Een koe begint na 2 jaar, wanneer het zn eerste kalf heeft gekregen, met melk geven. Tot een korte periode na het volgende kalf word er melk gegeven. De draagtijd is 9 maanden. Het kalf word na de geboorte direct weggehaald bij de moeder. Bij fokken kies je het beste dier en wil je daarvan nakomelingen hebben. Soms heeft het genotype weinig invloed op bepaalde functies. De omgeving moet dan ook nog meezitten. Bij een kruising van een functie die op twee genen ligt=dihybride kruising. Een recombinatie komt alleen voor als de genen op verschillende chromosomen ligt. Als de genen afhankelijk zijn en dus op het zelfde chromosoom zitten erven ze samen over. Je kunt in plaats van een kruisingsschema ook een afleidingsschema gebruiken. Een super snelle koe: - Je geeft een koe een hormoon waardoor het zo’n 10 tot 20 eicelle tegelijk laat rijpen= superovulatie. - Sperma van een tosstier bevrucht deze eicellen. Het sperma is van goeie kwaliteit. Het is verdeeld over spermarietjes. Een inseminator brengt het sperma in de baarmoeder= kunstmatige inseminatie. - Er ontwikkelen 10 tot 20 embryo’s. deze worden dooreen dierenarts uit de baarmoeder gespoeld en bekeken onder de microscoop. - In Australië word het door buisjes in de baarmoeder gebracht= embryotransplantatie. Er is een draagkoe Klonen is ongeslachtelijk voorplanten uit één voorouder. Dit gebeurd makkelijk bij bacteriën of schimmels. Alle individuen hebben dezelfde erfelijke eigenschappen. De eigenschappen zijn dus ook van te voren bekend. Dit kun je bij dieren ook doen door het embryo in bijvoorbeeld 5 delen te splitsen. Elk stuk komt in een andere draagkoe. Voor het klonen van schapen kon je de kern van een uiercellen overzetten in een lege eicel=kerntransplantatie. Deze techniek kost veel tijd. Transgene organismen ontstaan door de recombinant DNA-techniek. Soms kun je ook mensen helpen met het inbrengen bij genen. Het zijn transgene mensen. Maar helaas werkt dit niet altijd. Het kan zijn dat het niet op goeie plek komt of dat het andere cellen aanzet andere taken te gaan verrichten. Ook bij schimmels kan dit alles worden toegepast. Je moet natuurlijk wel om het welzijn van een dier denken. bij een experiment zal een speciale commissie controleren of het nodig is of niet. Het neemt een aantal ethische aspecten door die betrekking hebben op gezondheid en welzijn van het dier. Het belijd is dat genetische modificatie niet mag, tenzijn het nodig is. Transgene organismen zijn eigenlijk heel gevaarlijk. Of je dus een nieuwe techniek maakt hangt af van het risico. Een aantal risico’s zijn: - Het verstoord evenwicht en kan een ecologische ramp veroorzaken. - In voedsel kunnen nieuwe stoffen ontstaan waar mensen verkeerd op reageren. - De derde wereld landen komen nog verder achterop.