RvB VVSG 20150304 - Stand van zaken decentralisatie

advertisement
Decentralisatie – stand van zaken
Tussentijdse rapportering aan VVSG-Raad van Bestuur 4.3.2015
1 Situering
Het Vlaamse regeerakkoord bevatte het voornemen om een aantal bevoegdheden te
decentraliseren van het Vlaamse naar het lokale niveau. Dit proces zou aangestuurd worden
door een paritaire commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de Vlaamse, provinciale
en lokale overheid.
De paritaire commissie kwam de eerste keer bijeen op 12 december 20141 en besliste om de
concrete besprekingen te laten gebeuren in zeven werkgroepen:
 Organieke decreten, met vooral de personeelsregelgeving

Welzijn, met vooral woon- en thuiszorg, voor- en buitenschoolse kinderopvang en

horizontaal welzijns- en gezondheidsbeleid (decreet lokaal sociaal beleid)
Ruimte en leefmilieu, met vooral de omgevingsvergunning, het beleidsplan Ruimte
Vlaanderen en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, handhaving, rioleringsbeleid

en het materialendecreet en –besluit
Mobiliteit, met vooral mobiliteitsbeleid (gewestwegen, buurtwegen) en de relatie

lokale besturen/De Lijn (basisbereikbaarheid)
Wonen, met vooral de procedure sociale woningbouw, het toewijzingsregime sociaal

wonen en de woningkwaliteit
Economie en Werk, met vooral integraal handelsvestigingsbeleid (uitvoeringsbesluit),
ambulante handel en lokaal werkgelegenheidsbeleid (o.a. relatie lokale

besturen/VDAB)2
Vrije tijd, met vooral de vraag welke rol Vlaanderen, na het wegvallen van de
geoormerkte subsidies voor o.a. cultuur, jeugd en sport (integratie in Gemeentefonds
vanaf 2016), nog kan spelen als kaderstellende overheid en hoe kan voldaan worden
aan de informatiebehoeften op Vlaams niveau.
De VVSG heeft voor elk van de werkgroepen een ruime delegatie samengesteld die bestaat
uit lokale mandatarissen en medewerkers en één of meer VVSG-stafmedewerkers.
Intussen hebben de werkgroepen alle ten minste één keer vergaderd. Sommige hebben al
diverse bijeenkomsten achter de rug, andere zijn pas begin maart van start gegaan. Voor een
algemene evaluatie is het dus nog te vroeg.
Toch kunnen we vandaag al de volgende vaststellingen doen:

Over het algemeen verlopen de besprekingen in een positieve sfeer.
1
Verslag:
http://binnenland.vlaanderen.be/sites/default/files/20141212_verslag_commissiedecentralisatie
.pdf
2 In realiteit functioneert deze werkgroep in twee subwerkgroepen: werk en economie.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 1/16

De vraag blijft in hoeverre de decentralisatie-oefening wel iets is van de hele Vlaamse
overheid, met alle ministers, kabinetten, administraties en al dan niet verzelfstandigde
deelentiteiten. Verschillende elementen geven aanleiding tot twijfels:
o
De discussies gebeuren vrijwel uitsluitend op basis van de door de VVSG
ingediende thematische fiches. Bijna nooit is er ook een inbreng van de
Vlaamse overheid of vanuit de provincies. Het is dus niet steeds duidelijk wat
zij eigenlijk willen of niet willen. In sommige werkgroepen merken we zelfs een
echt gebrek aan interesse en betrokkenheid van een aantal kabinetten.
o
Parallel met de discussies over decentralisatie lopen er andere trajecten met
een impact op de bevoegdheidsverdeling tussen de Vlaamse overheid en de
lokale besturen, ook op terreinen die eigenlijk in de werkgroepen aan bod
zouden kunnen komen. We denken bv. aan de mogelijke afschaffing van de
gemeentelijke reglementaire bevoegdheid voor het bepalen van de
oppervlakte van kamers of aan de plannen om de gemeentelijke beleidsruimte
op het vlak van huishoudelijke afval in te perken.

Het wordt onmogelijk om de aanvankelijke timing (conclusies tegen 31 maart) te
halen. Sommige werkgroepen zullen dan klaar zijn, andere niet. Intussen werd wel
beslist dat de Paritaire Commissie op 31 maart bijeenkomt voor een tussentijdse stand
van zaken.
2 Toelichting per werkgroep
Hieronder beschrijven we, per werkgroep, de huidige stand van zaken.
2.1 Organieke decreten
2.1.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 26 januari en 23 februari. Er waren ook twee tussentijdse
bijeenkomsten met een beperkte delegatie (kabinet Homans, ABB, VVP en VVSG),
om concretere teksten voor te bereiden (5 en 12 februari).

