Criteria TLV (voorheen cl 3) Algemeen: Aan de aanvraag zijn de volgende criteria verbonden: De aanvraag is inhoudelijk voorbereid en voorzien van een advies door of namens de school Bij de advisering van de aanvraag zijn een orthopedagoog/psycholoog en tenminste een tweede deskundige betrokken geweest (conform artikel 34.8 van het Besluit Bekostiging WPO resp. artikel 15a van het Inrichtingsbesluit WVO). Wie deze tweede deskundige is hangt af van de ondersteuningsvraag van de leerling (zoals blijkt van de gegevens van de school en van de ouders). Het kan kinder- en jeugdpsycholoog, (jeugd)arts, kinderpsychiater, pedagoog, maatschappelijk werker zijn. De ouders dienen altijd een afschrift van dit advies te ontvangen. De deskundigen kunnen in dienst zijn van het SWV. De aanvraag is voorzien van een dag- en handtekening van zowel de directeur van de school als de orthopedagoog of psycholoog en de geraadpleegde deskundige(n). Bekostiging per categorie Categorie Vergelijkbaar met bekostiging huidige SWV bijdrage 1 Cluster 4, ZMLK, LZK 2 LG 16.133 3 MG 20.052 9.054 Daarnaast zijn er residentiele leerlingen, die voor een bepaalde duur op een VSO school verblijven (residentiele instellingen voor gehandicaptenzorg, instellingen voor jeugdhulpverlening, jeugd-ggz), waarbij behandeling of opvang en onderwijs vanuit een plan noodzakelijk is vanwege de aard of de duur van de behandeling of opvang. Voor deze leerlingen hoeft geen TLV afgegeven te worden (ivm kortdurende plaatsing, minder dan de minimale geldigheidsduur van een TLV). Het SWV betaalt voor deze leerling echter wel hetzelfde als voor een leerling met een TLV. Specifiek: De oude criteria blijven vooralsnog van kracht, maar zijn niet leidend bij de besluitvorming over het afgeven van de TLV. Onder de nieuwe wetgeving ligt de nadruk op (on)mogelijkheden van het regulier voortgezet onderwijs om de leerling passende ondersteuning te bieden. Het zwaartepunt van de aanvraag ligt bij deze onderbouwing; de oude indicatiecriteria worden aanvullend hierop gebruikt. De nieuwe criteria worden zorgvuldig voorbereid. Hieronder staan de criteria die voorheen werden gehanteerd om een aanvraag voor een indicatie voor cluster 3 te beoordelen. Criteria cluster 3 De drie hoofdcriteria om voor een indicatie in aanmerking te komen zijn: de aard van de stoornis/beperking van de leerling; en de onderwijsbeperking die de stoornis tot gevolg heeft; en het niet toereikend zijn van de zorg binnen het reguliere onderwijs Deze drie hoofdcriteria zijn per type beperking nader uitgewerkt. Hieronder is dit schematisch weergegeven. LG: lichamelijke beperking LZ: chronische/ langdurige ZML: verstandelijke ziekte beperking MG: meervoudige beperking LG-MG: meervoudige ZML-MG: meervoudige (lichamelijke en (verstandelijke en medische verstandelijke) beperking of gedragsmatige) beperking Lichamelijke beperking of chronische ziekte (LG of LZ) Hoofdcriterium Er is sprake van: stoornis medische diagnose leerachterstand onderwijsbeperking of zeer geringe zelfredzaamheid of veelvuldig verzuim ontoereikende zorgstructuur onvoldoende effect van de zorg Verstandelijke beperking (ZML) Hoofdcriterium Er is sprake van: stoornis IQ lager dan 70 bij IQ < 55: hoeft niet te worden aangetoond onderwijsbeperking bij IQ tussen 55-70: zeer geringe sociale redzaamheid en zeer geringe vorderingen bij IQ < 55: ontoereikende zorgstructuur hoeft niet te worden aangetoond bij IQ tussen 55-70: onvoldoende effect van de zorg Meervoudige beperking: lichamelijk en verstandelijk (LG-MG) Hoofdcriterium Er is sprake van: één of meerdere stoornissen die motorische beperkingen stoornis veroorzaken en leiden tot ernstige onderwijsbelemmeringen en IQ lager dan 70 leerachterstand onderwijsbeperking of zeer geringe zelfredzaamheid of structureel verzuim ontoereikende zorgstructuur onvoldoende effect van de zorg Meervoudige beperking: verstandelijk en medisch of gedragsmatig (ZML-MG) Hoofdcriterium Er is sprake van: geschat IQ < 20 stoornis of IQ tussen 20-35 met medische of gedragsproblemen onderwijsbeperking hoeft niet te worden aangetoond ontoereikende zorgstructuur hoeft niet te worden aangetoond In bekostigingscategorie hoog gaat het om de volgende leerlingen: A. Leerlingen met een laag ontwikkelingspersperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ <35) vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige senso-motorische problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan) B. Leerlingen met een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen C. Leerlingen met een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen