Decentralisatie – stand van zaken Tussentijdse rapportering aan VVSG-Raad van Bestuur 4.3.2015 1 Situering Het Vlaamse regeerakkoord bevatte het voornemen om een aantal bevoegdheden te decentraliseren van het Vlaamse naar het lokale niveau. Dit proces zou aangestuurd worden door een paritaire commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de Vlaamse, provinciale en lokale overheid. De paritaire commissie kwam de eerste keer bijeen op 12 december 20141 en besliste om de concrete besprekingen te laten gebeuren in zeven werkgroepen: Organieke decreten, met vooral de personeelsregelgeving Welzijn, met vooral woon- en thuiszorg, voor- en buitenschoolse kinderopvang en horizontaal welzijns- en gezondheidsbeleid (decreet lokaal sociaal beleid) Ruimte en leefmilieu, met vooral de omgevingsvergunning, het beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, handhaving, rioleringsbeleid en het materialendecreet en –besluit Mobiliteit, met vooral mobiliteitsbeleid (gewestwegen, buurtwegen) en de relatie lokale besturen/De Lijn (basisbereikbaarheid) Wonen, met vooral de procedure sociale woningbouw, het toewijzingsregime sociaal wonen en de woningkwaliteit Economie en Werk, met vooral integraal handelsvestigingsbeleid (uitvoeringsbesluit), ambulante handel en lokaal werkgelegenheidsbeleid (o.a. relatie lokale besturen/VDAB)2 Vrije tijd, met vooral de vraag welke rol Vlaanderen, na het wegvallen van de geoormerkte subsidies voor o.a. cultuur, jeugd en sport (integratie in Gemeentefonds vanaf 2016), nog kan spelen als kaderstellende overheid en hoe kan voldaan worden aan de informatiebehoeften op Vlaams niveau. De VVSG heeft voor elk van de werkgroepen een ruime delegatie samengesteld die bestaat uit lokale mandatarissen en medewerkers en één of meer VVSG-stafmedewerkers. Intussen hebben de werkgroepen alle ten minste één keer vergaderd. Sommige hebben al diverse bijeenkomsten achter de rug, andere zijn pas begin maart van start gegaan. Voor een algemene evaluatie is het dus nog te vroeg. Toch kunnen we vandaag al de volgende vaststellingen doen: Over het algemeen verlopen de besprekingen in een positieve sfeer. 1 Verslag: http://binnenland.vlaanderen.be/sites/default/files/20141212_verslag_commissiedecentralisatie .pdf 2 In realiteit functioneert deze werkgroep in twee subwerkgroepen: werk en economie. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 1/16 De vraag blijft in hoeverre de decentralisatie-oefening wel iets is van de hele Vlaamse overheid, met alle ministers, kabinetten, administraties en al dan niet verzelfstandigde deelentiteiten. Verschillende elementen geven aanleiding tot twijfels: o De discussies gebeuren vrijwel uitsluitend op basis van de door de VVSG ingediende thematische fiches. Bijna nooit is er ook een inbreng van de Vlaamse overheid of vanuit de provincies. Het is dus niet steeds duidelijk wat zij eigenlijk willen of niet willen. In sommige werkgroepen merken we zelfs een echt gebrek aan interesse en betrokkenheid van een aantal kabinetten. o Parallel met de discussies over decentralisatie lopen er andere trajecten met een impact op de bevoegdheidsverdeling tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen, ook op terreinen die eigenlijk in de werkgroepen aan bod zouden kunnen komen. We denken bv. aan de mogelijke afschaffing van de gemeentelijke reglementaire bevoegdheid voor het bepalen van de oppervlakte van kamers of aan de plannen om de gemeentelijke beleidsruimte op het vlak van huishoudelijke afval in te perken. Het wordt onmogelijk om de aanvankelijke timing (conclusies tegen 31 maart) te halen. Sommige werkgroepen zullen dan klaar zijn, andere niet. Intussen werd wel beslist dat de Paritaire Commissie op 31 maart bijeenkomt voor een tussentijdse stand van zaken. 2 Toelichting per werkgroep Hieronder beschrijven we, per werkgroep, de huidige stand van zaken. 2.1 Organieke decreten 2.1.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 26 januari en 23 februari. Er waren ook twee tussentijdse bijeenkomsten met een beperkte delegatie (kabinet Homans, ABB, VVP en VVSG), om concretere teksten voor te bereiden (5 en 12 februari). Werkgroep plant nog een vergadering op 18 maart (in principe laatste bijeenkomst) 2.1.2 Inhoudelijke stand van zaken Er is overeenstemming (mogelijk) over3: o Mogelijke delegatie van gemeenteraad naar college voor het vaststellen van het organogram, het vaststellen van een regeling voor de vervanging van gemeentesecretaris en financieel beheerder bij afwezigheid of verhindering en 3 Aangezien CD&V zich niet officieel wilde uitspreken (eerste kennisname teksten), lijsten we de punten op waarvan wij het aanvoelen hebben dat er consensus is. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 2/16 het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer 4 moet worden verstaan (art. 43, §2, 4°, 18° en 23° GD). o Het college is bevoegd voor het aanstellen en het ontslaan van alle personeelsleden, met inbegrip van de leden van het managementteam, maar met uitzondering van de aanwerving en het ontslag van de secretaris en de financieel beheerder (exclusieve bevoegdheid van de raad). Het college kan deze bevoegdheid delegeren aan de secretaris, ook voor de personeelsleden in functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is gekoppeld (art. 58, tweede lid, art. 96, vierde lid en art. 106, 1ste en 2de lid GD). o Waarneming functie secretaris en financieel beheerder: basisregeling in het decreet, praktische regeling uit te werken op maat van de eigen organisatie (art. 81 en 82 GD). o De secretaris kan het dagelijks personeelsbeheer delegeren naar een personeelslid, niet noodzakelijk naar een leidinggevend personeelslid (art. 92 GD). o Schrappen van de personeelsformatie. Er is wel discussie of er dan een personeelsplan in de plaats komt als bijlage bij het meerjarenplan (art. 103 GD). o De gemeente mag personeelsleden in statutair of contractueel dienstverband aanstellen (art. 104, §1 en §2 GD). o De gemeente moet ruimere mogelijkheden hebben om personeel ter beschikking te stellen en over te dragen en samen te werken met andere lokale besturen (art. 104, §4 en art. 116bis GD). o Het salaris van de gemeentesecretaris moet het hoogste zijn van alle lokale besturen die zich rond een gemeente bevinden, maar gemotiveerd afwijken blijft mogelijk (art. 241, §3 en art. 247, 3de lid GD). o Het mandaatstelsel wordt uit het decreet gehaald wegens overbodig (lokale autonomie laten spelen) (art. 105, 4 en art. 116, §1, 3° GD). o Delegatiemogelijkheden en versoepelingen gemeentedecreet worden doorgetrokken naar OCMW-decreet5 (uitvoerend orgaan: vast bureau); aan artikel 104 OCMW-decreet (rechtspositieregeling OCMW-personeel) wordt niet geraakt. Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: o De mogelijkheid voor andere lokale besturen dan Antwerpen en Gent om af te wijken van het Besluit Vlaamse Regering (cf. Vlaams regeerakkoord). 4 Als men zou kiezen voor onze piste om de secretaris decretaal bevoegd te maken voor het personeelsbeleid, dan zal ‘dagelijks personeelsbeheer’ vervangen worden door ‘personeelsbeleid’. 5 De Vlaamse regering toonde wel enige reserves gelet op de geplande integratie van het OCMW in de gemeente. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 3/16 o Schrappen bevoegdheid Vlaamse regering over externe personeelsmobiliteit (art. 116, §2 GD). Volgende punten moeten nog worden besproken: o Vaststellen rechtspositieregeling: exclusieve bevoegdheid gemeenteraad (standpunt VVSG), of delegatie mogelijk aan het college. Antwerpen vraagt mogelijkheid tot delegatie. Dat is ook het standpunt van het kabinet Homans (art. 43, §2, 4° GD). o De omvang van de bevoegdheid van de Vlaamse regering om een uitvoeringsbesluit vast te stellen: enkel over loon- en arbeidsvoorwaarden en tucht (standpunt VVSG) of ook over HRM-instrumenten, HRM-procedures en interne arbeidsorganisatie (art. 116, §1, 2° GD). o Als Gent en Antwerpen mogen afwijken van Vlaamse regelgeving, moet dit dan gemotiveerd worden? Antwerpen argumenteert dat ook dit een zware administratie (bewijslast) kan inhouden. Mogelijke alternatieve formulering: “De Vlaamse regering kan minimale voorwaarden vaststellen voor de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel in gemeenten tot 200.000 inwoners.” o Het komt de secretaris toe om de functies te bepalen waarvan de deelname aan het managementteam – een ambtelijk orgaan - nuttig wordt geacht voor het gemeentelijke functioneren (standpunt VVSG). Dit lijkt politiek niet haalbaar: men wil de mogelijkheid open laten dat in sommige besturen de aanduiding van de functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam verbonden is, op politiek niveau beslist wordt (gekoppeld aan de bevoegdheid m.b.t. het organogram). Men baseert zich daarvoor op de autonomie van de lokale besturen: bevoegdheid gemeenteraad, die kan delegeren aan het college en desgevallend verder aan de secretaris (art. 75 GD art. 96, 2de lid GD). o De secretaris wordt decretaal bevoegd voor het personeelsbeleid. Dat is ruimer dan het dagelijks personeelsbeheer (art. 86 GD). o Mogelijke delegatie van aanstellings-, ontslag- en tuchtbevoegdheid naar andere (leidinggevende) personeelsleden dan enkel de (adjunct-)secretaris (art. 58, 3de lid GD). Wat de tuchtbevoegdheid betreft: nog te bekijken in het kader van de problematiek van de tuchtonderzoeker. Eventueel een loskoppeling van de tuchtbevoegdheid enerzijds en de aanstellings- en ontslagbevoegdheid anderzijds (art. 123, eerste lid GD). o Facultatief maken van de evaluatie, met vooral discussie over de periodieke evaluatie. Uit de discussie binnen de werkgroep bleek dat er diverse meningen over de invulling van evaluatie bestonden, met telkens ook goede argumenten. Voor de VVSG is dit het bewijs dat er geen uniforme regeling over de invulling van evaluatie moet opgelegd worden (art. 115, 1ste lid). Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 4/16 Daarnaast discussie over het al dan niet verplicht houden van de evaluatie van de decretale graden (VVSG: facultatief voor iedereen). o Vraag van Antwerpen om de (verplichte) eedaflegging te schrappen. o Vraag om voor dadingen i.v.m. individueel personeelsbeleid delegatie naar het college mogelijk te maken (art. 43, §2, 19° GD). o Schrappen mogelijkheid om secretaris deeltijds aan te stellen wegens overbodig om dit decretaal te regelen (art. 80, §1 GD). o Schrappen bevoegdheid secretaris inzake briefwisseling wegens overbodig om dit decretaal te regelen (art. 89). o Schrappen vormingsrecht en vormingsplicht wegens overbodig om dit decretaal te regelen (art. 111). 2.1.3 Andere elementen Geen wijziging aan samenstelling managementteam met uitzondering van discussiepunt hierboven (art. 96, tweede en derde lid). Geen wijzigingen aan art. 76, §5 GD (garantie dat een in dienst zijnde secretaris/financieel beheerder niet kan vervangen worden door zijn collega secretaris/financieel beheerder van het OCMW; er moet een vacante functie zijn). Geen wijziging aan bepaling over kabinets- en fractiepersoneel (art. 104, §3 GD). (wellicht) Geen wijzigingen aan evaluatieregeling (evaluator, minimale regeling wijze waarop) decretale graden en ombudsman (art. 115, tweede en derde lid). Verder nog twee zaken a) De VVSG krijgt ontwerpteksten een week voor de volgende vergadering, dus tegen 11 maart. Op 17 maart (de dag voor de volgende plenaire bijeenkomst) is er nog een VVSG-beleidsgroep. b) Iedereen in de vergadering was het erover eens dat de vakbonden een en ander wellicht niet genegen zijn. Met andere woorden, zelfs over de punten waarover overeenstemming is, is het nog geenszins een ‘verworven feit’. 2.2 Welzijn 2.2.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 26 februari Werkgroep plant nog vergaderingen op 13 maart en 19 maart 2.2.2 Inhoudelijke stand van zaken Er is overeenstemming (mogelijk) over: nog niets (wel al besproken: combinatie regie-actor en meerwaarde publieke zorg) Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: o Een volledige decentralisatie van bevoegdheid buitenschoolse opvang is (zeker op korte termijn) geen optie. Mogelijk kunnen hierin wel enkele stappen Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 5/16 gezet worden. Ondanks vrij grote eensgezindheid rond de tafel, kreeg de VVSG ook al vooraf van Minister Vandeurzen te horen dat hij dit voorstel niet zou steunen. o Uit fiche baby en peuter: voorstel over geëmancipeerde voorziening is niet relevant voor de commissie Welzijn. Volgende punten moeten nog worden besproken: o Fiche Ouderenzorg (VVSG) o Nota loketfunctie (Kabinet Vandeurzen zou dit voorbereiden) 2.2.3 Andere elementen Er was op 25 februari een gesprek met minister Vandeurzen, Margot Cloet, Karine Moykens, Patrick Bedert en vanuit de VVSG Luc Martens, Rudy Coddens, Ann Lobijn en Annelies De Ridder. Hierbij werden enkele opmerkingen meegegeven door minister Vandeurzen op de ingediende fiches: o Men is ook bezig met een oefening met de provincies. o Moet er iets gebeuren aan het waarborgen van ‘een sterk lokaal sociaal beleid’ (ook gelinkt aan integratie OCMW-gemeente)? o De oefening moet budgetneutraal zijn (er zijn geen middelen) o De VVSG-Fiche Baby & Peuter is OK. o De fiche buitenschoolse kinderopvang kan niet. o Fiche ouderenzorg: het zorgstrategisch plan kan niet op gemeenteniveau, wel op subregionaal niveau (zorgregio kleine stad). Loketfunctie vanuit onderbescherming. Op de eerste vergadering werden de VVSG-fiches toegelicht, gevolgd door vragen, zonder het trekken van conclusies. Er was weinig inbreng van andere deelnemers, de meeste inbreng kwam van de zeer uitgebreide VVSG-delegatie en Antwerpen. De meeste kritiek of nuancering kwam vanuit de VVSG-delegatie zelf. Het gevoel leeft dat bepaalde elementen uit de fiches nog verder uitgewerkt en geconcretiseerd moeten worden (dat was trouwens ook de vraag van Minister Vandeurzen) als we concrete zaken gerealiseerd willen zien. De VVSG-medewerkers hebben de indruk dat de vergadering niet goed voorbereid was door het kabinet Vandeurzen (geen agenda, geen documenten, enz). Verder leek de voorzitter van de werkgroep niet echt veel belang te hechten aan deze werkgroep. 