Werkgroep plant nog een vergadering op 18 maart (in principe laatste bijeenkomst)
2.1.2 Inhoudelijke stand van zaken

Er is overeenstemming (mogelijk) over3:
o
Mogelijke delegatie van gemeenteraad naar college voor het vaststellen van
het organogram, het vaststellen van een regeling voor de vervanging van
gemeentesecretaris en financieel beheerder bij afwezigheid of verhindering en
3
Aangezien CD&V zich niet officieel wilde uitspreken (eerste kennisname teksten), lijsten we
de punten op waarvan wij het aanvoelen hebben dat er consensus is.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 2/16
het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer 4 moet
worden verstaan (art. 43, §2, 4°, 18° en 23° GD).
o
Het college is bevoegd voor het aanstellen en het ontslaan van alle
personeelsleden, met inbegrip van de leden van het managementteam, maar
met uitzondering van de aanwerving en het ontslag van de secretaris en de
financieel beheerder (exclusieve bevoegdheid van de raad). Het college kan
deze bevoegdheid delegeren aan de secretaris, ook voor de personeelsleden
in functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is gekoppeld
(art. 58, tweede lid, art. 96, vierde lid en art. 106, 1ste en 2de lid GD).
o
Waarneming functie secretaris en financieel beheerder: basisregeling in het
decreet, praktische regeling uit te werken op maat van de eigen organisatie
(art. 81 en 82 GD).
o
De secretaris kan het dagelijks personeelsbeheer delegeren naar een
personeelslid, niet noodzakelijk naar een leidinggevend personeelslid (art. 92
GD).
o
Schrappen van de personeelsformatie. Er is wel discussie of er dan een
personeelsplan in de plaats komt als bijlage bij het meerjarenplan (art. 103
GD).
o
De gemeente mag personeelsleden in statutair of contractueel dienstverband
aanstellen (art. 104, §1 en §2 GD).
o
De gemeente moet ruimere mogelijkheden hebben om personeel ter
beschikking te stellen en over te dragen en samen te werken met andere
lokale besturen (art. 104, §4 en art. 116bis GD).
o
Het salaris van de gemeentesecretaris moet het hoogste zijn van alle lokale
besturen die zich rond een gemeente bevinden, maar gemotiveerd afwijken
blijft mogelijk (art. 241, §3 en art. 247, 3de lid GD).
o
Het mandaatstelsel wordt uit het decreet gehaald wegens overbodig (lokale
autonomie laten spelen) (art. 105, 4 en art. 116, §1, 3° GD).
o
Delegatiemogelijkheden en versoepelingen gemeentedecreet worden
doorgetrokken naar OCMW-decreet5 (uitvoerend orgaan: vast bureau); aan
artikel 104 OCMW-decreet (rechtspositieregeling OCMW-personeel) wordt
niet geraakt.

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over:
o
De mogelijkheid voor andere lokale besturen dan Antwerpen en Gent om af te
wijken van het Besluit Vlaamse Regering (cf. Vlaams regeerakkoord).
4
Als men zou kiezen voor onze piste om de secretaris decretaal bevoegd te maken voor het
personeelsbeleid, dan zal ‘dagelijks personeelsbeheer’ vervangen worden door
‘personeelsbeleid’.
5 De Vlaamse regering toonde wel enige reserves gelet op de geplande integratie van het
OCMW in de gemeente.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 3/16
o
Schrappen bevoegdheid Vlaamse regering over externe personeelsmobiliteit
(art. 116, §2 GD).

Volgende punten moeten nog worden besproken:
o
Vaststellen rechtspositieregeling: exclusieve bevoegdheid gemeenteraad
(standpunt VVSG), of delegatie mogelijk aan het college. Antwerpen vraagt
mogelijkheid tot delegatie. Dat is ook het standpunt van het kabinet Homans
(art. 43, §2, 4° GD).
o
De omvang van de bevoegdheid van de Vlaamse regering om een
uitvoeringsbesluit vast te stellen: enkel over loon- en arbeidsvoorwaarden en
tucht (standpunt VVSG) of ook over HRM-instrumenten, HRM-procedures en
interne arbeidsorganisatie (art. 116, §1, 2° GD).
o
Als Gent en Antwerpen mogen afwijken van Vlaamse regelgeving, moet dit
dan gemotiveerd worden? Antwerpen argumenteert dat ook dit een zware
administratie (bewijslast) kan inhouden. Mogelijke alternatieve formulering:
“De Vlaamse regering kan minimale voorwaarden vaststellen voor de
rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel in gemeenten tot 200.000
inwoners.”
o
Het komt de secretaris toe om de functies te bepalen waarvan de deelname
aan het managementteam – een ambtelijk orgaan - nuttig wordt geacht voor
het gemeentelijke functioneren (standpunt VVSG). Dit lijkt politiek niet
haalbaar: men wil de mogelijkheid open laten dat in sommige besturen de
aanduiding van de functies waaraan het lidmaatschap van het
managementteam verbonden is, op politiek niveau beslist wordt (gekoppeld
aan de bevoegdheid m.b.t. het organogram). Men baseert zich daarvoor op de
autonomie van de lokale besturen: bevoegdheid gemeenteraad, die kan
delegeren aan het college en desgevallend verder aan de secretaris (art. 75
GD art. 96, 2de lid GD).
o
De secretaris wordt decretaal bevoegd voor het personeelsbeleid. Dat is
ruimer dan het dagelijks personeelsbeheer (art. 86 GD).
o
Mogelijke delegatie van aanstellings-, ontslag- en tuchtbevoegdheid naar
andere (leidinggevende) personeelsleden dan enkel de (adjunct-)secretaris
(art. 58, 3de lid GD). Wat de tuchtbevoegdheid betreft: nog te bekijken in het
kader van de problematiek van de tuchtonderzoeker. Eventueel een
loskoppeling van de tuchtbevoegdheid enerzijds en de aanstellings- en
ontslagbevoegdheid anderzijds (art. 123, eerste lid GD).
o
Facultatief maken van de evaluatie, met vooral discussie over de periodieke
evaluatie. Uit de discussie binnen de werkgroep bleek dat er diverse
meningen over de invulling van evaluatie bestonden, met telkens ook goede
argumenten. Voor de VVSG is dit het bewijs dat er geen uniforme regeling
over de invulling van evaluatie moet opgelegd worden (art. 115, 1ste lid).
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 4/16
Daarnaast discussie over het al dan niet verplicht houden van de evaluatie
van de decretale graden (VVSG: facultatief voor iedereen).
o
Vraag van Antwerpen om de (verplichte) eedaflegging te schrappen.
o
Vraag om voor dadingen i.v.m. individueel personeelsbeleid delegatie naar het
college mogelijk te maken (art. 43, §2, 19° GD).
o
Schrappen mogelijkheid om secretaris deeltijds aan te stellen wegens
overbodig om dit decretaal te regelen (art. 80, §1 GD).
o
Schrappen bevoegdheid secretaris inzake briefwisseling wegens overbodig
om dit decretaal te regelen (art. 89).
o
Schrappen vormingsrecht en vormingsplicht wegens overbodig om dit
decretaal te regelen (art. 111).
2.1.3 Andere elementen

