Elke Stragier 1BaSW-c Iemand met een verstandelijke beperking heeft een aangeboren of een later in de ontwikkeling optredende beperking in het intellectueel functioneren. Dit gaat gepaard met beperkingen in de sociale(zelf)redzaamheid. Een significante beperking in het intellectuele functioneren = een IQ van twee of meer standaarddeviaties beneden het populatiegemiddelde. Gelijktijdig optredend met een significante beperking in het adaptieve gedrag. Het optreden van deze beperkingen vóór het 18e levensjaar. Intelligentiebeperkingen worden gemeten met een valide en betrouwbare intelligentietest in een individueel onderzoek. Voor een verstandelijke beperking is de grens een IQ van 70-75. Bij zeer jonge kinderen, op oudere leeftijd is een klinisch oordeel op basis van professionele criteria en uitgangspunten van belang. Zwakbegaafd: IQ 70/75-85/90. Lichte verstandelijke beperking: IQ 50/55-70. Matige verstandelijke beperking: IQ 35/40-50/55. Ernstige verstandelijke beperking: IQ 20/25-35/40. Diepe verstandelijke beperking: IQ lager dan 20/25. Een laag IQ (lager dan 70/75) is een vereiste, maar geen voldoende voorwaarde voor de diagnose 'verstandelijke beperking'. Er moet gelijktijdig een beperking in conceptuele, praktische en/of sociale vaardigheden aanwezig zijn. De diagnose is daarmee gebaseerd op de ondersteuningsbehoefte. De ondersteuningsbehoefte van een persoon kan niet betrouwbaar worden afgeleid van diens IQ. De AAIDD onderscheidde tot 2004 grofweg vier niveaus van ondersteuningsbehoefte. Deze variëren van ‘intermittent’ (alleen op bepaalde momenten) tot ‘pervasive’ (constant en zeer intensief). Deze niveaus zijn afhankelijk van de omgeving waarin iemand verkeert of van bijkomende stoornissen en beperkingen. Een bekende aandoening is het Downsyndroom. Vaak bij genetische aandoeningen, zoals het Fragiele-X-syndroom, het Rett-syndroom en het Angelmansyndroom. Bepaalde gezondheidsproblemen komen vaker voor onder mensen met een verstandelijke beperking, zoals epilepsie, zintuigstoornissen, huidproblemen, psychische problemen, dementie en andere psychische stoornissen. Andere voorkomende gezondheidsproblemen zijn obesitas, gastrooesophage reflux, immunisatieproblematiek en tandheelkundige problemen. Bij personen met een verstandelijke beperking is er sprake van beperkingen in communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, werk, sociale en/of relationele activiteiten. Deze beperkingen leiden vaak tot een mindere kwaliteit van leven op het gebied van huisvesting, inkomen, gezondheid en toegang tot werk. Ook het oordeel van de persoon zelf (tevredenheid met zijn bestaan) is voor het begrip van belang. Het subjectieve aspect is lastig te onderzoeken vanwege hun beperkte intelligentie.