B&W.nr. 11.0372, d.d. 5 april 2011 B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp Vaststelling Beleidsplan GGZ Subsidies BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1) Het Beleidsplan GGZ Subsidies 2011-2014 Zuid-Holland Noord, bedoeld als beleidsmatige basis voor toekenning van regionale subsidies op het gebied van geestelijke gezondheidszorg in de regio Zuid-Holland Noord en ter uitvoering van de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies (RV 10.0075), vast te stellen, met daarin: a) Criteria waar elke subsidieaanvraag aan moet voldoen: i) Te subsidiëren voorzieningen bieden maatschappelijke ondersteuning, geen verzorging, noch behandeling; ii) Voorzieningen kennen een regionaal karakter; iii) Gesubsidieerde instellingen leveren kwalitatief goede voorzieningen; iv) Er is sprake van een integraal afgewogen aanbod, dat tot stand komt door samenwerking. b) Prioriteiten waarop subsidieaanvragen worden beoordeeld: i) preventie voor hoogrisicogroepen staat centraal; ii) contact staat centraal in het proces van rehabilitatie en empowerment; iii) aandacht voor cliëntparticipatie. Samenvatting Het College heeft het Beleidsplan GGZ Subsidies 2011-2014 Zuid-Holland Noord vastgesteld. Dit beleidsplan biedt een inhoudelijke basis voor de verdeling van de regionale middelen die ingezet worden voor voorzieningen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Uitgangspunten zijn onder andere dat er bij gesubsidieerde voorzieningen sprake is van ‘maatschappelijke ondersteuning’, niet van ‘cure’ of care’, dat het voorzieningenaanbod door samenwerking tot stand is gekomen en dat voorzieningen een regionaal karakter hebben, en daarmee beschikbaar zijn voor bewoners uit de gehele regio Zuid-Holland Noord. De Gemeente Leiden is centrumgemeente voor de verdeling van de beschikbare regionale middelen. BELEIDSPLAN GGZ SUBSIDIES 2011 – 2014 ZUID-HOLLAND NOORD Inhoudsopgave Samenvatting 1. Aanleiding 2. De GGZ 3. Wmo & Regionaal Kompas 4. GGZ-beleid 5. Uitvoering 6. Vooruitblik p. 3 p. 5 p. 6 p. 7 p. 9 p. 12 p. 13 Bijlage 1: Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies Bijlage 2: Totstandkoming notitie & acties Gemeente Leiden Samenvatting Dit beleidsplan heeft tot doel het doen van inhoudelijke uitspraken over voorzieningen en activiteiten die de regio Holland Rijnland voor mensen met GGZ problematiek (chronische psychosociale problemen) in stand wil houden. Op basis van dit beleid kunnen keuzes gemaakt worden in de verdeling van het beschikbare regionale budget voor GGZ voorzieningen en activiteiten. Voorheen was dit onderdeel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, maar met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is dit budget overgegaan naar de Wmo en daarmee naar de gemeenten. Het gaat om zgn. Zorgvernieuwingsgelden GGZ en de gelden voor de Collectieve Preventie GGZ. In totaal gaat het om een bedrag van € 713.000,- per jaar dat via subsidies aan instellingen wordt uitgekeerd. Sinds 2007 worden deze budgetten regionaal besteed. Echter er zijn nog geen inhoudelijke keuzen gemaakt voor de verdeling van dit geldt. In dit beleidsplan wordt hier een basis voor gegeven. Om goede keuzen te maken is achtergrondinformatie nodig. Gekeken wordt allereerst naar de sector en de doelgroep waar we het over hebben. GGZ problematiek kent vele gedaanten (van autisme tot persoonlijkheidsstoornissen) en 41% van de Nederlandse bevolking krijgt in het leven te maken met enige vorm van psychosociale problematiek. Vele vormen van zorg is beschikbaar voor deze groep, vanuit de Zorgverzekeringswet en vanuit de AWBZ. Wmo voorzieningen richten zich niet alleen op preventie vooraf en terugleiding naar de maatschappij (vermaatschappelijking) maar vooral ook op deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen die door sociaal-psychische problematiek beperkt zijn. Het voorkomen van stigmatisering is ook een aandachtspunt. Basis voor de GGZ voorzieningen is de Wmo, en meer specifiek prestatieveld 5, gericht het bevorderen van deelname aan de maatschappij door mensen met een chronisch psychisch probleem. Een tweede prestatieveld dat van belang is, is 3 (advies & voorlichting). Kernbegrip uit de Wmo is daarnaast de compensatieplicht die gemeenten hebben. In regionaal verband (Zuid-Holland Noord) wordt sinds 2008 gewerkt met het Regionaal Kompas. Het Regionaal Kompas richt zich onder andere op de doelgroep dak- en thuislozen, een doelgroep die gerelateerd is aan mensen met GGZ problematiek: chronische psychosociale problematiek komt ook vaak voor bij dak- en thuislozen. Op basis van de verantwoordelijkheden uit de Wmo en het beleid uit het Regionaal Kompas is voor het GGZ-beleid een aantal belangrijke punten: Focus op preventie Focus op het bevorderen van participatie Voldoende voorzieningen Samenwerking met aanpalende beleidsterreinen en in de keten Aandacht voor advies, voorlichting en cliëntondersteuning In het beleidplan worden deze punten omgezet in criteria (alle subsidieaanvragen moeten hieraan voldoen om gehonoreerd te worden), prioriteiten (er wordt bij toekenning gekeken naar de beste combinatie die zoveel mogelijk voldoet aan de prioriteiten) en activiteiten voor gemeenten. Criteria: A: Wmo is maatschappelijke ondersteuning, geen behandeling (cure) en verzorging (care) B: integraal afgewogen aanbod (samenwerking) C: regionaal karakter D: professionaliteit Prioriteiten: A: preventie voor hoogrisicogroepen centraal B: contact centraal in proces van rehabilitatie en empowerment C: aandacht voor cliëntenparticipatie Activiteiten voor gemeenten: A: intensivering samenwerking met andere beleidsterreinen B: afstemming met Zorgkantoor Uitvoering van het beleid vindt plaats door middel van het toekennen van subsidies door de Gemeente Leiden op basis van subsidieaanvragen die door organisaties bij haar worden ingediend. De basis hiervoor is de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies. Onbeantwoorde vraag is hoe de financiering van de GGZ activiteiten en voorzieningen er in de toekomst uit gaat zien in het licht van de grootscheepse bezuinigingen de komende jaren. Verwacht wordt dat we organisaties en gemeenten in de regio door goed samen te werken deze problemen het hoofd kunnen bieden. 