Geen wijziging aan samenstelling managementteam met uitzondering van
discussiepunt hierboven (art. 96, tweede en derde lid).

Geen wijzigingen aan art. 76, §5 GD (garantie dat een in dienst zijnde
secretaris/financieel beheerder niet kan vervangen worden door zijn collega
secretaris/financieel beheerder van het OCMW; er moet een vacante functie zijn).

Geen wijziging aan bepaling over kabinets- en fractiepersoneel (art. 104, §3 GD).

(wellicht) Geen wijzigingen aan evaluatieregeling (evaluator, minimale regeling wijze
waarop) decretale graden en ombudsman (art. 115, tweede en derde lid).
Verder nog twee zaken
a) De VVSG krijgt ontwerpteksten een week voor de volgende vergadering, dus tegen 11
maart. Op 17 maart (de dag voor de volgende plenaire bijeenkomst) is er nog een
VVSG-beleidsgroep.
b) Iedereen in de vergadering was het erover eens dat de vakbonden een en ander
wellicht niet genegen zijn. Met andere woorden, zelfs over de punten waarover
overeenstemming is, is het nog geenszins een ‘verworven feit’.
2.2 Welzijn
2.2.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 26 februari

Werkgroep plant nog vergaderingen op 13 maart en 19 maart
2.2.2 Inhoudelijke stand van zaken

Er is overeenstemming (mogelijk) over: nog niets (wel al besproken: combinatie
regie-actor en meerwaarde publieke zorg)

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over:
o
Een volledige decentralisatie van bevoegdheid buitenschoolse opvang is
(zeker op korte termijn) geen optie. Mogelijk kunnen hierin wel enkele stappen
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 5/16
gezet worden. Ondanks vrij grote eensgezindheid rond de tafel, kreeg de
VVSG ook al vooraf van Minister Vandeurzen te horen dat hij dit voorstel niet
zou steunen.
o
Uit fiche baby en peuter: voorstel over geëmancipeerde voorziening is niet
relevant voor de commissie Welzijn.

Volgende punten moeten nog worden besproken:
o
Fiche Ouderenzorg (VVSG)
o
Nota loketfunctie (Kabinet Vandeurzen zou dit voorbereiden)
2.2.3 Andere elementen

Er was op 25 februari een gesprek met minister Vandeurzen, Margot Cloet, Karine
Moykens, Patrick Bedert en vanuit de VVSG Luc Martens, Rudy Coddens, Ann Lobijn
en Annelies De Ridder. Hierbij werden enkele opmerkingen meegegeven door
minister Vandeurzen op de ingediende fiches:
o
Men is ook bezig met een oefening met de provincies.
o
Moet er iets gebeuren aan het waarborgen van ‘een sterk lokaal sociaal
beleid’ (ook gelinkt aan integratie OCMW-gemeente)?
o
De oefening moet budgetneutraal zijn (er zijn geen middelen)
o
De VVSG-Fiche Baby & Peuter is OK.
o
De fiche buitenschoolse kinderopvang kan niet.
o
Fiche ouderenzorg: het zorgstrategisch plan kan niet op gemeenteniveau, wel
op subregionaal niveau (zorgregio kleine stad). Loketfunctie vanuit
onderbescherming.

Op de eerste vergadering werden de VVSG-fiches toegelicht, gevolgd door vragen,
zonder het trekken van conclusies. Er was weinig inbreng van andere deelnemers, de
meeste inbreng kwam van de zeer uitgebreide VVSG-delegatie en Antwerpen. De
meeste kritiek of nuancering kwam vanuit de VVSG-delegatie zelf.

