Tot op dit moment is het document niet in te zien

advertisement
B&W.nr. 11.0372, d.d. 5 april 2011
B&W-Aanbiedingsformulier
Onderwerp
Vaststelling Beleidsplan GGZ Subsidies
BESLUITEN
Behoudens advies van de commissie
1) Het Beleidsplan GGZ Subsidies 2011-2014 Zuid-Holland Noord, bedoeld als beleidsmatige basis
voor toekenning van regionale subsidies op het gebied van geestelijke gezondheidszorg in de
regio Zuid-Holland Noord en ter uitvoering van de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies
(RV 10.0075), vast te stellen, met daarin:
a) Criteria waar elke subsidieaanvraag aan moet voldoen:
i) Te subsidiëren voorzieningen bieden maatschappelijke ondersteuning, geen verzorging,
noch behandeling;
ii) Voorzieningen kennen een regionaal karakter;
iii) Gesubsidieerde instellingen leveren kwalitatief goede voorzieningen;
iv) Er is sprake van een integraal afgewogen aanbod, dat tot stand komt door samenwerking.
b) Prioriteiten waarop subsidieaanvragen worden beoordeeld:
i) preventie voor hoogrisicogroepen staat centraal;
ii) contact staat centraal in het proces van rehabilitatie en empowerment;
iii) aandacht voor cliëntparticipatie.
Samenvatting
Het College heeft het Beleidsplan GGZ Subsidies 2011-2014 Zuid-Holland Noord vastgesteld. Dit
beleidsplan biedt een inhoudelijke basis voor de verdeling van de regionale middelen die ingezet
worden voor voorzieningen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Uitgangspunten zijn onder
andere dat er bij gesubsidieerde voorzieningen sprake is van ‘maatschappelijke ondersteuning’, niet
van ‘cure’ of care’, dat het voorzieningenaanbod door samenwerking tot stand is gekomen en dat
voorzieningen een regionaal karakter hebben, en daarmee beschikbaar zijn voor bewoners uit de
gehele regio Zuid-Holland Noord. De Gemeente Leiden is centrumgemeente voor de verdeling van de
beschikbare regionale middelen.
BELEIDSPLAN GGZ SUBSIDIES 2011 – 2014 ZUID-HOLLAND NOORD
Inhoudsopgave
Samenvatting
1.
Aanleiding
2.
De GGZ
3.
Wmo & Regionaal Kompas
4.
GGZ-beleid
5.
Uitvoering
6.
Vooruitblik
p. 3
p. 5
p. 6
p. 7
p. 9
p. 12
p. 13
Bijlage 1: Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies
Bijlage 2: Totstandkoming notitie & acties Gemeente Leiden
Samenvatting
Dit beleidsplan heeft tot doel het doen van inhoudelijke uitspraken over voorzieningen en activiteiten
die de regio Holland Rijnland voor mensen met GGZ problematiek (chronische psychosociale
problemen) in stand wil houden. Op basis van dit beleid kunnen keuzes gemaakt worden in de
verdeling van het beschikbare regionale budget voor GGZ voorzieningen en activiteiten. Voorheen
was dit onderdeel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, maar met de invoering van de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is dit budget overgegaan naar de Wmo en daarmee
naar de gemeenten. Het gaat om zgn. Zorgvernieuwingsgelden GGZ en de gelden voor de Collectieve
Preventie GGZ. In totaal gaat het om een bedrag van € 713.000,- per jaar dat via subsidies aan
instellingen wordt uitgekeerd. Sinds 2007 worden deze budgetten regionaal besteed. Echter er zijn
nog geen inhoudelijke keuzen gemaakt voor de verdeling van dit geldt. In dit beleidsplan wordt hier
een basis voor gegeven.
Om goede keuzen te maken is achtergrondinformatie nodig. Gekeken wordt allereerst naar de sector
en de doelgroep waar we het over hebben. GGZ problematiek kent vele gedaanten (van autisme tot
persoonlijkheidsstoornissen) en 41% van de Nederlandse bevolking krijgt in het leven te maken met
enige vorm van psychosociale problematiek. Vele vormen van zorg is beschikbaar voor deze groep,
vanuit de Zorgverzekeringswet en vanuit de AWBZ. Wmo voorzieningen richten zich niet alleen op
preventie vooraf en terugleiding naar de maatschappij (vermaatschappelijking) maar vooral ook op
deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen die door sociaal-psychische problematiek
beperkt zijn. Het voorkomen van stigmatisering is ook een aandachtspunt.
Basis voor de GGZ voorzieningen is de Wmo, en meer specifiek prestatieveld 5, gericht het
bevorderen van deelname aan de maatschappij door mensen met een chronisch psychisch probleem.
Een tweede prestatieveld dat van belang is, is 3 (advies & voorlichting). Kernbegrip uit de Wmo is
daarnaast de compensatieplicht die gemeenten hebben.
In regionaal verband (Zuid-Holland Noord) wordt sinds 2008 gewerkt met het Regionaal Kompas. Het
Regionaal Kompas richt zich onder andere op de doelgroep dak- en thuislozen, een doelgroep die
gerelateerd is aan mensen met GGZ problematiek: chronische psychosociale problematiek komt ook
vaak voor bij dak- en thuislozen.
Op basis van de verantwoordelijkheden uit de Wmo en het beleid uit het Regionaal Kompas is voor
het GGZ-beleid een aantal belangrijke punten:
 Focus op preventie
 Focus op het bevorderen van participatie
 Voldoende voorzieningen
 Samenwerking met aanpalende beleidsterreinen en in de keten
 Aandacht voor advies, voorlichting en cliëntondersteuning
In het beleidplan worden deze punten omgezet in criteria (alle subsidieaanvragen moeten hieraan
voldoen om gehonoreerd te worden), prioriteiten (er wordt bij toekenning gekeken naar de beste
combinatie die zoveel mogelijk voldoet aan de prioriteiten) en activiteiten voor gemeenten.
Criteria:
A: Wmo is maatschappelijke ondersteuning, geen behandeling (cure) en verzorging (care)
B: integraal afgewogen aanbod (samenwerking)
C: regionaal karakter
D: professionaliteit
Prioriteiten:
A: preventie voor hoogrisicogroepen centraal
B: contact centraal in proces van rehabilitatie en empowerment
C: aandacht voor cliëntenparticipatie
Activiteiten voor gemeenten:
A: intensivering samenwerking met andere beleidsterreinen
B: afstemming met Zorgkantoor
Uitvoering van het beleid vindt plaats door middel van het toekennen van subsidies door de Gemeente
Leiden op basis van subsidieaanvragen die door organisaties bij haar worden ingediend. De basis
hiervoor is de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies. Onbeantwoorde vraag is hoe de
financiering van de GGZ activiteiten en voorzieningen er in de toekomst uit gaat zien in het licht van
de grootscheepse bezuinigingen de komende jaren. Verwacht wordt dat we organisaties en
gemeenten in de regio door goed samen te werken deze problemen het hoofd kunnen bieden.
