Naar een Vlaams zorgkrediet – hervorming stelsel loopbaanonderbreking Nota voor Raad van Bestuur – Katleen Janssens en Marijke De Lange 01.04.2016 1 Kader en context Met de laatste staatshervorming zijn de middelen voor loopbaanonderbreking geregionaliseerd, met uitzondering van de middelen voor de federale thematische verloven van ouderschapsverlof, medische bijstand en palliatief verlof. Dus (voorlopig) behoudt Vlaanderen de huidige federale thematische verloven. De Vlaamse overheid wil wel werk maken van één thematisch zorgverlof, ter ondersteuning van de federale thematische zorgverloven en complementair aan de federale onderbrekingsuitkering (RVA-premie). In het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 staat verder dat de niet-thematische verloven uitdoven. Meerekenbaarheid voor pensioen blijft federale bevoegdheid. 2 Krachtlijnen van de nieuwe regeling Uitbouw van een nieuw Vlaams zorg- en opleidingskrediet dat – voor wat het zorgkrediet betreft - voortbouwt op de federale thematische verloven van ouderschapsverlof, medische zorgen en palliatief verlof. Inhoudelijk wordt dit Vlaams zorg- en opleidingskrediet voor een groot stuk afgestemd op het gemotiveerd tijdskrediet dat in de private sector geldt. In het tijdskrediet van de private sector wordt een onderscheid gemaakt tussen gemotiveerd en nietgemotiveerd tijdskrediet. Voor het niet-gemotiveerd tijdskrediet van de private sector krijgt de werknemer geen onderbrekingsuitkering meer. Voor het overheidspersoneel in Vlaanderen zal er geen niet-gemotiveerde loopbaanonderbreking zijn, al zullen de werkgevers wel aangemoedigd worden om in voldoende mogelijkheden voor onbetaald verlof te voorzien. Voor het overheidspersoneel in Vlaanderen zal er geen specifieke loopbaanonderbreking in het kader van de eindeloopbaan meer zijn, althans niet verplicht en al zeker niet met een onderbrekingsuitkering. Concreet: een personeelslid zal een Vlaamse onderbrekingsuitkering kunnen krijgen wanneer hij zijn arbeidsprestaties onderbreekt voor volgende motieven: zorg voor kinderen tot twaalf jaar, bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad, palliatieve verzorging, zorg voor een gehandicapt kind en opleiding. De duur van het zorgkrediet bedraagt 18 maanden bij volledige onderbreking van de arbeidsprestaties, 36 maanden bij onderbreking tot de helft van een normale voltijdse arbeidsregeling of 90 maanden bij onderbreking van de voltijdse 30 maart 2016 - 1/4 arbeidsprestaties met een vijfde. Men kan de verschillende opnamevormen (volledige, 1/2 en 1/5 onderbreking) combineren, maar met een maximale totale duurtijd die overeenkomt met 18 maanden voltijdse onderbreking (één maand volledige onderbreking = twee maanden halftijdse onderbreking = vijf maanden onderbreking met 1/5). 3 Onderhandelingen en timing Op 11 maart keurde de Vlaamse regering besliste het ontwerp besluit tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet principieel goed. De Vlaamse regering wijzigt niet de basisreglementering voor loopbaanonderbreking maar de diverse besluiten die de onderbrekingsuitkeringen regelen. Op 22 maart hebben we de ontwerpteksten besproken in de VVSG-beleidsgroep die het werkgeversstandpunt van de VVSG inhoudelijk voorbereidt. Op 13 april buigt de VVSG-raad van bestuur zich over dit ontwerp. Het ontwerpbesluit wordt nu besproken in het onderhandelingscomité V waar de VVSG geen deel van uitmaakt (besprekingen op 12, 21 en 28 april). De VVSG heeft met het kabinet van minister Muyters wel afspraken gemaakt over een informeel overleg. Na de onderhandelingen in het comité V wordt nog advies gevraagd aan de Raad van State en volgt er