roeftoets H 6 - ecovanmeneerdoek.nl

advertisement
Proeftoets hoofdstuk 6
Antwoorden (video) en aantekeningen op de website.
= basis .. T1 voor toepassen in een bekende situatie.
= gevorderd…T2 voor toepassen in een nieuwe situatie.
=you are a economic champion... I voor inzicht / examenvragen
Opgave 1
De prijs van koffie stijgt met 4% waardoor de vraag naar koffie afneemt met 2%.
a. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid koffie.
b. Is dit een prijselastische of een prijsinelastische reactie? Licht toe
c. Is koffie een luxe goed of een noodzakelijk goed? Licht toe.
Opgave 2
Het gemiddelde inkomen is in 2015 met 2,3% gestegen ten opzichte van 2014. De afzet
van HD tv is in 2015 toegenomen met 400 stuks tot 1600 stuks. De verandering is
geheel toe te schrijven aan de gestegen inkomens in 2015.
a. Bereken de inkomenselasticiteit voor dit product
b. Is dit product een inferieur goed , een noodzakelijk goed of een luxe goed?
Opgave 3
De prijs van een product stijgt met 3 euro tot 12 euro. Hierdoor neemt de vraag naar dit
product af met 6 stuks tot 59 producten.
a. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.
b. Is dit een primair of een luxe goed? Licht toe.
Opgave 4
De vraag naar een Domino pizza (product a) is onder andere afhankelijk van de eigen
prijs en de prijs van een New York pizza (product b). Dit wordt weergegeven in de
volgende vergelijking:
qva = -0.5pa + 0.4pb + 12
Hierin is:
qva = gevraagde hoeveelheid van het product a in duizendtallen.
Pa= prijs van product a in euro’s
Pb= prijs van product b in euro’s
De prijs van een Domino Pizza is op dit moment € 11 en van een New York pizza € 9.
a. Bereken de gevraagde hoeveelheid van een Domino Pizza op dit moment.
b. Bereken de kruisprijselasticiteit van de vraag naar een Domino pizza, als de prijs van
een New york pizza daalt met € 1.
c. Zijn deze producten complementaire goederen of substitutiegoederen?
De prijs van een goed C daalt met 20%. De prijselasticiteit van de vraag van goed C is 0.7. Voor de prijsdaling was de gevraagde hoeveelheid 12100.
d. bereken de gevraagde hoeveelheid na de prijsdaling.
Opgave 5
De gevraagde hoeveelheid water daalt met 3 liter naar 12 liter. Dit komt omdat de
overheid de prijs van water met 0,25 euro per liter verhoogd heeft tot 0,72 euro.
a. Is water een volkomen inelastisch goed of een inelastisch goed? Toon aan met een
berekening.
b. Bereken met hoeveel procent de omzet van deze winkel verandert door de
prijsverandering.
Opgave 6
Zonnestudio ‘brandpunt’ besluit het tarief te verlagen van € 3.50 per vijf minuten naar €
2.50 per vijf minuten. Het aantal verkochte zonmunten bij ‘brandpunt’ stijgt van 480000
naar 552000. Bij zonnestudio ‘boogie Summerland’ daalt het aantal verkochte
zonmunten van 700000 naar 540000.
a. Bereken de kruislingse prijselasticiteit.
b. Is de relatie tussen brandpunt en boogie Summerland die van een substitutiegoed ,
complementair goed of een onafhankelijk goed? Leg uit.
Opgave 7
De omzet in 2011 van een bepaald product was € 500000. De prijselasticiteit van de
vraag is:
-0.6. De prijs per product in 2011 was € 8. Per 1 januari 2012 wordt de prijs met 5%
verlaagd.
Berekende procentuele verandering van de omzet.
Opgave 8
Vanwege tegenvallende verkopen zit puck met te veel voorraad. Ze wil de afzet met
60% verhogen door een prijsverlaging. Het product wordt normaal gekocht voor € 70.
De prijselasticiteit van de vraag voor dit product is -3.
Wat zal de nieuwe verkoopprijs moeten worden om het gestelde doel te halen?
Opgave 9
De vraag naar kroketten in een snackbar kan weergegeven worden met de volgende
vraagfunctie: Qv = −3P + 18
Qv is de gevraagde hoeveelheid in stuks
P is de prijs in €
1 Teken de vraaglijn in het onderstaande assenstelsel
2 arceer het consumentensurplus als de marktprijs € 2 is.
€7
€6
€5
€4
€3
€2
€1
0
Opgave 10
Het verband tussen de uitgaven aan IKEA meubelen en het inkomen is weer te geven
met de volgende vergelijking : u = 0.8y – 3200
Hierbij is:
U = uitgaven aan Ikea meubelen per jaar
Y = het besteedbaar inkomen per jaar
a Bereken het drempelinkomen.
b Leg uit wat de betekenis is van het antwoord bij vraag a.
c Teken de inkomenscurve in het assenstelsel.
Powered by www.ecovanmeneerdoek.nl
ekenen van de vraaglijn in een grafiek

Eerst bepaal je de uiterste punten, dus waar raakt de vraaglijn de P-as en waar raakt hij de Q-as.



Raken van de P-as. Je moet een P berekenen waarbij er geen kroketten gevraagd worden, dus
wanneer de Qv = 0. De vraagfunctie wordt dan: 0 = −3P + 18, 3P = 18, P = 18 ÷ 3 = 6. Dus bij een
P van € 6 worden er geen kroketten gevraagd.
Raken van de Q-as. Je moet een Qv berekenen als er niets gevraagd wordt voor een kroket, dus
wanneer de P = 0. De vraagfunctie wordt dan Qv = −3×0 + 18, Qv = 0 + 18 = 18. Dus bij een P van €
0 worden er 18 kroketten gevraagd.
Omdat de vraagfunctie liniair is – een rechte lijn dus – zijn 2 punten voldoende om de lijn te tekenen.
Berekenen van de gevraagde hoeveelheid Qv
De snackbareigenaar vraag voor een kroket € 2,00. De P is dus 2. Als je deze prijs invult in de vraagfunctie kun
je daarmee de Qv uitrekenen.
Qv = −3P + 18, Qv = −3 x 2 + 18, Qv = −6 + 18 = 12
Tekenen van het consumentensurplus in de grafiek
Het consumentensurplus is het totale voordeel van alle consumenten die bereid waren een hogere prijs te
betalen dan nodig is; hieronder weergegeven door de grijze driehoek.
Download