1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem op: · Wat is de optimale productiegrootte? · Winstmaximalisatie Wat is optimale productiegrootte? Bij welke productieomvang is de winst maximaal Geef de formule voor de totale winst te berekenen. TW (totale winst) = TO (totale opbrengst) – TK (totale kost) Wat is de productiefunctie? Geeft het verband tussen enerzijds de omvang van de productie en anderzijds de hoeveelheid ingezette productiefactoren Wat is de productiviteit? Output producten/ input productiefactoren Welke productiefactoren moet men inzetten om tot de productie te komen? · natuur, arbeid, kapitaal (ondernemingsschap) Wat is het verschil met productie op lange of korte termijn? · Productie op lange termijn worden alle kosten variabel. · Productie op korte termijn = productie bij constante hoeveelheid kapitaal goederen. Ga na in hoeverre in onderstaande voorbeelden sprake is van een beslissing op korte of lange termijn. a. In een vestiging van Delhaize is beslist naast de bestaande kassa’s een self-kassa te openen. b. De regering beslist de oudste kerncentrales tien jaar langer open te houden. a & b lange termijn De optimale productiegrootte is deze productieomvang waarbij: a. de omzet het hoogst is bij de gegeven totale kosten en opbrengsten; b. de totale opbrengsten min de totale kosten het grootst zijn bij de gegeven totale kosten en opbrengsten; c. de winst maximaal is. Antwoord. a & c = juist 2 b = fout De wet van de toe- en afnemende meeropbrengst. = 1 arbeider extra inzet hoeveel meer kan hij produceren. Wat is het verschil tussen een totale productie, een marginale productie en een gemiddelde productie. · Totale productie(TO)= opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende een bepaalde tijd. · Marginale productie (MP)= meeropbrengst wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor (arbeid) met één eenheid verhoogd wordt. à De marginale arbeidsproductiviteit · Gemiddelde productie(GP) = de gemiddelde opbrengst van 1 eenheid van de variabele productie-eenheid. à gemiddelde arbeidsproductiviteit Geef de formule om tot een Totale productie, een marginale productie en een gemiddelde productie te bekomen. · Marginale arbeidsproductiviteit =∆TP/ ∆A · Gemiddelde arbeidsproductiviteit GP=MP Wat gebeurt er bij de wet van de toe- en afnemende meeropbrengst. · Eerst weinig arbeid met constante productiefactor gecombineerd wordtà inschakeling van extra eenheden doet de TP meer dan evenredig stijgen Verklaring: Stijgende productiviteit als gevolg van een efficiëntere organisatie en arbeidsverdeling. · De TP neemt verder toe maar minder dan evenredig omdat de productiviteit afneemt Verklaring: De productiefactor arbeid is variabel en de productiefactor kapitaal constant blijft. à teveel arbeiders lopen elkaar in de weg Wat is het verzadigingspunt? Het inzetten van een extra- eenheid arbeid veroorzaakt geen toename meer van de TP Hoe wordt kan het verzadigingspunt negatief worden? Constante productiefactorà achtereenvolgens toevoegen van eenheden van de variabele productiefactorà TP eerst meer dan evenredig en dan minder dan evenredig toeneemt met de variabele productiefactorà na het verzadigingspunt begint TP te dalen en wordt negatief Wanneer geldt de wet van toe- en afnemende meeropbrengst? à Korte termijn : 1 constante PF +≥ 1 variabele PF àNiet op lange termijn à Niet van toepassing als de grootte van het bedrijf verandert en er geen constante productiefactor is 3 Het kostenverloop Wat zijn productiekosten? Kosten die men maakt om een product te kunnen produceren. Hoe kan men deze kosten indelen? 