De constante kosten zijn begroot op € 2.000

advertisement
Bedrijfseconomie
Er zijn twee manieren waarop organisaties hun resultaten berekenen: de integrale kostprijs methode (A.C. 
Absorption Costing) en de variabele kostprijsbegroting (V.C.  Variable Costing).
De integrale kostprijsmethode (A.C.) (berekening van standaard kostprijs) bevat vaste en variabele kosten (integrale
kosten). Bij deze kostprijsmethode moet de normale productie worden vastgesteld voor de formule C/N + V/W.
Er is bij deze methode een splitsing naar de klassieke en geanalyseerde berekening.
Bij de variabele kostencalculatie (V.C.) worden de vaste kosten in één bedrag ten laste van het resultaat gebracht.
Bij deze berekening wordt geen normale productie gebruikt. Als er sprake is van proportioneel variabele kosten,
worden de variabele kosten berekend door uit te gaan van de werkelijke productie. De nadruk bij deze calculatie ligt
op de beheersing van de variabele kosten.
Een belangrijk verschil tussen de integrale kostprijsmethode en de variabele kostencalculatie is de wijze waarop de
vaste productiekosten bij de resultaatbepaling worden verwerkt.
Integrale kostprijs = (vaste kosten bij normale productie / normale productie) + (variabele kosten bij normale
productie / normale productie) = C/N + V/N
Als er sprake is van proportioneel variabele kosten wordt de formule: integrale kostprijs = (vaste kosten bij normale
productie / normale productie) + (variabele kosten bij begrote werkelijke productie / begrote werkelijke
productie) = C/N + V/W
Fabricagekostprijs  kosten van producten
Commerciële kostprijs  kosten van de verkoop en productie bij elkaar
Perioderesultaat A.C. geanalyseerd
Verkoop/transactieresultaat = (verkoopprijs excl. btw – integrale kostprijs) x begrote afzet  VR = (vp – kp) x A
Bezettingsresultaat ontstaat als de werkelijke productie in een bepaalde periode afwijkt van de normale productie.
= (werkelijk productie – normaal productie) x Constante kosten : Normale productie  BR = (W–N) x C/N
Overbezettingswinst = als werkelijke productie meer is dan normale productie
Onderbezettingsverlies = als werkelijke productie minder is dan normale productie
Periode resultaat = verkoop/transactieresultaat + bezettingsresultaat
Bij de berekening van het bezettingsresultaat gaan we uit van de productieomvang, omdat het betrekking heeft op
de vaste productiekosten. Bij de bepaling van het transactieresultaat gaan we uit van de verkoopomvang, omdat het
de winst of het verlies op de verkochte producten weergeeft.
Perioderesultaat V.C. (Variable Costing)
- Alleen met begrote cijfers
- Geen splitsing in klassiek en geanalyseerd
- V.C. is hetzelfde als D.C. (Direct Costing)
Opbrengst: afzet x verkoopprijs
Variabele kosten = afzet x variabele kosten
Dekkingsbijdrage = Contributiemarge
Vaste productiekosten
Perioderesultaat
…….
……. -/…….
……. -/…….
Als je voorraad toeneemt, is je resultaat hoger bij de A.C. methode dan bij de V.C. methode
Opdracht
Verkoopprijs € 60, Variabele kosten:
Productie € 135.000,Verkoop € 110.000, Constante kosten:
Productie € 100.000,Verkoop € 50.000, Normale productie/afzet = 10.000 stuks per jaar
 Begrote productie = 9.000 stuks
 Begrote verkopen = 11.000 stuks
a. Fabricage kostprijs = 135000/9000 + 100000/10000 = €15 + €10 = €25
b. Commerciële kostprijs = 110000/11000 + 50000/10000 = €10 + €5 + €25 = €40
c. Perioderesultaat via A.C. = ((60 – 40) x 11000 ) + (9000 – 10000) x 10 + (11000 – 10000) x 5 = 220000 – 10000 +
5000 = 215000
d. Perioderesultaat via V.C. = 11000 x 60 = 66000 - 11000 x 25 = 275000 = 385000 – 150000 = 235000
BEP = Break Even Point
- Veronderstelling is dat Productie = afzet
- Dus geen voorraadmutatie
- Dus winst A.C. = winst D.C.
- Winst is 0 bij BEP
- TO = TK
Voorbeeld van net:
TO = TK
60 x q = 25 q + 150000
35 = 150000
150000/35 = 4286 producten verkopen om BEP te behalen
Break even afzet:
BEA = constante kosten / verkoopprijs – variabele kosten
Break even omzet:
BEO = BEA x verkoopprijs of TO = TK
Veiligheidsmarge:
Hoeveel % werkelijke afzet onder begrote afzet voordat onderneming verlies gaat leiden?
Veiligheidsmarge = (begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet
BEA bij meerdere producten:
Bij meerdere producten ‘pakketjes’ maken
BEA = constante kosten / dekkingsbijdrage (dekkingsbijdrage = verkoopprijs – variabele kosten)
Veiligheidsmarge = (begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet (kan afzet ook veranderen in omzet)
Erg veel verschillende soorten producten  moeilijk om BEA en BEO te bepalen.
Brutowinstmarge (= verschil tussen verkoopwaarde en inkoopwaarde uitgedrukt in procenten) dient om:
- Vaste verkoopkosten te dekken
- Variabele verkoopkosten te dekken
- winst te maken (netto winst)
- Er zijn geen fabricage of productiekosten!
Brutowinstmarge – variabele verkoopkosten – constante verkoopkosten = nettowinst.