nog een definitieve goedkeuring door de Vlaamse regering. Het besluit zou in werking treden op 2 september 2016 (zo geeft men ook personeelsleden in het onderwijs de kans om op 1 september nog in te stappen in de huidige – voordeligere – regeling loopbaanonderbreking). Dit besluit zal dwingend van toepassing zijn op de overheden in Vlaanderen, dus zowel op de lokale besturen als op het personeel van de Vlaamse overheid. Personeelslid vraagt uitkering aan het (Vlaamse) departement Werk en Sociale Economie. De RVA blijft de dossiers voor de loopbaanonderbreking onder de oude voorwaarden behandelen tot en met 31 december 2017. Daarna neemt het departement ook de lopende dossiers (voornamelijk eindeloopbaandossiers) over. 4 Elementen voor het bepalen van een werkgeversstandpunt 1. De lokale besturen zijn al langer vragende partij voor een kritische doorlichting en modernisering van het stelsel loopbaanonderbreking. De werkbaarheid en de dienstverlening voor de burger moeten daarbij centraal staan. Maar ook het streven naar een vergelijkbaar systeem als het tijdskrediet in de private (social profit) sector is voor ons een belangrijk element. 2. Welke ruimte heeft het lokaal bestuur bij dit Vlaamse zorg- en opleidingskrediet? Wat is de relatie van dit (toekomstig) BVR met de Rechtspositiebesluiten en de lokale rechtspositieregeling? 30 maart 2016 - 2/4 Als we het goed begrijpen regelt dit ontwerp BVR de uitkeringen (‘het geldelijk statuut’), maar blijft het verlofstelsel (‘het administratief statuut’) een zaak van gemeentelijke autonomie, binnen de krachtlijnen van de Herstelwet houdende sociale bepalingen van 22 januari 1985 en van de Rechtspositiebesluiten. Als een medewerker verlof voor zorgkrediet krijgt (waarbij hij moet voldoen aan de voorwaarden van dit ontwerp BVR om een onderbrekingsuitkering te krijgen), heeft hij recht op een uitkering. Besturen voorzien zowel in een verlof wegens zorg- en opleidingskrediet (onbetaald, maar met een Vlaamse onderbrekingsuitkering) als in een onbetaald verlof (met en/of zonder motief). Mogen besturen zelf bijkomende voorwaarden stellen aan het verlof wegens zorg- en opleidingskrediet? Kunnen lokale besturen bijv. het verlof afhankelijk maken van anciënniteit in de organisatie. Kunnen ze een maximumpercentage per dienst hanteren van personeelsleden die tegelijkertijd zorg- en/of opleidingskrediet opnemen, zodat de continuïteit van de dienst kan gegarandeerd worden? Kan een bestuur bepaalde functies of personeelscategorieën uitsluiten? Kan een bestuur de aanvraagtermijn voor het verlof regelen? De VVSG vraagt dat lokale besturen de ruimte krijgen om bijkomende voorwaarden of beperkingen vast te leggen. (in het private stelsel zijn bijkomende modaliteiten en beperkingen bepaald) 3. Vlaanderen wil het nieuwe systeem in ruime mate afstemmen op het private systeem van tijdskrediet, al wil men het systeem op een aantal punten toch iets gunstiger houden. Sommige zaken lijken dit inderdaad aan te geven, maar tegelijkertijd stellen we vast dat het systeem van tijdskrediet, naast het algemene stelsel nog een stelsel eindeloopbaan kent met een uitkering (cao nr. 103). Dit is een belangrijk gegeven. Vlaanderen heeft hiervoor als we het goed voor hebben wel de budgetten ontvangen. Bovendien is dit weer een ongewenst onderscheid in behandeling tussen (personeel van de) (lokale) besturen en de private sector. De VVSG betreurt het verdwijnen van een onderbrekingsuitkering in het kader van de eindeloopbaanregeling (eventueel pas vanaf 60 jaar en ouder), omdat deze regeling net een belangrijk instrument is om oudere mensen langer aan het werk te houden. Aangepast werk