1. Aanleiding
Mensen met een chronisch psychisch probleem zijn vaak minder zichtbaar in de samenleving
omdat zij minder mondig zijn dan anderen en het vaker lastig vinden zich buiten huis te
begeven. Het is daarom belangrijk deze groep mensen niet te vergeten en ook voor hen
voldoende mogelijkheden voor deelname aan de samenleving te bieden, en waar mogelijk te
voorkomen dat zij zwaardere problemen ontwikkelen. Verder is het van belang dat activiteiten
ertoe leiden dat mensen met een psychiatrische achtergrond minder denken vanuit hun ziekte,
maar dat zij meer en meer kijken naar de mogelijkheden en kansen om zelf invulling te geven
aan het leven, gericht op deelname aan de samenleving. Om dit te waarborgen is dit
beleidsplan geschreven.
Gemeenten hebben vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van het Rijk een
verantwoordelijkheid gekregen om onder andere mensen met GGZ problematiek te ondersteunen. Bij
de invoering van de Wmo is een aantal taken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
overgeheveld naar de Wmo, waaronder GGZ-middelen. Daarbij is vervolgens door de gemeenten van
Holland Rijnland een splitsing gemaakt tussen regionale en lokale subsidies. De subsidies voor
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), het ging om de AWBZ subsidieregelingen GGZ
Zorgvernieuwingsgelden en Collectieve GGZ Preventie, worden sindsdien regionaal in de regio
Holland Rijnland besteed. Voor de GGZ subsidies, onderverdeeld in GGZ-voorzieningen en
activiteiten gericht op collectieve preventie, is in 2010 € 534.000,- voor de gemeenschappelijke
gemeenten beschikbaar (resp. circa € 250.000,- en € 284.000,-).1 GGZ-voorzieningen zijn onder
andere het Inloophuis Psychiatrie, het Informatiepunt GGZ en cliëntenparticipatie. Activiteiten voor
collectieve preventie worden voornamelijk uitgevoerd door GGZ Rivierduinen, veelal in samenwerking
met andere organisaties. Een aantal initiatieven, waaronder aanvragen van de Windroos en
Autismecafé Ovaal, kon niet gehonoreerd worden omdat hier geen middelen voor beschikbaar waren
(en zijn).2 Het budget is door dit soort nieuwe waardevolle projecten onder druk komen te staan: het
totaal aangevraagde bedrag (via subsidieaanvragen) overstijgt de beschikbare middelen. Deze
situatie vraagt om beleid om goede keuzes voor honorering en afwijzing te kunnen maken. Dit is dan
ook het doel van deze notitie.
Dit document is een beleidsmatige uitwerking van de afspraken die gemaakt worden via de
Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies die momenteel ter besluitvorming voorligt in de regio
Holland Rijnland.
Korte leeswijzer
In paragraaf 2 wordt kort ingegaan op de GGZ-sector en de doelgroep. Paragraaf 3 bevat een
overzicht van gemeentelijke taken en beleid op het gebied van de GGZ, met als beginpunt de Wmo.
Het concrete beleid wordt in paragraaf 4 beschreven. Paragraaf 5 gaat in op zaken als uitvoering,
regio en rolverdeling, bekostiging etc. en paragraaf 6 bevat een vooruitblik naar de verdere toekomst.
2. De GGZ
Onderdeel van GGZ in de regio is ook De Vriendendienst, met een budget van € 179.000,-. Hieraan nemen niet alle
gemeenten deel. Dit wordt geregeld in de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies.
2
Deze voorzieningen zijn specifieker van karakter, bijv. gericht op autisme, dan de andere voorzieningen die wel gehonoreerd
zijn.
1
Geestelijke gezondheidszorg wordt door de Nationale Raad voor de Volksgezondheid omschreven als
de zorg voor de psychische gezondheid van de bevolking 3. Er is een diversiteit aan psychiatrische
aandoeningen te onderscheiden. De verschijningsvormen van psychische klachten zijn erg divers:
psychotische stoornissen, schizofrenie, verslavingsproblemen, stemmingsstoornissen (depressies,
bipolaire stoornis), angststoornissen, waaronder fobieën, autisme, eetstoornissen,
persoonlijkheidsstoornissen en combinaties hiervan. Bij het overgrote deel van de mensen die een
psychische aandoening hebben zijn de klachten goed behandelbaar of leren mensen goed met hun
klachten te leven. Bij een deel van de klachten is langere behandeling nodig en ontstaan beperkingen
in het sociaal maatschappelijk functioneren. Deze beperkingen zijn soms behoorlijk invaliderend en
uiten zich in het ontbreken van een sociaal netwerk, werk, marginale huisvesting, financiële
problemen. Soms treden er ook lichamelijke klachten op, bijvoorbeeld door het gebruik van medicijnen
en een ongezonde leefstijl. Toeleiding naar zorg wordt bemoeilijkt omdat men de eigen problematiek
niet erkent of herkent of omdat men zich steeds verder afsluit van de samenleving.
Doelgroep
Ook de groep mensen met GGZ problematiek is divers. Zo zijn er mensen die met hulp van
professionals, familie of vrienden herstellen. Ook zijn er mensen die wel problematiek hebben, maar
zorg weigeren, de eigen klachten ontkennen of geen zorg krijgen omdat ze de weg er naartoe niet
weten te vinden. Deze mensen ontvangen bemoeizorg, of maken periodiek gebruik van voorzieningen
in de GGZ en Maatschappelijke Opvang. Een grote groep maakt echter wel en veelal langdurig
gebruik van professionele zorg, voornamelijk zorg via de Zorgverzekeringswet (ca. 70% van alle zorg),
maar ook via de AWBZ (ca. 30 %). Voor deze groepen is een passend aanbod op het gebied van
preventie, toeleiding naar zorg, begeleiding, herstel etc. van belang. Dit is een Wmo-taak van
gemeenten. Er is een grote kans dat, als deze mensen niet ondersteund en begeleid worden en als er
niet voldoende aandacht is voor preventie, zij in zwaardere problematiek vervallen en ook andere
problemen ontwikkelen, en bijvoorbeeld in de maatschappelijke opvang terecht komen. Dit brengt
meer maatschappelijke kosten met zich mee, waaronder zwaardere, en daardoor duurdere zorg, en
bijv. een lagere arbeidsproductiviteit.
