Casus 1 ROIG 22-09-2010 Bij u op de afdeling wordt zodadelijk een patiënte van 56 jaar opgenomen. Ze is door uw collega zojuist op de eerste hulpafdeling gezien. Reden van komst was melena en bloedbraken. Patiënte was aanvankelijk hypotensief (bloeddruk 80/40 mmHg) en tachycard (pols 140/min). Gelukkig gaat het haar na enkele uren (vulling, transfusie) weer wat beter – ze lijkt hemodynamisch stabiel. De inmiddels verrichte gastroscopie toont een ulcus duodeni, dat inmiddels ‘droog’ is. Omdat de situatie van patiënte aanvankelijk als kritiek werd ingeschat en is er naast ‘oriënterend lab.’ (u zou dat zelf natuurlijk nooit doen) ook een bloedgas geprikt. Helaas zijn niet alle getallen van het bloedgas-papiertje te lezen (in de hektiek is er koffie overheen gemorst). Het zal u niet verbazen: daar komen nu een paar vragen over. Laboratorium-onderzoek: Na+ 137 mmol/L pH 7,21 K+ 5 mmol/L pCO2 32 mmHg Hb 4,7 mmol/l Cl- 103 mmol/L pO2 112 mmHg Leuko's 15 *109/L Glucose 9 mmol/L HCO3- ? mmol/L Trombo's 150 *109/L BE ? mEq/L O2-Sat 99 % Vraag 1: Hoe hoog is het actueel bicarbonaat van deze patiënte? Vraag 2: Hoe hoog schat u het standaard bicarbonaat en het base-overschot van deze patiënte? Vraag 3: Kunt u op grond van de uitkomst van de bloedgasanalyse met zekerheid stellen dat patiënte op de eerste hulp extra zuurstof heeft toegediend gekregen? Vraag 4: Benoem de zuur-base afwijking van deze patiënte zo nauwkeurig mogelijk. Vraag 5: Wat is hier vermoedelijk aan de hand (geweest)? Vraag 6: Hoe beïnvloedt een grote bloedtransfusie de zuur-basestatus?