Psychische versus cognitieve stoornissen De rol van de neuropsycholoog in dementiediagnostiek Drs. M.C. Verhaaf GZ-psycholoog Klinische neuropsychologie Het bestuderen van veranderingen in cognitie en gedrag als gevolg van het disfunctioneren van de hersenen • Diagnostiek (NPO) • Indicatiestelling • Behandeling/begeleiding Neuropsychologische Diagnostiek • • • • • Dossieronderzoek Anamnese Heteroanamnese Gedragsobservatie Psychometrisch testonderzoek Testonderzoek • Is er sprake van dementie? • Zo ja, bij welk type past het profiel? • Zijn er psychogene componenten? » Vragenlijstonderzoek gericht op stemming, coping en persoonlijkheid Casus : Patiënt A (V, 70 jaar) • Anamnese Voornaamste klacht vergeetachtigheid. Patiënte bemerkt de geheugenklachten sinds medio 2013, en zijn niet in ernst toegenomen. Over haar klachten zegt zij dat zich lange tijd kan opwinden over zaken en dit moeilijk kan loslaten. Klachten zijn naar haar zeggen afhankelijk van of zij die dag iets aan haar hoofd heeft. Dit slokt dan vrijwel alle aandacht op, wat de klachten doet toenemen. Patiënte geeft aan dat zij niet kan stil zitten. Ondanks dat zij de innerlijke onrust en het vele denken van zichzelf herkent, heeft zij niet eerder klachten in het geheugen ervaren. Patiënte vertelt dat moeder op latere leeftijd dement werd, dit was voor haar een verschrikking. Patiënte is erg bang dement te worden en heeft het huidige onderzoek aangevraagd zodat zij hierover uitsluitsel heeft voor zichzelf. Hierbij geeft zij duidelijk aan dat zij dan niet meer wil blijven leven. Patiënte is nog volledig ADL zelfstandig. Naast het geheugen worden in de overige cognitieve domeinen geen veranderingen bemerkt. Het slapen verloopt wisselend, omdat patiënte moeilijk inslaapt door het piekeren. Casus vervolg • Gedragsobservatie “…Patiënte is breedsprakig waardoor de klachtenpresentatie niet geheel helder verloopt. Het inzicht in eigen functioneren is intact. Ten aanzien van het testonderzoek is patiënte coöperatief en gemotiveerd. De testinstructies worden begrepen maar onvoldoende vastgehouden en niet altijd adequaat toegepast. De aandacht is goed te trekken, patiënte weet deze goed te richten maar niet altijd te behouden. De testattitude gedurende het testonderzoek is goed maar bij met name de geheugentaken geeft patiënte snel op en geeft aan niet in staat te zijn dit te reproduceren (geeft aan dat de informatie het ene oor in gaat en het andere oor uit). Patiënte kan soms bagatelliserend reageren (zoals: “ja dat is voor mij hetzelfde” of “ oh bedoel je dat, zeg dat dan”). “ Casus: testonderzoek • • • • • • • Benoemen Oriëntatie Geheugen Aandacht/concentratie Executieve functies Verwerkingssnelheid Visuoconstructie : gemiddeld : intact : zeer zwak : zeer zwak : (zeer) zwak : zeer zwak : gemiddeld Casus: vragenlijsten • Symptom Checklist 90 (SCL-90): ↑ Angst, Hostiliteit en Slaapproblemen. ↑↑ Depressie, Somatische klachten, Insufficiëntie van denken en handelen, en Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit. • Utrechtse Copinglijst (UCL): geen congruent copingpatroon. • Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV): gering gevoel van competentie en lage zelfwaarde. Zij neemt in sociale contacten niet veel ruimte in en is erg flexibel. ↑controlebehoeftig. • Nederlandse Verkorte MMPI (NVM): een persoon die angst en kwetsbaarheid neigt te ontkennen. Hierbij is er een weinig gedifferentieerd zelfbeeld. Patiënte heeft een goede angsttolerantie en is in staat stabiel te functioneren. Hierbij is het gevoel van zelfwaarde echter kwetsbaar en deels afhankelijk van bevestiging door anderen. • Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS): aanwijzingen voor de aanwezigheid van angst- (score: 9/21) en depressieve klachten (score: 12/21). Depressie • Globale verstoring informatieverwerking • Op NPO verminderde snelheid informatieverwerking, richten en verdelen aandacht, geheugen en executieve functies. differentiëren tussen depressie en dementie? Hoe differentiëren? • Anamnese » DSM-diagnose depressieve episode • (i)ADL-functioneren • Patroon cognitieve stoornissen Hypotheses • Neurotoxisch effect • Reactie op falen • Intrinsieke motivatie Dus: symptoomvaliditeit Symptoomvaliditeit Detectiemethode voor onderpresteren Niet afneembaar bij klinisch evidente cognitieve stoornissen Conclusie casus • Stoornissen op meerdere cognitieve domeinen • Geen ADL-interferentie, dus formeel geen dementie • Symptoomvaliditeit voldoende • MCI? • Psychogene factoren? • Advies heronderzoek? Niet alles is wat het lijkt