2.3 Ruimte en leefmilieu 2.3.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 6 februari en 27 februari Werkgroep plant nog vergaderingen op 6 maart en 20 maart Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 6/16 2.3.2 Inhoudelijke stand van zaken Tijdens de eerste vergadering werden de VVSG-fiches overlopen met een korte repliek van de provincie of het gewest. Er werden echter nog geen beslissingen genomen. De repliek maakt echter wel duidelijk hoe kansrijk de voorstellen zijn. Onderstaand overzicht is hiervan een eigen inschatting Er is overeenstemming (mogelijk) over: o Afschaffen specifiek goedkeuringstoezicht op stedenbouwkundige verordeningen (fiche 2). De provincies wijzen op hun ondersteunende rol en op het feit dat zij er tijdens het specifieke goedkeuringstoezicht veel fouten uithalen. Gemeenten zouden ook geen bovenlokale belangen kunnen beoordelen. Openbaar onderzoek invoeren bij opmaak gemeentelijke verordening overwegen. o Betrokkenheid bij onteigeningsregelgeving (fiche 7): Fiche 7 is reeds gerealiseerd, omdat de VVSG is opgenomen in een klankbordgroep. o Integratie regelgeving reclamepanelen (fiche 10): dit wordt nader bekeken, maar lijkt geen inhoudelijk knelpunt. Gaat meer over vereenvoudiging van regelgeving, maar meer gemeentelijke zeggenschap over reclame langs gewestwegen kan het gevolg zijn. o Toezicht op statuut toezichthouder afschaffen (fiche 15): wordt onderzocht. De bereidheid is er, vooral dan als het gaat over tijdelijke afwezigheid (niet melden) en vertrek (wel melden). o Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen (fiche 22) : aanvaard dat een en ander te detaillistisch is. Dit wordt herbekeken, zonder het principe van een sterk Vlaams afvalbeleid in gevaar te brengen. Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: o Herdenken van de verplichte projectvergadering (fiche 5). Voor de Vlaamse overheid is het afschaffen van het instrument projectvergadering weinig klantgericht. De VVSG deelt de aandacht voor klantgericht werken, maar vindt niet dat het instrument projectvergadering daaraan beantwoordt. o Afschaffen van de inhoudelijke beroepsmogelijkheid bij de deputatie (fiche 6). Provincies zijn tegen. Vlaanderen luistert en nam geen standpunt in. Volgens het Verdrag van Arhus zou het ook niet kunnen. Ook: ‘dan krijgen we twee beroepsinstanties die op legaliteit toetsen’. o Afschaffen Hoge Raad voor Handhavingsbeleid. Wordt nog besproken, maar afschaffing wordt volgens de VVSG door Vlaanderen gezien als een drastische beslissing en politiek onhaalbaar. (fiche 12) o Statuut gemeentelijke waterlopen herbekijken (fiche 21): er wordt gesteld dat deze oefening niet opnieuw moet gebeuren, want ze is net voorbij. Volgende punten moeten nog worden besproken: Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 7/16 o Meer vrijheidsgraden bij strategische planning (fiche 3, 4 en 13). De teneur was vooral dat gemeenten meer vrijheid moeten krijgen bij strategische planning over de inhoud van het plan en de mogelijkheid moeten hebben om tot meer integrale planning te komen, desnoods louter via het BBCmeerjarenplan. Nu belet de Vlaamse regelgeving dat gemeenten twee plannen (bv structuurplan en mobiliteitsplan) combineren. Afstemmen van procedures noodzakelijk om dit mogelijk te maken. o Mogelijkheid om vrijgestelde werken weer vergunningsplichtig te maken (fiche 5bis). Tegenargument vanuit Vlaanderen: erg onduidelijk voor de burger. Gent verduidelijkte dat de vrijstelling van 80m² aan verharde oppervlakte in een stedelijke context totaal anders is dan in een landelijke context. o Aanpassingen in het kader van de omgevingsvergunning (fiche 9). De provincie is geen vragende partij om punten die te maken hebben met de omgevingsvergunning nu opnieuw de bediscussiëren. De VVSG beperkt zich echter tot twee punten die essentieel te maken hebben met decentralisatie, nl. de provinciale lijst en de gemeentelijke lijst. De VVSG stelde voor om de provinciale lijst af te schaffen (of minstens te beperken) en een lijst van gemeentelijke projecten op te maken voor die aanvragen waar het stedenbouwkundig luik opweegt tegen het milieukundig luik. In dat laatste geval vergunt de gemeente i.p.v. de provincie. Er wordt door Vlaanderen aangegeven