Samenvatting Maatschappijleer Rechtsstaat Hoofdstuk 2 De rechtsstaat Paragraaf 1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat 1.1 beginselen van de rechtsstaat Democratische rechtstaat. De rechtsstaat biedt burgers een dubbele garantie of waarborg. - De burgers mogen meedoen aan vrije verkiezingen - De burgers worden beschermd tegen de machthebbers wanneer nodig De rechtsstaat is een soort sociaal contract tussen burgers en bestuurders. De rechtstaat bindt bestuurders aan maat en regel. De bestuurders zijn gebonden aan regels en kunnen niet zomaar buitensporige straffen opleggen zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter (de maat). 1.2 ontstaan van de rechtsstaat De basisgedachte van de rechtsstaat werd geboren in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw. Trias politica De drie staatsmachten werden zo gescheiden dat er een evenwicht ontstond. (Montesquieu) Grondrechten Alle ideeën leiden uiteindelijk tot de leus: no taxation without representation. (wie belasting betaalt, heeft ook het recht zijn vertegenwoordigers te kiezen. Sinds de Franse Revolutie maakte de rechtsstaat een einde aan de absolute macht van vorsten en koningen. Koningen zijn tegenwoordig in een constitutionele monarchie gebonden aan de grondwet. Na de tweede wereldoorlog In 1948 ontstond de UVRM (universele verklaring van de rechten van de mens) en in 1950 ontstond de EVRM (Europese verklaring van de rechten van de mens). Beide documenten hebben een belangrijke rol gespeeld in de verbetering van de mensenrechten en de bewustwording ervan. De EVRM is wel af te dwingen bij de rechter, de UVRM NIET. Grondrechten rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de ontplooiing, het welzijn en de bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de grondwet zijn vastgelegd. De rechtsstaat is de maatstaf bij het beoordelen van de overheid en van wat wel en wat niet meer is toegestaan. De waarden en normen van de rechtsstaat vormen een minimale binding die burgers en groepen met elkaar delen. De grondwet en de grondrechten 2.1 doel en ontstaan van de grondwet De grondwet heeft als doel om: _ de beperking van de macht van de staat aan te geven en daarmee de vrijheden van burgers te garanderen fundamentele rechten van burgers vast te leggen Օ de eenheid van de staat uit te drukken aan te geven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd. Geschiedenis van de grondwet De staatsregeling was een voorloper van de eerste grondwet In 1814 kwam de eerste echte grondwet, nadat Nederland in 1806 een constitutionele monarchie was geworden. In 1848 wist Thorbecke een grondwetwijzing af te dwingen namelijk: - De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk (ministeriele verantwoordelijkheid) Nog enkele veranderingen: - De tweede kamer, de Provinciale staten en de gemeenteraad werd gekozen. Aanvankelijk alleen door mannen, voor zover zij directe belasting betaalden. Censuskiesrecht. - In 1917 kwam er een algemeen kiesrecht voor mannen - In 1922 kregen ook vrouwen kiesrecht - In 1983 vond er een algemene herziening van de grondwet plaats, naast de klassieke grondrechten kwamen er nu ook sociale grondrechten. 2.2 Inhoud van de grondwet Klassieke grondrechten Het begint met de klassieke grondrechten omdat de wetgever de թn niet belangrijker of hoger vindt dan de ander. Basiskenmerk is dat deze grondrechten een beperking van de bevoegdheden van de overheid tegenover de burgers inhouden. Sociale grondrechten Ze bepalen dat de overheid een zorgplicht heeft tegenover de burger op het gebied van: - werkgelegenheid en vrije arbeid - bestaanszekerheid en welvaart - leefbaarheid en milieu - volksgezondheid - onderwijs (BLOM + VVWW) Het grote verschil met de klassieke grondrechten is dat de overheid actief moet optreden om de sociale grondrechten waar te maken, maar burgers kunnen ze niet bij de rechter afdwingen. 2.3 de grondwet in discussie Grondrechten hebben een horizontale werking als het gaat om de verhoudingen tussen burgers onderling. Bij de verticale werking draait het om de verhouding tussen burgers en overheid. Botsende grondrechten կà vooral het geval wanneer de grondrechtelijke belangen van burgers botsen t.o.v. elkaar. Men laat de toetsing van de grondrechten over aan de rechter omdat: - In de huidige grondwet bestaat geen rangorde, omdat die onvoldoende recht doet aan de bijzonderheid van afzonderlijke gevallen. - Bovendien heeft de Geschiedenis vaak wisselende voorkeuren van burgers laten zien. Paragraaf 3 Trias Politica 3.1 Ontstaan Trias Politica Montesquieu kwam in 1748 tot een ideale taakverdeling binnen de samenleving. Volgens hem moesten deze taken verdeeld worden over drie machten. - eerste macht, wetgevende macht die als taak kreeg om algemene wetten te maken, te wijzigen of in te trekken - tweede macht, uitvoerende macht die als taak kreeg om de wetten in praktijk te brengen en in concrete gevallen toe te passen - derde macht, rechtelijke macht die in geval van onenigheid over de wetten en bij alle conflicten die met rechtsregels konden worden opgelost, recht mochten spreken. Doel Vooral de rechterlijke macht moest volkomen onafhankelijk recht kunnen spreken en vrij kunnen oordelen of mensen zich al of niet schuldig hadden gemaakt aan misdrijven. Tegenwoordig spreken we van checks and balance. De drie machten weerhouden elkaar in het veroveren van te veel macht (checks) en houden elkaar in balans. 