Grootte doelgroep4
Ongeveer 41% van de gehele Nederlandse bevolking krijgt in het leven een of meerdere malen te
maken met GGZ problematiek. Circa 23% van de mensen heeft in 2009 belangrijke beperkingen
gehad in functioneren als gevolg van psychiatrische problematiek. Landelijk onderzoek van het
Trimbos instituut (Nemesis II) geeft geen aanwijzingen voor het meer vóórkomen van psychiatrische
aandoeningen in de afgelopen jaren. Het gebruik van zorg is echter wel toegenomen de afgelopen 10
jaar, met 32%.
Exacte cijfers over het voorkomen van psychiatrische aandoeningen voor de regio Zuid-Holland Noord
hebben we niet. Op basis van landelijke cijfers schat de GGD HM dat in de regio ZHN tussen de 15 en
25% van de bevolking tussen 18 - 64 jaar last heeft van een psychische stoornis (Nederland 22%).
Wel doet de GGD Hollands Midden iedere vijf jaar onderzoek naar de psychische gezondheid en het
gebruik van professionele hulp via de Gezondheidspeiling. Deze peiling focust zich op mensen met
een depressie of angststoornis omdat deze twee aandoeningen het meest voorkomen. Uit de peiling
in 2009 blijkt dat in ZHN 32% van de mensen tussen 19 en 64 jaar een matige kans had op een
depressie of angststoornis, 4% had een hoog risico op deze aandoeningen. Van de mensen in ZHN
met een psychische stoornis heeft circa 16% hulp via de gespecialiseerde GGZ en circa 16 % geeft
aan behoefte te hebben aan professionele hulp maar krijgt deze niet.
3
www.nrv.nl
Bronnen cijfers: Trimbos Instituut, Nemesis II, 2009; RIVM, Atlas voor de Geestelijke Volksgezondheid, 2009; GGZ Nederland,
Visiedocument Herstel en burgerschap; GGD HM, Gezondheidspeiling 2005, GGD HM, Regionale Volksgezondheid Toekomst
Verkenning, 2010.
4
Uit de cijfers kan worden geconcludeerd dat de situatie in de regio Zuid-Holland Noord nagenoeg niet
afwijkt van de landelijke situatie en dat de situatie dus ook in deze regio redelijk stabiel blijft.
3. Wmo & Regionaal Kompas
Verantwoordelijkheden voor de zorg voor de psychische gezondheid zijn door de landelijke overheid
verdeeld over drie wetten:
 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ): ‘care’ gegeven in psychiatrische
(zorg)instellingen, in Zuid-Holland Noord;
 De Zorgverzekeringswet (Zvw): ‘cure’ via reguliere gezondheidszorg (bijv. huisartsenbezoek,
therapie bij eerstelijnspsychologen etc.);
 De Wmo: ‘welzijn’ en ‘participatie’.
Ook de Wet Publieke Gezondheid heeft aandacht voor psychische gezondheid, maar richt zich op het
voorkomen ervan. Preventie staat in de WPG centraal, waarbij het vergroten van de weerbaarheid
belangrijk is.
De uitvoering van de Wmo is bij gemeenten neergelegd. Om die reden wordt hieronder verder
ingegaan op de inhoud van deze wet en de regionale uitwerking ervan in beleid.
Gemeenten hebben sinds 2007 via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een
verantwoordelijkheid voor het faciliteren en ondersteunen van deelname aan de maatschappij voor
bijzondere doelgroepen (vaak ook kwetsbare groepen genoemd). Mensen met een psychiatrische
problematiek vallen ook onder deze bijzondere doelgroepen.
De negen ‘prestatievelden’, opgenomen in de Wmo:
1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten
2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders
met problemen met opvoeden
3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning
4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig
functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van
mensen met een psychosociaal probleem
6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch
probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun
zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer
7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang
8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van
psychosociale hulp bij rampen
9. het bevorderen van verslavingsbeleid
Het compensatiebeginsel is een belangrijk begrip in de Wmo dat inhoudt dat inwoners die, omdat ze
bijvoorbeeld een psychiatrische aandoening hebben of hebben gehad, door gemeenten begeleid en
ondersteund moeten worden zodat zij weer zo goed mogelijk deel kunnen nemen aan de
samenleving. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig
functioneren is ook een van de prestatievelden van de Wmo (zie kader, prestatieveld 5).
Prestatievelden 3 (geven van advies, informatie en cliëntondersteuning) en 6 (voorzieningen voor
mensen met een psychosociaal probleem) hebben ook betrekking op mensen in de GGZ sector. Dit
zijn de prestatievelden die het meest duidelijk gericht zijn op de mensen met een psychiatrische
problematiek. Prestatieveld 6 spreekt over individuele voorzieningen die bij elke gemeente
verkrijgbaar zijn (zoals hulp bij het huishouden en woningaanpassingen). Dit beleidsplan richt zich
echter niet op individuele, maar op collectieve voorzieningen. Individuele voorzieningen zijn een
verantwoordelijkheid voor individuele gemeenten.
De taak die gemeenten vanuit de Wmo hebben om mensen te compenseren zodat ze zo veel mogelijk
kunnen participeren is onderdeel van een breder veld aan beleidsterreinen gericht op leefbaarheid,
zoals wonen, zorg & welzijn, werk & inkomen, jeugdbeleid en onderwijs. Mensen kunnen in het
dagelijks leven beperkingen ondervinden op vele terreinen: fysieke en/of verstandelijke handicaps,
psychosociale en/of psychiatrische handicaps en/of problemen op het gebied van: huisvesting,
inkomen, vervoer/toegankelijkheid/mobiliteit, taal, opleiding en/of werk. Mede door het creëren van
samenhang op deze verschillende terreinen wordt participatie bevorderd. Daarnaast wordt participatie
gestimuleerd door middel van preventie, het waarborgen van toegankelijkheid van zorgvoorzieningen
(betaalbaar en beschikbaar) en het organiseren van een vangnet voor mensen die dreigen zwaardere
problematiek te ontwikkelen of die zelf niet de hulp die ze nodig hebben kunnen regelen.