dat zo’n gemeentelijke lijst niet nodig is, omdat het om heel weinig gevallen zou gaan. Stad Antwerpen vult aan dat zij het voorstel niet ver genoeg zien gaan en alle klasse 1-bedrijven zelf willen beoordelen. Zij zien hier een kans voor differentiatie. Tweede punt betrof het zelf kunnen bepalen van het aantal in te dienen exemplaren. Vlaanderen vindt het weinig klantvriendelijk als er tussen gemeenten verschillen zijn in de in te dienen aantallen. Inmiddels is op het kabinet afgesproken dat wij voorbeelden aangeven van projecten die door de provincie worden vergund omwille van klasse 1 uitbatingen, maar die een belangrijke ruimtelijke impact hebben. Of het indienen van het aantal exemplaren aan een maximum wordt gebonden zal afhangen van de vraag of het omgevingsloket er is. o De mogelijkheid dat gemeenten zelf het aantal analoge exemplaren kunnen bepalen dat moet worden ingediend. Dit is nu niet geregeld, maar Vlaanderen wil dit in de aanloop naar de omgevingsvergunning bijkomend regelen. Vlaanderen vindt dat het weinig burgervriendelijk is als er meer dan twee exemplaren worden gevraagd. Nochtans worden de meeste exemplaren opgevraagd om op te sturen naar Vlaamse adviesverlenende instanties (fiche 11). o De mogelijkheid voor gemeenten om dwangsommen op te leggen bij milieuovertredingen wordt ‘geparkeerd’. Deze mogelijkheid is nieuw voor de Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 8/16 Vlaamse overheid. Het idee van de werkgroep is om dit eerst te evalueren, alvorens de mogelijkheid te bieden aan gemeenten. (fiche 14) o Afschaffen om namens de gemeente te procederen (fiche 16). Dit zou moeten kunnen omwille van Verdrag van Arhus. Art. 9 van dat verdrag zegt echter dat je tegen milieurelevante beslissingen in beroep moet kunnen gaan, niet dat je dat namens de gemeente moet kunnen doen (wel namens jezelf) en zegt evenmin dat je tegen een besluit in beroep moet kunnen gaan als er juridisch niets mis mee is (bv. de gemeente die een correcte keuze maakt maar de provincie die een andere keuze wil opleggen). o Afschaffen verplichting milieuhandhaving (fiche 17): wordt bekeken, geen inhoudelijke opmerkingen tot nu toe gemaakt. o Doelstellingen rioolbeleid en toekenning van subsidies (fiche 18): wordt bekeken, geen inhoudelijke opmerkingen. o Handhavingsbevoegdheid voor grachten van algemeen belang (fiche 19): provincies vinden dit geen goed idee. o Machtiging gemeentelijke waterlopen afschaffen (fiche 20): provincies vinden dit geen goed idee. o Afschaffen van verouderde ruimtelijke plannen (fiche 28): iedereen akkoord, maar niet evident i.v.m. rechtszekerheid. Bij invoering van het decreet ruimtelijke ordening was er toch een mogelijkheid om verouderde Bpa’s of verkavelingen af te schaffen. Waarom dan deze regeling niet permanent maken? o Herziening planbaten en planschade (fiche 29): bereidheid om planbaten minstens ten dele ten goede te laten komen aan die gemeente die ze creëert. Hoe wordt onderzocht. 2.4 Mobiliteit 2.4.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 11 en 25 februari Werkgroep plant geen vergaderingen meer. Wel zullen de fiches die voorgelegd zullen worden aan de paritaire commissie eind maart nog vooraf naar iedereen ter nalezing rondgemaild worden. 2.4.2 Inhoudelijke stand van zaken Er is overeenstemming (mogelijk) over: Fiche gewestwegen o Conform de beleidsnota van de minister wordt de categorisering van het wegennet herbekeken (over de provincies heen). In het kader van deze commissie zal dit op korte termijn gebeuren m.b.t. de indeling van de secundaire en lokale wegen. De Vlaamse overheid (beleidsdomein MOW) trekt deze actie. En stemt af met de lokale overheden. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 9/16 o In functie van een geactualiseerde categorisering, zal een eenmalige herschikking van het wegennet doorgevoerd worden. Dit zal gebeuren volgens het principe: lokale wegen voor lokale overheden, secundaire, primaire en hoofdwegen voor Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid zal deze actie in samenspraak met VVSG verder voorbereiden (nadat actie 1 afgerond is). o In functie van de andere afspraken binnen de commissie decentralisatie zal een globale regeling voor het ganse pakket ‘decentralisatie’ via het gemeentefonds ook financieel geregeld worden. De Vlaamse overheid zal deze actie samen met de VVSG en de VVP in het kader van de globale o conclusies van de commissie decentralisatie verder uitwerken. De bestaande omzendbrief MOW/AWV/2009/6 'overdracht en overname van wegen' herzien (vnl. met betrekking tot de forfaitaire vergoeding van 200.000 euro/km