moeten leiden tot spelling van de juiste werkwoordvormen. Dit zijn vragen die de leerlingen zichzelf moeten stellen. - Is het werkwoord de persoonsvorm? - Staat de persoonsvorm in de tt of in de vt? - Staat de persoonsvorm in het ev of in het mv? - Is er sprake van een zwak of sterk werkwoord? Evaluatie van lesdoelen: Beginsituatie: De leerlingen hebben vorige week les gehad in het verschil tussen de tijd van toen en het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. De meeste leerlingen weten dus wat de verschillen zijn tussen deze 2 vormen. Ze hebben ook les gehad in de tijd van nu. Dat is al langer geleden dan de andere vormen maar dat weten ze ook nog wel. Ik ga dus eigenlijk alleen maar stof herhalen die ze al ooit hebben gehad. Alleen nu gaan we alle vormen door elkaar gebruiken. Dit is dus best wel lastig omdat ze dat nog nooit gedaan hebben. Het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord lijken heel erg veel op elkaar. Deze twee vormen halen de leerlingen nog vaak door elkaar. Deze ga ik met de quizvragen dan ook extra goed oefenen. Zo kunnen de leerlingen zelf ook al goed oefenen met het verschil tussen deze twee vormen. Ook de tijd van nu en de tijd van toen komen naar voren. De leerlingen moeten dus de stappen voor werkwoordspelling goed in hun hoofd hebben. (Dit is bij de meeste wel goed omdat ze elke week, de woorden van de week moeten oefenen in alle vormen. Er wordt een ‘werkwoordspelling schema’ ingevuld.) Beginsituatie verlengde instructie: Deze leerlingen vinden het vak spelling heel erg moeilijk. (Sommige leerlingen zijn dan ook NT2 leerlingen.) Deze leerlingen kunnen de spelling goed als ze stap voor stap te werk gaan. Als ze deze stappen in hun hoofd hebben kunnen ze deze elke keer toepassen en zo tot het goede antwoord komen. Tijdens alle opdrachten zal ik ook met deze leerlingen ga ik ook met deze stappen aan het werk. Deze leerlingen zitten eigenlijk de hele les bij mij aan de instructietafel. Beginsituatie instructie: Deze leerlingen hebben nog een beetje uitleg nodig. Zij zitten bij de inleidende oefening, maar ook bij de uitleg van de opdrachten. Als ze de inleiding hebben gehad, en dus de uitleg van de categorie van deze week en ze weten hoe alle opdrachten door er één per opdracht samen te doen kunnen deze leerlingen aan de slag. Dit doen ze zelfstandig op hun plaats in de klas. Zo gaat het eigenlijk elke les. Maakt niks uit welk vak het is. Deze leerlingen mogen er wel voor kiezen om langer aan de instructietafel te blijven als ze het nog lastig vinden. Beginsituatie verkorte instructie: Deze leerlingen mogen zelf weten of ze aan de instructietafel komen zitten of niet. Dat moeten ze zelf bepalen. Als ze denkend dat het een moeilijk onderwerp is komen ze aan de instructietafel zitten en anders gaan ze zelfstandig aan het werk op hun plaats. Deze leerlingen hebben genoeg kennis van de spelling van werkwoorden om de opdrachten zelfstandig te kunnen maken. (Ze scoren bij de Cito toetsen dan ook een I of een I+.) De leerlingen van groep 8 vinden het moeilijk om in stilte (met het stoplicht op rood) te werken. Als ik iemand moet corrigeren, dan is het vaak een leerling van groep 8. Als zij de kans krijgen om iets meer te praten, pakken ze deze meteen aan. De instructie aan groep 8 gaat eigenlijk altijd goed. Het is een kleinere groep dan groep 7 dus dat is voor mij als leerkracht fijner. (De leerlingen van groep 7 passen niet allemaal aan de instructietafel. Sommige leerlingen moeten dan hun eigen tafel rond de instructietafel zetten. Dit is moeilijker