1. Variabiliteit 2. De mate van afhankelijkheid van de bedrijfsdrukte à Vaste en variabele kosten 3.1 De totale constante kosten (TCK) Wat zijn totale constante kosten? Een deel van de productiekosten blijft constant op korte termijn. bv: afschrijvingen, verzekeringen, prijzen kunnen schommelen Hoe kunnen ze veranderen? · Blijven per tijdsperiode onveranderlijk binnen de gegeven productiecapaciteit= KT · Veranderen niet met de omvang van de productie Bij een tariefstijging 3.2 De Totale Variabele Kosten (TVK) Wat zijn de totale variabele kosten? · Afhankelijk van productieomvang · Variabele productiekosten op KT 3.3 De totale kosten (TK) Wat zijn de TK? TK = TCK + TVK Wanneer de productieomvang op korte termijn minder dan evenredig toeneemt, dan: a. verlopen de totale variabele kosten progressief stijgend; b. verloopt de marginale productie dalend; c. verlopen de totale variabele kosten degressief stijgend; d. verloopt de marginale productie stijgend Antwoord b Welke van de volgende kosten zijn variabel? a. De brandverzekering van een fabrieksgebouw. b. De wedde van een bediende boekhouding. c. Ijzererts voor de hoogovens. d. De verwarming van een fabrieksgebouw e. De drijfkracht van de machines. Antwoord c&d 3.4 De gemiddelde en marginale kosten Wat zijn gemiddelde kosten? De kosten in verhouding per eenheid product Wat is zijn de gemiddelde constante kosten? GCK = zijn de totale constante kosten gedeeld door de productieomvang formule: TCK Q Wat zijn de gemiddelde variabele kosten? GVK = zijn de totale variabele kosten gedeeld door de productieomvang formule: TVK Q Wat zijn de gemiddelde totale kosten? GTK = zijn de totale kosten gedeeld door de productieomvang Wat zijn de marginale kosten? MK = zijn de extra kosten die ontstaan door de productie met één eenheid uit te breiden. Formule: : Delta TVK / Delta Q of Delta TVK/ Delta Q bv: indien het bedrijf haar productie van 68 tot naar 90 ton opvoert: 725 EUR – 625 EUR = +4,55 EUR/ton 90 ton – 68 ton Het minimum van de GVK = de optimale bezetting Het minimum van de GTK = de technisch optimale punt Besluit: · De GCK dalen voortdurend als de productieomvang stijgt. à TCK op korte termijn blijft ongewijzigdà elke productietoename liggen ze meer verspreid · Verloop GTK · Verloop MK Geef aan hoe de totale variabele kosten verlopen indien de gemiddelde variabele kosten constant zijn. a. de TVK verlopen proportioneel stijgend b. de TVK verlopen dalend c. de TVK verlopen degressief stijgend d. de TVK verlopen progressief stijgend Antwoord D Welke bewering is correct: Stijgende gemiddeldekosten zullen de marginalekosten? a. stijgen; b. lager zijn dan de gemiddelde totale kosten; c. hoger zijn dan de gemiddelde totale kosten. Antwoord c 4 Het opbrengstverloop Naar wat streeft een producent? Naar winstmaximalisatie Formule: opbrengst – kosten Wat is het verschil tussen een prijszetter en een prijsnemer? · Een prijszetter = Als de ondernemer tot op zekere hoogte invloed kan uitoefenen op de prijzen. · Een prijsnemer = Is als de ondernemer geen invloed kan uitoefenen op de verkoopprijs Wanneer heeft men een volkomen concurrentie? · veel vragers en aanbieders · homogeen product · transparante markt · toegankelijke markt Wat is prijs? Is een gegeven of prijsafzetcurve is een Cte Het verloop van de totale opbrengst · Prijsafzetcurve onder volkomen concurrentie GO : TO = (P *Q) Q=P Q Verder is bij volkomen concurrentie MO=P Of bij volkomen concurrentie P =GO = MO Totale opbrengst : TO= P x Q= omzet Gemiddelde totale opbrengst: GO= TO/Q = P x Q/ Q= P Marginale opbrengst: MO= P= GO 5 De optimale