Woorden thema 2 “Vrienden” Groep 8 Dictees in de week van 3 tot 7 november 2014 Samenstellingen met –en- (woordenboek): bijenkorf – kippenhok – bessensap – beukenlaan – paardenstaart – rozenstruik – paardenbloem – mensenleven – ziekenhuis – brievenbus – kersenpit – zakenreis – paddenstoel – Dennenlaan bejaardenwoning – dierenwinkel – duivenkooi – gebarentaal – kattenkwaad spinnenweb Samenstellingen met –e- (groenteman): reuzeleuk – rodekool – spinnewiel – rijstepap – apetrots – hagedis – aspergesoep – secondewijzer – hagedis – maneschijn – Koninginnedag (let op de hoofdletter!)- zonnebril – bruidegom platteland – schattebout – papegaai - bolleboos Samenstellingen met –s- (dorpsstraat): damesfiets – meisjeskoor – verkeersslachtoffer – vissersvloot – enigszins – bakkerszaak – kapperszaak – varkenshok – verkeersbord – stadsdeel – damesfiets – staatsloterij – gezinszorg – meisjesstem – geenszins – oorlogszuchtig - rechtszaak Deze regel voor de werkwoorden goed onthouden : Je herkent een voltooid deelwoord in een zin, omdat er altijd een hulpwerkwoord in de zin staat. bijv. Het heeft geregend Er wordt gelachen Ik ben begonnen Hulpwerkwoord = heeft hulpwerkwoord= wordt hulp w.w.= ben Voltooid deelwoord= geregend voltooid deelwoord= gelachen volt. d.= begonnen Een voltooid deelwoord kan eindigen op –en of op –d of -t Als je twijfelt over –d of –t, dan haal je –en van het hele werkwoord af. Zit de laatste letter in `t kofschip x? Ja, dan eindigt het volt. deelw. op een t. Zo niet, dan eindigt het voltooid deelwoord op een d. bijv. Ik heb een koekje gepakt. Gepakt is met een t, want als ik –en eraf haal van het hele werkwoord, dan is de laatste letter een k! pakk(en). De K zit in `t kofschip x, dus is de regel dat je gepakt met een t schrijft. Het heeft geregend is met een d, want als je van regen(en) –en eraf haalt, dan eindigt het werkwoord op een n. De n zit niet in `t kofschip x, dus schrijf je het volt. deelw. met een d. z.o.z. staan extra werkwoordenregels die in thema 2 aan bod komen! Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een voltooid deelwoord. Een bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over de persoon of het voorwerp waar het voor staat. Als het voltooid deelwoord op –en eindigt, eindigt het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook op –en. (Deze zien er dus hetzelfde uit) Als het voltooid deelwoord op een –d of –t eindigt, komt er een -e achter het voltooid deelwoord. We schrijven het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk! Voorbeelden: Hele werkwoord kleuren branden proeven pakken vinden besteden vergroten voltooid deelwoord gekleurd gebrand geproefd gepakt gevonden besteed vergroot bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord de gekleurde muur de gebrande pinda het geproefde eten de gepakte dief de gevonden tas het bestede geld (zo kort mogelijk) de vergrote foto (zo kort mogelijk) Heel soms krijg je een dubbele medeklinker, omdat anders de klank van het woord niet meer klopt! Voorbeelden: de geschatte afstand of de gewitte muur Als de klank niet verandert in de verleden tijd is er de volgende regel: enkelvoud: stam + de meervoud: stam + den stam + te stam + ten Voorbeelden: ik/jij/hij/ze kleurde, raadde, fietste, praatte wij kleurden, raadden, fietsten, praatten Als er in de stam al een d of t staat, krijg je in de verleden tijd dus een dubbele t of d. Als je twijfelt over een d of t, kun je de regel van `t kofschip gebruiken (z.o.z.)