bij overdracht van wegen in slechte staat). Dit om tegemoet te komen aan de kritiek dat deze vergoeding te laag is en eigenlijk al sinds 2003 niet meer aangepast werd. De Vlaamse overheid trekt deze actie en zal o een voorstel van aanpassing met VVSG bespreken. Het bestaande instrumentarium beter in kaart brengen en kenbaar maken: overleg tussen AWV en de gemeenten in kaart brengen en beter kenbaar maken (folder?) en waar nodig verder optimaliseren (accountmanagers?) de bestaande vademecums beter kenbaar maken (reeds bestaande folder) (duidelijk gemotiveerde afwijkingen moeten kunnen) optielijst bij investeringsprojecten (SO's) herbekijken (o.a. i.f.v. vrij liggende fietspaden) De Vlaamse overheid neemt dit op (en stemt af met de VVSG). Fiche buurtwegen o De trage wegen zijn een lokale bevoegdheid o Gemeenten moeten ontvoogd (kunnen) worden, eventueel onder voorwaarden (bv. opmaak van een trage wegenvisie), maar bijkomende o planlast moet vermeden worden Een betere integratie in bestaande instrumenten moet mogelijk gemaakt o worden (bv. RUP, omgevingsvergunning,…) Nood aan een goede inventarisatie. Veel gemeenten in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant deden of doen die oefening. Aanpak kan overgenomen o worden in de andere provincies. Provincies kunnen een ondersteunende rol blijven spelen Fiche basisbereikbaarheid o Een ruwe indeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden kan volgende richting uit gaan: het verbindende basisnetwerk: De Lijn het ontsluitende netwerk: De Lijn, in nauw overleg met de gemeenten Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 10/16 de ‘last mile’: de gemeenten De beleidscontouren worden deels al vastgelegd bij de vernieuwing van de o beheersovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en De Lijn. Aanpassingen in de regelgeving waar nodig (bv. monopolie De Lijn bij geregeld vervoer, tarieven, collectieve taxi,…) Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: -- Volgende punten moeten nog worden besproken: o Rioleringen langs gewestwegen: er is reeds verschillende jaren overleg tussen AWV en VVSG. Dit overleg moet voortgezet worden om op relatief korte termijn tot duidelijke afspraken te komen (de basisinsteek blijft momenteel evenwel verschillend). o De verdere uitwerking van de principes i.v.m. trage wegen zullen meegenomen moeten worden bij de opmaak decreet trage wegen. o De halte-accommodatie van De Lijn: (gedeeltelijke) verschuiving naar De Lijn? 2.4.3 Andere elementen Een vereenvoudiging van de procedure i.v.m. de aanvullende reglementen werd op de vergadering aangebracht. Dit kan meegenomen worden bij een evaluatie van het decreet ter zake. Hetzelfde geldt voor opmerkingen i.v.m. elementen uit het mobiliteitsdecreet. 2.5 Wonen 2.5.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 23 januari en 13 februari Werkgroep plant nog vergaderingen op: -- (de VVSG heeft het verslag van de tweede vergadering nog niet ontvangen. Afhankelijk van de exacte verwoording in dit verslag van bepaalde afspraken, zal er geen vergadering meer plaats vinden) 2.5.2 Inhoudelijke stand van zaken De VVSG had fiches opgesteld, waaronder één algemene die de nadruk legde op de regisseursrol van de gemeente in het lokaal woonbeleid. Twee van de negen andere zijn niet besproken geweest. Eén onderwerp (bescheiden last) wordt meegenomen in een apart traject. Men erkende wel de terechte bekommernissen. De andere fiche was niet specifiek genoeg. De Vlaamse overheid (kabinet en administratie) zijn zeer luisterbereid gevonden. Vanuit het Vlaamse regeerakkoord, de beleidsnota wonen en het kerntakenplan dat de administratie opgemaakt heeft, is er gezocht naar manieren en principes om maximaal aan de gemeentelijke deregulerings- en decentralisatiewensen tegemoet te komen. De administratie geeft aan dat bij elke hervorming een aantal elementen zullen meegenomen worden, met Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 11/16 name een ruimer ondersteuningsaanbod voor de lokale besturen en soepelere mogelijkheden voor maatwerk. Er is overeenstemming (mogelijk) over: In verband met procedures voor bouw sociale woningen o De bindende advisering van de woonprojecten door het Agentschap Wonen Vlaanderen zal worden geschrapt. o Voor het activeren van gemeenten is het bindend sociaal objectief (BSO) het beste instrument. Dit is het grote omvattende kader. Inventarisatie van bebouwbare gronden in de gemeenten is nuttig om een gemeentelijke woonbeleid te ontwikkelen. De Vlaamse overheid ondersteunt dit proces door de opmaak van een databank op Vlaams niveau door het facilitair