Hst 1 Elektriciteit les 4 Wet van Ohm Een basis elektrische schakeling is deze: T17B De betekenis van de elektrische symbolen kun je vinden in tabel 17B van BINAS. 1) De stroom loopt van + naar – 2) pas bij een gesloten schakeling loopt er stroom. Er zijn meer elektrische symbolen die je kunt tegenkomen: Dit stelt een diode voor. Dat is een ding, wat de stroom slechts in 1 richting doorlaat. (De pijl stelt de doorlaatrichting voor) Een bijzondere diode is de LED (Light emitting diode) De led is een klein lampje, die je in allerlei kleuren en soorten hebt. Een wat ingewikkelder schakeling is deze: Je ziet dat er een voltmeter is bijgekomen. En dat het lampje vervangen is door een weerstand R. De voltmeter meet de spanning over een apparaat. Bij het bouwen moet je rekening houden met het feit dat de ampèremeter in het kringetje staat, en de voltmeter erbuiten. Wat is het verschil tussen stroomsterkte I en spanning U? Stroomsterkte = hoeveel stroom (elektronen) er per seconde langskomt. Spanning = hoeveel energie/druk de stroom meekrijgt. Het begrip weerstand kunnen we het makkelijkst uitleggen door de wet van Ohm te geven: R=U I I = stroomsterkte in ampere (A) U = spanning in volt (V) R = weerstand in Ohm (Ω) Heel concreet: weerstand is hoeveel volt er nodig is om een stroom van 1 ampère door een apparaat te krijgen. Het omgekeerde van weerstand noemen we geleidbaarheid (of geleiding). De eenheid is 1/Ω. Dit noemen we ook wel de Siemens (S). G 1 R Er zijn 3 soorten weerstanden: PTC en NTC-weerstanden en ohmse weerstanden. De meeste weerstanden zijn Ohms: als ze niet te heet worden blijft de weerstand constant. Als ze wel heet worden stijgt de weerstand iets. Dat noemen we PTC: positieve temperatuur coëfficiënt: Hoe heter hoe hoger de weerstand Een NTC-weerstand is zeer gevoelig voor temperatuur. Als de temperatuur stijgt daalt de weerstand sterk. Ze worden daarom vaak in digitale thermometers gebruikt.