Het gevoel leeft dat bepaalde elementen uit de fiches nog verder uitgewerkt en
geconcretiseerd moeten worden (dat was trouwens ook de vraag van Minister
Vandeurzen) als we concrete zaken gerealiseerd willen zien.

De VVSG-medewerkers hebben de indruk dat de vergadering niet goed voorbereid
was door het kabinet Vandeurzen (geen agenda, geen documenten, enz). Verder leek
de voorzitter van de werkgroep niet echt veel belang te hechten aan deze werkgroep.
2.3 Ruimte en leefmilieu
2.3.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 6 februari en 27 februari

Werkgroep plant nog vergaderingen op 6 maart en 20 maart
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 6/16
2.3.2 Inhoudelijke stand van zaken
Tijdens de eerste vergadering werden de VVSG-fiches overlopen met een korte repliek van de
provincie of het gewest. Er werden echter nog geen beslissingen genomen. De repliek maakt
echter wel duidelijk hoe kansrijk de voorstellen zijn. Onderstaand overzicht is hiervan een
eigen inschatting
 Er is overeenstemming (mogelijk) over:
o
Afschaffen specifiek goedkeuringstoezicht op stedenbouwkundige
verordeningen (fiche 2). De provincies wijzen op hun ondersteunende rol en
op het feit dat zij er tijdens het specifieke goedkeuringstoezicht veel fouten
uithalen. Gemeenten zouden ook geen bovenlokale belangen kunnen
beoordelen. Openbaar onderzoek invoeren bij opmaak gemeentelijke
verordening overwegen.
o
Betrokkenheid bij onteigeningsregelgeving (fiche 7): Fiche 7 is reeds
gerealiseerd, omdat de VVSG is opgenomen in een klankbordgroep.
o
Integratie regelgeving reclamepanelen (fiche 10): dit wordt nader bekeken,
maar lijkt geen inhoudelijk knelpunt. Gaat meer over vereenvoudiging van
regelgeving, maar meer gemeentelijke zeggenschap over reclame langs
gewestwegen kan het gevolg zijn.
o
Toezicht op statuut toezichthouder afschaffen (fiche 15): wordt onderzocht. De
bereidheid is er, vooral dan als het gaat over tijdelijke afwezigheid (niet
melden) en vertrek (wel melden).
o
Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen
(fiche 22) : aanvaard dat een en ander te detaillistisch is. Dit wordt
herbekeken, zonder het principe van een sterk Vlaams afvalbeleid in gevaar te
brengen.

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over:
o
Herdenken van de verplichte projectvergadering (fiche 5). Voor de Vlaamse
overheid is het afschaffen van het instrument projectvergadering weinig
klantgericht. De VVSG deelt de aandacht voor klantgericht werken, maar vindt
niet dat het instrument projectvergadering daaraan beantwoordt.
o
Afschaffen van de inhoudelijke beroepsmogelijkheid bij de deputatie (fiche 6).
Provincies zijn tegen. Vlaanderen luistert en nam geen standpunt in. Volgens
het Verdrag van Arhus zou het ook niet kunnen. Ook: ‘dan krijgen we twee
beroepsinstanties die op legaliteit toetsen’.
o
Afschaffen Hoge Raad voor Handhavingsbeleid. Wordt nog besproken, maar
afschaffing wordt volgens de VVSG door Vlaanderen gezien als een
drastische beslissing en politiek onhaalbaar. (fiche 12)
o
Statuut gemeentelijke waterlopen herbekijken (fiche 21): er wordt gesteld dat
deze oefening niet opnieuw moet gebeuren, want ze is net voorbij.

