stappenplan

advertisement
STAPPEN WERKWOORDSPELLING:
START: Wat voor een soort werkwoord moet ik schrijven?

Persoonsvorm? (zin vragend maken)
Tijd van nu? :
->
werkwoordwijzer
één? ik-vorm of bij een ander; ik-vorm +t
meer? woordenboekvorm (wij-vorm)
Tijd van toen?: met klankverandering? moet je gewoon weten.
zonder klankverandering? Ik-vorm + de/te of bij meer ik-vorm + den/ten

Voltooid deelwoord? (staat er een hulpwerkwoord in de zin? HEBBEN, ZIJN, WORDEN?)
Regel: langer maken of ’t fokschaap (gebruik het hele werkwoord)

`
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord? (zegt iets over het zelfstandig naamwoord dat er achter
staat, een versierwoord dat bestaat uit een voltooid deelwoord, bv. De geverfde deur)
Regel: 1. Schrijf eerst het voltooid deelwoord op (denk ‘ik heb’ er voor)
*gebruik dus de regels ook van het voltooid deelwoord!
2. Eindigt het op een -d of- t? Dan een -e erachter. (bv. De geverfde deur)
Eindigt het op –en? Dan blijft het zo staan (bv. De gewonnen wedstrijd)
3. Kijk tenslotte of er een lange klank aan het eind van een lettergreep zit:
Pas de ‘ezel-regel’ toe, dus zo kort mogelijk opschrijven.
(bv. De ver/groo/te foto wordt De vergrote foto
maar Het ge/kook/te ei blijft het gekookte ei)

Woordenboekvorm ? (= het hele werkwoord; je kunt er ‘wij’ voor zetten)

Gebiedende wijs? (= een opdracht, bv. ‘Loop door’, of ‘Ga zitten’. Staat vaak aan het begin van de zin)
Regel: gebruik de ik-vorm in de tijd van nu.
Download