1. Aanleiding Mensen met een chronisch psychisch probleem zijn vaak minder zichtbaar in de samenleving omdat zij minder mondig zijn dan anderen en het vaker lastig vinden zich buiten huis te begeven. Het is daarom belangrijk deze groep mensen niet te vergeten en ook voor hen voldoende mogelijkheden voor deelname aan de samenleving te bieden, en waar mogelijk te voorkomen dat zij zwaardere problemen ontwikkelen. Verder is het van belang dat activiteiten ertoe leiden dat mensen met een psychiatrische achtergrond minder denken vanuit hun ziekte, maar dat zij meer en meer kijken naar de mogelijkheden en kansen om zelf invulling te geven aan het leven, gericht op deelname aan de samenleving. Om dit te waarborgen is dit beleidsplan geschreven. Gemeenten hebben vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van het Rijk een verantwoordelijkheid gekregen om onder andere mensen met GGZ problematiek te ondersteunen. Bij de invoering van de Wmo is een aantal taken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overgeheveld naar de Wmo, waaronder GGZ-middelen. Daarbij is vervolgens door de gemeenten van Holland Rijnland een splitsing gemaakt tussen regionale en lokale subsidies. De subsidies voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), het ging om de AWBZ subsidieregelingen GGZ Zorgvernieuwingsgelden en Collectieve GGZ Preventie, worden sindsdien regionaal in de regio Holland Rijnland besteed. Voor de GGZ subsidies, onderverdeeld in GGZ-voorzieningen en activiteiten gericht op collectieve preventie, is in 2010 € 534.000,- voor de gemeenschappelijke gemeenten beschikbaar (resp. circa € 250.000,- en € 284.000,-).1 GGZ-voorzieningen zijn onder andere het Inloophuis Psychiatrie, het Informatiepunt GGZ en cliëntenparticipatie. Activiteiten voor collectieve preventie worden voornamelijk uitgevoerd door GGZ Rivierduinen, veelal in samenwerking met andere organisaties. Een aantal initiatieven, waaronder aanvragen van de Windroos en Autismecafé Ovaal, kon niet gehonoreerd worden omdat hier geen middelen voor beschikbaar waren (en zijn).2 Het budget is door dit soort nieuwe waardevolle projecten onder druk komen te staan: het totaal aangevraagde bedrag (via subsidieaanvragen) overstijgt de beschikbare middelen. Deze situatie vraagt om beleid om goede keuzes voor honorering en afwijzing te kunnen maken. Dit is dan ook het doel van deze notitie. Dit document is een beleidsmatige uitwerking van de afspraken die gemaakt worden via de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies die momenteel ter besluitvorming voorligt in de regio Holland Rijnland. Korte leeswijzer In paragraaf 2 wordt kort ingegaan op de GGZ-sector en de doelgroep. Paragraaf 3 bevat een overzicht van gemeentelijke taken en beleid op het gebied van de GGZ, met als beginpunt de Wmo. Het concrete beleid wordt in paragraaf 4 beschreven. Paragraaf 5 gaat in op zaken als uitvoering, regio en rolverdeling, bekostiging etc. en paragraaf 6 bevat een vooruitblik naar de verdere toekomst. 2. De GGZ Onderdeel van GGZ in de regio is ook De Vriendendienst, met een budget van € 179.000,-. Hieraan nemen niet alle gemeenten deel. Dit wordt geregeld in de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies. 2 Deze voorzieningen zijn specifieker van karakter, bijv. gericht op autisme, dan de andere voorzieningen die wel gehonoreerd zijn. 1 Geestelijke gezondheidszorg wordt door de Nationale Raad voor de Volksgezondheid omschreven als de zorg voor de psychische gezondheid van de bevolking 3. Er is een diversiteit aan psychiatrische aandoeningen te onderscheiden. De verschijningsvormen van psychische klachten zijn erg divers: psychotische stoornissen, schizofrenie, verslavingsproblemen, stemmingsstoornissen (depressies, bipolaire stoornis), angststoornissen, waaronder fobieën, autisme, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en combinaties hiervan. Bij het overgrote deel van de mensen die een psychische aandoening hebben zijn de klachten goed behandelbaar of leren mensen goed met hun klachten te leven. Bij een deel van de klachten is langere behandeling nodig en ontstaan beperkingen in het sociaal maatschappelijk functioneren. Deze beperkingen zijn soms behoorlijk invaliderend en uiten zich in het ontbreken van een sociaal netwerk, werk, marginale huisvesting, financiële problemen. Soms treden er ook lichamelijke klachten op, bijvoorbeeld door het gebruik van medicijnen en een ongezonde leefstijl. Toeleiding naar zorg wordt bemoeilijkt omdat men de eigen problematiek niet erkent of herkent of omdat men zich steeds verder afsluit van de samenleving. Doelgroep Ook de groep mensen met GGZ problematiek is divers. Zo zijn er mensen die met hulp van professionals, familie of vrienden herstellen. Ook zijn er mensen die wel problematiek hebben, maar zorg weigeren, de eigen klachten ontkennen of geen zorg krijgen omdat ze de weg er naartoe niet weten te vinden. Deze mensen ontvangen bemoeizorg, of maken periodiek gebruik van voorzieningen in de GGZ en Maatschappelijke Opvang. Een grote groep maakt echter wel en veelal langdurig gebruik van professionele zorg, voornamelijk zorg via de Zorgverzekeringswet (ca. 70% van alle zorg), maar ook via de AWBZ (ca. 30 %). Voor deze groepen is een passend aanbod op het gebied van preventie, toeleiding naar zorg, begeleiding, herstel etc. van belang. Dit is een Wmo-taak van gemeenten. Er is een grote kans dat, als deze mensen niet ondersteund en begeleid worden en als er niet voldoende