Publieksversie CF-onderzoeksresultaten Er zijn mogelijk drie kleine genen betrokken bij het ontstaan van CF Marie-Laure Endale Ahanda1, Thierry Bienvenu2, Isabelle Sermet -Gaudelus3, Laurent Mazzolini4, Aleksander Edelman3, Rima Zoorob5 en Noélie Davezac6 1. Waarom is dit onderzoek gedaan? Alhoewel CF voornamelijk beschouwd wordt als een erfelijke aandoening waarbij slechts één gen betrokken is, pleiten talloze bevindingen voor een meer gecompliceerde ziekte, waarbij ook andere genen een rol spelen. Er is een gebied in ons DNA (genetisch materiaal) waarvan men vermoedt dat het genetische factoren bevat die in verband staan met de ernst van CF: in dit gebied komen we genen tegen die micro-RNA (miRNA) worden genoemd. MiRNA zijn kleine genen, die de activiteit van honderden genen in de cel kunnen regelen en die een rol spelen bij elk biologisch proces. Dus stelden de onderzoekers de nog maar weinig onderzochte vraag: zouden sommige micro-RNA genen in dit gebied betrokken kunnen zijn bij Cystic Fibrosis? 2. Waarom is dit van belang? De variatie in symptomen, zoals verminderde longfunctie, darmverstopping of suikerziekte, bij patiënten die dragers zijn van de mutatie DeltaF508, in het CF-gen (CF Transmembrane conductance Regulator; CFTR) dienen te worden verklaard om de mechanismen bij het ontstaan van CF beter te begrijpen. Het identificeren van andere genen dan CFTR (genen met een beïnvloedende factor, die modifier genes genoemd worden) zijn van cruciaal belang voor het beter afstemmen van geneesmiddelen en de ontwikkeling van baanbrekende therapeutische methoden, op het moment dat deze genen direct kunnen worden aangepakt. 3. Hoe is het onderzoek gedaan? De onderzoekers onderzochten een groep patiënten met de DeltaF508-mutatie op mogelijke andere genetische afwijkingen. Deze afwijkingen die per patiënt weer anders kunnen zijn, worden gevonden in het gebied waarvan bekend is dat het genen bevat die de ernst van de CF en de codering voor drie miRNA-genen zouden kunnen veranderen. Om de aanwezigheid van het miRNA te analyseren maakten ze gebruik van kweekcellen die lijken op CF-cellen (met de afwijkende vorm van CFTR). 4. Wat zijn de resultaten van het onderzoek? Ten eerste konden de onderzoekers drie genetische varianten identificeren bij de drie miRNA-genen in het genetische materiaal van de CF-patiënten. Ten tweede ontdekten ze, bij het gebruik van cellen die lijken op CF, dat de hoeveelheid van twee soorten groter was. 5. Wat wil dit zeggen en zijn er redenen tot voorbehoud? Twee genetische varianten zouden deze miRNA-genen kunnen beïnvloeden en op die manier ook de ernst van CF. Een bijzonder mooie ontdekking was dat die toename bij twee miRNA-genen dezelfde veranderingen teweegbrengt in de biologische functies die waargenomen werden bij CF-patiënten. Deze analyse laat zien dat dus twee van de miRNA-genen belangrijke factoren zijn in de diverse processen die verstoord zijn bij CF, wat doet vermoeden dat wijzigingen in hun werking echt van invloed zouden kunnen zijn op de ontwikkeling van de ziekte. Publieksversie CF-onderzoeksresultaten 6. Wat gebeurt er verder? Nu is de volgende belangrijke vraag wat de rol is van deze genetische varianten in die miRNA-werking. Kennis over de precieze werking van deze miRNA-genen in de cellen van patiëntengroepen met de deltaF508-mutatie zou welkom zijn om de rol van die kleine genen bij CF beter te kunnen begrijpen. Ze zouden eventueel een therapeutisch doel kunnen worden, of een kenmerk voor de ernst van de kwaal. Origineel van dit artikel in Journal of CF http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1569199315000533