Volgende punten moeten nog worden besproken:
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 7/16
o
Meer vrijheidsgraden bij strategische planning (fiche 3, 4 en 13). De teneur
was vooral dat gemeenten meer vrijheid moeten krijgen bij strategische
planning over de inhoud van het plan en de mogelijkheid moeten hebben om
tot meer integrale planning te komen, desnoods louter via het BBCmeerjarenplan. Nu belet de Vlaamse regelgeving dat gemeenten twee
plannen (bv structuurplan en mobiliteitsplan) combineren. Afstemmen van
procedures noodzakelijk om dit mogelijk te maken.
o
Mogelijkheid om vrijgestelde werken weer vergunningsplichtig te maken (fiche
5bis). Tegenargument vanuit Vlaanderen: erg onduidelijk voor de burger. Gent
verduidelijkte dat de vrijstelling van 80m² aan verharde oppervlakte in een
stedelijke context totaal anders is dan in een landelijke context.
o
Aanpassingen in het kader van de omgevingsvergunning (fiche 9). De
provincie is geen vragende partij om punten die te maken hebben met de
omgevingsvergunning nu opnieuw de bediscussiëren. De VVSG beperkt zich
echter tot twee punten die essentieel te maken hebben met decentralisatie, nl.
de provinciale lijst en de gemeentelijke lijst. De VVSG stelde voor om de
provinciale lijst af te schaffen (of minstens te beperken) en een lijst van
gemeentelijke projecten op te maken voor die aanvragen waar het
stedenbouwkundig luik opweegt tegen het milieukundig luik. In dat laatste
geval vergunt de gemeente i.p.v. de provincie. Er wordt door Vlaanderen
aangegeven dat zo’n gemeentelijke lijst niet nodig is, omdat het om heel
weinig gevallen zou gaan. Stad Antwerpen vult aan dat zij het voorstel niet ver
genoeg zien gaan en alle klasse 1-bedrijven zelf willen beoordelen. Zij zien
hier een kans voor differentiatie. Tweede punt betrof het zelf kunnen bepalen
van het aantal in te dienen exemplaren. Vlaanderen vindt het weinig
klantvriendelijk als er tussen gemeenten verschillen zijn in de in te dienen
aantallen.
Inmiddels is op het kabinet afgesproken dat wij voorbeelden aangeven van
projecten die door de provincie worden vergund omwille van klasse 1
uitbatingen, maar die een belangrijke ruimtelijke impact hebben. Of het
indienen van het aantal exemplaren aan een maximum wordt gebonden zal
afhangen van de vraag of het omgevingsloket er is.
o
De mogelijkheid dat gemeenten zelf het aantal analoge exemplaren kunnen
bepalen dat moet worden ingediend. Dit is nu niet geregeld, maar Vlaanderen
wil dit in de aanloop naar de omgevingsvergunning bijkomend regelen.
Vlaanderen vindt dat het weinig burgervriendelijk is als er meer dan twee
exemplaren worden gevraagd. Nochtans worden de meeste exemplaren
opgevraagd om op te sturen naar Vlaamse adviesverlenende instanties (fiche
11).
o
De mogelijkheid voor gemeenten om dwangsommen op te leggen bij
milieuovertredingen wordt ‘geparkeerd’. Deze mogelijkheid is nieuw voor de
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 8/16
Vlaamse overheid. Het idee van de werkgroep is om dit eerst te evalueren,
alvorens de mogelijkheid te bieden aan gemeenten. (fiche 14)
o
Afschaffen om namens de gemeente te procederen (fiche 16). Dit zou moeten
kunnen omwille van Verdrag van Arhus. Art. 9 van dat verdrag zegt echter dat
je tegen milieurelevante beslissingen in beroep moet kunnen gaan, niet dat je
dat namens de gemeente moet kunnen doen (wel namens jezelf) en zegt
evenmin dat je tegen een besluit in beroep moet kunnen gaan als er juridisch
niets mis mee is (bv. de gemeente die een correcte keuze maakt maar de
provincie die een andere keuze wil opleggen).
o
Afschaffen verplichting milieuhandhaving (fiche 17): wordt bekeken, geen
inhoudelijke opmerkingen tot nu toe gemaakt.
o
Doelstellingen rioolbeleid en toekenning van subsidies (fiche 18): wordt
bekeken, geen inhoudelijke opmerkingen.
o
Handhavingsbevoegdheid voor grachten van algemeen belang (fiche 19):
provincies vinden dit geen goed idee.
o
Machtiging gemeentelijke waterlopen afschaffen (fiche 20): provincies vinden
dit geen goed idee.
o
Afschaffen van verouderde ruimtelijke plannen (fiche 28): iedereen akkoord,
maar niet evident i.v.m. rechtszekerheid. Bij invoering van het decreet
ruimtelijke ordening was er toch een mogelijkheid om verouderde Bpa’s of
verkavelingen af te schaffen. Waarom dan deze regeling niet permanent
maken?
o
Herziening planbaten en planschade (fiche 29): bereidheid om planbaten
minstens ten dele ten goede te laten komen aan die gemeente die ze creëert.
Hoe wordt onderzocht.
2.4 Mobiliteit
2.4.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 11 en 25 februari

Werkgroep plant geen vergaderingen meer. Wel zullen de fiches die voorgelegd zullen
worden aan de paritaire commissie eind maart nog vooraf naar iedereen ter nalezing
rondgemaild worden.
2.4.2 Inhoudelijke stand van zaken

Er is overeenstemming (mogelijk) over:
Fiche gewestwegen
o Conform de beleidsnota van de minister wordt de categorisering van het
wegennet herbekeken (over de provincies heen). In het kader van deze
commissie zal dit op korte termijn gebeuren m.b.t. de indeling van de
secundaire en lokale wegen. De Vlaamse overheid (beleidsdomein MOW)
trekt deze actie. En stemt af met de lokale overheden.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 9/16
o
In functie van een geactualiseerde categorisering, zal een eenmalige
herschikking van het wegennet doorgevoerd worden. Dit zal gebeuren
volgens het principe: lokale wegen voor lokale overheden, secundaire,
primaire en hoofdwegen voor Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid zal
deze actie in samenspraak met VVSG verder voorbereiden (nadat actie 1
afgerond is).
o
In functie van de andere afspraken binnen de commissie decentralisatie zal
een globale regeling voor het ganse pakket ‘decentralisatie’ via het
gemeentefonds ook financieel geregeld worden. De Vlaamse overheid zal
deze actie samen met de VVSG en de VVP in het kader van de globale
o
conclusies van de commissie decentralisatie verder uitwerken.
De bestaande omzendbrief MOW/AWV/2009/6 'overdracht en overname
van wegen' herzien (vnl. met betrekking tot de forfaitaire vergoeding van
200.000 euro/km bij overdracht van wegen in slechte staat). Dit om tegemoet
te komen aan de kritiek dat deze vergoeding te laag is en eigenlijk al sinds
2003 niet meer aangepast werd. De Vlaamse overheid trekt deze actie en zal
o
een voorstel van aanpassing met VVSG bespreken.
Het bestaande instrumentarium beter in kaart brengen en kenbaar maken:

overleg tussen AWV en de gemeenten in kaart brengen en beter
kenbaar maken (folder?) en waar nodig verder optimaliseren
(accountmanagers?)

