Bedrijfseconomie H1 Voor het berekenen van de kostprijs kan je zowel de vaste als de variabele kosten meenemen. Vaste en variabele kosten samen zijn de integrale kosten. Normale bezetting = integrale kosten / gemiddelde bedrijfsdrukte Definitie normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige jaren Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht. Als de normale bezetting groter is dan de werkelijke bezetting = onderbezettingsverlies Als de normale bezetting kleiner is dan de werkelijke bezetting = overbezettingswinst (Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale productie) + (toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N + V/W) De standaardkostprijs wordt meestal berekend voordat men met de productie begint (voorcalculatie) en kan alleen berekend worden bij een homogeen product . Verschil integrale kostprijsmethode (hfst. 5) en variabele kostencalculatie (hfst. 6) = wijze waarop het resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste productiekosten en de wijze waarop de voorraden worden gewaardeerd. Bepalen van resultaat: Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet Integrale kostprijs x afzet Transactieresultaat Bezettingsresultaat = (W – N) x (C/N) – + Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad Perioderesultaat variabele kostencalculatie = Verkoopprijs x afzet Variabele kostprijs x afzet Dekkingsbijdrage TCK (totale constante kosten) – – Perioderesultaat = dekkingsbijdrage – vaste productiekosten Verschil in toerekenen vaste productiekosten: bij de integrale kostprijsmethode rekenen we de vaste productiekosten toe aan de individuele producten. Bij de variabele kostprijsmethode brengen we de vaste productiekosten in één bedrag ten laste van het resultaat. Verschil in voorraadwaardering: het verschil in beide perioderesultaten ligt aan de voorraadmutatie. Dit bereken je als volgt: Voorraadmutatie x integrale kostprijs – Voorraadmutatie x variabele kostprijs Break even TO = TK (totale opbrengsten = totale kosten) Totale opbrengsten = prijs X afzet Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten Veiligheidsmarge Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen voordat het breakeven punt bereikt is. Formule: (Begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet X 100% Budgettering en verschillenanalyse Bij het besturen van een organisatie gebeurt planning op lange en korte termijn: Lange termijn Korte termijn Globaal karakter Taakstellend karakter Vorm van prognose, waarin verwachte Vorm van budget, geeft nauwkeurig aan welke toekomstige activiteiten in grote lijnen zijn bedragen voor de in het budget omschreven weergegeven. activiteiten mogen worden besteed. Meerjarenraming Soort begroting Hoe kan budgettering nou als besturingsinstrument worden gebruikt? Het opstellen van een budget vereist dat de verschillende afdelingen hun activiteiten op elkaar afstemmen. Dat is een van de voorwaarden voor het kunnen besturen van een organisatie. Voorbeeld: Begrote winst Werkelijke winst Verschil 218000 167000 – 51000 Vergelijking van het verkoopbudget en de werkelijke verkoopresultaten: Begroot Werkelijk Afzet A 12000 15000 Afzet B 18000 17000 Verkoopprijs A 15 € 16 € Verkoopprijs B 20 € 19 € Inkoopprijs A 8€ 11 € Inkoopprijs B 12 € 13 € Constante kosten 10000 10000 Inkoopprijsverschil: - A= –3 X 15000 = – 45000 - B= – 1 X 17000 = –17000 – 62000 Verkoopprijsverschil: - A= 1 X 15000 = 15000 - B= – 1 X 17000 = –17000 – 2000 Verschil + 3000 – 1000 +1 –1 –3 –1 0 Inkoopprijsverschil = Pb – Pw X Qw Verkoopprijsverschil = Pw – Pb X Qw Verkoopomvangverschil = Qw – Qb X CMB Verkoopomvangverschil: - A= 3000 X 7 (CMB) = 21000 - B= – 1000 X 8 (CMB) = –8000 13000 Verschil constante kosten: - 0–0=0 CMB CMB = begrote contributiemarge = begrote verkoopprijs – begrote inkoopprijs Verschil constante kosten = CKw – CKb Qb Qa A 12000 12800 B 18000 19200 totaal 30000 32000 Qa = Qw (totaal) / Qb (totaal) X Qb (afzet één productgroep) Verkoophoeveelheidsverschil: - A= 12800 – 12000 X 7 = 5600 - B= 19200 – 18000 X 8 = 9600 15200 Assortimentsverschil: - A= 15000 – 12800 X 7 = 15400 - B= 17000 – 19200 X 8 = –17600 – 2200 Qw 15000 17000 32000 Verkoophoeveelheidsverschil = Qa – Qb X CMB Assortimentsverschil = Qw – Qa X CMB Overzicht verschilanalyse: winstverschil kostenverschil verschil variabele kosten verschil constante kosten verkoopverschil verkoopprijs verkoopomvang verschil verschil hoeveelheids assortiments verschil verschil