Les 1 2 methoden van kostprijsberekening I (AC) absorption costing

advertisement
Les 1
2 methoden van kostprijsberekening
I (AC) absorption costing => integrale methode, zowel variabele- als vaste kosten worden
meegenomen
 C +V
N W
II (DC) Variabele kostprijsmethode => direct costing, alleen variabele kosten worden in de kostprijs
opgenomen, de vaste kosten komen in èèn keer ten laste van het resultaat.
Waarom kostprijzen? =>
winstberekening
Voorraadwaardering
Bezettingsresultaat = (W-N) x C
N => dus alleen bij AC
Transactieresultaat = afzet x (verkoopprijs – kostprijs)
Voorbeeld
Np = Nv = 10.000st
Wp = 9.000st
Wv = 11.000st
Kosten:
Constant fabricagekosten
Constant verkoopkosten
Variabele fabricagekosten
Variabele verkoopkosten
Verkoopprijs
€ 100.000
€ 50.000
€ 135.000
€ 110.000
€
60
Gevraagd: Bereken de kostprijs volgens de AC methode
C +
N
V
W
Fabricagekosten:
100.000 + 135.000
10.000
9.000
= 10 + 15=
€ 25 => fabricage kostprijs
Verkoopkosten:
50.000 + 110.000
10.000 11.000
= 5 + 10 =
€ 15
€ 40 => commerciële kostprijs
Gevraagd: Bereken de kostprijs volgens de DC methode
Fabricagekosten:
135.000 =
9.000
€ 15
Verkoopkosten:
110.000 =
11.000
€ 10
€ 25
Gevraagd: Bereken het verwachte periode resultaat volgens AC
Verkoopresultaat:
Bezettingsresultaat fabr.:
Bezettingsresultaat verk.:
11.000 x (60 -/- 40) =
(9.000 – 10.000) x 100.000
10.000
(11.000 – 10.000) x 50.000
10.000
Verwacht periode resultaat
220.000
10.000 -/5.000 +
215.000
Gevraagd: Bereken het verwachte periode resultaat volgens DC
Omzet:
Variabele kosten
Totale dekkingsbijdrage(=contributiemarge)
Constante kosten fabricage
Constante kosten verkoop
Periode resultaat DC
11.000 x € 60 =
11.000 x € 25 =
660.000
275.000 -/€ 385.000
10.000 -/50.000 -/€ 235.000
Gevraagd: Bereken het verschil tussen het periode resultaat van de AC- en de DC methode.
Winst AC
Winst DC
€ 235.000
€ 215.000
20.000 verschil
Verklaring: het verschil zit in de constante fabricagekosten
Productie:
9.000 stuks
verschil 2.000 stuks die uit voorraad komen (dus in een
Verkoop :
11.000 stuks
andere periode geproduceerd
In deze 2.000 stuks zit (100.000/10.000) = € 10 aan constante fabricage kosten die in deze periode
ten laste komen van het resultaat.
Dus 2.000 stuks x € 10 = 20.000
Productie groter dan de verkoop
- Bij AC gaat een deel van de constante kosten naar het magazijn en een deel gaat in het resultaat.
Stel als de productie te klein is t.o.v. de afzet gaat het magazijn leeg.
- Bij DC zitten alle kosten in het resultaat
Begroot
A.C.- methode KLASSIEK
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Kosten:
Variabel:
…
…
…
Vast:
Voorraadmutatie:
(afzet-prod) x fabricage kp
…
-------------------…
+
…
-------------------------
+
…
------------------------------Bedrijfsresultaat
…
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
GEANALYSEERD
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Kostprijsverkoop: afzet x commerciële kp =
…
…
---------------------…
Verkoopresultaat
Bezettingsresultaat:
- Productie:(b-n) x c/n (b=begrote productie)
- afzet: (b-n) x c/n (b=begrote afzet)
=
Bedrijfsresulaat
…
-----------------------------…
D.C.- methode
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Variabele kn: afzet x var. kn per eenheid =
Bedrijfsresultaat
… ----------------…
CM
Vaste kosten:
…
…
-----------------...
Denk erom hier geen voorraadmutatie in toepassen. De D.C. methode doen we alleen maar met
begrote cijfers en niet met werkelijke cijfers. We maken hier ook geen onderscheid in klassiek en
geanalyseerd.
Als je het verschil tussen de winst bij A.C. en de winst bij D.C. moet verklaren dan kun je de volgende
regel gebruiken:
Voorraadmutatie x constante fabricagekosten per eenheid.
De fabicagekostprijs en de commerciële kostprijs volgens de D.C. methode bestaan alleen uit
variabele kosten.
BEC BEP
BEP:
1.
Bedrijf:
TO = TK
of
2.
q = C / (p-v)
productie van skelters,
Constante kosten = 1.800
Variabele kosten = 200 per stuk
Verkoopprijs = 500
1.
TO = TK
pxq=vxq+C
dus : 500 x q = 200 x q + 1800
q=6
2.
pxq=vxq+C
(p – v) q = C
q = C / (p – v)
dus : q = 1.800 / (500 – 200)
q=6
Bv: Productie van 10 skelters (berekening via DC)
Omzet
Variabele kosten
10 x 500 =
10 x 200 =
Dekkingsbijdrage / Contribution Margin
Vaste kosten
Winst
BEP: q = C / (p – v)
5.000
2.000
------3.000
1.800
------1.200
q = 1800 / 300 = 6
n.b.: 300 = dekkingsbijdrage per product (Contribution Margin per product, ter gebruik voor vaste
kosten en winst)
BEA: 6
BEO: 6 x 500 = 3.000
Begrip Veiligheidsmarge
(Begrote afzet – BEA / Begrote afzet) x 100% =
(10 – 6) / 10 = 40%
Dwz: op je begrote afzet mag je 40% zakken en dan draai je nog break-even.
of
(Begrote omzet – BEO / Begrote omzet) x 100% =
(5.000 – 3.000) / 5.000 = 40%
Berekening BEP bij 2 producten
(met vaste verhouding in productie, dwz ‘pakketjes’)
Skelters:
p = 500
v = 200
C = 1.800
Steppen:
p = 200
v = 100
Productie = 1 : 3
Begroting via DC:
Omzet
6 skelters = 6 x 500 =
18 steppen = 18 x 200 =
3.000
3.600
------6.600
Variabele kosten skelters = 6 x 200 = 1.200
Variabele kosten steppen = 18 x 100 = 1.800
------3.000
------3.600
1.800
------1.800
Dekkingsbijdrage / CM
Vaste kosten
Winst
Berekening BEP: (n.b.: verhouding productie 1 : 3)
Skelters:
Steppen:
(p – v) = (500 – 200) x 1 =
(p – v) = (200 – 100) x 3 =
300
300
----600
C = 1.800
(p – v) = 600
Q = C / (p – v) = 1.800 / 600 = 3
Dwz: 3 pakketjes Dus: 3 skelters en 9 steppen
Controle:
Omzet:
3 skelters x 500 =
9 steppen x 200 =
1.500
1.800
------3.300
BEO
Variabele kosten 3 x 200 =
9 x 100 =
600
900
----1.500
------1.800
1.800
-------
Vaste kosten
Winst
Dus: Break-even
0
Download