de bestaande vademecums beter kenbaar maken (reeds bestaande
folder) (duidelijk gemotiveerde afwijkingen moeten kunnen)

optielijst bij investeringsprojecten (SO's) herbekijken (o.a. i.f.v. vrij
liggende fietspaden)
De Vlaamse overheid neemt dit op (en stemt af met de VVSG).
Fiche buurtwegen
o De trage wegen zijn een lokale bevoegdheid
o
Gemeenten moeten ontvoogd (kunnen) worden, eventueel onder
voorwaarden (bv. opmaak van een trage wegenvisie), maar bijkomende
o
planlast moet vermeden worden
Een betere integratie in bestaande instrumenten moet mogelijk gemaakt
o
worden (bv. RUP, omgevingsvergunning,…)
Nood aan een goede inventarisatie. Veel gemeenten in Oost-Vlaanderen en
Vlaams-Brabant deden of doen die oefening. Aanpak kan overgenomen
o
worden in de andere provincies.
Provincies kunnen een ondersteunende rol blijven spelen
Fiche basisbereikbaarheid
o Een ruwe indeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden kan
volgende richting uit gaan:

het verbindende basisnetwerk: De Lijn

het ontsluitende netwerk: De Lijn, in nauw overleg met de gemeenten
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 10/16

de ‘last mile’: de gemeenten
De beleidscontouren worden deels al vastgelegd bij de vernieuwing van de
o
beheersovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en De Lijn.
Aanpassingen in de regelgeving waar nodig (bv. monopolie De Lijn bij
geregeld vervoer, tarieven, collectieve taxi,…)

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: --

Volgende punten moeten nog worden besproken:
o
Rioleringen langs gewestwegen: er is reeds verschillende jaren overleg tussen
AWV en VVSG. Dit overleg moet voortgezet worden om op relatief korte
termijn tot duidelijke afspraken te komen (de basisinsteek blijft momenteel
evenwel verschillend).
o
De verdere uitwerking van de principes i.v.m. trage wegen zullen
meegenomen moeten worden bij de opmaak decreet trage wegen.
o
De halte-accommodatie van De Lijn: (gedeeltelijke) verschuiving naar De Lijn?
2.4.3 Andere elementen

Een vereenvoudiging van de procedure i.v.m. de aanvullende reglementen werd op
de vergadering aangebracht. Dit kan meegenomen worden bij een evaluatie van het

decreet ter zake.
Hetzelfde geldt voor opmerkingen i.v.m. elementen uit het mobiliteitsdecreet.
2.5 Wonen
2.5.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 23 januari en 13 februari

Werkgroep plant nog vergaderingen op: -- (de VVSG heeft het verslag van de tweede
vergadering nog niet ontvangen. Afhankelijk van de exacte verwoording in dit verslag
van bepaalde afspraken, zal er geen vergadering meer plaats vinden)
2.5.2 Inhoudelijke stand van zaken
De VVSG had fiches opgesteld, waaronder één algemene die de nadruk legde op de
regisseursrol van de gemeente in het lokaal woonbeleid. Twee van de negen andere zijn niet
besproken geweest. Eén onderwerp (bescheiden last) wordt meegenomen in een apart
traject. Men erkende wel de terechte bekommernissen. De andere fiche was niet specifiek
genoeg.
De Vlaamse overheid (kabinet en administratie) zijn zeer luisterbereid gevonden. Vanuit het
Vlaamse regeerakkoord, de beleidsnota wonen en het kerntakenplan dat de administratie
opgemaakt heeft, is er gezocht naar manieren en principes om maximaal aan de
gemeentelijke deregulerings- en decentralisatiewensen tegemoet te komen. De administratie
geeft aan dat bij elke hervorming een aantal elementen zullen meegenomen worden, met
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 11/16
name een ruimer ondersteuningsaanbod voor de lokale besturen en soepelere mogelijkheden
voor maatwerk.
 Er is overeenstemming (mogelijk) over:
In verband met procedures voor bouw sociale woningen
o
De bindende advisering van de woonprojecten door het Agentschap Wonen
Vlaanderen zal worden geschrapt.
o
Voor het activeren van gemeenten is het bindend sociaal objectief (BSO) het
beste instrument. Dit is het grote omvattende kader. Inventarisatie van
bebouwbare gronden in de gemeenten is nuttig om een gemeentelijke
woonbeleid te ontwikkelen. De Vlaamse overheid ondersteunt dit proces door
de opmaak van een databank op Vlaams niveau door het facilitair bedrijf.
o
Maatwerk moet mogelijk zijn, en bijgevolg kan voor bepaalde gemeenten
afgestapt worden van de verplichting om 25% van de publieke bebouwbare
gronden in te zetten voor sociale woningbouw. Gemeenten die het BSO niet
willen/zullen halen kunnen hiertoe wel verplicht worden.
In verband met woningkwaliteit
o
Vermijden van dubbele heffingen voor ongeschikt- en onbewoonbaarheid.
Hiervoor wordt een ‘ontvoogdingsregeling’ opgemaakt. De VVSG wil dit niet
koppelen aan de vrijstelling van de adviesvereiste in de procedure tot
ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring. Dit is nog niet volledig uitgeklaard.
o
De mogelijkheid voor het gewest om een uitzonderlijke gewestelijke
leegstandsheffing in te voeren wordt geschrapt.
o
Verplichte minimale bedragen van de leegstandsheffing worden geschrapt.
In verband met het verhuren van sociale woningen
o
Regelgeving wordt vereenvoudigd
o
Er komt bijkomende ondersteuning van de administratie
o
Verschuiving van ex-ante naar ex-post controle
o
Meer lokale autonomie moet mogelijk zijn als er een lokale beleidsvisie is, die
rekening houdt met het de doelgroepenproblematiek en de demografische
verschuivingen bv. via een ontvoogdingsmechanisme (via sjablonen).