3.2 De drie machten Wetgevende macht In Nederland maken de regering en het parlement samen de wetten. Alle wetsontwerpen gaan voor advies naar de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering. Vervolgens worden het wetsontwerp en het advies naar de Tweede Kamer gezonden. Na debatten beslist uiteindelijk de meerderheid van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel, dat daarna nog aan de Eerste Kamer wordt voorgelegd. Volgens montesquieu moest de wetgevende macht in verschillende kamers verdeeld worden. (in Nederland is dit gerealiseerd). Goede wetten voldoen aan de volgende eisen: ze moeten algemeen zijn Օ ze moeten duidelijk zijn ze moeten haalbaar en uitvoerbaar zijn Uitgangspunt in onze rechtsstaat is dat iedereen geacht wordt de wetten te kennen. Uitvoerende macht Ministers vormen de uitvoerende macht en zorgen dat eenmaal aangenomen wetten goed worden uitgevoerd. De uitvoerende macht van ministers betekent dat ze bevoegd zijn om allerlei zaken te realiseren. Ambtenaren vormen zelf ook een machtsblok, omdat zij bij de uitvoering van de wetten zelfstandig beslissingen neme die de minister nooit allemaal kan controleren. (ook wel de vierde macht genoemd). De ministers worden wel gecontroleerd en moeten dan alle beslissingen van de ambtenaren onder hun verantwoording nemen. (ministeriele verantwoording) Rechterlijke macht De rechterlijke macht is in de handen van onafhankelijke rechters. Rechters worden voor het leven benoemd en kunnen niet worden afgezet. 3.3 Samenspel tussen de drie machten Rechters zijn niet machtiger dan de andere machten omdat ze gebonden zijn aan de wetten die het parlement heeft goedgekeurd. De rechter kijkt andersom naar wat gebeurd is, terwijl de wetgever altijd vooruit kijkt en regels en wetten maakt voor de toekomst. Jurisprudentie կà het geheel van uitspraken door rechters Paragraaf 4 De rechtsorde 4.1 Soorten rechtsregels Rechtsregels zijn gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd. Er zijn twee redenen voor het opstellen van rechtsregels: - doelmatigheid, zodat er duidelijke afspraken zijn - zedelijk bewustzijn, zodat er regels zijn die de normen en waarden weerspiegelen die we in de samenleving met elkaar delen Rechtsregels geven een beoordeling van gedrag in termen van legaal en illegaal. Sociale en morele regels Sociale regels zijn meestal niet opgeschreven en ze geven een beoordeling van gedrag in termen van wel of niet rekening houden met elkaar Morele regels geven een beoordeling van gedrag in termen van goed en kwaad. 4.2 Rechtsgebieden Het belangrijkste is het onderscheid in privaatrecht en publiekrecht. Privaatrecht regelt alle relaties tussen burgers onderling. Publiekrecht regels alle relaties tussen burgers en de overheid. Privaatrecht De regels van het privaatrecht (burgerlijk recht) zijn neergelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW). Tot het privaatrecht behoren de volgende gebieden: het personen- en familierecht Օ het ondernemingsrecht het vermogensrecht Publiekrecht Het publiekrecht kent de volgende indeling: Օ het staatsrecht; hierin staan de regels voor de inrichting van de Nederlandse staat. Het bestuursrecht; hierin gaat het om de bestuursactiviteiten van de overheid. Օ Het strafrecht; dit bestaat uit alle wettelijke strafbepalingen De organisatie van het recht Er zijn in Nederland negentien rechtbanken, vijf gerechtshoven en n Hoge raad. Paragraaf 5 Het strafproces in een rechtsstaat 5.2 Het strafproces Er zijn zes fasen aan te wijzen in het hele traject: 1. de aanhouding Iemand is een verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf of overtreding bestaat. - de politie mag je staande houden (en hierbij om je legitimatie vragen) - daarnaast mag men de verdachte aanhouden 2. opsporing door politie en recherche onder leiding van een officier van justitie De politie start de opsporing met het verzamelen van informatie. Het verslag hiervan gaat als proces-verbaal naar de officier van justitie die het opsporingsonderzoek verder leidt. Bij de aanhouding mag de politie dwangmiddelen gebruiken en voor sommige van deze middelen heeft de politie toestemming nodig van de rechtercommissaris. 3. vervolging door het openbaar ministerie. De officier van justitie beslist uiteindelijk of een zaak wordt aangebracht bij de rechtbank (vervolgingsmonopolie). De officier van justitie kan kiezen voor een transactie, seponeren en vervolgen. 4. de berechting door een of meer rechters tijdens een openbare terechtzitting. De officier van justitie brengt een strafzaak bij een rechtbank aan d.m.v. een tenlastelegging, waarin precies de aanklacht tegen de verdachte staat geformuleerd. Een strafzaak begint bij de rechtszaak. Eenvoudige misdrijven komen voor de politierechter die in zijn eentje rechtspreekt. Zwaardere zaken zoals fraude en doodslag komen voor de meervoudige kamer, waar ze door drie rechters worden berecht. Op de terechtzitting wordt de hele zaak onderzocht, getuigen gehoord en het aangevoerde bewijs kritisch bekeken. Ook de verdachte zelf word verhoord. Daarna houdt de officier van justitie zijn requisitoir en vraagt om een bepaalde straf. De verdachte heeft altijd recht op het laatste woord. 5. eventueel hoger beroep en cassatie. Vonnis in de rechtbank niet mee eens? Gerechtshof, de strafzaak wordt opnieuw overgedaan niet mee eens? Hoge Raad, die uitsluitend nagaat of het recht juist is toegepast. 6. het feitelijk uitvoeren van de opgelegde straf. Een door de rechter opgelegde gevangenisstraf wordt uitgevoerd door de uitvoerende macht. Gedetineerd hebben recht op ondersteuning bij terugkeer naar de maatschappij met hulp van de reclassering.