is soms noodzakelijk om mensen langer aan de slag te houden. Deeltijds werk is een vorm van aangepast werk. Niet iedereen heeft de financiële middelen om aan het einde van zijn loopbaan deeltijds te werken zonder aanvulling op het loon. 4. De ‘teller’ – maanden opgenomen loopbaanonderbreking/vermindering – wordt gewist vanaf 2 september 2016; iedereen start terug op nul. In de private sector is er daarentegen wél een verrekening gebeurd met bepaalde uitzonderingen (cf. cao nr; 103). Dit zal aanleiding geven tot extra aanvragen de komende maanden. We vrezen dat de dienstverlening hieronder zal lijden (organisatie van de dienst, continuïteit van de dienstverlening). We herhalen daarom onze vraag dat lokale besturen zelf beperkingen kunnen aanbrengen, zonder het recht op onderbrekingsuitkering uit te hollen (quotum, uitstel). 30 maart 2016 - 3/4 5. We vragen duidelijkheid en een goede communicatie over de verschillen tussen deze Vlaamse ontwerpregeling en de federale thematische verloven en een aantal andere vragen zoals de meerekenbaarheid voor pensioen. 6. Verdere betrokkenheid VVSG als vertegenwoordiger van de lokale besturen? Dit is een uiterst belangrijk besluit voor de lokale overheden in Vlaanderen, met een belangrijke impact op hun dienstverlening. De VVSG vraagt dat haar inbreng in de totstandkoming van dit BVR niet eenmalig is maar dat ze ook input en feedback mag geven op de opmerkingen en voorstellen die in het Comité V gegeven worden. 7. De VVSG vraagt bijzondere aandacht voor de toepassing van het zorg- en opleidingskrediet bij lokale besturen. Het kader waarin lokale besturen moeten werken is toch van een andere aard dan het regelgevend kader voor het Vlaamse overheidspersoneel. Zo geldt de kaderwet voor loopbaanonderbreking (Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen) niet voor het personeel van de Vlaamse overheid. Bovendien is er geen één op één relatie van dit (ontwerp)BVR met de lokale rechtspositieregeling van elk bestuur, terwijl het ontwerp-BVR en de lokale rechtspositieregelingen welk op elkaar afgestemd moeten worden. De VVSG vraagt daarom dat er binnen het comité C1 werk gemaakt wordt van een voorbeeld van rechtspositieregeling dat de besturen die dat wensen, geheel of gedeeltelijk kunnen overnemen zonder lokaal te moeten onderhandelen. Besturen die een eigen regeling willen uitwerken blijven vrij om dat zo te doen, maar moeten dat dan uiteraard wel onderhandelen in hun bijzonder comité. 5 Artikelsgewijze en andere opmerkingen Hiervoor verwijzen we naar de uitgebreide nota die als bijlage werd gevoegd bij deze nota. We vatten onze vijf belangrijkste opmerkingen en bezorgdheden als volgt samen: Toepassingsgebied verduidelijken voor OCMW’s, publiekrechtelijke OCMWverenigingen en administratief personeel hulpverleningszones. Besturen signaleren misbruik bij het verlof om medische zorgen (relatie tussen schoolvakanties en opname verlof om medische zorgen). Lokale besturen vragen om in de situatie te voorzien dat het personeelslid vervroegd kan terugkeren, uiteraard na akkoord van het bestuur en evt. na het respecteren van een redelijke termijn. Lokale besturen vragen om de samenloop van het zorg- en opleidingskrediet met andere afwezigheden (bijv. wegens arbeidsongeschiktheid) uit te klaren. Lokale besturen vragen gebruiksvriendelijke werkwijze van het bevoegde departement Werk en Sociale Economie: bij voorkeur digitaal en zoveel mogelijk vooraf ingevuld. 6 Voorstel van standpunt De raad van bestuur gaat ermee akkoord dat de VVSG de onderhandelingen met de Vlaamse regering aanvat volgens de aandachtspunten die hierboven gegeven werden. 30 maart 2016 - 4/4