Hoofdstuk 2: Het producentengedrag

advertisement
Hoofdstuk 2 Het producentengedrag
Bespreking “wet” van de niet-proportionele meeropbrengsten en bespreking van
de totale kostenfunctie.
2.1 De bepaling van de optimale productiegrootte
Optimale productiegrootte? => bij welke productieomvang is de winst maximaal
(bij gegeven totale kosten en opbrengsen)?
Winst v/d ondernemings = totale opbrengsten – totale kosten
TW
=
TO
TK
Productiefunctie = geeft verband weer tussen enerzijds de omvang van de
productie en anderzijds de hoeveelheid ingezette productiefactoren.
-- > “korte termijn” functie = men gaat uit van de hypothese dat de productie
capaciteit constant blijft. De ondernemer wenst dus geen uitbreiding te doen
van de hoeveelheid kapitaalgoederen (gebouwen, machines).
(Ceteris Paribus Clausule)
-- >”Lange termijn” functie = alle kosten worden variabel omdat alle
productiefactoren ook variabel worden. Om productie te verhogen, kopen van
nieuwe machines en breidt men fabrieken uit.
2.1.1 Het kostenverloop
2.1.1.1 Het productieverloop of het verloop van de fysieke productie.
Totale productie = TP
Opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende bepaalde tijd.
Marginale opbrengst = MP
Meeropbrengst wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor (hier
arbeid) met één eenheid toeneemt. Men spreekt ook wel over de marginale
arbeidsproductiviteit.
MP = ^TP/^A
TP = Som van MP
Gemiddelde productiviteit = GP
de gemiddelde opbrengst van één eenheid van de (variabele) productiefactor.
Een andere term is (gemiddelde) arbeidsproductiviteit.
GP= TP/A
Wet van de toe-en afnemende meeropbrengsten
ervaringsregel die leert, dat als men aan een constant gehouden productiefactor
(bv.grond) achtereenvolgens eenheden van de variabele productiefactor
(bv.arbeid) toevoegt, de TP eerst meer dan evenredig en vervolgens minder dan
evenredig toeneemt met de variabele productiefactor.
2.1.1.2 De productiekosten
Om eindproduct te bereiken, verschillende productiefactoren nodig.
Productiekosten indelen naargelang hun variabiliteit of de mate van
afhankeleijkheid van de de bedrijfsdrukte (=productieomvang).
- - > constante en variabele kosten
2.1.1.2.1 De totale constante kosten
= TCK
blijven onveranderlijk binnen de gegeven productiecapaciteit (=korte termijn) en
veranderen niet met de omvang van de productie.
2.1.1.2.2 De totale variabele kosten
= TVK
wel afhankelijk van de productie
bv. kosten arbeid
 zolang TP meer dan evenredig toeneemt, verlopen TVK degressief stijgend;
wanneer TP evenredig toeneemt, stijgen TVK evenredig;
van zodra TP minder dan evenredig toeneemt, verlopen TVK progressief stijgend
2.1.1.2.3 De totale kosten
= TK
= totale constante kosten en de totale variabele kosten (TCK+TVK)
2.1.1.2.4 De gemiddelde en marginale kosten
De gemiddelde constante kosten (=GCK)
= Totale constante kosten gedeeld door de productieomvang
= TCK / Q
De gemiddelde variabele kosten (=GVK)
= Totale variabele kosten gedeeld door de productieomvang
= TVK / Q
De gemiddelde totale kosten (=GTK)
= Totale kosten gedeeld door de productieomvang
= TK/ Q of GCK + GVK
De marginale kosten (=MK)
= De extra kosten die ontstaan door de productie met één eenheid uit te breiden
= ^TK / ^Q of ^TVK/^Q
OPM:
- Minimum van de GVK = optimale bezetting
- Productieomvang die vanuit kostenoogpunt het gunstigst is, noemen we het
technisch optimale punt
2.1.2 Het opbrengstenverloop
Ondernemer = Prijszetter of hoeveelheidsaanpasser
Volkomen concurrentie of volledige mededinging
= Dit betekent dat er op de markt voor een product zeer veel vragers en zeer
veel aanbieders zijn die ieder voor zich geen (of een te geringe) invloed op het
totale marktgebeuren kunnen uitoefenen. Hierdoor brengt elke extra-eenheid
die een bedrijf produceert dezelfde prijs op als alle reeds geproduceerde
eenheden.
Totale opbrengst (=TO)
= prijs per eenheid vermenigvuldigt met de verkochte hoeveelheid
= P.Q
Gemiddelde totale opbrengst (=GO)
= de totale opbrengst gedeeld door de verkochte hoeveelheid
= TO/Q of P.Q/Q=P
Marginale opbrengst (=MO)
Afzetcurve bij volkomen concurrentie= P = GO = MO
2.1.3 De optimale productiegrootte bij volkomen concurrentie
(= evenwicht van de producent)
2.2 De afleiding van de aanbodcurve
2.2.1 De individuele aanbodcurve
winstmaximalisatie bij : MK = MO (=GO= P)
Zie boek
2.2.2 De collectie aanbodcurve
Zie boek
2.3 De prijselasticiteit van het aanbod
= mate waarin de aangeboden hoeveelheid van een bepaald goed gevoelig is voor
een wijziging in de prijs van dit goed.
Ea = procentuele verhouding van de aangeboden hoeveelheid /
procentuele verandering van de prijs
(formulevorm zie boek pg 84)
Ea = +1
Unitair prijselastisch aanboed
Ea > +1 prijselastisch aanbod
Ea < +1 prijsinelastisch aanbod
Ea = +~
volkomen elastisch aanbod
Ea = 0
volkomen inelastisch aanbod
Twee factoren beïnvloeden de prijselasticiteit van het aanbod
- De aard van het product
bv.aanbod van landbouwproducten doorgans inelastischer dan dat van
industrïele producten. Aanpassingen aan veranderende omstandigheden
vergen in de landbouw ten minste één teeltperiode. Bij industriële producten
kan dat meestal sneller.
- De beschouwde tijdsperiode
Analoog met de vraag geldt ook voor het aanbod dat de prijselasticiteit op
lange termijn groter is dan die op korte termijn. Producenten hebben immers
op lange termijn meer mogelijkheden om hun productiecapaciteit aan te
passen.
Vragen en opdrachten
Download