Kostprijsformule en Vaste en variabele kosten Je zou de kosten ook in kunnen delen in kosten die veranderen en afhankelijk zijn van de productieomvang of die niet afhankelijk zijn van de productieomvang Contante of vaste kosten (capaciteitskosten) : kosten die niet afhankelijk zijn van de productieomvang. Variabele kosten: kosten die veranderen en afhankelijk zijn van de productieomvang Voorbeeld: Een taxibedrijf betaalt voor de aanschaf van een nieuwe auto € 40.000,- en verwacht over 3 jaar € 18.000,- aan inruilwaarde terug te krijgen. De waardedaling is over drie jaar € 40.000 – € 19.000 = € 21.000 dus dat is 21.000/ 3 = € 9.000,- per jaar. Deze waardedaling wordt afschrijving genoemd. Naast de waardedaling heb je ook nog andere kosten voor het hebben van een auto. Zoals: Verzekeringen € 600 per jaar Wegenbelasting € 400 per jaar Brandstof € 4000 per jaar (bij normaal aantal km van 40.000) De loonkosten inclusief reiskosten bedraagt voor een taxichauffeur €40.000. Volgens bovenstaande indeling: Vaste kosten: DPM: € 9.000 Diensten van derden: (verzekering) €600 Arbeid: €40.000. Belasting: € 400 Variabele kosten: Grond en hulpstoffen: € 4000 per 40.000 km = Om de kostprijs makkelijk te berekenen wordt er wel eens een formule gebruikt: De kostprijsformule luidt: Constante kosten/ normale bezetting + Variabele kosten/ werkelijke bezetting Of C/N + V/ W Als de werkelijke gereden aantal km ook 40.000 is: 50.000/ 40.000 + 4.000 / 40.000 1,25 + 0,10 = €1,35 Veel voorkomende fout is als de variabele kosten per km gegeven zijn ; in dit geval 0,10 cent per km dan hoef je die niet meer te delen door 40.000.