Variabele verkoopkosten zijn uit te drukken in % van de omzet.
Verkoopverschillenanalyse:
• PDCA
• Control = vergelijken van werkelijke resultaten met budgeten, analyse verschillen en bijstellen beleid
• Verkoopverschillenanalyse: analyse hoe verschil tussen werkelijke en begrote (verkoop)resultaat tot stand is
gekomen
Voorbeeld opdracht:
We verwachten komend jaar 100000 spijkerbroeken en 300000 shirtjes te verkopen. De verwachte verkoopprijs voor
een spijkerbroek is €40 en van een shirtje €20. De begrote variabele kosten voor een spijkerbroek is €20 en voor een
shirtje is €10. De vaste kosten zijn €2000000
a. een pakketjes is 1 spijkerbroek en 3 shirtjes
Dekkingsbijdrage = 100 – 50 = 50 = verkoopprijs (omzet) – de variabele kosten
b. BEA = 2000000 / 50 = 40000
c. BEO = 40000 x 100 = 4000000
d. Veiligheidsmarge = 100000 – 40000 / 100000 = 60%
We hebben voor januari een afzet van 10000 spijkerbroeken begroot tegen €40. De werkelijke afzet is 11000
spijkerbroeken tegen een werkelijke verkoopprijs van €39. De variabele inkoopkosten zijn €20 per broek
a. Verwachte contributiemarge = 40 – 20 x 10000 = 200000
b. Werkelijke contributiemarge = 39 – 20 x 11000 = 209000
Verkoopverschillen
Eerst winst verschil berekenen = VC methode begrote winst - VC methode werkelijke winst
Dan stap 1 t/m 6 volgen voor de verschillenanalyse
1. Constante kosten verschil (budget verschil) = begrote constante kosten – werkelijke constante kosten
2. Verkoopprijsverschil = werkelijke verkoopprijs – begrote verkoopprijs x werkelijke afzet
3. Inkoopprijs verschil = begrote inkoopprijs – werkelijke inkoopprijs x werkelijke afzet
4. Verkoop omvangverschil = werkelijke afzet – begrote afzet x begrote contributiemarge
5. Hoeveelheidsverschil = werkelijke afzet begroot assortiment – begrote afzet x begrote contributiemarge
6. Assortimentsverschil = werkelijke afzet – werkelijke afzet begroot assortiment x begrote contributiemarge
Verschillen analyse = constante kosten verschil + verkoopprijsverschil +6 inkoopprijs verschil + verkoop
omvangverschil = winst verschil
winstverschil
kostenverschi
l
verschil
variabele
kosten
verschil
constante
kosten
verkoopverschil
verkoopprijs
verkoopomvang
verschil
verschil
hoeveelheids
assortiments
verschil
verschil
Voorbeeld opgave verkoopverschillen
Begroot:
Product
Afzet
Verkoop-prijs
Variabele kosten
(excl. btw)
O’cleanelle 1.250
2,00
1,20
Prodent
1.875
2,40
1,40
De constante kosten zijn begroot op € 2.000
De gerealiseerde verkoop (in euro’s) is:
Product
Afzet
O’cleanelle
Prodent
750
2.000
Verkoop-prijs
(excl. btw)
1,90
2,45
Variabele kosten
1,40
1,20
De werkelijke constante kosten bedragen € 2.200
a. Bereken het winstverschil
Begroot:
Opbrengst = afzet x verkoopprijs = 1250 x 2 + 1875 x 2.4 = 7000
- Variabele kosten = 1250 x 1.20 + 1875 x 1.40 = 4125
Contributiemarge = 2875
- Constante kosten = 2000
Perioderesultaat = 875
Werkelijk:
Opbrengst = afzet x verkoopprijs = 750 x 1.90 + 2000 x 2.45 = 6325
- Variabele kosten = 750 x 1.40 + 2000 x 1.20 = 3450
Contributiemarge = 2875
- Constante kosten = 2200
Perioderesultaat = 675
Winstverschil is dus 675 – 875 = -200
b. Maak de verschillenanalyse
Begroot
Afzet A
1250
Afzet B
1875
Werklelijk
750
2000
Verschil
(750 – 1250) x (2 – 1.2) = - 400
(2000 – 1875) x (2.40 – 1.40) = 125
4. verkoop omvangverschil = -275
Verkoopprijs A
2.00
1.90
(1.90 – 2.00) x 750 = - 75
Verkoopprijs B
2.40
2.45
(2.45 – 2.40) x 2000 = 100
3. verkoopprijsverschil = 25
Inkoopprijs A
1.20
1.40
(1.20-1.40) x 750 = - 150
Inkoopprijs B
1.40
1.20
(1.40 – 1.20) x 2000 = 400
2. Inkoopprijsverschil = 400 – 150 = 250
Constante kosten
2000
2200
2000 – 2200 = - 200
1. Verschil in constante kosten -200
Begroot
werkelijk afzet begroot assortiment
Werkelijk
Afzet A
40% 1250
40% van 2750 = 1100
750
Afzet B
60% 1875
60% van 2750 = 1650
2000
3125
2750
2750
5. Hoeveelheidsverschil = - 345
6. Assortimentsverschil = 350 – 280 = 70
A = (1100 – 1250) x 0.8 = -120
A = (750 – 1100) x 0.8 = - 280
B = (1650 – 1875) x 1 = -225
B = 2000 – 1650 x 1 = 350
Verschillenanalyse = -200 + 250 + 25 – 275 = - 200 (net als het winstverschil)
Download