Spelling thema 3: Woorden waarin de k geschreven wordt als c Regel: In sommige woorden hoor je een k, maar je schrijft een c. Voorbeelden zijn: insect camera speculaas objectief inspecteur club Woorden met –th (thee) Regel: In sommige woorden hoor je een t, maar schrijf je th. Voorbeelden zijn: methode theorie theater thema katholiek bibliotheek Woorden met in het midden een S en een Z. Regel: Je hoort de SZ in het midden van het woord en schrijft deze ook. Voorbeelden zijn: nieuwszender enigszins thuiszege weerszijde onszelf jaszak Woorden eindigend op een –b Regel: In sommige woorden hoor je een p, maar je schrijft een b. Voorbeelden zijn: krab lab objectief club obstakel web Persoonsvorm: tegenwoordige tijd enkelvoud Doel: de leerlingen kunnen de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd bij werkwoorden die eindigen op een -d correct schrijven. Regel: Schrijf eerst de ik-vorm (ik raad). Als het over een ander gaat +t (hij raadt). Er zijn 3 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd. De ik-vorm: Dit is het hele werkwoord –en (Ik vind) De hij-vorm: Dit is de ik-vorm +t (Hij vindt) De wij-vorm: Dit is het hele werkwoord (Wij vinden)