bedrijf. o Maatwerk moet mogelijk zijn, en bijgevolg kan voor bepaalde gemeenten afgestapt worden van de verplichting om 25% van de publieke bebouwbare gronden in te zetten voor sociale woningbouw. Gemeenten die het BSO niet willen/zullen halen kunnen hiertoe wel verplicht worden. In verband met woningkwaliteit o Vermijden van dubbele heffingen voor ongeschikt- en onbewoonbaarheid. Hiervoor wordt een ‘ontvoogdingsregeling’ opgemaakt. De VVSG wil dit niet koppelen aan de vrijstelling van de adviesvereiste in de procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring. Dit is nog niet volledig uitgeklaard. o De mogelijkheid voor het gewest om een uitzonderlijke gewestelijke leegstandsheffing in te voeren wordt geschrapt. o Verplichte minimale bedragen van de leegstandsheffing worden geschrapt. In verband met het verhuren van sociale woningen o Regelgeving wordt vereenvoudigd o Er komt bijkomende ondersteuning van de administratie o Verschuiving van ex-ante naar ex-post controle o Meer lokale autonomie moet mogelijk zijn als er een lokale beleidsvisie is, die rekening houdt met het de doelgroepenproblematiek en de demografische verschuivingen bv. via een ontvoogdingsmechanisme (via sjablonen). Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: In verband met procedures voor het bouwen sociale woningen o Trekkingsrecht/enveloppefinanciering aan gemeenten voor realisatie van sociale woningen, wegens Vlaamse begrotingsregels en grilligheid van de procedures. o De gemeentelijke bouwvergunning voor een sociaal woonproject staat gelijk met de goedkeuring om in aanmerking te komen voor de financiering van de Vlaamse overheid. In verband met woningkwaliteit Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 12/16 o Verwaarlozing: de VVSG wil dat gemeenten dit kunnen ‘op eigen tempo’ (= vrijwillige ontvoogding). Het gewest wil het beleid rond verwaarlozing sowieso aan alle gemeenten toevertrouwen (= verplichte ontvoogding) o De mogelijkheid dat gemeenten strengere woningkwaliteitsnormen voor zelfstandige woningen kunnen opleggen, net als bij kamers. o Schrappen van het specifiek toezicht voor gemeentelijke kamerreglementen wordt niet aanvaard. Bovendien wordt het opleggen van strengere oppervlaktenormen via het kamerreglement uitgesloten. Volgende punten moeten nog worden besproken: Verschillende zaken die in de werkgroep besproken zijn geweest moeten verder in een reguliere besluitvormingsprocedure besproken worden. Hiervoor zijn in de werkgroep reeds vervolgtrajecten uitgeschreven. In verband met procedures rond het bouwen sociale woningen: De diverse beleidsdocumenten bieden een kapstok om in te gaan op de wens van de lokale besturen naar meer ondersteuning van de lokale vragen, minder planlast en een slankere procedure waarbij de uitkomst van het lokale woonoverleg de basis is. Zowel bij de evaluatie van de huidige regelgeving als bij de opmaak van voorstellen tot wijziging van de regelgeving zullen de lokale besturen en hun koepel VVSG nauw betrokken worden. Er is een timing uitgeschreven. Er is onder andere een schriftelijke bevraging van de besturen over de gewenste wijzigingen. In verband met het verhuren van sociale woningen: De aspecten ‘de versterking van de lokale regierol’ en ‘de administratieve vereenvoudiging van het sociaal huurstelsel’ zijn opgenomen in de tweede fase van de herziening van het Kaderbesluit Sociale Huur. 2.6 Economie en werk – Subcommissie Economie 2.6.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 3 maart Werkgroep plant nog vergaderingen op: (nog onbekend) 2.6.2 Inhoudelijke stand van zaken Er is overeenstemming (mogelijk) over: (nog onbekend) Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: (nog onbekend) Volgende punten moeten nog worden besproken: (nog onbekend) 2.7 Economie en werk – Subcommissie werk 2.7.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 26 februari Werkgroep plant nog vergaderingen op 1 april Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 13/16 2.7.2 Inhoudelijke stand van zaken Er vond nog maar één (vooral verkennende) vergadering plaats. Knopen werden daarbij nog niet doorgehakt. Er is overeenstemming (mogelijk) over: (nog onbekend) Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: (nog onbekend) Volgende punten moeten nog worden besproken: o Uitwerken van een gezamenlijk voorstel VVSG/VDAB in verband met het opzetten van een 'structurele overlegstructuur VVSG/VDAB' in de schoot van de VDAB. Het voorstel wordt, indien er overeenstemming is tussen VVSG en VDAB, voorgelegd aan de Commissie op 1 april a.s.. o Regierol voor lokale besturen over de 'tijdelijke werkervaringsmaatregel'. Momenteel is de Vlaamse regering in bespreking met de sociale partners over de principes en inhoud van deze maatregel. De werkzaamheden van de commissie doorkruisen deze bespreking. Er zal meer duidelijkheid zijn rond de paasvakantie. Dan pas kan de mogelijke regierol van de lokale besturen besproken worden. Toch vragen onze delegatieleden, naast de volledige regie, ook inspraak in over de inhoud van de nieuwe 'tijdelijke werkervaringsmaatregel'. Immers, 90% van de financiële middelen van deze maatregel zijn lokale middelen (artikel 60§7 en PWA: samen 180 miljoen euro per jaar) en die moeten lokaal inzetbaar blijven. 