aandacht is voor preventie, zij in zwaardere problematiek vervallen en ook andere problemen ontwikkelen, en bijvoorbeeld in de maatschappelijke opvang terecht komen. Dit brengt meer maatschappelijke kosten met zich mee, waaronder zwaardere, en daardoor duurdere zorg, en bijv. een lagere arbeidsproductiviteit. Grootte doelgroep4 Ongeveer 41% van de gehele Nederlandse bevolking krijgt in het leven een of meerdere malen te maken met GGZ problematiek. Circa 23% van de mensen heeft in 2009 belangrijke beperkingen gehad in functioneren als gevolg van psychiatrische problematiek. Landelijk onderzoek van het Trimbos instituut (Nemesis II) geeft geen aanwijzingen voor het meer vóórkomen van psychiatrische aandoeningen in de afgelopen jaren. Het gebruik van zorg is echter wel toegenomen de afgelopen 10 jaar, met 32%. Exacte cijfers over het voorkomen van psychiatrische aandoeningen voor de regio Zuid-Holland Noord hebben we niet. Op basis van landelijke cijfers schat de GGD HM dat in de regio ZHN tussen de 15 en 25% van de bevolking tussen 18 - 64 jaar last heeft van een psychische stoornis (Nederland 22%). Wel doet de GGD Hollands Midden iedere vijf jaar onderzoek naar de psychische gezondheid en het gebruik van professionele hulp via de Gezondheidspeiling. Deze peiling focust zich op mensen met een depressie of angststoornis omdat deze twee aandoeningen het meest voorkomen. Uit de peiling in 2009 blijkt dat in ZHN 32% van de mensen tussen 19 en 64 jaar een matige kans had op een depressie of angststoornis, 4% had een hoog risico op deze aandoeningen. Van de mensen in ZHN met een psychische stoornis heeft circa 16% hulp via de gespecialiseerde GGZ en circa 16 % geeft aan behoefte te hebben aan professionele hulp maar krijgt deze niet. 3 www.nrv.nl Bronnen cijfers: Trimbos Instituut, Nemesis II, 2009; RIVM, Atlas voor de Geestelijke Volksgezondheid, 2009; GGZ Nederland, Visiedocument Herstel en burgerschap; GGD HM, Gezondheidspeiling 2005, GGD HM, Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning, 2010. 4 Uit de cijfers kan worden geconcludeerd dat de situatie in de regio Zuid-Holland Noord nagenoeg niet afwijkt van de landelijke situatie en dat de situatie dus ook in deze regio redelijk stabiel blijft. 3. Wmo & Regionaal Kompas Verantwoordelijkheden voor de zorg voor de psychische gezondheid zijn door de landelijke overheid verdeeld over drie wetten: De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ): ‘care’ gegeven in psychiatrische (zorg)instellingen, in Zuid-Holland Noord; De Zorgverzekeringswet (Zvw): ‘cure’ via reguliere gezondheidszorg (bijv. huisartsenbezoek, therapie bij eerstelijnspsychologen etc.); De Wmo: ‘welzijn’ en ‘participatie’. Ook de Wet Publieke Gezondheid heeft aandacht voor psychische gezondheid, maar richt zich op het voorkomen ervan. Preventie staat in de WPG centraal, waarbij het vergroten van de weerbaarheid belangrijk is. De uitvoering van de Wmo is bij gemeenten neergelegd. Om die reden wordt hieronder verder ingegaan op de inhoud van deze wet en de regionale uitwerking ervan in beleid. Gemeenten hebben sinds 2007 via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een verantwoordelijkheid voor het faciliteren en ondersteunen van deelname aan de maatschappij voor bijzondere doelgroepen (vaak ook kwetsbare groepen genoemd). Mensen met een psychiatrische problematiek vallen ook onder deze bijzondere doelgroepen. De negen ‘prestatievelden’, opgenomen in de Wmo: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen 9. het bevorderen van verslavingsbeleid Het compensatiebeginsel is een belangrijk begrip in de Wmo dat inhoudt dat inwoners die, omdat ze bijvoorbeeld een psychiatrische aandoening hebben of hebben gehad, door gemeenten begeleid en ondersteund moeten worden zodat zij weer zo goed mogelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren is ook een van de prestatievelden van de Wmo (zie kader, prestatieveld 5). Prestatievelden 3 (geven van advies, informatie en cliëntondersteuning) en 6 (voorzieningen voor mensen met een psychosociaal probleem) hebben ook betrekking op mensen in de GGZ sector. Dit zijn de prestatievelden die het meest duidelijk gericht zijn op de mensen met een psychiatrische problematiek. Prestatieveld 6 spreekt over individuele voorzieningen die bij elke gemeente verkrijgbaar zijn (zoals hulp bij het huishouden en woningaanpassingen). Dit beleidsplan richt zich echter niet op individuele, maar op collectieve voorzieningen. Individuele voorzieningen zijn een verantwoordelijkheid voor individuele gemeenten. De taak die gemeenten vanuit de Wmo hebben om mensen te compenseren zodat ze zo veel mogelijk kunnen participeren is onderdeel van een breder veld aan beleidsterreinen gericht op leefbaarheid, zoals wonen, zorg & welzijn, werk & inkomen, jeugdbeleid en onderwijs. Mensen kunnen in het dagelijks leven beperkingen ondervinden op vele terreinen: fysieke en/of verstandelijke handicaps, psychosociale en/of psychiatrische handicaps en/of problemen op het gebied van: huisvesting, inkomen, vervoer/toegankelijkheid/mobiliteit, taal, opleiding en/of werk. Mede door het creëren van samenhang op deze verschillende terreinen wordt participatie bevorderd. Daarnaast wordt participatie gestimuleerd door middel van preventie, het waarborgen van toegankelijkheid van zorgvoorzieningen (betaalbaar en beschikbaar) en het organiseren van een vangnet voor mensen die dreigen zwaardere problematiek te ontwikkelen of die zelf niet de hulp die ze nodig hebben kunnen regelen. Naast de verantwoordelijkheden uit de Wmo hebben gemeenten ook taken op het gebied van het stimuleren van een goede gezondheid (ofwel het voorkomen van gezondheidsrisico’s) via de Wet Publieke Gezondheid. Preventie is ook in de GGZ sector een belangrijk aandachtspunt. De belangrijkste organisatie voor de uitvoering van de wet is de GGD. Er zijn ook taken