Opgave 1 Gegeven: E=5V R1=RL=RB=3 R2=RA=2 R3=1 R1 I E RA R3 R2 RL RB Gevraagd: Bepaal m.b.v. Thévenin- EN Norton-equivalent de stroom door RL, zonder rekening te houden met RA of RB. Wat is de invloed op deze stroom van RA en RB, indien wel opgenomen in de schakeling ? I Opgave 2 Gegeven: I=7mA E=10V R1=60 R2=30 R3=10 R4=5 R5=7 R1 R2 E R5 R3 Gevraagd: Bereken i5 (stroom door R5) mbv: 1. Thévenin- en Norton-equivalent 2. Superpositie 3. Knooppuntsmatrix R4 Opgave 3 (1-) Gegeven: E=100V R=200 RL=100 01 E R Gevraagd: 1. Stel Thévenin-equivalent op van de gegeven spanningsdeler. 2. Stel =0.6, en de deler wordt belast met RL. Bereken vermogen-rendement (= verhouding nuttig vermogen gedissipeerd in RL tot vermogen geleverd door bron). RL Opgave 4 Gegeven: Bijgevoegde schakeling heeft als doel om over de belastingsweerstand RL een nauwkeurige constante spanning van VZ=6V te ontwikkelen door gebruik te maken van de Zenerdiode DZ, waarvan de Zenerspanning dus 6V bedraagt. De diode D is een diode met een voldoende hoge Zenerspanning om geen doorslag te krijgen. V(t) is een sinusoïdale bron van 10V effectief en met een frequentie van 50Hz. C=2000F Gevraagd: Bereken en schets het verloop van de spanning vc(t), dwz. de spanning die over de condensator staat, gedurende 1 periode van de bron v(t). Leid daaruit af of de schakeling aan haar doelstelling beantwoordt en bereken de maximale vermogendissipatie (in de tijd) die in de Zenerdiode wordt ontwikkeld. Wat moet de Zenerspanning van de diode D zijn opdat deze niet zou doorslaan ? Stel dat we willen besparen en de capaciteit C=200F maken. Zal de schakeling dan nog aan haar oorspronkelijke doel voldoen ? Leg uit wat er dan gebeurt. D R=10Ohm + RL=60Ohm v(t) C DZ Vz -