2.8 Vrije tijd 2.8.1 Vergaderingen Werkgroep vergaderde op 30 januari en 27 februari Werkgroep plant nog vergaderingen op 20 maart en 3 april. Er komen nog een of meer tussentijdse bijeenkomsten van Vlaamse ambtenaren en de VVSG om concrete teksten voor te bereiden tegen de vergadering van 20 maart. 2.8.2 Inhoudelijke stand van zaken Er is overeenstemming (mogelijk) over: o De sectorale subsidiestromen m.b.t. vrije tijd ( cultuur, sport, jeugd ) worden toegevoegd aan het Gemeentefonds waardoor de decentralisatie de facto gerealiseerd lijkt. Flankerende subsidiestromen zijn ook in beeld gebracht. Een verdere decentralisatie is geen gedeelde ambitie (zit niet in Vlaams regeerakkoord). o Monitoring in functie van lokaal beleid en in functie van de nood van Vlaanderen om de impact van gevoerde beleid op hoofdlijnen te kunnen opvolgen is nodig, mits de balans niet omslaat van planlast naar monitoringlast. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 14/16 o De bestaande monitoringsinstrumenten moeten geïnventariseerd worden en kritisch gescreend op hun relevantie voor het lokale beleid en de Vlaamse beleidsopvolging (op hoofdlijnen). o De mogelijkheden tot differentiatie moeten afgetast worden. o De rol van de steunpunten en de Vlaamse administratie moet uitgeklaard worden. o De ambitie is een aanzet te geven voor een traject dat na de looptijd van deze werkgroep in een paritaire werkgroep verder wordt voorbereid en uitgerold. Er zal dus geen afgewerkt product zijn op 3 april, tenzij dit voortgangsvoorstel. Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: o Een deel van de VVSG-delegatie wil de discussie nog voeren over andere domeinen van vrijetijdsbeleid en flankerend beleid (bv. participatiedecreet, aspecten van erfgoed- en kunstenbeleid, Vlaamse culturele instellingen op grondgebied van gemeenten, …). Dit wordt afgeblokt met ‘dit staat niet in het regeerakkoord’ en is dus geen voorwerp van deze werkgroep Vrije Tijd en de paritaire decentralisatiecommissie. o Het debat over de provinciale bevoegdheden en instellingen is zeer moeilijk weg te houden uit de werking deze werkgroep (o.a. Antwerpen lijkt dit wel in het gesprek te willen meenemen). Tijdens de vergadering van 27 februari bleef de provinciale vertegenwoordiging afwezig. o Concrete monitoringsystemen Volgende punten moeten nog worden besproken: o Alle aspecten waarover overeenstemming is, moeten verder uitgepuurd worden. o Op de tweede vergadering bleek er geen eensgezindheid over de vrijwilligheid dan wel het ‘verplichten’ tot deelname aan monitoring. De stad Antwerpen pleitte, in tegenstelling tot de VVSG delegatie, voor een verplichte deelname aan een bescheiden ‘basissokkel gemeentelijke data’. De VVSG wil eerder vertrekken van de overtuigingskracht die zou uitgaan van het verzamelen van kwalitatieve beleidsinformatie zodat vrijwel unanieme vrijwillige deelname door lokale besturen mag worden verwacht. 2.8.3 Andere elementen De verslaggever (ABB) formuleerde de afspraken voor de werkgroep van 27 februari als volgt: Opmaak overzicht subsidiestromen (beschikbaar gesteld op de bijeenkomst van 27 februari) Overzicht benodigde beleidsinformatie Vlaanderen (eerste voorzet mondeling gepresenteerd op 27 februari) Overzicht benodigde beleidsinformatie Lokale besturen (eerste voorzet mondeling gepresenteerd op 27 februari) Vanuit de VVSG willen we vooral vertrekken van de nood aan informatie zoals de lokale besturen die zelf willen formuleren. Deze insteek kan haaks staan op de inzichten van Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 15/16 Vlaamse sectorale agentschappen of departementen, mogelijk zelfs Vlaamse ministers. Tijdens de eerste twee bijeenkomsten leken de beide partijen, Vlaanderen en de lokale besturen, het in grote mate eens over de geformuleerde uitgangspunten. 2.3.2015 Jan Leroy (red.) met inbreng van diverse VVSG-medewerkers. Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 16/16