om in de gaten te houden.) In de vrije situaties vinden sommige leerlingen het ook nog moeilijk. Je merkt meteen aan groep 8, dat als ik weg loop om bij groep 7 te gaan kijken dat er meteen leerlingen zijn die gaan praten. Dit zijn ook meestal dezelfde leerlingen. Ik heb het hier over gehad met mijn mentor. Zij heeft gezegd welke leerlingen daarin echt opvallen en dat ik dus extra aandacht moet geven aan deze leerlingen. Het niveau van de leerlingen ligt bij spelling niet zo heel ver uit elkaar. Er is wel een verschil tussen de verkorte en de verlengde instructie. Over het algemeen gaat de werkwoordspelling wel goed. Sommige leerlingen kunnen dit zonder uitleg van de leerkracht en sommige hebben wel deze begeleiding nodig. Daar zit het verschil in niveau. Het verschil tussen groep 7 en 8 op cognitief niveau valt niet heel erg op. Voor mijn handelen als leerkracht betekent dit dat ik dus mijn aandacht moet gaan verdelen over de twee groepen. Er zijn verschillende niveaus op cognitief gebied. Deze staan vast in het groepsplan. De leerlingen weten zelf bij welke groep ze horen. Daarvoor hoef ik als leerkracht niets te doen. Ik moet wel proberen om zo veel mogelijk met mimiek en non verbale communicatie te werken. Zo is het voor de leerlingen die het moeilijk vinden makkelijker te onthouden. Ook de structuur van de les moet ik goed strak houden. Dit is voor de leerlingen allemaal fijner en dan kunnen ze ook beter de woorden onthouden en begrijpen. Lesverloop Tijd 5 min Leerinhoud Didactische handelingen Leraar Inleiding Ik vertel de leerlingen dat we weer aan de slag gaan met de tweelingvormen van vorige week. We gaan er nu alleen ook nog de tijd van nu bij gebruiken. Leeractiviteit Materialen / Organisatie leergedrag leerling(en) De leerlingen kijken met mij mee naar het bord. Daar sta ik en ze mogen nog niet gaan werken aan de opdrachten. (hier ga ik goed op letten.) Alle pennen zijn neer en iedereen kijkt mijn kant op. Ik stel de leerlingen de volgende vragen: - wat is de tijd van nu? Hoe maken we deze? - wat is de tijd van toen? Hoe maken we deze? - Wat weet je nog van de tweelingvormen? - Wat zijn tweelingvormen ook alweer? De leerlingen geven antwoord op mijn vragen. Daarmee halen ze hun voorkennis op. Ze kijken terug of ze nog weten wat al deze vormen los van elkaar betekenen en hoe je deze maakt of vormt. Wat hier de regels voor zijn. De leerlingen geven antwoord op deze vragen. Hier wil ik heel erg snel doorheen gaan fietsen met de leerlingen. Dit is kennis die ze al paraat hebben. Dit wil ik alleen even snel opfrissen. De ‘zelfstandige groep’ even rondkijken of er veel blokjes op rood staan. Dan gaan we beginnen aan de quiz. De leerlingen krijgen in 2 tallen een klein schoolbordje en een schoolkrijtje waarmee ze het antwoord van de vraag op kunnen schrijven. De vragen zijn allemaal meerkeuze. Binnen een paar seconde moeten ze het antwoord opschrijven. De vragen staan in een powerpoint. Het zijn voorbeelden van de vormen door elkaar gebruikt. Dit wil ik doen op een manier van vragen stellen door een soort quiz te maken. Ik maak 2 tallen We kijken na elke vraag meteen na. Anders kan je het niet van de kinderen die aan de instructietafel zitten. meer op het schoolbordje schrijven. Ik heb een vraag in een powerpoint gezet. Elke dia is een andere vraag. Het zijn voorbeelden van deze vormen die we gaan gebruiken. Het zijn in totaal 10 quizvragen. De quiz wil ik eigenlijk gaan flitsen. Als we deze gedaan hebben gaan we het snel even nakijken. Als er geen fouten of weinig fouten gemaakt zijn dan kunnen de leerlingen aan de slag met de opdrachten. 