Naast de verantwoordelijkheden uit de Wmo hebben gemeenten ook taken op het gebied van het
stimuleren van een goede gezondheid (ofwel het voorkomen van gezondheidsrisico’s) via de Wet
Publieke Gezondheid. Preventie is ook in de GGZ sector een belangrijk aandachtspunt. De
belangrijkste organisatie voor de uitvoering van de wet is de GGD.
Er zijn ook taken vanuit het beleidsterrein werk & inkomen (het stimuleren van bijdrage aan de
samenleving naar eigen kunnen) via de Wet Werk & Bijstand. Het doen van vrijwilligerswerk of betaald
werk door mensen met GGZ problematiek wordt al via een aantal activiteiten gestimuleerd.
Regionaal Kompas
In de regio Zuid-Holland Noord is ervoor gekozen om gezamenlijk de prestatievelden 7, 8 en 9 in
beleid om te zetten. Het in 2008 vastgestelde Regionaal Kompas ‘Op volle kracht vooruit’ ZHN 20092013 bevat beleid dat zich richt op de problematiek rond dakloosheid en maatschappelijke opvang. Dit
is een doelgroep die te zien is als een specifieke doelgroep binnen de doelgroep mensen met een
GGZ problematiek. Thema’s die aandacht krijgen bij de uitvoering van het Regionaal Kompas zijn 5:
1. Voorkomen van dakloosheid: focus op preventie
2. Uitbreiding voorzieningen en woonvormen (streven naar voldoende aanbod)
3. Bevordering maatschappelijke participatie
4. Inkomen, dagbesteding en werk
Deze doelen zijn regionaal vastgesteld als uitwerking van de Wmo-taken die gemeenten hebben in de
prestatievelden 7, 8 en 9. De keuze voor deze thema’s kan echter goed doorvertaald worden voor de
doelgroep van dit beleidsplan, mensen met een GGZ problematiek.
4. GGZ-beleid
De doelstelling van het beleidsplan is om beleid te formuleren op basis waarvan keuzes gemaakt
kunnen worden voor de besteding van de regionale GGZ middelen. Doel van het inhoudelijke beleid is
om een voorzieningenaanbod voor mensen met een psychiatrische problematiek in stand te houden
dat aansluit bij hun behoeften en dat aansluit op de andere vormen van zorg (bijv. AWBZ-zorg). Ook
5
Deze lijst met doelstellingen is niet uitputtend. Een aantal van de doelstellingen is minder relevant voor het onderwerp van dit
beleidsplan. Voor een volledig overzicht, zie het Regionaal Kompas, p.23 – 25.
het slechten van drempels, bijvoorbeeld via voorlichting, en preventie van psychiatrische problematiek
zijn inhoudelijke doelen.
Bij het evalueren van beleid zal aan de uitvoerende organisaties gevraagd worden te rapporteren over
hun resultaten van het afgelopen jaar. Op deze wijze kan bekeken worden of de activiteiten voldoen
aan een behoefte (komen er bijv. voldoende mensen naar een voorlichtingsbijeenkomst) en met wie is
samengewerkt om de activiteit/voorziening op te zetten.
De volgende thema’s, afgeleid uit de vorige paragraaf, geven een eerste richting aan dit beleid:
 Focus op preventie
 Focus op het bevorderen van participatie
 Voldoende voorzieningen
 Samenwerking met aanpalende beleidsterreinen en in de keten
 Aandacht voor advies, voorlichting en cliëntondersteuning
Deze punten zullen hieronder terugkomen in de criteria en prioriteiten en waar nodig aangevuld met
nieuwe criteria/prioriteiten (er zal niet specifiek naar deze punten verwezen worden). Er wordt hier
gekozen om beleid te beschrijven in criteria én prioriteiten. Criteria zijn standaardeisen waar elke
subsidieaanvraag aan dient te voldoen. De prioriteiten geven aan waar de aanvragen zich bij voorkeur
op moeten richten om voor honorering in aanmerking te komen. Afgesloten wordt met een aantal
activiteiten die gemeenten op zich kunnen nemen om betere randvoorwaarden te scheppen voor de
GGZ-sector in de regio.
Criteria
Samen met de prioriteiten (zie verderop) vormen de criteria de basis voor de toetsing van
subsidieaanvragen. Elke subsidieaanvraag moet, om voor honorering in aanmerking te komen,
voldoen aan alle gestelde criteria.
Criterium A: Wmo is maatschappelijke ondersteuning, geen behandeling (cure) en verzorging (care)
Er is een onderscheid te maken in het type hulp en ondersteuning dat mensen met een psychiatrische
problematiek ontvangen. Onder het begrip ‘zorg’ kunnen vallen: medicatie, opname, poliklinische
behandeling, behandeling bij crises, therapieën, beter omschreven met het begrip ‘behandeling’ en
care (ofwel verzorging). Echter hulp en ondersteuning kan ook maatschappelijke ondersteuning zijn,
die zich voornamelijk richt zich op deelname aan de maatschappij: begeleiding, preventie, herstel,
participatie. Het eerste type zorg (behandeling en verzorging) wordt gefinancierd via Zvw en AWBZ,
het tweede type vanuit de Wmo. Dit betekent dat projecten gericht zijn op of voornamelijk te maken
hebben met het ‘behandelen’ en ‘verzorgen’ van cliënten niet vallen onder de Wmoverantwoordelijkheid van gemeenten.
Criterium B: integraal afgewogen aanbod
Samenwerking tussen organisaties leidt tot een aanbod dat beter op elkaar is afgestemd, en waarin
(in de keten) geen overlap bestaat in activiteiten. Dit geldt bijvoorbeeld voor preventieactiviteiten,
werving en training van vrijwilligers, organisatie van activiteiten en contactmomenten. Dit betekent niet
dat samenwerking niet al plaatsvindt: de werktafel van het Maatschappelijk Steunsysteem is een
samenwerking van een groot aantal instellingen die betrokken zijn bij mensen met GGZ problematiek.
Ook het Inloophuis en Informatiepunt werken veel samen met andere organisaties voor bijvoorbeeld
de organisatie van thema-avonden en werving van vrijwilligers. Van belang is echter dat onder andere
inhoud, doelstelling, bereik van alle activiteiten en voorzieningen op elkaar afgestemd worden.
