Fictie 1.1 - Nederlands in de onderbouw

advertisement
SPELLING
ONVOLTOOID DEELWOORD/BIJVOEGLIJK
GEBRUIKT DEELWOORD
AAN HET EINDE VAN DE LES
KUN JE/ WEET JE…
Weet je wat onvoltooide deelwoorden zijn;
Kun je ze herkennen in een zin en goed spellen;
Weet je wat bijvoeglijk gebruikte deelwoorden zijn;
Kun je bijvoeglijk gebruikte deelwoorden goed spellen.
WAT GAAN WE DOEN?
•
Uitleg lesstof
•
Vier oefenvragen PTA spelling
•
Zelfstandig werken paragraaf spelling h4 opdr 6 t/m 10
Pauze
•
Afspraak maken over inleveren boekverslagen
•
Stil lezen
•
Spelling oefenen in de mediatheek
WAT IS EEN ONVOLTOOID
DEELWOORD (OD) ?
Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in
een zin staan:
• Infinitief
Ik heb zin om te lopen
• Voltooid deelwoord
ik heb gelopen
• Onvoltooid deelwoord
Hij ging lopend naar huis
Spelling van een od is heel makkelijk: Infinitief+d
Lopen
Werken
Rennen
lopenD
werkenD
rennenD
BIJVOEGLIJK
GEBRUIKEN
Als iets bijvoeglijk gebruikt wordt dan ZEGT het IETS over
een ZELFSTANDIG NAAMWOORD.
Deelwoorden (voltooid en onvoltooid) kun je bijvoeglijk
gebruiken:
Onvoltooid
deelwoord
Bijvoeglijk
gebruikt
Zwetend liep hij de race>>de zwetende man
voltooid
deelwoord
Bijvoeglijk
gebruikt
Hij had zijn geld al gebruikt.>>>het gebruikte geld
BIJVOEGLIJK GEBRUIKTE
DEELWOORDEN
Hoofdregel: Schrijf deze woorden zo KORT mogelijk!
Het verhaal is verteld- het vertelde verhaal
De afstand is gefietst- de gefietste afstand
LET OP WOORDEN ALS:
GereDDe
gezeTTe
De uitspraak is
leidend voor de
spelling!!!!
6
gewiTTe
ONREGELMATIGE/STERKE
WERKWOORDEN
Ook bijvoeglijk te gebruiken!
Regel: voltooid deelwoord eindigt wel op –en
het bijvoeglijk nw
ook!
Voorbeeld:
De afstand is gelopen – de gelopen afstand
Hij afstand is gezwommen- de gezwommen afstand
Regel: voltooid deelwoord eindigt niet op -en
het bijvoeglijk nw
ook niet!
Voorbeeld:
Het boek is gebracht – het gebrachte boek
Hij heeft het verhaal bedacht- het bedachte verhaal
OEFENVRAAG 1
Maak twee zinnen waarin JE het onderwerp is.
Gebruik de volgende persoonsvormen: antwoord en antwoordt
Je antwoordt aan mij.
Uitleg
Als ‘je’ voor de persoonsvorm staat
schrijf je de ik-vorm+t
Antwoord je aan mij?
Uitleg
Als je onderwerp is en achter de
persoonsvorm staat, schrijf je de ikvorm.
OEFENVRAAG 2
Maak twee zinnen.
Zin 1 met de werkwoordsvorm: beantwoord
Zin 2 met de werkwoordsvorm: beantwoordt
Hij beantwoordt de vraag.
Uitleg
Beantwoordt is hier een
persoonsvorm tt. In de zin is ‘hij’
het onderwerp: dus ik-vorm+t
Uitleg
Beantwoord is hier een voltooid
Hij heeft de vraag beantwoord. deelwoord. De laatste letter van de
stam zit niet in ‘t ex fokschaap: dus
laatste letter een -d
OEFENVRAAG 3
Leg uit waarom de werkwoordvorm ‘geland’ geen persoonsvorm
kan zijn.
Uitleg
De persoonsvormen tt van het werkwoord landen zijn
land, landt, landen.
Geland=het voltooide deelwoord van het werkwoord
landen.
OEFENVRAAG 4
Welk woord is verkeerd afgebroken. Leg je antwoord uit!!
A: ge-ant-woord
B ha-ring
C pi-a-no
D le-tter-greep
Uitleg
Antwoord D is fout. Wanneer er een dubbele medeklinker
in woord staat, verdeel je die ‘eerlijk’ over twee
lettergrepen.
Download