20 min Kern We maken gebruik van: 2. Algoritmische strategie De leerlingen leren een aantal vaste denkstappen die moeten leiden tot spelling van de juiste werkwoordvormen. Dit zijn vragen die de leerlingen zichzelf moeten stellen. - Is het werkwoord de persoonsvorm? - Staat de persoonsvorm in de tt of in de vt? - Staat de persoonsvorm in het ev of in het mv? - Is er sprake van een zwak of sterk werkwoord? Deze fase is qua tijd langer maar eigenlijk qua uitleg veel korter. Ik ga nu de opdrachten in het werkboek uitleggen. Van de startopdracht wil ik stukje 1 helemaal samen doen. Als we dit hebben gedaan mogen de kinderen naar de rest van de startopdracht gaan. Deze kunnen ze zelfstandig gaan maken. Ik loop op dit moment even rond bij groep 7. Ik leg meteen opdracht 2 uit. Hiervan doen we ook de eerste zin samen. Daarna leg ik opdracht 3 uit. Van opdracht drie doen we ook samen de eerste zin. Nu zijn eigenlijk alle opdrachten besproken. De leerlingen die het nu begrijpen mogen terug gaan naar hun eigen plek, (De leerligen van de verlengde instrutie zitten nog bij mij aan tafel.) We gaan weer terug naar opdracht 2. We doen zin twee weer samen. Ik lees de zin voor en de leerlingen vullen hem in. Ze vertellen eerst aan mij het antwoord. Als dat goed is, gaan we alle stappen na om tot het goede antwoord te komen. Daarna gaan we naar zin drie van opdracht 2. Zo gaan we nog een paar zinnen af. Tot we bij zin 5 zijn. Als we bij zin 5 zijn, kunnen de leerlingen proberen om nog een zin zelfstandig te maken. Ik loop rond bij de zelfstandige groep (7). We maken opdracht 2 af en gaan De leerlingen maken samen met mij de startopdracht. Deel 1. Daarna luisteren ze even naar mijn uitleg over opdracht 2 en de mix opdracht. De leerlingen luisteren nu allemaal mee en leggen hun pen neer. Zo heb ik alle aandacht van alle leerlingen. na deze uitleg kunnen ze meteen aan de slag met alle opdrachten te maken. De leerlingen die geen uitleg meer nodig hebben kunnen naar hun plek gaan en daar verder werken. De kinderen die blijven zitten aan de instructie tafel geven aan dat ze nog meer uitleg en begeleiding nodig hebben. met deze kinderen maak ik alle vragen samen. 5 min Slot Dit is eigenlijk alleen met de leerlingen die in de verlengde instructie blijven zitten. De andere leerlingen zitten al op hun plaats te werken aan de opdrachten. We maken samen de opdrachten af. We hebben dus geen gezamenlijke afsluiting. De leerlingen weten wel wanneer ze op moeten ruimen omdat dat aan wordt gegeven. Na deze les wordt het werk van het werkboek door mij nagekeken. De leerlingen die fouten gemaakt hebben of het werk slordig gemaakt hebben krijgen het weer terug op hun tafel. Deze leerlingen moeten dus nog wat aan hun werk veranderen voordat het goed is. Dit kun je zien als evaluatievorm. Er wordt door de leerkracht gekeken of de leerling het heeft begrepen ja of nee. Is dat niet het geval (dus veel fouten gemaakt) dan krijgt het kind het werk terug. Zo wordt er eigenlijk alleen geëvalueerd op de resultaten. Mijn mentor heeft heel veel kennis over de leerlingen zelf. Als ik dit nakijk en ik zeg tegen mijn mentor dat leerling x heel erg veel fouten gemaakt heeft, dan zegt zij wel of ik het terug mag leggen op de tafel van het kind of niet. Dat ligt aan het niveau of aan het kind zelf. (Dit moet ik nog leren.) De leerlingen die aan de instructie tafel zitten maken met mij de opdrachten af. De andere kinderen zitten al aan hun tafel te werken. Persoonlijke reflectie Feedback mentor Datum: