Test HAVO-4 Chemisch rekenen (Hst.4) 2e versie jan. 97 Bereken hoeveel moleculen zich in 1,6.10-6 mg SO2 bevinden. Hoeveel gram komt overeen met 0,063 mol natriumnitriet NaNO2? OPGAVE 1. a b OPGAVE 2. Onvervuild zeewater bevat 2,69 massaprocent NaCl. De dichtheid van dit zeewater bedraagt 1,024. 103 kg.m-3. a Bereken het aantal mol opgelost NaCl per 1,00 liter zeewater. b Bereken het massapercentage “chloor” van het zeewater. OPGAVE 3. Bereken de concentratie van de ijzer(III)ionen in een oplossing die 5,00 gram ijzer(III)sulfaat Fe2(SO4)3 per 250 cm3 oplossing bevat. OPGAVE 4 Voor een goed gebit is het nodig, dat je regelmatig fluoride binnenkrijgt. Om dit bij het grootste gedeelte van de bevolking te bereiken zou men natriumfluoride, NaF(s), aan het drinkwater kunnen toevoegen. Dit wordt “fluorideren” van het drinkwater genoemd. In dat geval moet men ervoor zorgen, dat er per m3 water 95 mg F- aanwezig is. a Hoe groot is de ionmassa van fluor? b Bereken hoeveel mol 95 mg F- is. Je mag ervan uitgaan dat het aantal mol F- dat je bij onderdeel hebt berekend, gelijk is aan het aantal mol NaF(s) dat moet worden opgelost. c Bereken hoeveel gram NaF dan per m3 water moet worden opgelost. OPGAVE 5 a Geef de reactievergelijking voor de reactie van aluminium met zuurstof. b Bereken hoeveel gram aluminium hoogstens kan worden omgezet in aluminiumoxide met 100 liter zuurstof (T = 273 K, p = po). OPGAVE 6 100 ml 0,0100 M Pb(NO3)2 wordt gemengd met 200 ml 0,0200 M KI. Daarbij ontstaat een neerslag. a Geef de reactievergelijking. b Laat door berekening zien welke van de twee stoffen bij deze reactie in overmaat aanwezig is. c Bereken de massa van het gevormde neerslag. OPGAVE 7 Als je aan een oplossing van waterstofperoxide wat bruinsteen toevoegt, ontleedt het waterstofperoxide tot water en zuurstof: 2 H2O2 è 2 H2O + O2 Bij een onderzoek wordt 100 ml van een waterstofperoxide-oplossing in water ontleed. De oplossing heeft een dichtheid van 1,056 kg.l-1. Bij het onderzoek ontstaat 11,3 liter zuurstof onder omstandigheden waarbij het volume van een mol gas 24,4 liter bedraagt. a Bereken hoeveel mol waterstofperoxide de oplossing bevatte. b Bereken het massapercentage waterstofperoxide van de onderzochte oplossing. EINDE