vanuit het beleidsterrein werk & inkomen (het stimuleren van bijdrage aan de samenleving naar eigen kunnen) via de Wet Werk & Bijstand. Het doen van vrijwilligerswerk of betaald werk door mensen met GGZ problematiek wordt al via een aantal activiteiten gestimuleerd. Regionaal Kompas In de regio Zuid-Holland Noord is ervoor gekozen om gezamenlijk de prestatievelden 7, 8 en 9 in beleid om te zetten. Het in 2008 vastgestelde Regionaal Kompas ‘Op volle kracht vooruit’ ZHN 20092013 bevat beleid dat zich richt op de problematiek rond dakloosheid en maatschappelijke opvang. Dit is een doelgroep die te zien is als een specifieke doelgroep binnen de doelgroep mensen met een GGZ problematiek. Thema’s die aandacht krijgen bij de uitvoering van het Regionaal Kompas zijn 5: 1. Voorkomen van dakloosheid: focus op preventie 2. Uitbreiding voorzieningen en woonvormen (streven naar voldoende aanbod) 3. Bevordering maatschappelijke participatie 4. Inkomen, dagbesteding en werk Deze doelen zijn regionaal vastgesteld als uitwerking van de Wmo-taken die gemeenten hebben in de prestatievelden 7, 8 en 9. De keuze voor deze thema’s kan echter goed doorvertaald worden voor de doelgroep van dit beleidsplan, mensen met een GGZ problematiek. 4. GGZ-beleid De doelstelling van het beleidsplan is om beleid te formuleren op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden voor de besteding van de regionale GGZ middelen. Doel van het inhoudelijke beleid is om een voorzieningenaanbod voor mensen met een psychiatrische problematiek in stand te houden dat aansluit bij hun behoeften en dat aansluit op de andere vormen van zorg (bijv. AWBZ-zorg). Ook 5 Deze lijst met doelstellingen is niet uitputtend. Een aantal van de doelstellingen is minder relevant voor het onderwerp van dit beleidsplan. Voor een volledig overzicht, zie het Regionaal Kompas, p.23 – 25. het slechten van drempels, bijvoorbeeld via voorlichting, en preventie van psychiatrische problematiek zijn inhoudelijke doelen. Bij het evalueren van beleid zal aan de uitvoerende organisaties gevraagd worden te rapporteren over hun resultaten van het afgelopen jaar. Op deze wijze kan bekeken worden of de activiteiten voldoen aan een behoefte (komen er bijv. voldoende mensen naar een voorlichtingsbijeenkomst) en met wie is samengewerkt om de activiteit/voorziening op te zetten. De volgende thema’s, afgeleid uit de vorige paragraaf, geven een eerste richting aan dit beleid: Focus op preventie Focus op het bevorderen van participatie Voldoende voorzieningen Samenwerking met aanpalende beleidsterreinen en in de keten Aandacht voor advies, voorlichting en cliëntondersteuning Deze punten zullen hieronder terugkomen in de criteria en prioriteiten en waar nodig aangevuld met nieuwe criteria/prioriteiten (er zal niet specifiek naar deze punten verwezen worden). Er wordt hier gekozen om beleid te beschrijven in criteria én prioriteiten. Criteria zijn standaardeisen waar elke subsidieaanvraag aan dient te voldoen. De prioriteiten geven aan waar de aanvragen zich bij voorkeur op moeten richten om voor honorering in aanmerking te komen. Afgesloten wordt met een aantal activiteiten die gemeenten op zich kunnen nemen om betere randvoorwaarden te scheppen voor de GGZ-sector in de regio. Criteria Samen met de prioriteiten (zie verderop) vormen de criteria de basis voor de toetsing van subsidieaanvragen. Elke subsidieaanvraag moet, om voor honorering in aanmerking te komen, voldoen aan alle gestelde criteria. Criterium A: Wmo is maatschappelijke ondersteuning, geen behandeling (cure) en verzorging (care) Er is een onderscheid te maken in het type hulp en ondersteuning dat mensen met een psychiatrische problematiek ontvangen. Onder het begrip ‘zorg’ kunnen vallen: medicatie, opname, poliklinische behandeling, behandeling bij crises, therapieën, beter omschreven met het begrip ‘behandeling’ en care (ofwel verzorging). Echter hulp en ondersteuning kan ook maatschappelijke ondersteuning zijn, die zich voornamelijk richt zich op deelname aan de maatschappij: begeleiding, preventie, herstel, participatie. Het eerste type zorg (behandeling en verzorging) wordt gefinancierd via Zvw en AWBZ, het tweede type vanuit de Wmo. Dit betekent dat projecten gericht zijn op of voornamelijk te maken hebben met het ‘behandelen’ en ‘verzorgen’ van cliënten niet vallen onder de Wmoverantwoordelijkheid van gemeenten. Criterium B: integraal afgewogen aanbod Samenwerking tussen organisaties leidt tot een aanbod dat beter op elkaar is afgestemd, en waarin (in de keten) geen overlap bestaat in activiteiten. Dit geldt bijvoorbeeld voor preventieactiviteiten, werving en training van vrijwilligers, organisatie van activiteiten en contactmomenten. Dit betekent niet dat samenwerking niet al plaatsvindt: de werktafel van het Maatschappelijk Steunsysteem is een samenwerking van een groot aantal instellingen die betrokken zijn bij mensen met GGZ problematiek. Ook het Inloophuis en Informatiepunt werken veel samen met andere organisaties voor bijvoorbeeld de organisatie van thema-avonden en werving van vrijwilligers. Van belang is echter dat onder andere inhoud, doelstelling, bereik van alle activiteiten en voorzieningen op elkaar afgestemd worden. Criterium C: regionaal karakter De voorzieningen en activiteiten zijn gericht op de hele regio. Dat kan door activiteiten of voorzieningen aan te bieden in de verschillende subregio’s, maar ook door lokaal aanbod dat toegankelijk is voor mensen uit de hele regio. Dit betekent dat bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten in de gehele regio ZHN gehouden worden. Dit betekent ook dat een activiteitencentrum, of andere voorzieningen met een vaste locatie, openstaat voor mensen uit de hele regio ZHN. Criterium D: professionaliteit Het is van belang dat de besteding van publieke middelen professioneel gebeurt en dat dit ook op een