O_v513-Markten-1 59.50KB

advertisement
317516371
1
Opgave 1.
Op de markt van een bepaald product gelden de volgende vraag- en aanbodfunctie:
p = 100  ½ qv
p = 25 + qa
Verder is gegeven dat er marktevenwicht bestaat.
a. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid in het evenwichtspunt.
b. Is de vraag in het evenwichtspunt prijselastisch of -inelastisch? Motiveer je antwoord.
c. Zal, uitgaande van het evenwichtspunt, een prijsstijging tot een omzetstijging of een omzetdaling
leiden? Beantwoord de vraag zonder berekeningen van de omzet te maken.
Vervolgens verschuift de aanbodcurve. De aanbodfunctie wordt:
p = 50 + qa
d. Geef een mogelijke reden voor deze verschuiving.
e. Bereken de segment(prijs)elasticiteit van de gevraagde hoeveelheid, uitgaande van de twee gevonden
evenwichtspunten.
f. Bij welke prijs is de omzet op deze markt maximaal? Beantwoord de vraag zonder berekeningen van de
omzet te maken.
Opgave 2.
De vraag naar appels qappels is afhankelijk van de appelprijs (pappels), van de perenprijs (pperen) en van het
gemiddeld inkomen in Nederland (y). De vraagvergelijking ziet er als volgt uit:
qappels = –0,5 pappels + 0,3 pperen + 0,001 y
c.
d.
q staat steeds in 10.000 kg, p in eurocenten per kg en y in euro’s.
Op een bepaald moment zijn de peren- en appelprijs even hoog, namelijk € 0,75 per kg. Het gemiddeld
inkomen in Nederland ligt op € 33.000.
Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid van appels.
Heb je voldoende gegevens om de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid van peren te
berekenen? Zo ja, voer deze berekening uit. Zo nee, welk(e) gegeven(s) ontbreken?
Bereken de kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid appels voor de perenprijs.
Noem, naast de genoemde factoren, nog twee factoren waarvan de vraag naar appels afhankelijk is.
a.
b.
c.
d.
e.
Opgave 3.
Een marktkoopman in schoeisel heeft een maandelijkse omzet van € 78.750 bij een gemiddelde prijs
van € 45 per paar schoenen. Hij verwacht bij een prijsstijging van 5% een vermindering van de afzet
met 6%.
Als de prijs met 10% wordt verhoogd, bij gelijkblijvende elasticiteit, wordt de omzet
€ 74.025.
€ 77.726,25.
€ 76.230,€ 83.475.
€ 88.483,50.
a.
b.
Opgave 4.
Een benzinestation verhoogt de prijs van benzine van € 1,20 naar € 1,32. Als gevolg hiervan daalt de
omzet per maand van € 480.000 naar € 448.800.
 Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij de prijsverandering van € 1,20 naar € 1,32.
317516371
2
Opgave 5.
Gegeven is het volgende prijsvormingsmodel:
qv = –2,5p + 150
qa = 2,5p – 125
qv = qa
Betekenis van de symbolen:
qv: gevraagde hoeveelheid
qa: aangeboden hoeveelheid
p: prijs.
a.
b.
c.
d.
Bij de evenwichtsprijs is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
–11,3
– 1,76
– 11
– 0,09
Opgave 6.
Met 1995 als basis is de wegingsfactor van communicatie in het consumentenprijsindexcijfer (cpi)
19‰. In 1998 was de prijs van communicatie ten opzichte van 1995 met 10,1% gestegen. De cpi voor
1998 stond op 106,3.
a.
b.
c.
d.
Bereken in twee decimalen met welk percentage de prijs van de andere goederen- en
dienstencategorieën uit de cpi in de periode 1995-1998 is veranderd.
7,24
6,23
3,81
0,07
Opgave 7.
De consument besteedt zijn inkomen aan veel verschillende goederen. In de loop van de tijd verandert
voor het gemiddelde gezin de samenstelling van het pakket goederen dat wordt aangeschaft.
a. Noem enkele oorzaken waardoor een gezin, ook bij gelijkblijvend inkomen in de loop van de tijd een
ander pakket goederen aanschaft.
Om inzicht te krijgen in de kosten van levensonderhoud stelt het cbs de consumentenprijsindex (cpi)
samen.
b. Op welke wijze houdt het cbs bij het opstellen van de cpi rekening met de omstandigheid dat het
uitgavenpatroon van gezinnen in de loop van de tijd verandert?
c. Op welke wijze houdt het cbs bij het opstellen van de cpi rekening met de omstandigheid dat
prijsveranderingen van sommige goederen veroorzaakt zijn door kwaliteitsveranderingen van die
goederen?
Opgave 8.
De vraag naar dualband-telefoontoestellen kan worden weergegeven met de vergelijking
qv=  9,5p + 20.000.
Hierin is:
qv de gevraagde hoeveelheid in stuks
p de prijs per telefoontoestel in euro’s.
a.
b.
c.
d.