Criterium C: regionaal karakter
De voorzieningen en activiteiten zijn gericht op de hele regio. Dat kan door activiteiten of
voorzieningen aan te bieden in de verschillende subregio’s, maar ook door lokaal aanbod dat
toegankelijk is voor mensen uit de hele regio. Dit betekent dat bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten
in de gehele regio ZHN gehouden worden. Dit betekent ook dat een activiteitencentrum, of andere
voorzieningen met een vaste locatie, openstaat voor mensen uit de hele regio ZHN.
Criterium D: professionaliteit
Het is van belang dat de besteding van publieke middelen professioneel gebeurt en dat dit ook op een
verantwoorde manier gebeurt. Van organisaties die dit geld besteden wordt dan ook verwacht dat zij
kwalitatief goede activiteiten en voorzieningen leveren. Dit betekent dat organisaties in hun
verantwoording aandacht besteden aan wat bijv. het afgelopen jaar bereikt is, zij oog hebben voor
ontwikkelingen in de samenleving en dat zij hun eigen activiteiten hierop aanpassen. Bijna
vanzelfsprekend is dan ook dat organisaties aanpassingen doen in hun aanbod, mocht daar
aanleiding voor zijn. Er is overigens geen reden om op dit moment aan de professionaliteit van GGZorganisaties te twijfelen. Dit criterium is voor de volledigheid opgenomen.
Prioriteiten
Afweging prioriteiten
De hieronder genoemde prioriteiten zijn divers van onderwerp en van aard. Er wordt hier (nog) niet
gekozen voor aanbrengen van een rangorde in prioriteiten, omdat een goede verdeling van de
beschikbare middelen ook zonder de rangorde mogelijk moet zijn. Mocht in de praktijk blijken dat dit
wel noodzakelijk is, dan is aanpassing mogelijk (zie ook evaluatie p. 10).
Prioriteit A: preventie voor hoogrisicogroepen centraal
Preventie valt uiteen in algemene preventie (voor alle inwoners van gemeenten) en in selectieve
preventie voor bijvoorbeeld doelgroepen met een hoog risico op psychiatrische problematiek.
Verwacht wordt dat met het toenemend gebruik van internet universele preventie meer en meer via
die weg ingezet kan worden, wat ook mogelijk kostenbesparingen oplevert. Dit betekent niet dat er in
het geheel geen aandacht meer is voor universele preventie. Universele preventie is van belang waar
het gaat om algemene beeldvorming over mensen met GGZ problematiek en het slechten van
drempels in de omgang met deze mensen. Verschillende organisaties op landelijk niveau hebben ook
projecten en activiteiten op dit gebied (oa. GGZ Nederland, Cliëntenbond).
Voor de GGZ wordt meer ingezet op preventie gericht op hoogrisicogroepen dan op algemene
preventie. Hiervoor wordt gekozen omdat we vanuit de Wmo de zwakkeren in de samenleving willen
beschermen, omdat waar mogelijk voorkomen moet worden dat deze mensen afglijden naar nog
zwaardere problematiek door het ontwikkelen van psychiatrische problematiek. Voorlichting wordt ook
gericht op professionals die in contact staan met die mensen, zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk
of leerkrachten op scholen of medewerkers in de thuiszorg. Het gaat dan om
deskundigheidsbevordering van deze professionals op het gebied van psychiatrie (hoe te herkennen,
hoe te handelen).
Prioriteit B: contact centraal in proces van rehabilitatie en empowerment
In 2009 heeft de GGD HM in samenwerking met GGZ Rivierduinen een onderzoek gedaan naar de
vervulde en onvervulde zorgbehoeften van mensen met GGZ problematiek in Zuid-Holland Noord.6
Behoeften waarop deelnemers aan het onderzoek ondervraagd zijn, zijn onder andere aspecten van
geestelijke en fysieke gezondheid en rehabilitatie (naast hulp bij het organiseren van voorzieningen
GGD Hollands Midden, Rapport ‘Doorbreek mijn isolement, Onderzoek naar de gezondheid en zorgbehoeften van ambulante
(ex)GGZ cliënten met diagnose psychotische stoornis of stemmingsstroornis’. April 2010.
6
rond huisvesting, vervoer, uitkeringen etc.). Onder rehabilitatie vallen aspecten als behoefte aan
dagelijkse bezigheden, behoefte aan gezelschap, intimiteit, seksualiteit, zingeving en zorg voor
kinderen. Een van de belangrijkste resultaten van dit onderzoek is dat de grootste onvervulde
zorgbehoefte gezelschap (contact) is. Contact is daarnaast voorwaarde voor het kunnen doorstromen
naar andere vormen van participatie (bijv. vrijwilligerswerk of zelfs betaald werk). Projecten dienen dan
ook op doorstroming naar (vrijwilligers)werk te zijn gericht.
Al gedurende de behandeling van psychiatrische aandoeningen wordt er gewerkt aan zowel
rehabilitatie als aan weerbaarheid. Rehabilitatie omvat voornamelijk het gebruik maken van
voorzieningen, zoals dagbesteding en trajectbegeleiding, om op deze wijze tot verbetering te komen.
Het gaat dan bijvoorbeeld om het meedoen aan dagactiviteiten. Het verbeteren van weerbaarheid
(ofwel ‘empowerment’) richt zich daarentegen op de doelstelling om de cliënt weer eigen kracht te
geven om zo als het ware ‘de maatschappij weer aan te kunnen’. Voorbeelden zijn trainingen
‘empowerment’, zelfhulpgroepen en lotgenotencontact. Belangrijk onderdeel van beide typen herstel is
het organiseren van algemeen toegankelijke contactvoorzieningen en -activiteiten voor mensen met
GGZ problematiek.
Prioriteit C: aandacht voor cliëntenparticipatie
Dit onderwerp is opgenomen in prestatieveld 3 van de Wmo, en geldt daarmee ook voor de doelgroep
mensen met GGZ problematiek. Deze doelgroep wijkt zodanig af van andere doelgroepen dat een
specifieke vertegenwoordiging van deze doelgroep gerechtvaardigd is. Activiteiten beperken zich
echter tot vertegenwoordiging van cliënten, bijvoorbeeld het behartigen van de belangen, het zijn van
gesprekspartner voor gemeenten etc. Daarnaast is er sprake van samenwerking met de algemene
Wmo-adviesraden in de regio ZHN.
Tot slot: activiteiten voor gemeenten
Naast de beschreven criteria en prioriteiten is het van belang ook op beleidsmatig niveau
inspanningen te leveren om te komen tot zo goed mogelijke preventie en zo goed mogelijke
ondersteuning bij terugkeer in de maatschappij. Daarom worden hier ook twee activiteiten voor
gemeenten opgenomen.
