Document

advertisement
3.1
Model: een gestilleerde weergave van een deel van de werkelijkheid
Gestilleerd: gestroomlijnd, ontdaan van overbodige details.
De




4 elementen van het standaard bedrijf:
Opbrengsten
Kosten
Doelstellingen
Winst
3.2
Onder opbrengsten verstaan we de omzet.
Winst: opbrengsten - kosten
Afzet: hoeveelheid verkochte goederen
Omzet: het geldbedrag wat voor de afzet wordt ontvangen.
Totale opbrengst = prijs eindproduct x verkochte hoeveelheid
TO = pq
3.3
Voor de productie van goederen en diensten is een groot aantal zaken nodig, bijvoorbeeld:
 Arbeid
 Diensten van andere bedrijven (zoals schoonmaakdiensten en verzekeringen).
 Producten die bij andere bedrijven worden ingekocht (zoals energie, grondstoffen,
onderdelen).
Kosten: de prijs die een ondernemer betaald voor alle bovenstaande zaken.
Constante kosten: kosten die op korte termijn vastliggen en onafhankelijk zijn van de
geproduceerde hoeveelheid.
met korte termijn bedoelen we de periode waarbinnen de voorraad vaste kapitaalgoederen
niet kan worden uitgebreid.
Op korte termijn ligt een aantal kosten vast. Dat zijn in de eerste plaats kosten die
samenhangen met de vaste kapitaalgoederen. Denk aan interest, afschrijving, huur en
pacht. Maar je kan ook denken aan verzekeringspremies, energiekosten (nodig om
gebouwen te verlichten en op te warmen) en ook aan het loon van het leidinggevend
personeel.
Variabele kosten: kosten die op korte termijn aan veranderingen onderhevig zijn en die
afhangen van de geproduceerde hoeveelheid.
Enkele voorbeelden van variabele kosten zijn grondstoffen (als er meer geproduceerd wordt,
zijn er ook meer grondstoffen nodig), onderdelen die bij een ander bedrijf worden besteld,
bepaalde energiekosten (bij een hogere productie verbruiken de machines meer energie) en
het loos van oproepkrachten (denk aan uitzendkrachten.)
De variabele kosten kunnen op verschillende manier van de productie afhangen:
 De variabele kosten per stuk zijn constant
 De variabele kosten per stuk zijn niet constant.
Constante kosten zijn alleen op korte termijn constant, op lange termijn bestaan geen
constante kosten.
TCK = totale constante kosten
TVK = totale variabele kosten
TK = totale kosten
TK = TVK + TCK
Als we in het algemeen variabele kosten per stuk aanduiden met de letter a zijn de totale
kosten:
TK = aq + TCK
3.4
GCK gemiddelde constante kosten = TCK / q
GVK gemiddelde variabele kosten = TVK / q
GTK gemiddelde totale kosten = TK / q
Tussen de variabelen bestaat het volgende verband:
GTK = GVK + GCK
3.5
Een aantal doelstellingen die bedrijven kunnen nastreven:
 Maximale winst
 Kostendekking
 Een maximaal marktaandeel
 Continuïteit
In westerse landen wordt het najagen van eigenbelang vaak als motor van het economisch
leven gezien. In handboeken economie wordt doorgaans dan ook aangenomen dat bedrijven
een zo hoog mogelijke winst nastreven. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals openbare
nutsbedrijven, die al tevreden zijn met kostendekking of misschien een bescheiden winst.
Maar meestal geeft de veronderstelling dat bedrijven naar maximale winst streven een
redelijk beeld van de werkelijkheid.
In symbolentaal zullen we winst aanduiden met TW, totale winst. We definiëren winst als het
verschil tussen opbrengsten en kosten:
TW = TO – TK
Aangezien voor de opbrengsten geldt TO = pq en voor de kosten TK = aq + TCK geldt voor
de winst vergelijking:
TW = pq – aq – TCK
Als je de opbrengsten en kosten precies met elkaar in evenwicht wil brengen geldt:
TO = TK
Of TW = TO – TK = 0
Break-evenafzet: de afzet waarbij kostendekking plaatsvindt. De winst is dan gelijk aan nul.
3.6
Maximaal marktaandeel:
Op korte termijn kan een bedrijf ernaar streven een zo groot mogelijk deel van de
marktafzet naar zich toe te trekken. Vooral als hij daartoe de prijs moet laten zakken kan
dat een gewaagde strategie zijn, die ten koste van de winst gaat. We gaan er nu even van
uit dat de prijs een vast gegeven is. Het streven naar een maximaal marktaandeel komt dan
eenvoudig neer op een zo groot mogelijke afzet en dus een zo groot mogelijke omzet. De
formule voor het berekenen van het marktaandeel is:
Continuïteit:
Een bedrijf kan afzien van een maximale winst of een maximaal marktaandeel en kiezen
voor een bescheiden winst, uitsluitend met het doel het bedrijf en daarmee verbonden
werkgelegenheid en het ondernemersinkomen te laten voortbestaan. Overigens is het zeer
de vraag of zo’n bedrijf in de harde marktsamenleving op dan duur kan overleven. Winst ik
nu eenmaal nodig om onderzoek te doen naar nieuwe producten en nieuwe markten.
Bedrijven die voldoende winst behalen om daarvoor geld vrij te kunnen maken, zullen
uiteindelijk een voorsprong nemen op de concurrenten die het wat kalmer aan willen doen,
Daarom is de doelstelling maximale winst zeker op wat langere termijn zeker niet
onrealistisch.
Ander ligt het natuurlijk bij bedrijven die niet of nauwelijks aan de tucht van de markt zijn
overgeleverd. Instellingen als ziekenhuizen kunnen heel goed als doelstelling continuïteit
kiezen. Voor dit soort instellingen geldt dat ze een belangrijke bijdrage leveren aan het
voorzieningenniveau in een bepaalde regio.
3.7
Productie zoals die in bedrijven plaatsvindt, kan heelgoed in overeenstemming zijn met de
doelstellingen van andere groepen in de samenleving. Als een bedrijf zich vestigt in een
regio met hoge werkloosheid, zullen de nieuwe arbeidsplaatsen zeer welkom zijn. Het extra
inkomen is, behalve voor de werknemer, ook voor de plaatselijk middenstand welkom.
Maar het kan ook voorkomen dat de doelstelling van het bedrijf (bijvoorbeeld maximale
winst) niet in overeenstemming is met de doelstellingen die anderen hebben. Een van die
doelstellingen is het zoveel mogelijk vermijden van negatieve externe effecten.
In het algemeen kunnen we zeggen dat de doelstelling van winstmaximalisatie niet zelden
op gespannen voet staat met een meer duurzame ontwikkeling. Er zijn natuurlijk meer
conflicten tussen doelstellingen te bedenken:
 Bedrijven proberen vaak hun winst te vergroten door diepte- investeringen te doen.
De dure productiefactor arbeid wordt vervangen door de goedkopere factor kapitaal.
Het gevolg is dat de winst wel stijgt, maar de werkgelegenheid daalt.
Het kan ook zo zijn dat de doelstellingen ‘vermijden van negatieve externe effecten’ en
‘werkgelegenheid’ niet met elkaar in overeenstemming zijn.
Download