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over:
In verband met procedures voor het bouwen sociale woningen
o
Trekkingsrecht/enveloppefinanciering aan gemeenten voor realisatie van
sociale woningen, wegens Vlaamse begrotingsregels en grilligheid van de
procedures.
o
De gemeentelijke bouwvergunning voor een sociaal woonproject staat gelijk
met de goedkeuring om in aanmerking te komen voor de financiering van de
Vlaamse overheid.
In verband met woningkwaliteit
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 12/16
o
Verwaarlozing: de VVSG wil dat gemeenten dit kunnen ‘op eigen tempo’ (=
vrijwillige ontvoogding). Het gewest wil het beleid rond verwaarlozing sowieso
aan alle gemeenten toevertrouwen (= verplichte ontvoogding)
o
De mogelijkheid dat gemeenten strengere woningkwaliteitsnormen voor
zelfstandige woningen kunnen opleggen, net als bij kamers.
o
Schrappen van het specifiek toezicht voor gemeentelijke kamerreglementen
wordt niet aanvaard. Bovendien wordt het opleggen van strengere
oppervlaktenormen via het kamerreglement uitgesloten.

Volgende punten moeten nog worden besproken:
Verschillende zaken die in de werkgroep besproken zijn geweest moeten verder in
een reguliere besluitvormingsprocedure besproken worden. Hiervoor zijn in de
werkgroep reeds vervolgtrajecten uitgeschreven.
In verband met procedures rond het bouwen sociale woningen:
De diverse beleidsdocumenten bieden een kapstok om in te gaan op de wens van de
lokale besturen naar meer ondersteuning van de lokale vragen, minder planlast en
een slankere procedure waarbij de uitkomst van het lokale woonoverleg de basis is.
Zowel bij de evaluatie van de huidige regelgeving als bij de opmaak van voorstellen tot
wijziging van de regelgeving zullen de lokale besturen en hun koepel VVSG nauw
betrokken worden. Er is een timing uitgeschreven. Er is onder andere een schriftelijke
bevraging van de besturen over de gewenste wijzigingen.
In verband met het verhuren van sociale woningen:
De aspecten ‘de versterking van de lokale regierol’ en ‘de administratieve
vereenvoudiging van het sociaal huurstelsel’ zijn opgenomen in de tweede fase van de
herziening van het Kaderbesluit Sociale Huur.
2.6 Economie en werk – Subcommissie Economie
2.6.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 3 maart

Werkgroep plant nog vergaderingen op: (nog onbekend)
2.6.2 Inhoudelijke stand van zaken

Er is overeenstemming (mogelijk) over: (nog onbekend)

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: (nog onbekend)

Volgende punten moeten nog worden besproken: (nog onbekend)
2.7 Economie en werk – Subcommissie werk
2.7.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 26 februari

Werkgroep plant nog vergaderingen op 1 april
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 13/16
2.7.2 Inhoudelijke stand van zaken
Er vond nog maar één (vooral verkennende) vergadering plaats. Knopen werden daarbij nog
niet doorgehakt.
 Er is overeenstemming (mogelijk) over: (nog onbekend)

Er zal zeker geen overeenstemming zijn over: (nog onbekend)