Activiteit A: intensivering samenwerking met andere beleidsterreinen
Bijzondere groepen (ofwel kwetsbare groepen) zijn vaak doelgroep van andere activiteiten van
gemeente of andere overheid, bijvoorbeeld jeugdzorg, bijstand, minimabeleid, gezondheidsbeleid,
wonen-zorg-welzijn en algemeen Wmo-beleid.
Op het gebied van werk & inkomen kan de vraag worden gesteld in hoeverre betaald werk voor
bepaalde kwetsbare groepen als uiteindelijk doel moet worden nagestreefd (hoogste trede op de
participatieladder). Voor bepaalde groepen is wellicht betaald werk geen haalbaar doel. Ook voor de
doelgroep ex-psychiatrisch patiënten is het zaak om te kijken naar wat voor hen het maximaal
haalbare doel is. Doel is om voor elke persoon een zo goed en passend mogelijk re-integratietraject te
starten. Door het goed afstemmen van deze trajecten, vaak met een zorg-component, op behandeling
en rehabilitatie, kunnen individuele cliënten effectiever begeleid, en zo nog beter geholpen worden.
Afstemming met andere beleidsterreinen leidt ertoe dat op beleidsvoorbereidend gebied de GGZketen beter zichtbaar is en beter ingericht kan worden.
Activiteit B: afstemming met Zorgkantoor
Het Zorgkantoor koopt voor de regio de AWBZ-zorg in bij instellingen. Het Zorgkantoor heeft in haar
beleidsvisie aangegeven in gesprek te willen gaan met gemeenten om de inkoop van AWBZ-zorg
beter af te stemmen op het beleid van gemeenten. Hier worden in 2011 de eerste gesprekken over
gevoerd. Op deze wijze kan overlap tussen AWBZ- en Wmo-voorzieningen voorkomen worden. Door
het opbouwen van een goede, constructieve samenwerking worden beide partners slagvaardiger in
het ‘opvangen’ van mogelijke wijzigingen in overheveling van AWBZ-verantwoordelijkheden naar
Wmo.
5. Uitvoering
Toekenning subsidies
In de vorige paragraaf is door middel van criteria en prioriteiten meer richting gegeven aan de keuze
voor subsidiëring van activiteiten en voorzieningen voor mensen met GGZ problematiek. In de
Gemeenschappelijke Regeling Subsidies GGZ is aangegeven dat Leiden als centrumgemeente de
contacten met de instellingen onderhoudt en de subsidies aan de instellingen verstrekt. Een
klankbordgroep GGZ, bestaande uit vertegenwoordigers van de Duin- en Bollenstreek, Rijnstreek en
de regio Leiden (elk één vertegenwoordiger), ondersteunt de Gemeente Leiden hierbij. Leiden zal als
centrumgemeente, in overleg met de klankbordgroep, ook de beoordeling van de binnenkomende
subsidieaanvragen doen, waarbij bekeken wordt of de aangevraagde voorzieningen voldoen aan de
criteria en welke combinatie van subsidies het meest tegemoet komt aan de gestelde prioriteiten.
Juridische consequenties
De inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvragen is conform de Algemene Subsidieverordening
van de Gemeente Leiden. Het is mogelijk dat bij de beoordeling van de aanvragen, subsidies die al
meerdere jaren verstrekt worden, afgebouwd moeten gaan worden. In de Algemene Wet
Bestuursrecht wordt aangegeven dat voor afbouw van subsidies een redelijke termijn in acht genomen
moet worden. Voor volledige afbouw dient dan is deze termijn een periode van ca. vier jaar. Hiermee
zal rekening gehouden worden.
Actieve communicatie
De beleidsvoornemens zijn, zoals gezegd, besproken met een drietal organisaties die al langere tijd
bestaan en subsidie ontvangen. Wellicht zijn er ook andere organisaties die goede plannen hebben op
het gebied van langdurig zorgafhankelijken. Om ook hen gelijke kansen te geven wordt extra
aandacht besteed aan communicatie.
Acties van gemeenten
Van instellingen wordt door het gebruik van prioriteiten gevraagd om hierover na te denken, hier
keuzes in te maken, meer samen te werken, en wellicht ook om activiteiten aan te passen.
Gemeenten waarderen dit en willen ook hun steentje bijdragen door actief in te zetten op de
prioriteiten ‘Integratie met andere beleidsterreinen’ en ‘Afstemming met Zorgkantoor’. Leiden zal in
beide trajecten als centrumgemeente het voortouw nemen. Als in Leiden of in andere gemeenten
nieuwe beleidsnota’s geschreven worden, kunnen acties uit deze notitie daarin opgenomen worden.
Regio
Activiteiten en voorzieningen rond GGZ worden gezien als gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
regiogemeenten, omdat samenwerking leidt tot een breder aanbod aan voorzieningen en krachten zo
beter gebundeld worden (zie ook paragraaf 1).
De subsidies worden verstrekt volgens afspraken die zijn vastgelegd in de Gemeenschappelijke
Regeling GGZ Subsidies die door het PHO Sociale Agenda van Holland Rijnland in juni 2010 is
vastgesteld. De regeling moet echter nog aan de colleges van alle gemeenten voor akkoord worden
voorgelegd.
Gemeenten dragen op basis van inwoneraantal bij aan de GGZ subsidies. Leiden treedt daarbij op als
centrumgemeente. In de Gemeenschappelijke Regeling worden afspraken gemaakt over welke taken
deze rol omvat en hoe met de andere gemeenten overlegd en gecommuniceerd wordt.
Evaluatie
In de Gemeenschappelijke Regeling GGZ Subsidies is een artikel (5.3) opgenomen dat spreekt over,
onder andere, een beleidsinhoudelijke evaluatie die met vaste regelmaat dienen plaats te vinden. Dit
geldt ook voor dit beleidsplan dat loopt van 2011 tot en met 2013. In 2013 zal gekeken worden in
hoeverre de criteria en prioriteiten bruikbaar zijn voor subsidietoekenning en wat de stand van zaken
is rond de uitvoering van de activiteiten van de gemeenten. Waar bijstelling nodig is, zal dit gebeuren.
Jaarlijks worden gemeenten via het geïnformeerd over de verstrekte subsidies en de rapportage over
het afgelopen jaar.
6. Vooruitblik
Deze notitie is geschreven met het doel te zorgen voor een zo samenhangend en breed mogelijk
aanbod aan voorzieningen en activiteiten voor mensen met (langdurige) psychiatrische problematiek.
