werkwoordspelling

advertisement
WERKWOORDSPELLING
Om de regels van de werkwoordspelling goed toe te passen is kennis van een aantal
begrippen nodig:
Infinitief = het hele werkwoord, niet-vervoegd
voorbeeld:
lopen –willen - durven – smoezen
Stam
= het hele werkwoord zonder –en
voorbeeld:
lop – will –durv –smoez
Ik-vorm = de aangepaste stam van het werkwoord door verdubbeling van de
klinker, het
weglaten van een dubbele medeklinker, het veranderen van de –v in een
–f en van de –z in een –s
voorbeeld:
loop – wil – durf – smoes
D-werkwoorden = werkwoorden waarvan de stam / ik-vorm eindigt op een –d.
Deze werkwoorden kunnen in de tegenwoordige tijd –dt krijgen en in de
verleden tijd dubbel-d
voorbeeld:
ik beantwoord - hij beantwoordt - beantwoordde
ik verbrand – hij verbrandt – verbrandde
T-werkwoorden = werkwoorden waarvan de stam / ik-vorm eindigt op een –t. Deze
krijgen in de verleden tijd dubbel-t
voorbeeld:
Ik verlicht - verlichtte
Ik vergroot – ik vergrootte
Sterke werkwoorden = kennen in de verleden tijd en als voltooid deelwoord een
klinker- of klankverandering
voorbeeld:
vind – vond – gevonden
loop – liep – gelopen
Zwakke werkwoorden = krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm –de of –te
en als voltooid deelwoord (ge+)ik-vorm + –d of –t
voorbeeld:
maak – maakte – gemaakt
geloof – geloofde – geloofd
Tenslotte:
De persoonsvorm kan je het beste vinden door de tijd van de zin te veranderen: het
werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
De ik-vorm pas je in de tegenwoordige tijd in de volgende gevallen toe:
1. als ‘ik’ voor of achter de persoonsvorm staat
voorbeeld:
ik loop – loop ik – ik vind – vind ik
2. als ‘jij’ of ‘je’ achter de persoonsvorm staat
(let op: ‘je’ moet kunnen veranderen in ‘jij’)
voorbeeld: loop jij – loop je – vind jij – vind je
maar:
vindt je broer
3. in de gebiedende wijs
voorbeeld: loop – vind – luister – zwijg
De regel van ’t kofschip:
staat de laatste letter van de stam (!) in ’t kofschip dan krijgt de persoonsvorm in de
verleden tijd ik-vorm+te(n) en het voltooid deelwoord ge+ik-vorm+t
voorbeeld: maken – mak – maak – maakte – gemaakt
vissen – viss – vis – viste - gevist
maar:
beloven –belov – beloof – beloofde – beloofd
reizen – reiz – reis – reisde - gereisd
Bovendien: de Engelse werkwoorden
De stam van een werkwoord van Engelse herkomst schrijven we op dezelfde manier
als in het Engels en we vervoegen het werkwoord verder als een zwak werkoorden.
Bij de toepassing van ’t Kofschip letten we nu echter niet op de laatste letter van de
stam, maar op de klank van de laatste letter van de stam (bv. mix- de klank is –ks)
Enkele veel voorkomende werkwoorden zijn:
faxen
ik fax
jij faxt
ik faxte
jij faxte
ik heb gefaxt
faceliften
ik facelift
jij facelift
ik faceliftte
jij faceliftte
ik heb gefacelift
downloaden
gedownload
ik download
ik downloadde
ik heb
jij downloadt
jij downloadde
ik upgrade
ik upgradede
jij upgradet
jij upgradede
saven
ik save
jij savet
ik savede
jij savede
ik heb gesaved
barbecueën
gebarbecued
ik barbecue
ik barbecuede
ik heb
jij barbecuet
jij barbecuede
rugbyen
ik rugby
jij rugbyr
ik rugbyde
jij rugbyde
ik heb gerugbyd
skaten
ik skate
jij skatet
ik skatete
jij skatete
ik heb geskatet
upgraden
geüpgraded
ik heb
Het op de juiste manier spellen of vervoegen van de werkwoorden is dus gebonden
aan regels.
De stappen om deze regels toe te passen zijn samengevat in 4 schema’s:
Schema-1
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Schema-2
Persoonsvorm verleden tijd – sterke werkwoorden
Schema-3
Persoonsvorm verleden tijd – zwakke werkwoorden
Schema-4
Voltooid deelwoord, infinitief en bijvoeglijk naamwoord
Download