Volgende punten moeten nog worden besproken:
o
Uitwerken van een gezamenlijk voorstel VVSG/VDAB in verband met het
opzetten van een 'structurele overlegstructuur VVSG/VDAB' in de schoot van
de VDAB. Het voorstel wordt, indien er overeenstemming is tussen VVSG en
VDAB, voorgelegd aan de Commissie op 1 april a.s..
o
Regierol voor lokale besturen over de 'tijdelijke werkervaringsmaatregel'.
Momenteel is de Vlaamse regering in bespreking met de sociale partners over
de principes en inhoud van deze maatregel. De werkzaamheden van de
commissie doorkruisen deze bespreking. Er zal meer duidelijkheid zijn rond de
paasvakantie. Dan pas kan de mogelijke regierol van de lokale besturen
besproken worden. Toch vragen onze delegatieleden, naast de volledige
regie, ook inspraak in over de inhoud van de nieuwe 'tijdelijke
werkervaringsmaatregel'. Immers, 90% van de financiële middelen van deze
maatregel zijn lokale middelen (artikel 60§7 en PWA: samen 180 miljoen euro
per jaar) en die moeten lokaal inzetbaar blijven.
2.8 Vrije tijd
2.8.1 Vergaderingen

Werkgroep vergaderde op 30 januari en 27 februari

Werkgroep plant nog vergaderingen op 20 maart en 3 april. Er komen nog een of
meer tussentijdse bijeenkomsten van Vlaamse ambtenaren en de VVSG om concrete
teksten voor te bereiden tegen de vergadering van 20 maart.
2.8.2 Inhoudelijke stand van zaken

Er is overeenstemming (mogelijk) over:
o
De sectorale subsidiestromen m.b.t. vrije tijd ( cultuur, sport, jeugd ) worden
toegevoegd aan het Gemeentefonds waardoor de decentralisatie de facto
gerealiseerd lijkt. Flankerende subsidiestromen zijn ook in beeld gebracht.
Een verdere decentralisatie is geen gedeelde ambitie (zit niet in Vlaams
regeerakkoord).
o
Monitoring in functie van lokaal beleid en in functie van de nood van
Vlaanderen om de impact van gevoerde beleid op hoofdlijnen te kunnen
opvolgen is nodig, mits de balans niet omslaat van planlast naar
monitoringlast.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 14/16
o
De bestaande monitoringsinstrumenten moeten geïnventariseerd worden en
kritisch gescreend op hun relevantie voor het lokale beleid en de Vlaamse
beleidsopvolging (op hoofdlijnen).
o
De mogelijkheden tot differentiatie moeten afgetast worden.
o
De rol van de steunpunten en de Vlaamse administratie moet uitgeklaard
worden.
o
De ambitie is een aanzet te geven voor een traject dat na de looptijd van deze
werkgroep in een paritaire werkgroep verder wordt voorbereid en uitgerold. Er

zal dus geen afgewerkt product zijn op 3 april, tenzij dit voortgangsvoorstel.
Er zal zeker geen overeenstemming zijn over:
o
Een deel van de VVSG-delegatie wil de discussie nog voeren over andere
domeinen van vrijetijdsbeleid en flankerend beleid (bv. participatiedecreet,
aspecten van erfgoed- en kunstenbeleid, Vlaamse culturele instellingen op
grondgebied van gemeenten, …). Dit wordt afgeblokt met ‘dit staat niet in het
regeerakkoord’ en is dus geen voorwerp van deze werkgroep Vrije Tijd en de
paritaire decentralisatiecommissie.
o
Het debat over de provinciale bevoegdheden en instellingen is zeer moeilijk
weg te houden uit de werking deze werkgroep (o.a. Antwerpen lijkt dit wel in
het gesprek te willen meenemen). Tijdens de vergadering van 27 februari
bleef de provinciale vertegenwoordiging afwezig.

o Concrete monitoringsystemen
Volgende punten moeten nog worden besproken:
o
Alle aspecten waarover overeenstemming is, moeten verder uitgepuurd
worden.
o
Op de tweede vergadering bleek er geen eensgezindheid over de vrijwilligheid
dan wel het ‘verplichten’ tot deelname aan monitoring. De stad Antwerpen
pleitte, in tegenstelling tot de VVSG delegatie, voor een verplichte deelname
aan een bescheiden ‘basissokkel gemeentelijke data’. De VVSG wil eerder
vertrekken van de overtuigingskracht die zou uitgaan van het verzamelen van
kwalitatieve beleidsinformatie zodat vrijwel unanieme vrijwillige deelname door
lokale besturen mag worden verwacht.
2.8.3 Andere elementen
De verslaggever (ABB) formuleerde de afspraken voor de werkgroep van 27 februari als volgt:

Opmaak overzicht subsidiestromen (beschikbaar gesteld op de bijeenkomst van 27
februari)

Overzicht benodigde beleidsinformatie Vlaanderen (eerste voorzet mondeling
gepresenteerd op 27 februari)

Overzicht benodigde beleidsinformatie Lokale besturen (eerste voorzet mondeling
gepresenteerd op 27 februari)
Vanuit de VVSG willen we vooral vertrekken van de nood aan informatie zoals de lokale
besturen die zelf willen formuleren. Deze insteek kan haaks staan op de inzichten van
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 15/16
Vlaamse sectorale agentschappen of departementen, mogelijk zelfs Vlaamse ministers.
Tijdens de eerste twee bijeenkomsten leken de beide partijen, Vlaanderen en de lokale
besturen, het in grote mate eens over de geformuleerde uitgangspunten.
2.3.2015
Jan Leroy (red.) met inbreng van diverse VVSG-medewerkers.
Stand van zaken decentralisatie voor VVSG-RvB 4.3.2015 - 16/16
Download