Besproken is hoe de doelgroep eruit ziet, wat bestaand beleid voor de doelgroep is, wat de aanleiding
is om het beleid opnieuw te toetsen en de verschillende beoordelingscriteria te benoemen. Het is van
belang bij het de uitvoering van het beleid aandacht te hebben voor de GGZ doelgroep, vaak omdat
deze (bijna letterlijk) minder zichtbaar is in de samenleving.
De toekomstige financiering van deze voorzieningen en activiteiten is niet zeker, mede door de
geplande bezuinigingen bij gemeenten en landelijke heroverwegingen. Het is van belang goed zicht te
houden op deze ontwikkelingen om er zo mogelijk proactief op in te kunnen springen. De verwachting
is dat gemeenten en instellingen ook in de komende jaren in goede samenwerking tot goede
oplossingen zullen komen voor problemen die zich mogelijk aandienen. Op deze manier kunnen we
gezamenlijk blijven zorgen voor mensen met GGZ problematiek en hen de kans bieden de weg terug
naar deelname aan de maatschappij af te leggen.
Samenwerking tussen organisaties is en blijft van groot belang, niet alleen voor een doelmatige
besteding van de middelen, maar ook voor een maatschappelijke ondersteuning van mensen met
GGZ problematiek van hoge kwaliteit.
In de toekomst wordt gekeken naar mogelijkheden om GGZ subsidies niet te verstrekken op basis van
individuele aanvragen van organisaties, maar door middel van het indienen van offertes door
samenwerkende organisaties. De instellingen kunnen dan gezamenlijk een integraal plan indienen ter
hoogte van, bijvoorbeeld, het vastgestelde subsidieplafond. Afstemming en efficiency zijn daarmee
gewaarborgd. Een dergelijke werkwijze kan er ook toe leiden dat in de toekomst meerjarenafspraken
gemaakt worden met deze samenwerkende organisaties. Deze nieuwe werkwijze is echter in elk geval
voor 2011 niet werkbaar omdat de indieningstermijn van aanvragen (1 juni 2010) al is verlopen.
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGZ SUBSIDIES7
De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten uit de regio ZuidHolland Noord, te weten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden,
Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude,Teylingen,
Voorschoten, en Zoeterwoude,
ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;
overwegende dat
 gemeenten door de Wmo verantwoordelijk zijn voor maatschappelijke ondersteuning door het
aanbieden van activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de
samenleving;
 mensen met psychische problematiek een van de doelgroepen is die specifiek benoemd is in
de prestatievelden 3, 5 en 6 van WMO;
 voorkomen beter is dan genezen;
 collectieve GGZ preventie activiteiten gericht zijn op het voorkomen van ernstiger klachten en
dat een bundeling van middelen tot een breder aanbod aan activiteiten leidt;
 voor mensen met psychiatrische problematiek een maatschappelijk steunsysteem van groot
belang is om de zelfstandigheid te bevorderen;
 landelijk en regionaal onderzoek onder mensen met langdurige psychiatrische problematiek
uitwijst dat zij een sterke behoefte hebben aan persoonlijk contact;
 GGZ voorzieningen dit steunsysteem inhoud geven;
 gemeenten in de regio Zuid-Holland Noord het belang onderkennen van collectieve preventie
en voorzieningen GGZ;
 de gemeenten intergemeentelijke samenwerking als een belangrijke basis zien om deze
voorzieningen in stand te houden;
 een gemeenschappelijke regeling een stevig fundament legt onder de samenwerking, waarbij
Leiden als centrumgemeente optreedt naar subsidiepartijen.
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
BESLUITEN
de volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan:
Artikel 1
Doel en middel
1.
Het doel van deze regeling is het in stand houden van Collectieve Preventie GGZ met een
breed aanbod van GGZ preventieactiviteiten onderscheiden naar activiteiten voor Kinderen &
Jeugd en voor Volwassenen & Ouderen, en GGZ voorzieningen8.
2.
Met uitzondering van de gemeenten Kaag en Braassem, Leiderdorp, Oegstgeest en
Rijnwoude9 hebben gemeenten naast andere GGZ voorzieningen het doel Vriendendienst in
7
Deze Gemeenschappelijke Regeling Subsidies GGZ zit in de bestuurlijke procedure om vastgesteld te worden. Naar
verwachting gebeurt dit eind 2010.
8 Een overzicht van de regelingen is opgenomen in de begrippenlijst die onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.
9 Voorlopige stand van zaken op basis van ambtelijke inventarisatie.
3.
stand te houden, die de inzet van vrijwillige ondersteuning en begeleiding van mensen met
een psychiatrische problematiek organiseert en coördineert.
De gemeente Leiden zal optreden als centrumgemeente.
Artikel 2
Inhoud en werkzaamheden
1.
De centrumgemeente draagt zorg voor het verlenen van subsidie aan de instellingen, binnen
het tevoren door de deelnemende gemeenten in regioverband vastgestelde financiële kader,
onder toepasselijkheid van de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Leiden.
2.
De centrumgemeente
a.
treedt op als beslisser op aanvragen en bezwaarschriften van betreffende subsidies;
b.
treedt op als bestuurlijke partner voor de subsidieontvangende instellingen;
c.
draagt zorg voor de beleidscoördinatie op het vlak van de werkzaamheden van de
instellingen en stemt dit af met de deelnemende gemeenten in het periodieke
regionale overleg.
Artikel 3
Bevoegdheden
De colleges van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk,
Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude,
Teylingen, Voorschoten en
Zoeterwoude dragen de in artikel 2 genoemde aan hen toekomende bevoegdheden over aan
het college van de gemeente Leiden.
Artikel 4
Financiën
1.
De centrumgemeente ontvangt per kalenderjaar van elke deelnemende gemeente de door
namens hen gesubsidieerde bedragen naar rato van het aantal inwoners, op basis van
facturering.
2.
Voor de bedragen als bedoeld in het eerste lid wordt jaarlijks vóór 1 juni door de deelnemende
gemeenten vastgesteld of de subsidiebedragen voor het volgend jaar worden geïndexeerd
voor loon- en prijsstijgingen (accres). Voor indexering wordt het accres van de
centrumgemeente gevolgd.
3.
Voor de bedragen als bedoeld in het eerste lid wordt periodiek gecorrigeerd voor het aantal
inwoners.
4.
In januari van het betreffende kalenderjaar ontvangen de deelnemende gemeenten een
factuur voor de bijdrage als bedoeld in het eerste lid voor het lopende subsidiejaar.