productiegrootte bij volkomen concurrentie (= evenwicht van de producent) De producent winsmaximalisatie streeft naar of TO – TK bereikt een maximum of zolang MO > MK of waar MO-curve de MKcurve snijdt . Figuur 1 Figuur2 Break even is omzet waarbij het resultaat = 0 Totale opbrengst= totale kosten Hoe gebeurt de winstmaximalisatie? · TK en TO vergelijken · MO en MK vergelijken !Opmerking Afzet is niet gelijk aan · Afzet = Q · Omzet = P . Q Vergelijking TK en TOè Break even Vergelijking MO en MK Waar is de totale maximale winst? Het is de marginale winst die aanduidt of de totale winst maximaal is of niet. Zolang de marginale opbrengst(= MO) van een extra-eenheid groter is dan de marginale kost(=MK) van die eenheid, realiseert de ondernemer op deze eenheid extra winst 6 De afleiding van de aanbodcurve 6.1 De individuele aanbodcurve Hoe reageert de producent bij verandering van de prijs? (ceteris paribus) bij volkomen concurrentie of P = MO = GO P= 6,00 EUR Indien de marktprijs 6,00 EUR bedraagt, zal het bedrijf 125 ton (punt A) produceren. Bij de aldus bekomen optimale productiegrootte geldt: P=GO=GVKmin P = 6,98 EUR Indien de marktprijs stijgt naar 6,98 EUR is de optimale productiegrootte 131 ton(punt B). Nu geldt: P=GO=GTK: er is winst noch verlies P = 7,75 EUR Indien de marktprijs P= 7,75 EUR bedraagt, produceert het bedrijf 136 ton (punt C). Bij de aldus bekomen optimale productiegrootte geldt: P=GO>GTK: er is winst (gekleurde rechthoek) P= 12,5 EUR Voor een P = 12,5 EUR geldt in het punt D eveneens MO = MK (148 ton) Uitleg bij de grafieken? · Verbinden we de gevonden punten dan krijgen we een curve die het verband weergeeft tussen de aangeboden hoeveelheid van een goed en een reeks prijzen van dat goed · Indien P = 5 dus een optimale productiegrootte zet men de productie stop. Men produceert niet minder dan 125 ton omdat op dat ogenblik de opbrengst zelfs de variabele kosten niet meer goedmaakt.--> Verlies neemt toe bij verdere productie Besluit: Aanbodcurve = MK-curve Beginpunt? ◦Aanbodcurve = stijgend deel van MK-curve vanaf het GVKmin (snijpunt MK & GVK) P = GO < GVKminàproductie stoppen A. P = GO = GVKminàverlies, maar verder produceren B. P = GO = GTKà winst noch verlies C. P = GO > GTKà winst 6.2 Een beweging langs de individuele aanbodcurve. Hoe komt deze beweging tot stand? Door een prijswijziging Verband tussen aangeboden hoeveelheid en de prijs Individuele aanbodcurve valt samen met de MK-curve (stijgende gedeelte vanaf het minimum van de GVK-curve) Bij P = GO<GVK (verliessituatie waarbij men de productie zal stopzetten) Uitleg: Er bestaat een positief verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van een bepaald goed. Vandaar dat de aanbodcurve stijgend verloopt. 6.3 Verschuivingen van de individuele aanbodcurve Wanneer ontstaat er een verschuivingen van de individuele aanbodcurve? · Bij constante prijzen · Bij een wijziging in de kostensstructuur Bv. WG-bijdragen Dalen à MK Dalenà Aanbodcurve verschuift naar rechts Bespreek olieprijsstijgingen? Olieprijsstijgingen bij gelijkblijvende prijs geven aanleiding tot een vermindering van de aangeboden hoeveelheid. De aanbodcurve verschuift daardoor naar links. 