verantwoorde manier gebeurt. Van organisaties die dit geld besteden wordt dan ook verwacht dat zij kwalitatief goede activiteiten en voorzieningen leveren. Dit betekent dat organisaties in hun verantwoording aandacht besteden aan wat bijv. het afgelopen jaar bereikt is, zij oog hebben voor ontwikkelingen in de samenleving en dat zij hun eigen activiteiten hierop aanpassen. Bijna vanzelfsprekend is dan ook dat organisaties aanpassingen doen in hun aanbod, mocht daar aanleiding voor zijn. Er is overigens geen reden om op dit moment aan de professionaliteit van GGZorganisaties te twijfelen. Dit criterium is voor de volledigheid opgenomen. Prioriteiten Afweging prioriteiten De hieronder genoemde prioriteiten zijn divers van onderwerp en van aard. Er wordt hier (nog) niet gekozen voor aanbrengen van een rangorde in prioriteiten, omdat een goede verdeling van de beschikbare middelen ook zonder de rangorde mogelijk moet zijn. Mocht in de praktijk blijken dat dit wel noodzakelijk is, dan is aanpassing mogelijk (zie ook evaluatie p. 10). Prioriteit A: preventie voor hoogrisicogroepen centraal Preventie valt uiteen in algemene preventie (voor alle inwoners van gemeenten) en in selectieve preventie voor bijvoorbeeld doelgroepen met een hoog risico op psychiatrische problematiek. Verwacht wordt dat met het toenemend gebruik van internet universele preventie meer en meer via die weg ingezet kan worden, wat ook mogelijk kostenbesparingen oplevert. Dit betekent niet dat er in het geheel geen aandacht meer is voor universele preventie. Universele preventie is van belang waar het gaat om algemene beeldvorming over mensen met GGZ problematiek en het slechten van drempels in de omgang met deze mensen. Verschillende organisaties op landelijk niveau hebben ook projecten en activiteiten op dit gebied (oa. GGZ Nederland, Cliëntenbond). Voor de GGZ wordt meer ingezet op preventie gericht op hoogrisicogroepen dan op algemene preventie. Hiervoor wordt gekozen omdat we vanuit de Wmo de zwakkeren in de samenleving willen beschermen, omdat waar mogelijk voorkomen moet worden dat deze mensen afglijden naar nog zwaardere problematiek door het ontwikkelen van psychiatrische problematiek. Voorlichting wordt ook gericht op professionals die in contact staan met die mensen, zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk of leerkrachten op scholen of medewerkers in de thuiszorg. Het gaat dan om deskundigheidsbevordering van deze professionals op het gebied van psychiatrie (hoe te herkennen, hoe te handelen). Prioriteit B: contact centraal in proces van rehabilitatie en empowerment In 2009 heeft de GGD HM in samenwerking met GGZ Rivierduinen een onderzoek gedaan naar de vervulde en onvervulde zorgbehoeften van mensen met GGZ problematiek in Zuid-Holland Noord.6 Behoeften waarop deelnemers aan het onderzoek ondervraagd zijn, zijn onder andere aspecten van geestelijke en fysieke gezondheid en rehabilitatie (naast hulp bij het organiseren van voorzieningen GGD Hollands Midden, Rapport ‘Doorbreek mijn isolement, Onderzoek naar de gezondheid en zorgbehoeften van ambulante (ex)GGZ cliënten met diagnose psychotische stoornis of stemmingsstroornis’. April 2010. 6 rond huisvesting, vervoer, uitkeringen etc.). Onder rehabilitatie vallen aspecten als behoefte aan dagelijkse bezigheden, behoefte aan gezelschap, intimiteit, seksualiteit, zingeving en zorg voor kinderen. Een van de belangrijkste resultaten van dit onderzoek is dat de grootste onvervulde zorgbehoefte gezelschap (contact) is. Contact is daarnaast voorwaarde voor het kunnen doorstromen naar andere vormen van participatie (bijv. vrijwilligerswerk of zelfs betaald werk). Projecten dienen dan ook op doorstroming naar (vrijwilligers)werk te zijn gericht. Al gedurende de behandeling van psychiatrische aandoeningen wordt er gewerkt aan zowel rehabilitatie als aan weerbaarheid. Rehabilitatie omvat voornamelijk het gebruik maken van voorzieningen, zoals dagbesteding en trajectbegeleiding, om op deze wijze tot verbetering te komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het meedoen aan dagactiviteiten. Het verbeteren van weerbaarheid (ofwel ‘empowerment’) richt zich daarentegen op de doelstelling om de cliënt weer eigen kracht te geven om zo als het ware ‘de maatschappij weer aan te kunnen’. Voorbeelden zijn trainingen ‘empowerment’, zelfhulpgroepen en lotgenotencontact. Belangrijk onderdeel van beide typen herstel is het organiseren van algemeen toegankelijke contactvoorzieningen en -activiteiten voor mensen met GGZ problematiek. Prioriteit C: aandacht voor cliëntenparticipatie Dit onderwerp is opgenomen in prestatieveld 3 van de Wmo, en geldt daarmee ook voor de doelgroep mensen met GGZ problematiek. Deze doelgroep wijkt zodanig af van andere doelgroepen dat een specifieke vertegenwoordiging van deze doelgroep gerechtvaardigd is. Activiteiten beperken zich echter tot vertegenwoordiging van cliënten, bijvoorbeeld het behartigen van de belangen, het zijn van gesprekspartner voor gemeenten etc. Daarnaast is er sprake van samenwerking met de algemene Wmo-adviesraden in de regio ZHN. Tot slot: activiteiten voor gemeenten Naast de beschreven criteria en prioriteiten is het van belang ook op beleidsmatig niveau inspanningen te leveren om te komen tot zo goed mogelijke preventie en zo goed mogelijke ondersteuning bij terugkeer in de maatschappij. Daarom worden hier ook twee activiteiten voor gemeenten opgenomen. Activiteit A: intensivering samenwerking met andere beleidsterreinen Bijzondere groepen (ofwel kwetsbare groepen) zijn vaak doelgroep van andere activiteiten van gemeente of andere overheid, bijvoorbeeld jeugdzorg, bijstand, minimabeleid, gezondheidsbeleid, wonen-zorg-welzijn en algemeen Wmo-beleid. Op het gebied van werk & inkomen kan de vraag worden gesteld in hoeverre betaald werk voor bepaalde kwetsbare groepen als uiteindelijk doel moet worden nagestreefd (hoogste trede op de participatieladder). Voor bepaalde groepen is wellicht betaald werk geen haalbaar doel. Ook voor de doelgroep ex-psychiatrisch patiënten is het zaak om te kijken naar wat voor hen het maximaal haalbare doel is. Doel is om voor elke persoon een zo goed en passend mogelijk re-integratietraject te starten. Door het goed afstemmen van deze trajecten, vaak met een zorg-component, op behandeling en rehabilitatie, kunnen individuele cliënten effectiever begeleid, en zo nog beter geholpen worden. Afstemming met andere beleidsterreinen leidt ertoe dat op beleidsvoorbereidend gebied de GGZketen beter zichtbaar is en beter ingericht kan worden. Activiteit B: afstemming met Zorgkantoor Het Zorgkantoor koopt voor de regio de AWBZ-zorg in bij instellingen. Het Zorgkantoor heeft in haar beleidsvisie aangegeven in gesprek te willen gaan met gemeenten om de inkoop van AWBZ-zorg beter af te stemmen op het beleid van gemeenten. Hier worden in 2011 de eerste gesprekken over gevoerd. Op deze wijze kan overlap tussen AWBZ- en Wmo-voorzieningen voorkomen worden. Door het opbouwen van een goede, constructieve samenwerking worden beide partners slagvaardiger in het ‘opvangen’ van mogelijke wijzigingen in overheveling van AWBZ-verantwoordelijkheden naar Wmo. 5. Uitvoering Toekenning subsidies In de vorige paragraaf is door middel van criteria en prioriteiten meer richting gegeven aan de keuze voor subsidiëring van activiteiten en voorzieningen voor mensen met GGZ problematiek. In de Gemeenschappelijke Regeling Subsidies GGZ is aangegeven dat Leiden als centrumgemeente de contacten met de instellingen onderhoudt en de subsidies aan de instellingen verstrekt. Een klankbordgroep GGZ, bestaande uit vertegenwoordigers van de Duin- en Bollenstreek, Rijnstreek en de regio Leiden (elk één vertegenwoordiger), ondersteunt de Gemeente Leiden hierbij. Leiden zal als centrumgemeente, in overleg met de klankbordgroep, ook de beoordeling van de binnenkomende subsidieaanvragen doen, waarbij bekeken wordt of de aangevraagde voorzieningen voldoen aan de criteria en welke combinatie van subsidies het meest tegemoet komt aan de gestelde prioriteiten. Juridische consequenties De inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvragen is conform de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden. Het is mogelijk dat bij de beoordeling van de aanvragen, subsidies die al meerdere jaren verstrekt worden, afgebouwd moeten gaan worden. In de Algemene Wet Bestuursrecht wordt aangegeven dat voor afbouw van subsidies een redelijke termijn in acht genomen moet worden. Voor volledige afbouw dient dan is deze termijn een periode van ca. vier jaar. Hiermee zal rekening gehouden worden. Actieve communicatie De beleidsvoornemens zijn, zoals gezegd, besproken met een drietal organisaties die al langere tijd bestaan en subsidie ontvangen. Wellicht zijn er ook andere organisaties die goede plannen hebben op het gebied van langdurig zorgafhankelijken. Om ook hen gelijke kansen te geven wordt extra aandacht besteed aan communicatie. Acties van gemeenten Van instellingen wordt door het gebruik van prioriteiten gevraagd om hierover na te denken, hier keuzes in te maken, meer samen te werken, en wellicht ook om activiteiten aan te passen. Gemeenten waarderen dit en willen ook hun steentje bijdragen door actief in te zetten op de prioriteiten ‘Integratie met andere beleidsterreinen’ en ‘Afstemming met Zorgkantoor’. Leiden zal in beide trajecten als centrumgemeente het voortouw nemen. Als in Leiden of in andere gemeenten nieuwe beleidsnota’s geschreven worden, kunnen acties uit deze notitie daarin opgenomen worden. Regio Activiteiten en voorzieningen rond GGZ worden gezien als gezamenlijke verantwoordelijkheid van de regiogemeenten, omdat samenwerking leidt tot een breder aanbod aan voorzieningen en krachten zo beter gebundeld worden (zie ook paragraaf 1). De subsidies worden verstrekt volgens afspraken die zijn vastgelegd in de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies die door het PHO Sociale Agenda van Holland Rijnland in juni 2010 is vastgesteld. De regeling moet echter nog aan de colleges van alle gemeenten voor akkoord worden voorgelegd. Gemeenten dragen op basis van inwoneraantal bij aan de GGZ subsidies. Leiden treedt daarbij op als centrumgemeente. In de Gemeenschappelijke Regeling worden afspraken gemaakt over welke taken deze rol omvat en hoe met de andere gemeenten overlegd en gecommuniceerd wordt. Evaluatie In de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies is een artikel (5.3) opgenomen dat spreekt over, onder andere, een beleidsinhoudelijke evaluatie die met vaste regelmaat dienen plaats te vinden. Dit geldt ook voor dit beleidsplan dat loopt van 2011 tot en met 2013. In 2013 zal gekeken worden in hoeverre de criteria en prioriteiten bruikbaar zijn voor subsidietoekenning en wat de stand van zaken is rond de uitvoering van de activiteiten van de gemeenten. Waar bijstelling nodig is, zal dit gebeuren. Jaarlijks worden gemeenten via het geïnformeerd over de verstrekte subsidies en de rapportage over het afgelopen jaar. 6. Vooruitblik Deze notitie is geschreven met het doel te zorgen voor een zo samenhangend en breed mogelijk aanbod aan voorzieningen en activiteiten voor mensen met (langdurige) psychiatrische problematiek. Besproken is hoe de doelgroep eruit ziet, wat bestaand beleid voor de doelgroep is, wat de aanleiding is om het beleid opnieuw te toetsen en de verschillende beoordelingscriteria te benoemen. Het is van belang bij het de uitvoering van het beleid aandacht te hebben voor de GGZ doelgroep, vaak omdat deze (bijna letterlijk) minder zichtbaar is in de samenleving. De toekomstige financiering van deze voorzieningen en activiteiten is niet zeker, mede door de geplande bezuinigingen bij gemeenten en landelijke heroverwegingen. Het