5.
De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat zij voor 31 maart van het betreffende
kalenderjaar de factuur als bedoeld in het vorige lid aan de centrumgemeente hebben
voldaan.
6.
De centrumgemeente dient de ontvangen bijdragen van alle deelnemende gemeenten
gezamenlijk via subsidieverlening in te zetten ter financiering van de afgesproken
voorzieningen. Deze subsidieverlening vindt plaats conform de subsidieverordening van de
centrumgemeente.
7.
De centrumgemeente mag naast het gestelde in het eerste lid voor de door hem te verrichten
werkzaamheden als centrumgemeente jaarlijks 0,1 fte tegen een uurprijs van € 75,- (prijspeil
2009) in rekening brengen bij de deelnemende gemeenten.
8.
Het bedrag als bedoeld in het zevende lid wordt jaarlijks door de centrumgemeente
geïndexeerd voor loon- en prijsstijgingen.
Artikel 5
Overleg, rapportage en evaluatie
1.
2.
3.
Over de uitvoering van deze regeling zal de centrumgemeente op bestuurlijk en ambtelijk
niveau regelmatig overleg voeren met de deelnemende gemeenten in regionaal verband.
Ambtelijk vindt jaarlijks overleg plaats vóór 1 juni over het genoemde in artikel 4, tweede lid.
De centrumgemeente draagt jaarlijks voor 1 juli zorg voor het aanleveren van een
jaarrapportage over het voorgaande jaar. Deze jaarrapportage bestaat tenminste uit:
a. een financiële rapportage op hoofdlijnen over het afgelopen jaar en een overzicht voor het
komende jaar;
b. als bijlage het inhoudelijk en financieel jaarverslag van de gezamenlijke subsidies.
De centrumgemeente draagt vierjaarlijks zorg voor een evaluatie van de afgelopen vier jaren.
Voor het eerst in 2014 over de periode 2010 – 2013.
Deze vierjaarlijkse evaluatie bestaat tenminste uit:
a.
een beleidsinhoudelijke evaluatie over de afgelopen jaren en een vooruitblik voor de
komende jaren;
b.
een financiële evaluatie op hoofdlijnen over de afgelopen periode en een doorkijk voor
de komende jaren, en
c.
een advies aan de deelnemende gemeenten voor eventuele wijzigingen in het
gezamenlijke beleid aangaande de Collectieve Preventie de Voorzieningen GGZ en
Vriendendienst.
Artikel 6
Werkingsduur
Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, beginnende op 1
januari 2011, met dien verstande dat de regeling ten aanzien van artikel 2 (subsidiebesluiten) zal
blijven bestaan totdat daarop onherroepelijk is beslist.
Artikel 7
Uittreding en beëindiging
1.
Het college van een deelnemende gemeenten kan tot uittreding besluiten.
2.
Uittreding als bedoeld in het eerste lid, kan alleen met ingang van een nieuw kalenderjaar.
3.
Een uittredende gemeente dient dit uiterlijk voor 1 juli voorafgaande aan het in het tweede lid
bedoelde kalenderjaar aan de centrumgemeente en de overige deelnemende gemeenten te
melden.
4.
Eventuele voor de centrumgemeente en/of voor de gesubsidieerde instellingen ontstane
frictiekosten, waaronder de kosten van subsidieafbouw op grond van titel 4.2 van de
Algemene wet bestuursrecht, veroorzaakt door en/of verbonden aan de uittreding als bedoeld
in het eerste lid, komen voor rekening van de uittredende gemeente(n).
5.
De deelnemende gemeenten kunnen gedurende de looptijd van deze regeling slechts op
basis van onderlinge overeenstemming deze regeling wijzigen.
6.
Beëindiging van deze regeling kan slechts indien alle deelnemende gemeenten daarmee
instemmen. Besluitvorming over beëindiging dient ten minste zes maanden voorafgaand aan
de beëindiging te zijn afgerond.
7.
De voor de centrumgemeente ontstane kosten, veroorzaakt door en/of verbonden aan de
beëindiging als bedoeld in het zesde lid, komen naar rato van inwonertal voor rekening van
alle op het moment van beëindiging deelnemende gemeenten.
Artikel 8
Registratie
1.
De colleges van de deelnemende gemeenten nemen de regeling op in het door hen bij te
houden register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2.
Het college van de gemeente Leiden draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan
gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Artikel 9
Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling subsidiëring GGZ
voorzieningen’.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijkerhout
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude
op …………..
De secretaris,
De burgemeester,
BIJLAGE 2
Totstandkoming notitie
Deze notitie is tot stand gekomen in nauw overleg met de grootste instellingen op het gebied van de
GGZ (Inloophuis Psychiatrie, Informatiepunt GGZ, GGZ Rivierduinen, cliëntenraad ZON). Zij hebben
immers de meeste kennis op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Er bestaat dan ook met
hen algemene overeenstemming over het beleid (criteria, prioriteiten en activiteiten).
De inhoud wordt tevens voorgelegd aan de gemeenten in regio Zuid-Holland Noord. Dit gebeurt in
eerste instantie ambtelijk via de regionale Klankbordgroep GGZ en het Ambtelijk Overleg Zorg en
Welzijn van Holland Rijnland. Na deze ambtelijke voorbereiding zal het bestuurlijke traject via Holland
Rijnland (PHO Sociale Agenda) ingezet worden. Besloten wordt in elk geval met vaststelling van de
notitie door het Leids College van B&W; gestreefd wordt naar vaststelling in het voorjaar 2011.
Aanwijzingen voor uitvoering binnen de Gemeente Leiden
De notitie bevat in elk geval voor de Gemeente Leiden, als centrumgemeente en uitvoerder van de
gemeenschappelijke regeling GGZ (GR)subsidies, een aantal concrete acties. Deze vallen veelal
binnen de reguliere activiteiten van medewerkers. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke
activiteiten door welke afdelingen uitgevoerd gaan worden, waarbij ook aangegeven wordt hoeveel
uur ermee gemoeid is:
Activiteit
Activiteit A: Intensivering samenwerking met
andere beleidsterreinen
Activiteit B: Afstemming met het Zorgkantoor
Trekker
SEB
Wanneer
Vanaf 2011
Uren
100
SEB
Vanaf 2011
100
Uitvoering beleidsplan
Toekenning subsidies
Actieve communicatie
REA/SL
REA/SL
Vanaf 2011
2011
Binnen uren GR
Binnen uren GR
Evaluatie
SEB
2013
100
Download