Bij een prijs van € 1.250 is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid van deze telefoontoestellen
–6,84
–6,18
–1,46
–0,68
317516371
Opgave 9.
De vraag naar dualband-telefoontoestellen kan worden weergegeven met de vergelijking
qv = –9,5p + 20.000.
Hierin is:
qv de gevraagde hoeveelheid in stuks
p de prijs per telefoontoestel in euro’s.
Bij een prijs van € 950 is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid van deze telefoontoestellen
–0,82.
a.
b.
c.
d.
De omzet bij deze prijs is
€ 15.234.375.
€ 10.426.250.
€ 10.156.250.
€ 6.770.833.
Opgave 10.
Substitutiegoederen worden tijdens de productie vervangen door voor de consument meer
aantrekkelijke goederen.
II Complementaire goederen zijn onmisbaar bij het gebruik van andere goederen.
I
a.
b.
c.
d.
Welke bewering is juist?
Alleen bewering I is juist.
Alleen bewering II is juist.
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
Opgave 11.
I Met behulp van de kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid kan de mate van
concurrentie tussen verschillende goederen worden aangegeven.
II De kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid kan niet worden gebruikt om het verschil
tussen aanvullende en concurrerende goederen aan te geven
a.
b.
c.
d.
Welke bewering is juist?
Alleen bewering I is juist.
Alleen bewering II is juist.
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
Opgave 12.
Met behulp van de kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid kunnen we aangeven hoe
en in welke mate goederen elkaar kunnen vervangen dan wel aanvullen.
a. Leg uit op welke wijze we aan de kruiselingse prijselasticiteitscoëfficiënt kunnen zien of we te maken
hebben met goederen die elkaar kunnen vervangen en in welke mate deze goederen elkaar kunnen
vervangen.
b. Leg uit op welke wijze we aan de kruiselingse prijselasticiteitscoëfficiënt kunnen zien of we te maken
hebben met goederen die elkaar aanvullen en in welke mate deze goederen elkaar aanvullen.
3
317516371
4
Opgave 13.
De kosten van het gebruik van een inkjetprinter worden in sterke mate bepaald door de kosten van de
inkt.
In een bepaalde periode kan de vraag naar inkjetprinters worden weergegeven met de volgende
vergelijking:
qprA = –20pprA + 40pprB – 25pi + 8.500.
Hierin is:
qprA de gevraagde hoeveelheid inkjetprinters van merk A in stuks
pprA de prijs van inkjetprinters van merk A in euro’s per printer.
pprB de prijs van inkjetprinters van merk B in euro’s per printer.
pi de prijs van printerinkt in euro’s per patroon.
Verder is gegeven:
pprA = 450
pprB = 350
pi = 30.
a. Bepaal de waarde van de relevante elasticiteiten in 2 decimalen.
b. Verklaar de betekenis van de waarde van de gevonden elasticiteiten.
c. Leg uit waarom de koper van een inkjetprinter nauwelijks rekening houdt met de prijs van inktpatronen.
Opgave 14.
I Ingeval van een relatief elastische vraag leidt een prijsverlaging tot een toename van de omzet.
II Ingeval van een relatief inelastische vraag leidt een prijsverhoging tot een toename van de omzet.
a.
b.
c.
d.
Welke bewering is juist?
Alleen bewering I is juist
Alleen bewering II is juist
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
Opgave 15.
Substitutiegoederen of concurrerende goederen zijn goederen die gemakkelijk door elkaar kunnen
worden vervangen.
II In geval van substitutiegoederen is de kruiselingse elasticiteit altijd negatief.
I
a.
b.
c.
d.
Welke bewering is juist?
Alleen bewering I is juist
Alleen bewering II is juist
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
a.
b.
c.
d.
Opgave 16.
Welke goederen zijn complementair?
Boter en margarine.
Benzine en LPG.
Batterijen en zaklantaarn.
Aardappelen en rijst.
317516371
5
Opgave 17.
De vraag naar appels kan met de volgende vergelijking worden weergegeven:
qa = – 10pa + 16pp + 26,50
a.
b.
c.
d.
a.
b.
c.
d.
Hierin is qa de gevraagde hoeveelheid appels in miljoen kg en pa de prijs van appels in euro’s per kg. De
prijs van peren in euro’s per kg peren is pp. De prijs van appels is € 1,65 per kg en de prijs van peren is
€ 1,25 per kg.
Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid appels (twee dec.).
Bereken de kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid peren ten opzichte van de
prijsverandering van appels (twee dec.).
Geef de definitie van de kruiselingse prijselasticiteit voor appels en peren.
Zijn appels en peren substitutiegoederen of complementaire goederen? Verklaar je antwoord met behulp
van een van de gevonden elasticiteiten.
Opgave 18.
Een Engelcurve is een lijn waarmee
het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en de prijs van dat goed wordt
weergegeven.
het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en de prijzen van alle goederen
wordt weergegeven.
het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en het inkomen wordt weergegeven.
het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en het verzadigingsinkomen wordt
weergegeven.
Download