6.4 De collectieve of marktaanbodcurve Wat is de collectieve of marktaanbodcurve? Het is voldoende de som te maken van alle individuele aanbodcurven bij een gegeven prijs Lucas= 8 eenheden Willen= 4 eenheden. Min prijs van 0,50= 3 Max prijs = 1,25= 12 Waarom veranderen de MK? · Verandering van de productiviteit van de productiemiddelen Productiviteit Stijgtà MK Daalt àAanbodcurve nr rechts · Verandering van de prijzen van de productie middelen Loonkosten Stijgenà MK Stijgtà Aanbodcurve nr links · Verandering van het aantal aanbieders · Aantal aanbieders Daalt à Aanbodcurve nr links 7 De breakevenanalyse Wat is de breakevenomzet? =Is omzet (hoeveelheid) waarbij TO-TK = 0 = Minimumomzet is de omzet die moet gerealiseerd worden opdat alle kosten zouden gedekt zijn Wat is de formule? Afzet= Q Omzet = Q x P Veronderstellingen: · Gelijkblijvende prijs per (eenheid) product · Proportioneel stijgende variabele kosten · Gelijkblijvende (vaste) constante kosten · Homogene fabricage. bv: De bvba Loeki houdt zich bezig met de productie en verkoop van fitnesbroodjes. De kosten van de bvba Loeki bv. worden uitgesplitst in. - een (proportioneel) variabel deel): 0,80 EUR per finessbroodje - een constant deel: 56 000 EUR per jaar. De marktprijs van het fitnessbroodje bedraagt 2,20 EUR. Hoeveel fitnessbroodjes dienen we per jaar te verkopen om verlies noch winst te maken? Bij de breakevenafzet zijn de totale opbrengsten gelijk aan de totale kosten: TO = TK P*Q = TCK + TVK P* Q = TCK + (GVK*Q) (P*Q)- (GVK*Q) = TCK (P-GVK) *Q = TCK Q= TCK of OF (P-GVK) Q= TCK constributie per eenheid In het voorbeeld wordt dit: 56 000 EUR 2,20 EUR/Fitnessbroodje – 0,80 EUR per fitnessbroodje Contributiemarge= 2,20-0,80= 1,40 EUR/FB Figuur breakeven: =40 000 fitnessbroodjes. Hoeveel broodjes moeten we verkopen als een winstmarge van 10 % willen hebben 8 De prijselasticiteit van het aanbod Wat is de prijselasticiteit van het aanbod? De mate waarin de aangeboden hoeveelheid van een bepaald goed gevoelig is voor een wijziging in de prijs van dit goed. Verband tussen prijs en de aangeboden hoeveelheid bv: Bij een prijs van 0,25 EUR per kg biedt men op de veiling 500 kg aardappelen aan. Bij een prijs van 0,30 EUR biedt men 600 kg aan. Bereken de elasticiteitscoëfficiënt van het aanbod en wat betekent deze getalwaarde? Wat is de betekenis? Prijsverhoging van 20% leidt tot een stijging van de aangeboden hoeveelheid met 20% Voor de prijselasticiteit van het aanbod onderscheiden we de volgende situaties: · Unitair prijselastisch aanbod Unitair Prijselastisch aanbod Ea= +1 Dit betekent dat een bepaalde prijsverandering (bv. +10%) leidt tot een evenredige verandering van de aangeboden hoeveelheid (dus +10%) · Prijselastisch aanbod Prijselastisch aanbod Ea> +1 Dit betekent dat een bepaalde prijsverandering (bv. +10%) leidt tot een meer dan evenredige verandering van de aangeboden hoeveelheid (dus +20%) · Prijsinelastisch aanbod Prijsinelastisch aanbod Ea< +1 Dit betekent dat een bepaalde prijsverandering (bv. +10%) leidt tot een minder dan evenredige verandering van de aangeboden hoeveelheid (dus +5%) Volkomen Prijselastisch aanbod Ea= +∞ Er bestaat geen verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid. Dit betekent dat men bij een bepaalde prijs heel weinig of heel veel kan aanbieden. De aanbodcurve heeft een horizontaal verloop. Geen verband tussen P en Qa Volkomen Prijsinelastisch aanbod Ea= 0 Een prijsverandering heeft geen verandering in de aangeboden hoeveelheid tot gevolg. Op zeer korte termijn kan men de productie van bv. bederfelijke goederen niet aanpassen. De aanbodcurve heeft een verticaal verloop. Veiling! Ea = altijd een positief getal Welke factoren beïnvloeden de prijselasticiteit van het aanbod? · Aard van het product: Landbouwproducten zijn niet gelijk aan Industriële producten àLandbouwproducten zijn inelastischer dan industriële producten · De beschouwde tijdsperiode: Lange termijn is niet gelijk aankorte termijn à Op lange termijn elastischer dan op korte termijn