is van belang goed zicht te houden op deze ontwikkelingen om er zo mogelijk proactief op in te kunnen springen. De verwachting is dat gemeenten en instellingen ook in de komende jaren in goede samenwerking tot goede oplossingen zullen komen voor problemen die zich mogelijk aandienen. Op deze manier kunnen we gezamenlijk blijven zorgen voor mensen met GGZ problematiek en hen de kans bieden de weg terug naar deelname aan de maatschappij af te leggen. Samenwerking tussen organisaties is en blijft van groot belang, niet alleen voor een doelmatige besteding van de middelen, maar ook voor een maatschappelijke ondersteuning van mensen met GGZ problematiek van hoge kwaliteit. In de toekomst wordt gekeken naar mogelijkheden om GGZ subsidies niet te verstrekken op basis van individuele aanvragen van organisaties, maar door middel van het indienen van offertes door samenwerkende organisaties. De instellingen kunnen dan gezamenlijk een integraal plan indienen ter hoogte van, bijvoorbeeld, het vastgestelde subsidieplafond. Afstemming en efficiency zijn daarmee gewaarborgd. Een dergelijke werkwijze kan er ook toe leiden dat in de toekomst meerjarenafspraken gemaakt worden met deze samenwerkende organisaties. Deze nieuwe werkwijze is echter in elk geval voor 2011 niet werkbaar omdat de indieningstermijn van aanvragen (1 juni 2010) al is verlopen. BIJLAGEN BIJLAGE 1 GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGZ SUBSIDIES7 De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten uit de regio ZuidHolland Noord, te weten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude,Teylingen, Voorschoten, en Zoeterwoude, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn; overwegende dat gemeenten door de Wmo verantwoordelijk zijn voor maatschappelijke ondersteuning door het aanbieden van activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving; mensen met psychische problematiek een van de doelgroepen is die specifiek benoemd is in de prestatievelden 3, 5 en 6 van WMO; voorkomen beter is dan genezen; collectieve GGZ preventie activiteiten gericht zijn op het voorkomen van ernstiger klachten en dat een bundeling van middelen tot een breder aanbod aan activiteiten leidt; voor mensen met psychiatrische problematiek een maatschappelijk steunsysteem van groot belang is om de zelfstandigheid te bevorderen; landelijk en regionaal onderzoek onder mensen met langdurige psychiatrische problematiek uitwijst dat zij een sterke behoefte hebben aan persoonlijk contact; GGZ voorzieningen dit steunsysteem inhoud geven; gemeenten in de regio Zuid-Holland Noord het belang onderkennen van collectieve preventie en voorzieningen GGZ; de gemeenten intergemeentelijke samenwerking als een belangrijke basis zien om deze voorzieningen in stand te houden; een gemeenschappelijke regeling een stevig fundament legt onder de samenwerking, waarbij Leiden als centrumgemeente optreedt naar subsidiepartijen. gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet; BESLUITEN de volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan: Artikel 1 Doel en middel 1. Het doel van deze regeling is het in stand houden van Collectieve Preventie GGZ met een breed aanbod van GGZ preventieactiviteiten onderscheiden naar activiteiten voor Kinderen & Jeugd en voor Volwassenen & Ouderen, en GGZ voorzieningen8. 2. Met uitzondering van de gemeenten Kaag en Braassem, Leiderdorp, Oegstgeest en Rijnwoude9 hebben gemeenten naast andere GGZ voorzieningen het doel Vriendendienst in 7 Deze Gemeenschappelijke Regeling Subsidies GGZ zit in de bestuurlijke procedure om vastgesteld te worden. Naar verwachting gebeurt dit eind 2010. 8 Een overzicht van de regelingen is opgenomen in de begrippenlijst die onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst. 9 Voorlopige stand van zaken op basis van ambtelijke inventarisatie. 3. stand te houden, die de inzet van vrijwillige ondersteuning en begeleiding van mensen met een psychiatrische problematiek organiseert en coördineert. De gemeente Leiden zal optreden als centrumgemeente. Artikel 2 Inhoud en werkzaamheden 1. De centrumgemeente draagt zorg voor het verlenen van subsidie aan de instellingen, binnen het tevoren door de deelnemende gemeenten in regioverband vastgestelde financiële kader, onder toepasselijkheid van de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Leiden. 2. De centrumgemeente a. treedt op als beslisser op aanvragen en bezwaarschriften van betreffende subsidies; b. treedt op als bestuurlijke partner voor de subsidieontvangende instellingen; c. draagt zorg voor de beleidscoördinatie op het vlak van de werkzaamheden van de instellingen en stemt dit af met de deelnemende gemeenten in het periodieke regionale overleg. Artikel 3 Bevoegdheden De colleges van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude dragen de in artikel 2 genoemde aan hen toekomende bevoegdheden over aan het college van de gemeente Leiden. Artikel 4 Financiën 1. De centrumgemeente ontvangt per kalenderjaar van elke deelnemende gemeente de door namens hen gesubsidieerde bedragen naar rato van het aantal inwoners, op basis van facturering. 2. Voor de bedragen als bedoeld in het eerste lid wordt jaarlijks vóór 1 juni door de deelnemende gemeenten vastgesteld of de subsidiebedragen voor het volgend jaar worden geïndexeerd voor loon- en prijsstijgingen (accres). Voor indexering wordt het accres van de centrumgemeente gevolgd. 3. Voor de bedragen als bedoeld in het eerste lid wordt periodiek gecorrigeerd voor het aantal inwoners. 4. In januari van het betreffende kalenderjaar ontvangen de deelnemende gemeenten een factuur voor de bijdrage als bedoeld in het eerste lid voor het lopende subsidiejaar. 5. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat zij voor 31 maart van het betreffende kalenderjaar de factuur als bedoeld in het vorige lid aan de centrumgemeente hebben voldaan. 6. De centrumgemeente dient de ontvangen bijdragen van alle deelnemende gemeenten gezamenlijk via subsidieverlening in te zetten ter financiering van de afgesproken voorzieningen. Deze subsidieverlening vindt plaats conform de subsidieverordening van de centrumgemeente. 7. De centrumgemeente mag naast het gestelde in het eerste lid voor de door hem te verrichten werkzaamheden als centrumgemeente jaarlijks 0,1 fte tegen een uurprijs van € 75,- (prijspeil 2009) in rekening brengen bij de deelnemende gemeenten. 8. Het bedrag als bedoeld in het zevende lid wordt jaarlijks door de centrumgemeente geïndexeerd voor loon- en prijsstijgingen. Artikel 5 Overleg, rapportage en evaluatie 1. 2. 3. Over de uitvoering van deze regeling zal de centrumgemeente op bestuurlijk en ambtelijk niveau regelmatig overleg voeren met de deelnemende gemeenten in regionaal verband. Ambtelijk vindt jaarlijks overleg plaats vóór 1 juni over het genoemde in artikel 4, tweede lid. De centrumgemeente draagt jaarlijks voor 1 juli zorg voor het aanleveren van een jaarrapportage over het voorgaande jaar. Deze jaarrapportage bestaat tenminste uit: a. een financiële rapportage op hoofdlijnen over het afgelopen jaar en een overzicht voor het komende jaar; b. als bijlage het inhoudelijk en financieel jaarverslag van de gezamenlijke subsidies. De centrumgemeente draagt vierjaarlijks zorg voor een evaluatie van de afgelopen vier jaren. Voor het eerst in 2014 over de periode 2010 – 2013. Deze vierjaarlijkse evaluatie bestaat tenminste uit: a. een beleidsinhoudelijke evaluatie over de afgelopen jaren en een vooruitblik voor de komende jaren; b. een financiële evaluatie op hoofdlijnen over de afgelopen periode en een doorkijk voor de komende jaren, en c. een advies aan de deelnemende gemeenten voor eventuele wijzigingen in het gezamenlijke beleid aangaande de Collectieve Preventie de Voorzieningen GGZ en Vriendendienst. Artikel 6 Werkingsduur Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, beginnende op 1 januari 2011, met dien verstande dat de regeling ten aanzien van artikel 2 (subsidiebesluiten) zal blijven bestaan totdat daarop onherroepelijk is beslist. Artikel 7 Uittreding en beëindiging 1. Het college van een deelnemende gemeenten kan tot uittreding besluiten. 2. Uittreding als bedoeld in het eerste lid, kan alleen met ingang van een nieuw kalenderjaar. 3. Een uittredende gemeente dient dit uiterlijk voor 1 juli voorafgaande aan het in het tweede lid bedoelde kalenderjaar aan de centrumgemeente en de overige deelnemende gemeenten te melden. 4. Eventuele voor de centrumgemeente en/of voor de gesubsidieerde instellingen ontstane frictiekosten, waaronder de kosten van subsidieafbouw op grond van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, veroorzaakt door en/of verbonden aan de uittreding als bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de uittredende gemeente(n). 5. De deelnemende gemeenten kunnen gedurende de looptijd van deze regeling slechts op basis van onderlinge overeenstemming deze regeling wijzigen. 6. Beëindiging van deze regeling kan slechts indien alle deelnemende gemeenten daarmee instemmen. Besluitvorming over beëindiging dient ten minste zes maanden voorafgaand aan de beëindiging te zijn afgerond. 7. De voor de centrumgemeente ontstane kosten, veroorzaakt door en/of verbonden aan de beëindiging als bedoeld in het zesde lid, komen naar rato van inwonertal voor rekening van alle op het moment van beëindiging deelnemende gemeenten. Artikel 8 Registratie 1. De colleges van de deelnemende gemeenten nemen de regeling op in het door hen bij te houden register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 2. Het college van de gemeente Leiden draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Artikel 9 Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling subsidiëring GGZ voorzieningen’. Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijkerhout op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten op ………….. De secretaris, De burgemeester, Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude op ………….. De secretaris, De burgemeester, BIJLAGE 2 Totstandkoming notitie Deze notitie is tot stand gekomen in nauw overleg met de grootste instellingen op het gebied van de GGZ (Inloophuis Psychiatrie, Informatiepunt GGZ, GGZ Rivierduinen, cliëntenraad ZON). Zij hebben immers de meeste kennis op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Er bestaat dan ook met hen algemene overeenstemming over het beleid (criteria, prioriteiten en activiteiten). De inhoud wordt tevens voorgelegd aan de gemeenten in regio Zuid-Holland Noord. Dit gebeurt in eerste instantie ambtelijk via de regionale Klankbordgroep GGZ en het Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn van Holland Rijnland. Na deze ambtelijke voorbereiding zal het bestuurlijke traject via Holland Rijnland (PHO Sociale Agenda) ingezet worden. Besloten wordt in elk geval met vaststelling van de notitie door het Leids College van B&W; gestreefd wordt naar vaststelling in het voorjaar 2011. Aanwijzingen voor uitvoering binnen de Gemeente Leiden De notitie bevat in elk geval voor de Gemeente Leiden, als centrumgemeente en uitvoerder van de gemeenschappelijke regeling GGZ (GR)subsidies, een aantal concrete acties. Deze vallen veelal binnen de reguliere activiteiten van medewerkers. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke activiteiten door welke afdelingen uitgevoerd gaan worden, waarbij ook aangegeven wordt hoeveel uur ermee gemoeid is: Activiteit Activiteit A: Intensivering samenwerking met andere beleidsterreinen Activiteit B: Afstemming met het Zorgkantoor Trekker SEB Wanneer Vanaf 2011 Uren 100 SEB Vanaf 2011 100 Uitvoering beleidsplan Toekenning subsidies Actieve communicatie REA/SL REA/SL Vanaf 2011 2011 Binnen uren GR Binnen uren GR Evaluatie SEB 2013 100